ZATERDAG 2i OCTOBER 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Dick van Wouw, Voorhout. Bis- 1 schoppelijke NijverheidssschooL Ja, zoo zachtjes aan komen al de oude keimissen en medehelpers aan „Ons Hoekje" weer opda gen. Flink zoo Dick en welkom! Inder daad, ik keek gek op, toen ik je plan hoor de om een geregelde medewerker van „Ons Hoekje" te worden en dat ik een serie korte pittige en waardevolle artikelen kon tege moet zien. Nou maar, daar zal vader schik mee hebben. Die schijnt zich erg voor mij en onze rubriek te interesseeren. Dus afge sproken! Ik zorg voor een mooi plaatsje en jij zorgt voor de rest. No. 1 van Levensbe schouwing iszeer goed. Ik wacht met het plaatsen tot de heele serie in mijn be zit is. Dag Dick! Veel groeten aan je ouders en voor jou de hand en mijn dank vooraf. OomeKees, Lei de n. Bedankt voor deze bijdragen. Alles wordt successie velijk geplaatst. Die korte periode van rust is wel besteed. Ik wensch je bij voorbaat succes met no. 2. Als de opzet klaar is, wil ik het wel eens zien. Met hand, groet en dank! Dag Oome Kees! Cor van Diest, Sassenheim Zooals je gezien hebt, beste Cor, was voor jou een plaatsje gereserveerd. Trouwens, ik zei het reeds vaker mijn vaste me dewerkers gaan voor. Daarbij actueele din gen, als daar zijn over „een storm" na een storm; over „een sterrenregen" na een der gelijk natuurverschijnsel, moeten onmid dellijk een plaats vinden, anders gaat een gedeelte van het „beleven" er af. Is niet zoo? Het dichten gaat al beter. Hoe vond je „Ons Hoekje" van verleden week? Het mocht er zijn, is wel." Trouwens van ver schillende zijden hoor ik over ons werk de loftrompet steken. Is dat niet vleiend voor den staf mijner medewerkers? Daarenbo ven komen de ouden van zelf weer terug. Zoo zullen we nog een speciaal blad aan onze redactioneele tafel moeten inschui ven, anders hebben wij allen tenslotte geen plaats meer. „En Anny moet er nog eens over slapen", hoor ik! Dat is goed, Anny! Ga jij maar langzaam, doch zeker te werk. Haastige spoed is zelden goed, dit geldt vooral bij het schrijven. Dag Cor! Groet vader en moeder en zusje van me. Anto n Olde Kalter, Oldenzaal. Laten we hopen op meer succes dan te H.! Ik zou het niet alleen voor jou, maar ook voor ons beiden prettig vinden, dat het oordeel daar, beter uitvalt. Ik geloof ook, dat dat woord, wat erg „rood" klinkt of beter klonk in hun ooren. En nu zullen we afwachten. Dag Anton! Met hand en groet en, zoodra je wat naders hoort, schrijf je me, is wel? ,Lena Prins,en A1 phen a. d. Rij n. Zoo Lena, zou jij graag je raadseltjes in onze Rubriek opgenomen zien? Wel, als ik je daar een pleizier mee kan doen, wil ik dat onze goeie Lena niet onthouden. Zie vandaag eens! Dag Lena! Maak vel groe ten aan je ouders en denk er om, dat ik alle vriendinnetjes met Kerstmis op den vol genden wedstrijd ontmoeten wil. Daag! Hierbij zullen we het laten. De volgende week gaan we door! Wie wat te vragen heeft, vrage. Zoodra we wat door den berg copy heen zijn, beginnen we aan het beantwoorden der vragen, die sedert weken lang klaar liggen. O o m W i m. ONZE WEDSTRIJD. Wie hebben meegeloot? No. 1 Annie van Diest, Sassenheim. No. 2 Mies van Dijk, Leiden. No. 3 Jan Elderbosch, Zoeterwoude. No. 4 Truus de Haas, Leiden. No. 5 Theo Stouten, Dorpsstr. 