DE OORLOG DER TOEKOMST Wapermionsters, die tot nu toe ongekend waren, Huiveringwekkende reuzan. Sedert 10 jaren, ongeveer, sedert Wasmngton, houdt men ontwapenings- conicrenues en voor een geschiedscünj- ver zou het een looneude opdracht zijn Under bovenstaand opschrift geeft een Berlijnsche medewerker de hier volgende bescnouwing. te scniideren, hoe de leidende politici van alle landen zich koortsacntig inspan nen om niets te doen. Overal in de wereld tot de tanden gewapend.... de groote wapeniirmas der aarde, zooals Vickers, Bofors, Öpoda, Ferm, Bethlehem Steel," Schneider-Ureu- zot, werken met dag- en nachtploegen om den geweldigen wapenhonger der wereld te stillen. Duitecniand ziet toe. Tot aan de tanden gewapende na ties schreien naar veiligheid, over Duitschland wordt gezwegen. En: in Duitschland weet men er algemeen maar al te weinig van, hoe de bewapening van de anderen er uit zietl De ontketende oorlogsmachine. Men stelle zich het volgende voor: Op een vlakte beweegt zich een tank voorwaarts. Zij is gepantserd, zooals dat behoort, zelfs do uitkijkpost van den chauffeur is beschermd door een blik semsnel roteerende stalen plaat, die het uitzicht (in princiep hetzelfde als de cinematograaf) slechts moments-gewijze vrijlaatgeen kogel komt hierdoor 1 Een troep prooeert dit monster met handgranaten te lijf te gaan, zooals a soldaten dat in den oorlog zoo vaak met succes deden. Het monster blijft staan, sluit bliksemsnel alle openingen luchtdicht af cn spuwt uit alle poriën giftgas op de aanvallers, legt, als een vertoornde inktvisch, een beschuttende gaswolk om zich heen, die niemand kan doordringen. He aanval is afgeslagen, ie tank kruipt verder. Zij werkt niet di rect met Hieselmotoren, maar zijn Die selmotoren drijven dynamo's, die weder om electro-motoren in beweging zetten. Daardoor krijgt de beweging een stabi liteit die men tot nog toe niet kende. Er komt een hoogte in den weg dat stoort de tank echter niet. Hij be klimt ze met zijn onverminderde snel heid van ongeveer 60 kilometer per uur, ofschoon zij een helling van 40 graden maakt. Het gaat naar beneden, een ri vier vers-pert den weg. Dat hindert de tank niet. Weer sluit hij zich luchtdicht af Bovenop schuift zich een periscoop uit, zij ligt rustig en zeker in het wa ter, beweegt zich ver den bodem en komt aan den anderen kant weer te voorsohijn. Haar enorme sterkte van 2000 paardenkracht, verplettert niet al leen boomen maar maakt heele huizen tot puinhoopen de snelheid slaat iedere ruitertroep zij is alleen te overwinnen met het zwaarste geschut en die zijn meestal te zwaar, om haar bewegingen te kunnen volgen. Welk wa pen kan het dan met haar opnemen? Aanmerking: deze tank is geen fan tasiebeeld, hij is bij Schneider-Creusot reeds in 20 exemplaren gebouwd. Een deel hiervan is aangebracht door het Fransche leger, een andere bevindt zich op weg naar Mandsjoekwo, om zijn bruikbaarheid te bewijzen. Wanneer ech ter in een Duitsche manoeuvre tanks in het veld komen, wenden de buitenland- sche militaire attaché's zich discreet af, opdat men hun lachen niet zou zien. Want de tanks der rijks weer zijn oefen apparaten: auto's met karton er voor. De dood uit de lucht. Men stelle zich het volgende voor: Een luchtvloot van slechts 10o bonunen- vhegtuigen vliegt een uur lang boven Berlijn. Zij werpen daarbij 50.000 ecra- siet-bommen, elk van 1 kilogram gewicht naar beneden. Een derde veronderstel len we, valt op de open plaatsen, een vierde ontploft niet, (wanneer 't procent in de praktijk juist was, zou men zoo'n leverantie van bommen absoluut weige ren!). Er explodeeren dus 17000 bom men. Er ontstaan in één uur 17000 bran den