ZATERDAG 2i OCTOBER 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Dick van Wouw, Voorhout. Bis-
1 schoppelijke NijverheidssschooL Ja, zoo
zachtjes aan komen al de oude keimissen en
medehelpers aan „Ons Hoekje" weer opda
gen. Flink zoo Dick en welkom! Inder
daad, ik keek gek op, toen ik je plan hoor
de om een geregelde medewerker van „Ons
Hoekje" te worden en dat ik een serie korte
pittige en waardevolle artikelen kon tege
moet zien. Nou maar, daar zal vader schik
mee hebben. Die schijnt zich erg voor mij en
onze rubriek te interesseeren. Dus afge
sproken! Ik zorg voor een mooi plaatsje en
jij zorgt voor de rest. No. 1 van Levensbe
schouwing iszeer goed. Ik wacht met
het plaatsen tot de heele serie in mijn be
zit is. Dag Dick! Veel groeten aan je ouders
en voor jou de hand en mijn dank vooraf.
OomeKees, Lei de n. Bedankt
voor deze bijdragen. Alles wordt successie
velijk geplaatst. Die korte periode van rust
is wel besteed. Ik wensch je bij voorbaat
succes met no. 2. Als de opzet klaar is, wil
ik het wel eens zien. Met hand, groet en
dank! Dag Oome Kees!
Cor van Diest, Sassenheim
Zooals je gezien hebt, beste Cor, was voor
jou een plaatsje gereserveerd. Trouwens,
ik zei het reeds vaker mijn vaste me
dewerkers gaan voor. Daarbij actueele din
gen, als daar zijn over „een storm" na een
storm; over „een sterrenregen" na een der
gelijk natuurverschijnsel, moeten onmid
dellijk een plaats vinden, anders gaat een
gedeelte van het „beleven" er af. Is niet
zoo? Het dichten gaat al beter. Hoe vond je
„Ons Hoekje" van verleden week? Het
mocht er zijn, is wel." Trouwens van ver
schillende zijden hoor ik over ons werk de
loftrompet steken. Is dat niet vleiend voor
den staf mijner medewerkers? Daarenbo
ven komen de ouden van zelf weer terug.
Zoo zullen we nog een speciaal blad aan
onze redactioneele tafel moeten inschui
ven, anders hebben wij allen tenslotte
geen plaats meer.
„En Anny moet er nog eens over slapen",
hoor ik! Dat is goed, Anny! Ga jij maar
langzaam, doch zeker te werk. Haastige
spoed is zelden goed, dit geldt vooral bij
het schrijven. Dag Cor! Groet vader en
moeder en zusje van me.
Anto n Olde Kalter, Oldenzaal.
Laten we hopen op meer succes dan te
H.! Ik zou het niet alleen voor jou, maar
ook voor ons beiden prettig vinden, dat
het oordeel daar, beter uitvalt. Ik geloof
ook, dat dat woord, wat erg „rood" klinkt
of beter klonk in hun ooren. En nu zullen
we afwachten. Dag Anton! Met hand en
groet en, zoodra je wat naders hoort,
schrijf je me, is wel?
,Lena Prins,en A1 phen a. d. Rij n.
Zoo Lena, zou jij graag je raadseltjes in
onze Rubriek opgenomen zien? Wel, als ik
je daar een pleizier mee kan doen, wil ik
dat onze goeie Lena niet onthouden. Zie
vandaag eens! Dag Lena! Maak vel groe
ten aan je ouders en denk er om, dat ik alle
vriendinnetjes met Kerstmis op den vol
genden wedstrijd ontmoeten wil. Daag!
Hierbij zullen we het laten.
De volgende week gaan we door!
Wie wat te vragen heeft, vrage.
Zoodra we wat door den berg copy heen
zijn, beginnen we aan het beantwoorden
der vragen, die sedert weken lang klaar
liggen.
O o m W i m.
ONZE WEDSTRIJD.
Wie hebben meegeloot?
No. 1 Annie van Diest, Sassenheim.
No. 2 Mies van Dijk, Leiden.
No. 3 Jan Elderbosch, Zoeterwoude.
No. 4 Truus de Haas, Leiden.
No. 5 Theo Stouten, Dorpsstr. 144 Warmond
No. 6 Cadier.
No. 7 Cor van Diest, Sassenheim.
Wie was de gelukkige?