144 Warmond No. 6 Cadier. No. 7 Cor van Diest, Sassenheim. Wie was de gelukkige? Bij loting is het boek ten deel gevallen aan Mies van Dijk. Het boek heet: Met een motorboot op avontuur. Een spannend verhaal voor de jeugd door Hans de la Rive Box. Proficiat Mies! OomWim. WIE HELPT MEE? Wie helpt onze arme neefjes en nichtjes bij het a.s. Sinterklaasfeest aan een stukje speelgoed? Kijk eens na, wat niet meer gebruikt wordt; wat in den hoek van een kast ach teloos is opgeborgen; wat een beetje kapot is en waarmee niet meer gespeeld wordt. Alles is goed oud en nieuw; versleten en gaaf alles wordt dankbaar aangeno men. Wij doen er een goed werk mee. Wie wat heeft, sture het of brenge het Woensdag- of Zaterdagmiddag tusschen 3 en 4 uur aan het adres: Hooge Rijndijk 76. Let op het juiste nummer. Bij voorbaat onze dank, Oom Wim. WIE HELPT!? door Gretha Haverkorn. 6 December is in aantocht, En dan komt de goede Sint Voor ons allen, naar wij hopen, Hij, de groote Kindervrind. Ja, dan komt hij ons gedenken, Blijde klopt ons kinderhart; En wij vragen, en wij wenschen Voor hij nog uit Spanje start! Zijn de ouders rijk, geen vreeze, Alles komt dan wel terecht; Sinterklaas komt wel bij deze Met zwarte Pieterbaas, z'n knecht, 'n Overvloed van moois en lekkers, Prachtig speelgoed, pop en bal, Als de kind'ren het aanschouwen Heerscht daar vreugde overal. Doch er heerscht in deze tijden Blik maar even om U heen Heel veel armoede, ellende, Werkloosheid is algemeen. En in die gezinnen, kind'ren Vragen daar ook keer op keer: „Wat zal Sinterklaas ons brengen?" 't, Ouderharte doet dit zeer. Oome Wim, ik vind het nobel Uwe oproep in de krant, Helpt! zoo vraagt U, die gezinnen, Zoekt voor hen in hoek en kant. Speelgoed, alles wat kan dienen, Zoekt dat alles bij elkaar, Stuurt het ons, zoo spoedig moog'lijk Dankbaar is een Kinderschaar!! WIE ZUN JARIG? Van 22 tot en met 29 October. 22 Oct.: Annie Disseldorp, Stompwijk. 23 Oct.: Corrie den Hollander, Kattelaan 17 Voorschoten. 24 Oct.: Irma Schöpping, Heyllerhoflaan 2, Maastricht. 25 Oct.: Sjaantje Boekraad, Nieuwstraat 29 Boskoop. 26 Oct.: Gerrit Overdevest, Magdalena Moonstraat 26, Leiden. 27 Oct. Pleuntje Walraven, Molenstraat 33 Bodegraven. 28 Oct.: Anton v d. Lubbe, Z'woude. 28 Oct.: Herman Bertels, Heerenstraat 118, 29 Oct.: Anna Kerkvliet, Rijnzaterwoude 45 29 Oct.: Jo Verberg, Levendaal 81. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve minstens 14 dagen vóór den jaar dag. OomWim. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Lena Prins. Raadsel I: Welk land wordt algemeen veracht? Raadsel H: In welk huisgezin gaat het niet al te recht? Raadsel Hl: Wat maakt iemand, die in den sneeuw valt? Raadsel IV: Wie heeft den wolf over den berg ge dragen? Raadsel V: Wie schreeuwde zoo hard, dat alle men- schen der wereld het konden hooren? Raadsel VI: Wat groeit gestadig al wordt het gedurig heen en weer geslagen? Raadsel VII: Wat verschil is er tusschen een advocaat en een wiel? Raadsel Vin: Welk woord geeft tweemaal een sterfge val te kennen? Raadsel IX: Uit welke pijpen kan men iets rooken? Raadsel X: Welke zijn de langste bedden? OPLOSSINGEN RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK ingestuurd door Ria Kohschulte. Opl. I: Er blijven er 7 over, want de an dere branden op. Opl. H: Hij heeft er geen een over, hij komt er een te kort. OpL Hl: In de kist. Opl. IV: Een appel. OpL V.: Het woordje niets. OpL VI: Een hobbelpaard. Opl. VH: Aan de binnenkant. EEN NAT VACANTIEREISJE door Mies van Dijk. HL Even onze naam in het boek voor de be zoekers, en verder ging het Mook tege moet We zagen de Mookerheide. Toen