waar de brandweer machteloos te genover staat. Want met water kan men bij branden, veroorzaakt door ecrasiet- boimmen mets beginnen, de hitte, die ontwikkeld wordt, verandert het water direct in waterstof en zuurstof, de brand wordt dus door water nog versterkt. Stikstof staat echter in zulke massa's met ter beschikking Berlijn is één puinhoop Aanmerking: geen fantasie! Alleen Polen kan tegen Berlijn niet 100, maar 1000 vliegtuigen mobiliseeren, waarvan ieder gemakkelijk niets slechts 500, maar 1000 bommen dragen kan. Tegenover deze macht staat geen luchtvloot en een rijks weer, dio geen eigenlijk afweerge schut voor vliegtuigen bezit er zich tob noodmiddelen beperken moet: haar lich te artillerie (een zware bezit zij even eens niet) moet met behulp van komische vliegtuigen zoo goed het gaat tot afweer van vliegtuigen opleiden. Overigens hebben o.a. de laatste Ita- liaansche manoeuvres, waarbij in geval van ernst Genua en Milaan totaal ver woest geworden waren, getoond, dat een luchtaanval alleen door oen lucht vloot afgewend kan worden. Do afweer- van de aarde uit is zelfs dan niet vol doende, als zij door de geraffineerdste Folah-batterijon wordt verricht. De dood op zee. Men stelle zich het volgende voor: Een onderzeeboot, neen, een onderzee- kruiser, oefent zijn praktijken uit op de DE BEDORVEN AVOND Een prachtig stemmingsbeeld uit het le ven van een „modern" meisje, spannend en tegelijktijd rustig beschouwend, geeft Victoria Wolf in de roman, welke zoo juist van hare hand verscheen: „Meisjes waar heen?" Wij citeeren daaruit het volgende: Het. is avond geworden: Barbara is klaar met haar voorbereidingen, het is al lang over zevenen. Zy staart uit het raam. Een uur heeft hij haar laten wachten, zonder eenige verklaring, zonder verontscüul- digmg. Hij zal haar nog langer laten wach tenZij heeft het immers verdiend. Barbara is moe van het nutteloos kijken, bedroefd van heb vergeefsche luisteren. zij is afgemat, als na een groote mspan- mng. Werktuigelijk neemt zij de pen en wacht of er woorden widen komen. Wat zullen er voor woorden komen dan de treurigste die niemand lezen mag. Barbara zet net opsenrnt: „Het arme meisje". Zij houdt van haar eigen schrift, kijkt met innigüeid naar de viugge pen, bijna droomeng verliefd en üad byua net scnril- geluid van de bel niet gehoord. Eerst bij liet tweede bellen sieept zy zich naar de deur. Het ongeloofelijke is gebeurdHij is het, en daarmee zijn aiie gedachten der laatste uren verjaagd. Zij denkt met aan verwijten, aan vragen, aan spottende woor den, zij neemt de iialve verklaringen voor lief: alle mogelijke dingen te moeten afzeg gen, gedaan wat hij koniets wat er tusscnen kwam nog gauw afgeaaan.... Zij is ge.ukkig en schroomt zich niet dat te toonen. Alleen vlug nog, eer zij de hoed haalt, zet ze twee woorden achter den iee- gen titel, zoodat hij thans luidt: „Het arme meisje is gelukkig"'. Wanneer men in Münchcn met weet wat te doen, gaat men gedachteloos naar het Enge.sche park. Haar ontmoet men hon derd van die gedachtenlooze, die alleen met zich zelf bezig zijn, die elkaar allerlei on benullige dingen te zeggen hebben. Christoffel Groot praat als een man van de wereld, op een manier, waarvan Barbara altijd zoo afkeerig is. Maar deze man kan doen wat hij wil, bet is altijd goed. Hij was nog nooit met een meisje met zoon stren gen naam uitgegaan. Barbara, de vreemde, de christelijke Martelares, de schutspatro nes der artillerie. Uok mijnwerkers bidden tot haar bij mijmeringenheeft zij haar beroemde naamgenoote van Palma Vecchio in Venetië reeds gezien? Een heerlijk al- taarwerk in Santa Maria Formosa: Nog niet?.... Het was een reis ^aard.Maar