Bij loting is het boek ten deel gevallen
aan Mies van Dijk.
Het boek heet: Met een motorboot op
avontuur. Een spannend verhaal voor de
jeugd door Hans de la Rive Box.
Proficiat Mies!
OomWim.
WIE HELPT MEE?
Wie helpt onze arme neefjes en nichtjes
bij het a.s. Sinterklaasfeest aan een stukje
speelgoed?
Kijk eens na, wat niet meer gebruikt
wordt; wat in den hoek van een kast ach
teloos is opgeborgen; wat een beetje kapot
is en waarmee niet meer gespeeld wordt.
Alles is goed oud en nieuw; versleten
en gaaf alles wordt dankbaar aangeno
men.
Wij doen er een goed werk mee.
Wie wat heeft, sture het of brenge het
Woensdag- of Zaterdagmiddag tusschen 3
en 4 uur aan het adres: Hooge Rijndijk 76.
Let op het juiste nummer.
Bij voorbaat onze dank,
Oom Wim.
WIE HELPT!?
door Gretha Haverkorn.
6 December is in aantocht,
En dan komt de goede Sint
Voor ons allen, naar wij hopen,
Hij, de groote Kindervrind.
Ja, dan komt hij ons gedenken,
Blijde klopt ons kinderhart;
En wij vragen, en wij wenschen
Voor hij nog uit Spanje start!
Zijn de ouders rijk, geen vreeze,
Alles komt dan wel terecht;
Sinterklaas komt wel bij deze
Met zwarte Pieterbaas, z'n knecht,
'n Overvloed van moois en lekkers,
Prachtig speelgoed, pop en bal,
Als de kind'ren het aanschouwen
Heerscht daar vreugde overal.
Doch er heerscht in deze tijden
Blik maar even om U heen
Heel veel armoede, ellende,
Werkloosheid is algemeen.
En in die gezinnen, kind'ren
Vragen daar ook keer op keer:
„Wat zal Sinterklaas ons brengen?"
't, Ouderharte doet dit zeer.
Oome Wim, ik vind het nobel
Uwe oproep in de krant,
Helpt! zoo vraagt U, die gezinnen,
Zoekt voor hen in hoek en kant.
Speelgoed, alles wat kan dienen,
Zoekt dat alles bij elkaar,
Stuurt het ons, zoo spoedig moog'lijk
Dankbaar is een Kinderschaar!!
WIE ZUN JARIG?
Van 22 tot en met 29 October.
22 Oct.: Annie Disseldorp, Stompwijk.
23 Oct.: Corrie den Hollander, Kattelaan 17
Voorschoten.
24 Oct.: Irma Schöpping, Heyllerhoflaan 2,
Maastricht.
25 Oct.: Sjaantje Boekraad, Nieuwstraat 29
Boskoop.
26 Oct.: Gerrit Overdevest, Magdalena
Moonstraat 26, Leiden.
27 Oct. Pleuntje Walraven, Molenstraat 33
Bodegraven.
28 Oct.: Anton v d. Lubbe, Z'woude.
28 Oct.: Herman Bertels, Heerenstraat 118,
29 Oct.: Anna Kerkvliet, Rijnzaterwoude 45
29 Oct.: Jo Verberg, Levendaal 81.
Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar
naam in deze lijsten wil opgenomen zien,
schrijve minstens 14 dagen vóór den jaar
dag.
OomWim.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Lena Prins.
Raadsel I:
Welk land wordt algemeen veracht?
Raadsel H:
In welk huisgezin gaat het niet al te
recht?
Raadsel Hl:
Wat maakt iemand, die in den sneeuw
valt?
Raadsel IV:
Wie heeft den wolf over den berg ge
dragen?
Raadsel V:
Wie schreeuwde zoo hard, dat alle men-
schen der wereld het konden hooren?
Raadsel VI:
Wat groeit gestadig al wordt het gedurig
heen en weer geslagen?
Raadsel VII:
Wat verschil is er tusschen een advocaat
en een wiel?
Raadsel Vin:
Welk woord geeft tweemaal een sterfge
val te kennen?
Raadsel IX:
Uit welke pijpen kan men iets rooken?
Raadsel X:
Welke zijn de langste bedden?
OPLOSSINGEN
RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK
ingestuurd door Ria Kohschulte.
Opl. I: Er blijven er 7 over, want de an
dere branden op.