kre gen we een stukje vaderlandsche geschie denis van onzen gids. Wat heeft het bezet van Leiden daar een slachtoffers geëischt. Prettig, zóó geschiedenis te leeren, door die plaatsen zelf te zien. (Ik zal de Zuster voorstellen, ons maar eens mee te nemen, om het ons beter te laten onthouden). Bij de Mookerheid was weer een uitzichttoren. Een automatisch tourmeet, waar je na in werping van één dubbeltje doorheendraait, gaf toegang. Deze uitzichttoren is overdekt en we werden van kijkers voorzien. We za gen de St. Jan van Den Bosch, naar aan leiding waarvan iemand aan de gids vroeg of ze ons dan van de St. Jan dan ook kon den zien, waar natuurlijk hartelijk om gelachen werd. We werden onderricht over de werking van de Beersche Overlaat. Het is zoo véél mooier en beter te onthouden dan op een landkaart. Er was zoo veel te zien, dat ik het niet allemaal kan vertellen. Toen we weggingen, draaide het hek vanzelf. We hoefden daar dus gelukkig niet te blijven. Er wachtte ons een heerlijke lunch in hotel „De Plasmolen". Jammer, dat het maar al door regende, want we konden dan niet in den tuin. In de groote vijver voor het hotel regende het blaasjes. Toch moesten we nog even de karpers brood voeren, en in groote ge teilen kwamen ze naar den kant zwem men. Je mag ze ook met een hengel van gen, en dan worden ze je eigendom tegen 50 cent per pond. Géén der aanwezigen deed het gelukkig. Die visschen zouden dan zeker in de heimandjes moeten bengelen. Na 3 kwartier oponthoud, reden wij langs de Niers. Wat een onschuldig riviertje, dat toch heusch een gevaarlijke stroom wordt bij hoog water. Daarna kwam Gennep, waar mijnheer Beckers, de goudzoeker woont. We kwamen veel houtkarren tegen, door paarden getrokken, die geheel schuil gin gen onder de boomstammen. Toen kregen we Ottersum, het laatste Hollandsche plaatsje vóór de grens. Ja hoor, daar had je de grenspaal. De chauffeur verdween in het Douanekantoor en kwam terug met een Douanebeambte, die ons aantal telde en vroeg wie er meer dan 120 bij zich had. Nu er was niets aan te geven, en met een hand opsteken beduidde hij, dat we het groote Duitsche rijk mochten binnengaan. Het eerste geluid, dat we op Duitsch grond gebied hoorden was het kakelen van een kip. Het was echter precies eender als van een Hollandsch hoentje. (Wordt vervolgd). ONZE REIS NAAR LIMBURG, door Jan Elder horst. In Mei, twee jaar geleden, zijn wij naar Nuth in Limburg geweest, 's Morgens vroeg om zes uur werden wij al gewekt. Om half acht vertrokken wij. En gingen eerst naar Nijmegen om de H. Landstichting te be zoeken. Toen wij er kwamen, hadden wij ergen honger, wij hebben daar eerst lek ker gegeten, toen gingen wij daar eens kijken. O, wat was het daar mooi! Eerst zijn wij in de kerk geweest, de muren waren prachtig beschilderd. Na het be zichtigen van de kerk zijn wij langs het Zusterklooster gekomen. En zoo gegaan naar de hof van Olijven. Een oude jood- sche herberg en nog andere gebouwen, door het mooie bosch en over heuvels zijn wij naar de Calvarieberg gegaan. Eerst zijn wij op de Calvarieberg geklommen en toen zijn wij er ingegaan. Daar lagen ver schillende menschefi begraven. Toen zijn wij bij het H. Graf wezen kijken en daar zagen wij, dat de steen rond was, en ge makkelijk afgewenteld kan worden. Toen werd het tijd om te vertrekken en zijn weer in de auto gestapt. Toen zijn we de nieuwe brug over de Maas bij Graven we zen kijkqn. Vandaar zijn wij over Roer mond naar Nuth gegaan. Daar kwamen wij ongeveer zeven uur aan. Wij aten gauw een lekker brokje, men had daar een an der model van brood en dat was een ron de schijf. We gingen gauw naar bed en na zoo'n vermoeiende tocht slaapt men na tuurlijk zoo in. 