hij behoeft zich met te schamen, hij is de zelfde heilige en martelaar. Zij kende toch zeker de legende van Ohristophorus, die Christus, in de gedaante van een kind over de rivier droeg. Hij kon zich echter op een veel grooter aantal afbeeldingen beroemen als Barbara. Nog maar kort geleden is het hem pas mogelijk geweest de oudste voor stelling van Ohristophorus, de houtsnede van Buschein uit 1423, in origineel te zien. Hij had aherlei liefhebberijen, daartoe be hoorde het uitvorschen van namen. Dus tenslotte zou hij een schilder zijn, peinst Barbara na deze uiteenzetting. Zij kan het niet laten, hiernaar te polsen., zij laat hem de leiding van het gesprek, zon der te storen. Zwijgen is verstandig. Zij weet ook niet, wat zij zeggen moet: zij is immers geheel vervuld van een dankbaar gevoel van ge.uk, dat gedurende heb heele gesprek met week. Eindelijk zocht hij een hoekje om te gaan zitten, bij den Chineeschen tempel,.. Bar bara was anders met hem tot aan het ein de der stad geloopen. Zij raapt al haar moed bijeen en vraagt Noordzee. Hij is 640 tonnen groot, heeft een bemanning van 120 man, bezit naast drie kanonnen en diverse machinegewe ren, 16 zware torpedo-buizen, kan, als het er op aan komt, tot een week onder water blijven, kan 200 meter diep gaan, is voorzien van een uitrusting, die het hem mogelijk maakt tu&schen drie en vier maanden van zijn operatie-basis verwijderd te blijven. Haast met zeker heid zon één exemplaar van zulke krui sers niet alleen den pantserkruiser A, maar ook B en C uit den weg ruimen (herinneren wij ons toch, dat het de Duitsche onderzeeër no. 9 een armzalig kereltje, gelukte, in een paar uur tijd de Engelschen „Abouker", „Tougue" en „Cresny" naar de haaien te sturen). Wat zal men ertegen doen? Onder de beste mijnversperringen duikt hij glad door, evenzoo onttrekt hij zich aan waterhommen; er bestaat ook wel een afweermiddel tegen hen, maar het is Duitschland verboden, zulke din gen te fabriceeren. Aanmerking: Geen fantasie, deze on derzeekruiser, maar in Engeland heeft men hem, de „Starfish" kortgeleden, als eerste van een heele serie, van stapel gelaten. Ook nier helpt, evenals bij den strijd in de lucht, slechts gelijke wa pens tegen gelijke krachten. De Vos en de haas. Dat zijn drie voorbeeldjes hoe de ont wapening er eigenlijk uitziet. Drie vrec- selijke wapens, die reeds aanwezig zijn in werkelijkheid, wat in de hersenen der bewapenings-ingcnicurs nog sluimert, wat nog maar op het teekenbord staat, is niet bekend. Maar tenslotte is bovenstaand -proefje wel voldoende om aan te toonen, hoe belachelijk, hoe grotesk, hoe leugenach tig het ie, wanneer de ontwapenings conferenties mislukken, omdat de ando ren beweren niet voldoende beveiligd te zijn tegen Duitschland. Op de bekende ontwapeningsconferentie van het fabeltje stelde ook de vos voor, dat men den haas zijn groote snijtanden zou verbie den. hem: „Waarom bent u dan zoo positief slecht? Uit opvoedings-techniekuit voorzichtigheiduit afkeer?" Hij lacht: „Eigenlijk hebt u gelijk, ik ben verliefd geraakt op den rol van „brave Hendrik'", omdat ik die voor het eerst speel". Hij slaat daarbij den arm om haar heen en citeert: „Ik ben de droge aarde, nu moeik moei weer eens ecni den duivel spelen". „Prachtig, raadselacntige Mephisto, klas sieke bedrieger'", looft het meisje. „Wat verzameldt ge eigemyk: boeken, schi.derijenevenemeuten? Een heerlijk beroepik benijd u". „Met een zoo lief kereltje in den arm ben ik ook te benijden", vleit hij plomp. Barbara slikt vol geloof zyn lieve woor den, haar.oogen, die ny verstandig en zui ver en vurig noemt, worden hot onder zyn blik., haar lippen, die hij b.oeiend