Opl. H: Hij heeft er geen een over, hij
komt er een te kort.
OpL Hl: In de kist.
Opl. IV: Een appel.
OpL V.: Het woordje niets.
OpL VI: Een hobbelpaard.
Opl. VH: Aan de binnenkant.
EEN NAT VACANTIEREISJE
door Mies van Dijk.
HL
Even onze naam in het boek voor de be
zoekers, en verder ging het Mook tege
moet We zagen de Mookerheide. Toen kre
gen we een stukje vaderlandsche geschie
denis van onzen gids. Wat heeft het bezet
van Leiden daar een slachtoffers geëischt.
Prettig, zóó geschiedenis te leeren, door die
plaatsen zelf te zien. (Ik zal de Zuster
voorstellen, ons maar eens mee te nemen,
om het ons beter te laten onthouden). Bij
de Mookerheid was weer een uitzichttoren.
Een automatisch tourmeet, waar je na in
werping van één dubbeltje doorheendraait,
gaf toegang. Deze uitzichttoren is overdekt
en we werden van kijkers voorzien. We za
gen de St. Jan van Den Bosch, naar aan
leiding waarvan iemand aan de gids vroeg
of ze ons dan van de St. Jan dan ook kon
den zien, waar natuurlijk hartelijk om
gelachen werd.
We werden onderricht over de werking
van de Beersche Overlaat. Het is zoo véél
mooier en beter te onthouden dan op een
landkaart. Er was zoo veel te zien, dat ik
het niet allemaal kan vertellen. Toen we
weggingen, draaide het hek vanzelf. We
hoefden daar dus gelukkig niet te blijven.
Er wachtte ons een heerlijke lunch in hotel
„De Plasmolen". Jammer, dat het maar al
door regende, want we konden dan niet in
den tuin. In de groote vijver voor het hotel
regende het blaasjes. Toch moesten we nog
even de karpers brood voeren, en in groote
ge teilen kwamen ze naar den kant zwem
men. Je mag ze ook met een hengel van
gen, en dan worden ze je eigendom tegen
50 cent per pond. Géén der aanwezigen
deed het gelukkig. Die visschen zouden dan
zeker in de heimandjes moeten bengelen.
Na 3 kwartier oponthoud, reden wij langs
de Niers. Wat een onschuldig riviertje, dat
toch heusch een gevaarlijke stroom wordt
bij hoog water. Daarna kwam Gennep,
waar mijnheer Beckers, de goudzoeker
woont.
We kwamen veel houtkarren tegen, door
paarden getrokken, die geheel schuil gin
gen onder de boomstammen. Toen kregen
we Ottersum, het laatste Hollandsche
plaatsje vóór de grens. Ja hoor, daar had
je de grenspaal. De chauffeur verdween in
het Douanekantoor en kwam terug met
een Douanebeambte, die ons aantal telde
en vroeg wie er meer dan 120 bij zich
had. Nu er was niets aan te geven, en met
een hand opsteken beduidde hij, dat we het
groote Duitsche rijk mochten binnengaan.
Het eerste geluid, dat we op Duitsch grond
gebied hoorden was het kakelen van een
kip. Het was echter precies eender als van
een Hollandsch hoentje.
(Wordt vervolgd).
ONZE REIS NAAR LIMBURG,
door Jan Elder horst.