's Morgens stonden wij om 7 uur op en kleedden ons aan, wij gingen naar de kerk. Toen de Mis uit was gin gen wij vlug naar huis om een rit te ma ken naar Maastricht. Wij stapten in de auto en reden weg naar de St. Servaas- kerk. Het was een groote oude kerk met veel altaren. Toen gingen wij een kijkje nemen op het Vrijthof. Daar liepen veel tamme duiven. Toen 'gingen we naar de St. Pietersberg; na dien gezien te hebben gingen wij naar huis en aten lekker. Toen wij klaar waren, gingen wij een wandeling maken, om naar de treinen te kijken, er waren er wel bij met in of boven de hon derd wagons, allen haast met steenkolen geladen, want in de buurt was een mijn. Wij gingen toen verder naar de kermis. Zij was nog niet geopend. Wij gingen naar huis en speelden daar nog een tijdje, 's Avonds gingen wij toch nog even kijken om nog even goed van de buitenlucht te genieten en meteen zagen wy de muziek, die een rondgang door het dorp deed. Toen wij thuis kwamen, gingen we naar bed. 's Mor gens stonden wij op en gingen we naar de vroegmis, in de week was het Sacra mentsdag geweest en daarom zou er na de Hoogmis er een openlucht-processie gehou den worden. De Mis was uit en toen za gen wij het rustaltaar en een net tapijt van allerlei kleuren zond. Na het brood eten gingen wij een kijkje nemen naar het klaarmaken van de processie. Wij gingen naar de Zusterschool, waar al de bruidjes en de engeltjes bijeen kwamen, Dit be zichtigd te hebben, gingen wij kijken langs de wegen waar de proecssie voorbijtrekken zou. Overal waren vaantjes neergezet. En iedereen had een eigen altaartje voor de deur; het was prachtig. De Hoogmis was geëindigd. Daar kwam de processie, het was prachtig al die lange rijen van bruid jes te zien en engelen. En groote muziek corpsen. Hij was ten einde en allen keer den weer naar huis, om naar de kermis te gaan, maar wij gingen 's middags pas. De ochtend was om en we gingen eten, om daarna naar de kermis te gaan. Die was prachtig en van alles was' er. Wij gingen eerst in den mailemolen en daarna nog in zweef- en draaimolens. Toen kwam moe ons halen, om naar huis te gaan. Na allen gedag gezegd te hebben stapte we in de auto en vertrokken wij. Wij kwamen te Zaltbommel en moesten wel een kwarties wachten eer wij op de pont konden. We kwamen na een mooie reis thuis, waar wij direct alles vertelden. HERFSTWINDEN door Oome Kees. Daar loopt door dorp, door stad en land Een ruwaard met zijn grove hand. Hij blaast en slaat, en gaat weer door Hu! Wat een stormwind! LJzig hoor! En boom en bloem, ja bloem en blad Die hebben weer hun tijd gehad. Het blaast en ritselt er doorheen, Totdat de boom er weer alleen En zonder blad te treuren staat, In stille, uitgestorven straat! Diep in de kragen van de kleeren, Haast men zich vlug terug te keeren Naar huis, naar het gezellig vuur. Want „Windeman", is vrees'lijk guur! 't Zij Lente, Zomer, men geniet. Ook 's Winters nog maar.Herfst niet! Dat is de kwaadste van de vier Daarin heeft niemand ooit pleizeir! HET SCHOOLREISJE, door Antje Keizer-Klaasen. HL „Ja", snikte ze, „ik, ik zal niet meer hui len! „Schiet maar op met borden wasschen en als morgen de schooljuffrouw soms vraagt of de kinderen allen mee gaan, dan zeg jij maar, dat er niets van kan komen, hoor?!" Emmie knikte stom. 