noemt, worden het., heur haar, die hij sprookjes- namen geeft, worden geeiectriseerdhet heele meisje is gevangen in een betoove- rmg, die zy zicU zeli geweven heeft. Het regende anecdoten en feuilletons over Baibara; zij staat er verbaasd over, noe weinig economisch cle man met zyn verhalen omspringt,dat hy niets voor later bewaart.of is het een loopende band zonder einde?.... Maar zij wu de grens van waarüeid en verdicUting niet we ten zij volgt hem gewillig gelouvig naar Italië en Afrika, langs de kust en in het oerwoud. Zij zelf spreekt weinig en dan nog bijna alleen met liaar groote oogen. Zoo.ang de man praat, heeft nij alles rond zich vei ge- ten; net meisje is voor hem e enonpersoon- iijk publiek, dat mets anders heeit te doen dan te appiaudisseeren. Pas als Barbara rilt van de kou, strijkt hij weer over haar vin gers a.s over de bladeren van een zeld zame bloem en denkt aan weggaan. Voor een huis m de Koninginnestraat blijit hy staan, Barbara staart den man en het huis aan, zonder te begrijpen. Het is nog zoo vroeg, nog geen naoht, zij zal toch een echte Turksche mokka niet afslaan. Als een nachtwandelaarstere gaat het meisje de trap mee op. Een woning met stalen meubels, een soort toonkamer, gewi.d ar tistiek, ontvangt haar. Christoffel trekt het meisje op een stoel: „Is het niet een op- lichterslduis, zooais het in het boek staat?" Barbara voelt zich niet op haar gemak en hoopt op de mokka, die zy bereiden zal. „Mokka", lacht de mangeloofde zij aan zulke grappenveel te verstandige voorbereiding.als ze zich moed in wilde drinken, moest zij het met cognac probee- ren. Hij heeft Kenessy als een grand seig neur. Nu komt Barbara los en spreekt van een samenkomst in Parijs. Langzaam, lang zaam, eerst het een en dan hec ander! Wij zijn nog ternauwernood klaar met 't tegen woordige en nu droomt u al van de toe komst. Zij heeft immers niet eens de vuur proef doorstaan: zij zijn immers nog als twee vreemden, die elkaar met mijnheer en juffrouw tracteeïefi; "Eerst wordt vriend schap gedronken. Zij kan Christ zeggen of stoffel of opschepperhij is van alles gewend: een naam voor haar vind hij zelf, vannacht nogH ijlacht vee., gaat bij haar op de leuning zitten en drukt het meisje, dat voortdurend stiiler wordt, heftig tegen zich aan. Neen, zegt hij, kussen wil hij haar niet, als ze het niet graag heeft; dat zou me wat moois zijn., hij is cavalier, hij steelt geen kussendie smaken niet goed. Vrijwihig moet zij tot hem komen.... hij heeft tijd., hij kan wachten; maar stelen.... hij is geen lompe beer, hij veracht ruw geweld.. Wil zij misschien een sigaret Langzaam wordt Barbara weer levendi ger. Nog kan de verkeerde zijsprong aan genaam worden, nog is de avond niet ver loren, denkt zij, de onverstoorbare opti- miste. Zij zitten nu met tweeën in een feauteuil en Christoffel praat over don komenden winter. Hij heeft zich bij Barbara aange past en neemt nu mei zijn pannen haar geschroomdheid weg. Zijn woning zal haar tweede thuis worden. Zij zullen minstens twee avonden per week samen door bren gen.. hij hield van tooneel.. hij had be trekkingenzij zullen koude en sneeuw dapper onder het oog zienhij kno bui tengewoon skiën hy zou haar heerlijke kusnttoeren laten zien. Barbara laat hem praten.zij hoort het graagij ij schildert de ara besken bij de ze plannen en schetst de binnenstoffeering. Zij kust hem bijna devoot eerst,, een lach je ligt in de ooghoeken's morgens nog bij de aanplakzuilen's avonds wanho pig aan het raam en thans in zijn armen, alsof het de plaats was, welke God voor haar bestemde De man staart haar perplex aan. Wat is er dan aan de hand dat heeft hij nog nooit beleefd.. Is