In Mei, twee jaar geleden, zijn wij naar
Nuth in Limburg geweest, 's Morgens vroeg
om zes uur werden wij al gewekt. Om half
acht vertrokken wij. En gingen eerst naar
Nijmegen om de H. Landstichting te be
zoeken. Toen wij er kwamen, hadden wij
ergen honger, wij hebben daar eerst lek
ker gegeten, toen gingen wij daar eens
kijken. O, wat was het daar mooi! Eerst
zijn wij in de kerk geweest, de muren
waren prachtig beschilderd. Na het be
zichtigen van de kerk zijn wij langs het
Zusterklooster gekomen. En zoo gegaan
naar de hof van Olijven. Een oude jood-
sche herberg en nog andere gebouwen,
door het mooie bosch en over heuvels zijn
wij naar de Calvarieberg gegaan. Eerst
zijn wij op de Calvarieberg geklommen en
toen zijn wij er ingegaan. Daar lagen ver
schillende menschefi begraven. Toen zijn
wij bij het H. Graf wezen kijken en daar
zagen wij, dat de steen rond was, en ge
makkelijk afgewenteld kan worden. Toen
werd het tijd om te vertrekken en zijn
weer in de auto gestapt. Toen zijn we de
nieuwe brug over de Maas bij Graven we
zen kijkqn. Vandaar zijn wij over Roer
mond naar Nuth gegaan. Daar kwamen wij
ongeveer zeven uur aan. Wij aten gauw
een lekker brokje, men had daar een an
der model van brood en dat was een ron
de schijf. We gingen gauw naar bed en na
zoo'n vermoeiende tocht slaapt men na
tuurlijk zoo in. 's Morgens stonden wij om
7 uur op en kleedden ons aan, wij gingen
naar de kerk. Toen de Mis uit was gin
gen wij vlug naar huis om een rit te ma
ken naar Maastricht. Wij stapten in de
auto en reden weg naar de St. Servaas-
kerk. Het was een groote oude kerk met
veel altaren. Toen gingen wij een kijkje
nemen op het Vrijthof. Daar liepen veel
tamme duiven. Toen 'gingen we naar de
St. Pietersberg; na dien gezien te hebben
gingen wij naar huis en aten lekker. Toen
wij klaar waren, gingen wij een wandeling
maken, om naar de treinen te kijken, er
waren er wel bij met in of boven de hon
derd wagons, allen haast met steenkolen
geladen, want in de buurt was een mijn.
Wij gingen toen verder naar de kermis. Zij
was nog niet geopend. Wij gingen naar huis
en speelden daar nog een tijdje, 's Avonds
gingen wij toch nog even kijken om nog
even goed van de buitenlucht te genieten
en meteen zagen wy de muziek, die een
rondgang door het dorp deed. Toen wij
thuis kwamen, gingen we naar bed. 's Mor
gens stonden wij op en gingen we naar
de vroegmis, in de week was het Sacra
mentsdag geweest en daarom zou er na de
Hoogmis er een openlucht-processie gehou
den worden. De Mis was uit en toen za
gen wij het rustaltaar en een net tapijt
van allerlei kleuren zond. Na het brood
eten gingen wij een kijkje nemen naar het
klaarmaken van de processie. Wij gingen
naar de Zusterschool, waar al de bruidjes
en de engeltjes bijeen kwamen, Dit be
zichtigd te hebben, gingen wij kijken langs
de wegen waar de proecssie voorbijtrekken
zou. Overal waren vaantjes neergezet. En
iedereen had een eigen altaartje voor de
deur; het was prachtig. De Hoogmis was
geëindigd. Daar kwam de processie, het
was prachtig al die lange rijen van bruid
jes te zien en engelen. En groote muziek
corpsen. Hij was ten einde en allen keer
den weer naar huis, om naar de kermis
te gaan, maar wij gingen 's middags pas.
De ochtend was om en we gingen eten, om
daarna naar de kermis te gaan. Die was
prachtig en van alles was' er. Wij gingen
eerst in den mailemolen en daarna nog in
zweef- en draaimolens. Toen kwam moe
ons halen, om naar huis te gaan. Na allen
gedag gezegd te hebben stapte we in de
auto en vertrokken wij. Wij kwamen te
Zaltbommel en moesten wel een kwarties
wachten eer wij op de pont konden. We
kwamen na een mooie reis thuis, waar wij
direct alles vertelden.
HERFSTWINDEN
door Oome Kees.
Daar loopt door dorp, door stad en land
Een ruwaard met zijn grove hand.
Hij blaast en slaat, en gaat weer door
Hu! Wat een stormwind! LJzig hoor!
En boom en bloem, ja bloem en blad
Die hebben weer hun tijd gehad.
Het blaast en ritselt er doorheen,
Totdat de boom er weer alleen
En zonder blad te treuren staat,
In stille, uitgestorven straat!
Diep in de kragen van de kleeren,
Haast men zich vlug terug te keeren
Naar huis, naar het gezellig vuur.
Want „Windeman", is vrees'lijk guur!
't Zij Lente, Zomer, men geniet.
Ook 's Winters nog maar.Herfst niet!
Dat is de kwaadste van de vier
Daarin heeft niemand ooit pleizeir!
HET SCHOOLREISJE,
door Antje Keizer-Klaasen.
