DE OORLOG DER
TOEKOMST
Wapermionsters, die tot nu toe ongekend
waren, Huiveringwekkende reuzan.
Sedert 10 jaren, ongeveer, sedert
Wasmngton, houdt men ontwapenings-
conicrenues en voor een geschiedscünj-
ver zou het een looneude opdracht zijn
Under bovenstaand opschrift geeft een
Berlijnsche medewerker de hier volgende
bescnouwing.
te scniideren, hoe de leidende politici
van alle landen zich koortsacntig inspan
nen om niets te doen.
Overal in de wereld tot de tanden
gewapend.... de groote wapeniirmas
der aarde, zooals Vickers, Bofors, Öpoda,
Ferm, Bethlehem Steel," Schneider-Ureu-
zot, werken met dag- en nachtploegen
om den geweldigen wapenhonger der
wereld te stillen. Duitecniand ziet
toe. Tot aan de tanden gewapende na
ties schreien naar veiligheid, over
Duitschland wordt gezwegen. En: in
Duitschland weet men er algemeen maar
al te weinig van, hoe de bewapening
van de anderen er uit zietl
De ontketende oorlogsmachine.
Men stelle zich het volgende voor:
Op een vlakte beweegt zich een tank
voorwaarts. Zij is gepantserd, zooals dat
behoort, zelfs do uitkijkpost van den
chauffeur is beschermd door een blik
semsnel roteerende stalen plaat, die het
uitzicht (in princiep hetzelfde als de
cinematograaf) slechts moments-gewijze
vrijlaatgeen kogel komt hierdoor 1
Een troep prooeert dit monster met
handgranaten te lijf te gaan, zooals a
soldaten dat in den oorlog zoo vaak
met succes deden. Het monster blijft
staan, sluit bliksemsnel alle openingen
luchtdicht af cn spuwt uit alle poriën
giftgas op de aanvallers, legt, als een
vertoornde inktvisch, een beschuttende
gaswolk om zich heen, die niemand kan
doordringen. He aanval is afgeslagen, ie
tank kruipt verder. Zij werkt niet di
rect met Hieselmotoren, maar zijn Die
selmotoren drijven dynamo's, die weder
om electro-motoren in beweging zetten.
Daardoor krijgt de beweging een stabi
liteit die men tot nog toe niet kende.
Er komt een hoogte in den weg
dat stoort de tank echter niet. Hij be
klimt ze met zijn onverminderde snel
heid van ongeveer 60 kilometer per uur,
ofschoon zij een helling van 40 graden
maakt. Het gaat naar beneden, een ri
vier vers-pert den weg. Dat hindert de
tank niet. Weer sluit hij zich luchtdicht
af Bovenop schuift zich een periscoop
uit, zij ligt rustig en zeker in het wa
ter, beweegt zich ver den bodem en
komt aan den anderen kant weer te
voorsohijn. Haar enorme sterkte van
2000 paardenkracht, verplettert niet al
leen boomen maar maakt heele huizen
tot puinhoopen de snelheid slaat
iedere ruitertroep zij is alleen te
overwinnen met het zwaarste geschut en
die zijn meestal te zwaar, om haar
bewegingen te kunnen volgen. Welk wa
pen kan het dan met haar opnemen?
Aanmerking: deze tank is geen fan
tasiebeeld, hij is bij Schneider-Creusot
reeds in 20 exemplaren gebouwd. Een
deel hiervan is aangebracht door het
Fransche leger, een andere bevindt zich
op weg naar Mandsjoekwo, om zijn
bruikbaarheid te bewijzen. Wanneer ech
ter in een Duitsche manoeuvre tanks in
het veld komen, wenden de buitenland-
sche militaire attaché's zich discreet af,
opdat men hun lachen niet zou zien.
Want de tanks der rijks weer zijn oefen
apparaten: auto's met karton er voor.
De dood uit de lucht.
Men stelle zich het volgende voor:
Een luchtvloot van slechts 10o bonunen-
vhegtuigen vliegt een uur lang boven
Berlijn. Zij werpen daarbij 50.000 ecra-
siet-bommen, elk van 1 kilogram gewicht
naar beneden. Een derde veronderstel
len we, valt op de open plaatsen, een
vierde ontploft niet, (wanneer 't procent
in de praktijk juist was, zou men zoo'n
leverantie van bommen absoluut weige
ren!). Er explodeeren dus 17000 bom
men. Er ontstaan in één uur 17000 bran
den waar de brandweer machteloos te
genover staat. Want met water kan men
bij branden, veroorzaakt door ecrasiet-
boimmen mets beginnen, de hitte, die
ontwikkeld wordt, verandert het water
direct in waterstof en zuurstof, de brand
wordt dus door water nog versterkt.
Stikstof staat echter in zulke massa's
met ter beschikking Berlijn is één
puinhoop
Aanmerking: geen fantasie! Alleen
Polen kan tegen Berlijn niet 100, maar
1000 vliegtuigen mobiliseeren, waarvan
ieder gemakkelijk niets slechts 500, maar
1000 bommen dragen kan. Tegenover
deze macht staat geen luchtvloot en een
rijks weer, dio geen eigenlijk afweerge
schut voor vliegtuigen bezit er zich tob
noodmiddelen beperken moet: haar lich
te artillerie (een zware bezit zij even
eens niet) moet met behulp van komische
vliegtuigen zoo goed het gaat tot afweer
van vliegtuigen opleiden.