ze plotseling geit gewor denof ziek of heeft ze ineens ontdekt, dat ze hem niet liefheeftzoo ineens. heel plotseling Bitter boos kijkt hij haar aan.... zijn oogen *fonkelden.hij stampt met den voet. Met het geheimiznnige Mona-Lisa-lachje verzekert het meisje hem. dat alles bij het oude bleef, alleen moest zij nu gaan. Zij beminde hem, ja, zij beminde hem teecler en dapper, maar nu meest zij hem alleen laten. Hij geeft zich geen moeite meer, zijn te leurstelling te verbergen, er va.len woor den als: verdomd nog toetegenvaller, domme gansdeze woorden doen het meisje nietszij gaat op de teenen staan, kust den teleurgestelden man innig en glipt nog altijd lachend de deur uit. De walgelijke lucht van fluweel, gummi en warmte in de nacht-taxi waait om een bevend meisje, dat nog juist zooveel zelf- beheersching heeft, om de opmerkingen van den chauffeur met waardigheid te ne- geeren, maar zich dan snikkenl op bed werpt en met kleeren en schoenen aan In slaapt. UIT ONBEKEND CHINA EEN LID VAN DE SVEN HEDIN- EXPEDITIE. Ervaringen in het Verre Oosten. Professor Ferdinand Lessing, het dezer dagen teruggekeerde lid van de Sven Hedin-expeditie, vertelde aan een journalist va.t de resultaten van zijn interes sante onuerzoekingen in het Verre Oosten, die een kijkje ge ven in het onbekende China. Dezer dagen is de geleerde, prof. Fer dinand Lessing teruggekeerd.. Bijna drie jaren is hij weg geweest: midden Augus tus 1930 had IS ven Heciin hem naar Chi na uitgenoocügd om deel te nemen aan zijn expeditie. Sven Hedin droeg hem het onderzoek op naar de Lamaistiscfle zeden en gewoonten. Li den laatsten tijd is prof. Lessing nog verder gereisd, maar hy bleex steeds in verhinding met Sven Hedin. Hij maakte zich hoofdzakelijk verdienstelijk, met' de bestudeering van de zeden van de Chineesche cultuur. Van Peking naar het Heilige gebergte. Peking was den ganschen tijd zijn ar- beidsoemrum. Vandaar uit ondernam hy maandenlange reizen naar Mongolië. Daarbij werden in het algemeen hord- auto s gebruikt. He eerste tocht voerde naar den Wo- tai Sjan, het „Heilige Gebergte" der Boeddhisten en Lamaisten in Noord- China. He onderzoeker logeerde in een klooster. Er bood zich daar voor hem rijkelijk gelegenheid de noodige gegevens te verzamelen voor zijn verderen ar beid. In den winter weer in Peking terug, verdiepte hij zich daar in de gebruiken van den Lamaistischen tempeldienst en zyn kunst. Daarbij werd hem de samen hang duidelijk tusschen de gebeden tek sten en de voorstellingen in beeld, die niet anders zijn dan de verzinnebeeldig- de verklaringen van het gesprokene. Prof. Lessing karakteriseert haar als de rijkste mythologie, die wij kennen; kenscnetsend is het overigens, dat haar oorsprong voor meer dan twee derde Indisch is. In de steppe. In den zomer van 1931 was de ge leerde in het Zuidelijk deel van Mon golië. Drie maanden verbleef hij in het binnenland er van. Hij woonde in een steppe. Daar kent men nog geen hui zen; als verblijf diende dan ook een tent. Hij deed thans nieuwe onderzoekingen naar het leven der Tsjaoher Mongolen. Hat zijn eigenlijk nomaden, zij hebben echter reeds lang hun omzwervingen er aan gegeven en huizen thans in tenten. Slechts de rijken kunnen zich veroor loven ieder een eigen tent te hebben, de armere bevolking moet zich opeenhoopen in een gemeenschappelijk verblijf. Zeven tot dertien tenten vormen een dorp. Meestal vormen eerst meerdere dor pen een soort bestuurseenheid. Zij heb ben elk hun eigen constitutie, natuurlijk onder Ohineesch oppertoezicht. Van moderne invloeden is nauwelijks sprake. Zij kennen zelfs nog niet eens den land bouw; veeteelt is het bedrijf, dat zij uitoefenen