's Morgens ging ze verdrietig naar schooL en ze wist het al vooruit, dat zij de eenigste zou zijn, die niet mee ging. Zoo slofte ze vooruit op haar kapotte klompen, in één klomp een gat, de ander was de kap af geweest en nu hield een blikken bandje de kapotte klomp by elkaar. Kort bij school gekomen hoorden ze al opgewonden stemmen: „heerlijk hè, Mina! Ja eenig zeg, en ik vraag of ik dan den heelen dag bij jullie mag blijven!" En dat alles hoorde Emmie aan, ze over zag even het heele schoolplein, ieder was blij en had plezier. Na het rekenen begon de juffrouw: „En nu kinderen, wie mag er mee op ons jaar- lyksch schoolreisje?" Een gepraat en geschreeuw door elkaar: „ik juffrouw, ik!" Juffrouw stopte de vingers in de ooren en sprak: „stilte! niet allen door elkaar, blijf allen netjes op de plaats zitten, dan zal ik de banken langs gaan, en de namen op schrijven van haar, die meegaan mo gen. Ziezoo, hier heb ik een potlood en papier, dus ik begin hier met Lien Ver steeg? Geld meegebracht?" „Ja juffrouw!" „Toos Bakker?" „Ja juffrouw!" „Prachtig kinderen, het gaat goed! Dus deze heele rij van tien gaan al mee! Zeg Loutje denk er dan aan, dat je vanmiddag het geld meebrengt hoor, want dat moet ik zelf ook weer aan 't bestuur afdragen!" „Ja zeker, juffrouw, ik zal een knoop m m'n zakdoek maken, dan vergeet ik het niet!" „Zoo gaat het goed, nu nog deze rij. Jij, en jij. Dus allemaal". Emmie begon te huilen. „En jij Em? Jij niet? Hoe komt dat zoo?" „Moeder zegt het heeft niet noodig en geld heeft moeder ook niet!" Juffrouw kreeg medelijden met het ver- stooten kind; ze nam Emmie eens even op, zie, dacht ze, ze is bijna even groot als mijn zusje Klaartje, misschien gaat het. „Dat spijt me werkelijk kind, dat jy nu alleen niet mee mag". Allen waren weer rustig aan 't werk gegaan, gebogen zaten ze over haar boe ken, maar toch zag juffrouw dat Emmie Bach achter den rug van Coba Pieters een traan afveegde, die op den bank was ge vallen. „Emmie Bach, jy blijft om twaalf uur even zitten?." Ze schrok op, foei, wat had ze gedaan? geknoeid; juffrouw zag haar verslagen heid en glimlachte: „Neen, Emmie, je bent een beste meid hoor, ik wou je even alleen spreken". De kinderen stieten elkaar aan en dach ten het hare er van. Ha! gelukkig nog een paar minuten. (Wordt vervolgd). WALEWEIN Een verhaal uit den Riddertijd door Ant Olde Kalter. XXX. Nu was het een der grootste plichten van de priesters en monniken uit dezen tijd om de bij hen aankloppende vreemdelin gen gastvrijheid te verleen en. De geestelij ke antwoordde dan ook: „Voor zoover deze plaats biedt, ben ik gaarne bereid u en uwen schildknaap in mijn hut op te nemen, u eten te geven en u een slaapplaats aan te wyzen. Ook heb ik de beschikking over een kleinen stal, zoodat ge tevens uw paar den kunt bergen. Daar wij echter op het oogenblik dorps feest vieren, kan ik u helaas geen gezel schap houden in mijn hut: indien de edele heeren hiertegen echter geen bezwaren heb ben, zou het ons allen tot eer strekken, dat zij het feest bijwoonden. Terstond zal ik zorg dragen dat uwe rossen naar den stal worden geleid. De rezigers maakten tegen dit aanbod geen bezwaar; integendeel merkte Ad el- bracht op: „Ik vind het aardig, heer Wale- wei, om zoo'n feest bij te wonen, en zoo Gij het goedvindt zal ik geenszins nalaten wat met de meiskes te gekscheren, want zoo ik zie zijn er schoonen onder!" Hoewel dit eigenlijk niet met de regels der edelen overeenstemde, vond Walewein het goed.