HL
„Ja", snikte ze, „ik, ik zal niet meer hui
len!
„Schiet maar op met borden wasschen
en als morgen de schooljuffrouw soms
vraagt of de kinderen allen mee gaan, dan
zeg jij maar, dat er niets van kan komen,
hoor?!"
Emmie knikte stom.
's Morgens ging ze verdrietig naar
schooL en ze wist het al vooruit, dat zij de
eenigste zou zijn, die niet mee ging.
Zoo slofte ze vooruit op haar kapotte
klompen, in één klomp een gat, de ander
was de kap af geweest en nu hield een
blikken bandje de kapotte klomp by
elkaar. Kort bij school gekomen hoorden
ze al opgewonden stemmen: „heerlijk hè,
Mina! Ja eenig zeg, en ik vraag of ik dan
den heelen dag bij jullie mag blijven!"
En dat alles hoorde Emmie aan, ze over
zag even het heele schoolplein, ieder was
blij en had plezier.
Na het rekenen begon de juffrouw: „En
nu kinderen, wie mag er mee op ons jaar-
lyksch schoolreisje?"
Een gepraat en geschreeuw door elkaar:
„ik juffrouw, ik!"
Juffrouw stopte de vingers in de ooren
en sprak: „stilte! niet allen door elkaar,
blijf allen netjes op de plaats zitten, dan
zal ik de banken langs gaan, en de namen
op schrijven van haar, die meegaan mo
gen. Ziezoo, hier heb ik een potlood en
papier, dus ik begin hier met Lien Ver
steeg? Geld meegebracht?"
„Ja juffrouw!"
„Toos Bakker?"
„Ja juffrouw!"
„Prachtig kinderen, het gaat goed! Dus
deze heele rij van tien gaan al mee! Zeg
Loutje denk er dan aan, dat je vanmiddag
het geld meebrengt hoor, want dat moet
ik zelf ook weer aan 't bestuur afdragen!"
„Ja zeker, juffrouw, ik zal een knoop m
m'n zakdoek maken, dan vergeet ik het
niet!"
„Zoo gaat het goed, nu nog deze rij. Jij,
en jij. Dus allemaal".
Emmie begon te huilen.
„En jij Em? Jij niet? Hoe komt dat zoo?"
„Moeder zegt het heeft niet noodig en
geld heeft moeder ook niet!"
Juffrouw kreeg medelijden met het ver-
stooten kind; ze nam Emmie eens even op,
zie, dacht ze, ze is bijna even groot als mijn
zusje Klaartje, misschien gaat het.
„Dat spijt me werkelijk kind, dat jy nu
alleen niet mee mag".
Allen waren weer rustig aan 't werk
gegaan, gebogen zaten ze over haar boe
ken, maar toch zag juffrouw dat Emmie
Bach achter den rug van Coba Pieters een
traan afveegde, die op den bank was ge
vallen.
„Emmie Bach, jy blijft om twaalf uur
even zitten?."
Ze schrok op, foei, wat had ze gedaan?
geknoeid; juffrouw zag haar verslagen
heid en glimlachte: „Neen, Emmie, je bent
een beste meid hoor, ik wou je even alleen
spreken".
De kinderen stieten elkaar aan en dach
ten het hare er van. Ha! gelukkig nog een
paar minuten.
(Wordt vervolgd).
WALEWEIN
Een verhaal uit den Riddertijd
door Ant Olde Kalter.
XXX.
Nu was het een der grootste plichten
van de priesters en monniken uit dezen tijd
om de bij hen aankloppende vreemdelin
gen gastvrijheid te verleen en. De geestelij
ke antwoordde dan ook: „Voor zoover deze
plaats biedt, ben ik gaarne bereid u en
uwen schildknaap in mijn hut op te nemen,
u eten te geven en u een slaapplaats aan
te wyzen. Ook heb ik de beschikking over
een kleinen stal, zoodat ge tevens uw paar
den kunt bergen.
Daar wij echter op het oogenblik dorps
feest vieren, kan ik u helaas geen gezel
schap houden in mijn hut: indien de edele
heeren hiertegen echter geen bezwaren heb
ben, zou het ons allen tot eer strekken, dat
zij het feest bijwoonden. Terstond zal ik
zorg dragen dat uwe rossen naar den stal
worden geleid.