en waarvan zij moeten leven. Thans waren er ook Chineesche scho len gesticht. Er wordt uitsluitend Ohi neesch geleerd, een gevaar voor de her leving van het Mongoolsch. Men wil de primitieve volksstammen geheel en al voor de Chineesche staatsgedachte win nen. Momenteel staan zij nog op een zeer lagen trap van ontwikkeling en be schaving. Hun" behoeften zijn nog zeer gering. Wat zij noodig hebben, ruilen ze zich tegen vee. Slechts de vorsten zijn wat vooruitstrevender, zij hebben zelfs reeds eigen automobielen. Prof. Lessing heeft veel Mongoolsohe volksliederen verzameld. Het hem nage zonden apparaat om deze liederen op te nemen, was helaas niet geheel in or de en zoo moest hij zoolang hun liede ren op de viool naspelen, tot hij de me lodie door en door kende. Brunhilde in China. Teruggekeerd in Peking legde de ge leerde zich vooral toe op de studie der Volksvermaken, van het landleven en van de gewoonten der massa. Tegen het eind van het jaar kwam zijn dochter Brunhilde bij hem; opgegroeid in China, met taal en schrift van het volk volko men vertrouwd, vervaardigster van zelf standig werk op dit gebied, werd zij voor hem een waardevolle hulp. In Maart 1932 reisden beiden naar de Westelijke Soemiet, waar een Mongool sohe volksstam woont. Het land is niet zoo erg groot en slechts schaars be volkt, maar het heeft een koning. Hij is de eenige, die in een huis woont, een klein gebouw, dat den trotschen naam „Paleis" draagt. Prof. Lessing en zijn dochter logeer den daar als gasten van den vorst en waren buren van den op één na hoogs geplaatsten geestelijke van Tibet, Pan- tsjen itin-po-tsjen, ook Pan-tsjen Lama geheeten. Deze was uit zijn vaderland, wegens vijandschap met den Dalai Lama, den opperpriester, verbannen, maar gold na hem nog steeds als de meest betee- kenende hoogwaardigheidsbekleeder. Met zeer waardevolle resultaten over heb leven in het Verro Oosten is prof. Lessing thans teruggekeerd. <W.) ONDER MENSCHEN- ETER3 De proef met de slang. Mrs. Bessie Thome, de echtge- noote van den bekenden Ameri- kaanschen onderzoeken, vergezelt reeds vele jaren haar man op zijn ontdekkingsreizen Door een toe val werd zij gedwongen, eenige dagen alleen bij een „bevrienden" inboorlingenstam door te bren gen. Over dit onvrijwillig veibitjf vertelt zij in het volgende artikel. Vóór ik Onyango, het jonge opperhoofd, had leeren kennen, was er iets in dit won derland Kavirondo in Centraal-Afrika, waarover ik ongaarne sprak, ja, waaraan ik zelfs niet graag dacht: het kannibalisme, dat nu eenmaal door de meeste stammen in het donkere werelddeel wordt gehuldigd. In dien tijd waren mijn man en zijn met gezellen naar de naastbijzijnde halteplaats getrokken in verband met het ziek wor den van een der leden van de expeditie. Die plaats lag niet precies op onzen weg. Daarom hadden zij mij achtergelaten met twee van onze trouwste bedienden, Jiuna en Morgai en mij de verzekering gegeven, dat zij mij zoo spoedig mogelijk zouden komen halen. Had ik reden om ongerust te zijn? Was ik niet bij „vrienden" in dit Kavirondo-dorp, bij goede vrienden? Om mij populair te maken, nam ik in de avondzon eenige foto's van het opper hoofd, die er weliswaar geen idee van had, wat dit beteekende, maar toch voor deze gelegenheid zijn grooten staatsraad om zich vergaderde en gevleid grijnsde. Reeds des nachts vond het eerste inci dent plaats. De jongste echtgenoote van het opperhoofd, die hij eerst eenige weken tevoren had getrouwd, was spoorloos ver dwenen. Tegen den middag ontving ik in mijn tent bezoek van het opperhoofd. Hij ver langde mijn camera te zien. Ik reikte hem die over, mij van niets bewust, hij keek er in, klopte tegen