- Lachende sprak hij tot Adelbrecht: „Gaat uw gange doch let op dat de niet al te veel spot met deze. boerendeernkes!" De geestelijke liep op een een paar boe renzoons toe en verzocht hen de paarden weg te leiden. De reizigers liepen met hen mee om het voornaamste gedeelte der wa penrusting af te leggen, daar hun dit niets dan last .zou veroorzaken. Even later ker- den de kasten terug en werden allereerst door den dorpsheer op een Hinken teug bier onthaald. Langzamerhand was het donker gewor den, doch dit was geenszins een reden om een einde aan het feest te maken. Daar het een heldere hemel was kon de maan in de volheid harer glans de aarde verlichten, en dit gaf het dorpsplein juist een mooi aan zien. Walewein voegde zich nu bij de ouderen derdorpsbewoners en bracht met dezen den verderen avond kalm door. Op verzoek van den geestelijke vertelde hij wat van Koning Arthur en de zijnen en over de na burige kloosters; en over de nieuwigheid- jes uit verre streken. Adelbrecht bracht den verderen avond echter op geheel andere wijze door: met zijn handen gekruist over den rug wandelde hij tusschen de vroolijke groepjes jonge lingen en meisjes door. Hij was het toppunt van bewondering, vooral in de oogen der dochters van het dorp. Nu en dan bleef hij even staan om tot den een of ander een opwekkend woordje te spreken. Hij bezich tigde het kerkje en Madonna-kapelletje, en sprak op schertsenden toon tot de meis jes, waaronder ook Agdilla zich bevond, die op het bankje, wat in de onmiddellijke na bijheid stond, zaten: „Alles wijst er op, dat de welvaart heerschende is in dit, uw dorp je: Gij heeft geenszins onder te doen voor de grootere steden!" De wakkere schildknaap zeide dit echter alleen om een gesprek aan te knoopen met de meisjes. Lachende vervolgde hij even later: „Is het geoorloofd dat ik bij U plaats neem? Ik tel hier geen vrienden en mijn heer verlustigt zich met uwen herder het bier te proeven." Hierop antwoordde een der meisjes: „Is het u dan niet minderwaardig, edele heer, plaats te nemen tusschen dochters van een dorp? Zoo gij zulks echter verkiest, willen wij gaarne plaats maken". Dit antwoord krenkte Adelbrecht eenigszins, doch er niet verder op ingaande nam hij de aangeboden plaats aan, en kwam toevallig juist naast de lieve Agdilla te zitten. Alras was hij met haar in een ge sprek gewikkeld. „Het schijnt mij zeer aardig toe om in een landelijk dorp te wonen, vooral als het lieve en aardige meisjes onder zijn doch ters telt", sprak hij op vroolijken toon tot het meisjes. „Het leven aan het hof met de edele jonkvrouwen zal u toch wel het aardigste toeschijnen, edele heer!" antwoordde Ag dilla raak, niettemin zij bij Adelbrechts woorden bloosde. „Noem mij geen edele heer; ik ben gehee- ten Adelbrecht en zoo gij mij met dezen naam aanspreekt, deelt ge mij een groote eer toe; ook z<Ju ik gaarne uwen naam ver nemen, en vraag u tevens, u daarmee te mogen aanspreken." „Mijn vader schonk mij den naam Agdil la" sprak het meisje de oogen neerslaande. Juist begon nu een nieuwen dans. Ver schillende jongelingen naderden om de meisjes te vragen, doch bleven op eerbie digen afstand staan, toen zij Adelbrecht bemerkten. De meisjes evenwel stonden op en lieten zich door de jongelingen ten dans leiden, zoodat Adelbrecht thans alleen met Agdilla bleef zitten. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8