De rezigers maakten tegen dit aanbod
geen bezwaar; integendeel merkte Ad el-
bracht op: „Ik vind het aardig, heer Wale-
wei, om zoo'n feest bij te wonen, en zoo
Gij het goedvindt zal ik geenszins nalaten
wat met de meiskes te gekscheren, want
zoo ik zie zijn er schoonen onder!"
Hoewel dit eigenlijk niet met de regels
der edelen overeenstemde, vond Walewein
het goed.- Lachende sprak hij tot Adelbrecht:
„Gaat uw gange doch let op dat de niet
al te veel spot met deze. boerendeernkes!"
De geestelijke liep op een een paar boe
renzoons toe en verzocht hen de paarden
weg te leiden. De reizigers liepen met hen
mee om het voornaamste gedeelte der wa
penrusting af te leggen, daar hun dit niets
dan last .zou veroorzaken. Even later ker-
den de kasten terug en werden allereerst
door den dorpsheer op een Hinken teug
bier onthaald.
Langzamerhand was het donker gewor
den, doch dit was geenszins een reden om
een einde aan het feest te maken. Daar het
een heldere hemel was kon de maan in de
volheid harer glans de aarde verlichten, en
dit gaf het dorpsplein juist een mooi aan
zien.
Walewein voegde zich nu bij de ouderen
derdorpsbewoners en bracht met dezen
den verderen avond kalm door. Op verzoek
van den geestelijke vertelde hij wat van
Koning Arthur en de zijnen en over de na
burige kloosters; en over de nieuwigheid-
jes uit verre streken.
Adelbrecht bracht den verderen avond
echter op geheel andere wijze door: met
zijn handen gekruist over den rug wandelde
hij tusschen de vroolijke groepjes jonge
lingen en meisjes door. Hij was het toppunt
van bewondering, vooral in de oogen der
dochters van het dorp. Nu en dan bleef hij
even staan om tot den een of ander een
opwekkend woordje te spreken. Hij bezich
tigde het kerkje en Madonna-kapelletje,
en sprak op schertsenden toon tot de meis
jes, waaronder ook Agdilla zich bevond, die
op het bankje, wat in de onmiddellijke na
bijheid stond, zaten: „Alles wijst er op, dat
de welvaart heerschende is in dit, uw dorp
je: Gij heeft geenszins onder te doen voor
de grootere steden!"
De wakkere schildknaap zeide dit echter
alleen om een gesprek aan te knoopen met
de meisjes. Lachende vervolgde hij even
later: „Is het geoorloofd dat ik bij U plaats
neem? Ik tel hier geen vrienden en mijn
heer verlustigt zich met uwen herder het
bier te proeven."
Hierop antwoordde een der meisjes: „Is
het u dan niet minderwaardig, edele heer,
plaats te nemen tusschen dochters van een
dorp? Zoo gij zulks echter verkiest, willen
wij gaarne plaats maken".
Dit antwoord krenkte Adelbrecht
eenigszins, doch er niet verder op ingaande
nam hij de aangeboden plaats aan, en kwam
toevallig juist naast de lieve Agdilla te
zitten. Alras was hij met haar in een ge
sprek gewikkeld.
„Het schijnt mij zeer aardig toe om in
een landelijk dorp te wonen, vooral als het
lieve en aardige meisjes onder zijn doch
ters telt", sprak hij op vroolijken toon tot
het meisjes.
„Het leven aan het hof met de edele
jonkvrouwen zal u toch wel het aardigste
toeschijnen, edele heer!" antwoordde Ag
dilla raak, niettemin zij bij Adelbrechts
woorden bloosde.
„Noem mij geen edele heer; ik ben gehee-
ten Adelbrecht en zoo gij mij met dezen
naam aanspreekt, deelt ge mij een groote
eer toe; ook z<Ju ik gaarne uwen naam ver
nemen, en vraag u tevens, u daarmee te
mogen aanspreken."
„Mijn vader schonk mij den naam Agdil
la" sprak het meisje de oogen neerslaande.
Juist begon nu een nieuwen dans. Ver
schillende jongelingen naderden om de
meisjes te vragen, doch bleven op eerbie
digen afstand staan, toen zij Adelbrecht
bemerkten. De meisjes evenwel stonden op
en lieten zich door de jongelingen ten dans
leiden, zoodat Adelbrecht thans alleen met
Agdilla bleef zitten.
(Wordt vervolgd).