de lens en luisterde. Neen, zijn echtgenoote bevond zich niet in de ■camera. Het bezoek verliep geruststellend, nadat ik het opperho.ofd een doos vol crème en een vuurroode kimono voor een van zijn overgebleven vrouwen had cadeau gedaan. Maar het geven van geschenken in deze streken is niet prettig, want de geschen ken worden, het koste wat het wil, beant woord. Na eenige uren verscheen het op perhoofd weer en reikte mij een kleinen buidel over Toen hij mijn aarzeling be merkte, verklaarde hij enthousiast, dat de buidel „echt" was. Daarbij wees hij op zijn blooten arm menschenhuid Twee dagen later brak te middernacht een hevig onweer los en in denzelfden nacht verdween de vetste stier van het op perhoofd. Men begon mij met wantrouwen aan te zien: de zwarte camera van do blanke vrouw was het oog van een boozen geest. Toen kwam een dag, dat ik mij gelukkig prees. De belangstelling scheen van mij afgeleid. Het dorp leefde in voortdurende veete met een Massai-stam, die uiterst oor logszuchtig scheen. Eenige dezer Massai- soldaten waren door twee leeuwen aange vallen, dicht bij ons dorp. De Kavirondo's waren nog juist op tijd gekomen, om den leeuwen hun buit te ontnemen. Maar een ontzettend voorgevoel kwam in mij op, toen ik de feestelijke stemming en de koortsachtige haast zag, waarmede het geheele dorp voorbereidselen maakte. Bij zonsondergang verscheen het opper hoofd en geleidde mij naar het feestterrein. Ik was te zeer geschrokken, dan dat ik mij kon verzetten. Weigering zou trouwens in dit geval gelijk hebben gestaan met een vrijwillig doodvonnis. Een troost was, dat Juma dicht achter mij stond, toen men mij uitnoodigde, aan de zijde van het opper hoofd plaats te nemen voor een dampen den ketel. De medicijnman reikte mij het eerst de platte houten schaal met menschen- bloed „Ik kan niet, jullie ziet toch, dat ik dat niet gewoon ben ik kaai niet!"5 stootte ik in afgrijzen uit „De blanke vrouw eet niet? Dan heeft zij ons maal met haar duivelsoog vergiftigd!" schreeuwde een gillende stern, waarbij zich een dreigend gemompel van de menigte aansloot. Toen sprong mijn trouwe Juma naar vo ren en ging met uitgestrekte armen in het midden staan. Eerst veel later begreep ik, dat hij zich wilde onderwerpen aan de ge bruikelijke „proef", die men den veroor deelden oplegt. De stamleden brachten een groote giftslang, die zij den ongeluk kige om hals en schouders legden. Hij zag mij onderwijl geruststellend en trouw aan. Ik kon van ontzetting de oogen niet van hem afwenden. Onder zijn donkeren huid bewogen zich de spieren; tergend langzaam schoven zicli daarover de beenderlooze vleeschmassa's van de slang. Maar ik ken de het instinct van Juma, zijn geheime kunst niet. Hij begon langzaam de armen te bewegen en het lichaam van de gevaar lijke slang volgde die bewegingen. Ten slotte leek het of mensch en dier een lugu bere dans uitvoerden. De menigte, eerst zwijgend en onbarmhartig, begon rhyth- misch in de handen te klappen; men nam Juma het dier van de schouders. Een verlammende ontzetting maakte zich van mij meester thans was het mijn beurt, mij aan do „proef" te onderwerpen. Met het afzichtelijke dier op de armen trad de medicijnman op mij toe. In het gezicht van een zekeren dood, in de vertwijfeling van den mensoh, die niet te kiezen heeft, nam ik de schaal op, die ik nog altijd in de handen had. en zette haar aan mijn lippen. „Jullie ziet", riep ik met wanhopige kracht, „dat het maal niet ver giftigd is". Het dorp was gerustgesteld. Twee dagen later meldden de loopers, die ieder bericht snelvoetig overbrengen, en terugkeer van mijn man. Gk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6