Overigens hebben o.a. de laatste Ita-
liaansche manoeuvres, waarbij in geval
van ernst Genua en Milaan totaal ver
woest geworden waren, getoond, dat
een luchtaanval alleen door oen lucht
vloot afgewend kan worden. Do afweer-
van de aarde uit is zelfs dan niet vol
doende, als zij door de geraffineerdste
Folah-batterijon wordt verricht.
De dood op zee.
Men stelle zich het volgende voor:
Een onderzeeboot, neen, een onderzee-
kruiser, oefent zijn praktijken uit op de
DE BEDORVEN AVOND
Een prachtig stemmingsbeeld uit het le
ven van een „modern" meisje, spannend en
tegelijktijd rustig beschouwend, geeft
Victoria Wolf in de roman, welke zoo juist
van hare hand verscheen: „Meisjes waar
heen?"
Wij citeeren daaruit het volgende:
Het. is avond geworden: Barbara is klaar
met haar voorbereidingen, het is al lang
over zevenen. Zy staart uit het raam. Een
uur heeft hij haar laten wachten, zonder
eenige verklaring, zonder verontscüul-
digmg. Hij zal haar nog langer laten wach
tenZij heeft het immers verdiend.
Barbara is moe van het nutteloos kijken,
bedroefd van heb vergeefsche luisteren.
zij is afgemat, als na een groote mspan-
mng.
Werktuigelijk neemt zij de pen en wacht
of er woorden widen komen. Wat zullen
er voor woorden komen dan de treurigste
die niemand lezen mag. Barbara zet net
opsenrnt: „Het arme meisje".
Zij houdt van haar eigen schrift, kijkt
met innigüeid naar de viugge pen, bijna
droomeng verliefd en üad byua net scnril-
geluid van de bel niet gehoord. Eerst bij
liet tweede bellen sieept zy zich naar de
deur.
Het ongeloofelijke is gebeurdHij is
het, en daarmee zijn aiie gedachten der
laatste uren verjaagd. Zij denkt met aan
verwijten, aan vragen, aan spottende woor
den, zij neemt de iialve verklaringen voor
lief: alle mogelijke dingen te moeten afzeg
gen, gedaan wat hij koniets wat er
tusscnen kwam nog gauw afgeaaan.... Zij
is ge.ukkig en schroomt zich niet dat te
toonen. Alleen vlug nog, eer zij de hoed
haalt, zet ze twee woorden achter den iee-
gen titel, zoodat hij thans luidt: „Het arme
meisje is gelukkig"'.
Wanneer men in Münchcn met weet wat
te doen, gaat men gedachteloos naar het
Enge.sche park. Haar ontmoet men hon
derd van die gedachtenlooze, die alleen met
zich zelf bezig zijn, die elkaar allerlei on
benullige dingen te zeggen hebben.
Christoffel Groot praat als een man van
de wereld, op een manier, waarvan Barbara
altijd zoo afkeerig is. Maar deze man kan
doen wat hij wil, bet is altijd goed. Hij was
nog nooit met een meisje met zoon stren
gen naam uitgegaan. Barbara, de vreemde,
de christelijke Martelares, de schutspatro
nes der artillerie. Uok mijnwerkers bidden
tot haar bij mijmeringenheeft zij haar
beroemde naamgenoote van Palma Vecchio
in Venetië reeds gezien? Een heerlijk al-
taarwerk in Santa Maria Formosa: Nog
niet?.... Het was een reis ^aard.Maar
hij behoeft zich met te schamen, hij is de
zelfde heilige en martelaar. Zij kende toch
zeker de legende van Ohristophorus, die
Christus, in de gedaante van een kind over
de rivier droeg. Hij kon zich echter op een
veel grooter aantal afbeeldingen beroemen
als Barbara. Nog maar kort geleden is het
hem pas mogelijk geweest de oudste voor
stelling van Ohristophorus, de houtsnede
van Buschein uit 1423, in origineel te zien.
Hij had aherlei liefhebberijen, daartoe be
hoorde het uitvorschen van namen.
Dus tenslotte zou hij een schilder zijn,
peinst Barbara na deze uiteenzetting. Zij
kan het niet laten, hiernaar te polsen., zij
laat hem de leiding van het gesprek, zon
der te storen. Zwijgen is verstandig. Zij
weet ook niet, wat zij zeggen moet: zij is
immers geheel vervuld van een dankbaar
gevoel van ge.uk, dat gedurende heb heele
gesprek met week.
Eindelijk zocht hij een hoekje om te gaan
zitten, bij den Chineeschen tempel,.. Bar
bara was anders met hem tot aan het ein
de der stad geloopen.
Zij raapt al haar moed bijeen en vraagt
Noordzee. Hij is 640 tonnen groot, heeft
een bemanning van 120 man, bezit naast
drie kanonnen en diverse machinegewe
ren, 16 zware torpedo-buizen, kan, als
het er op aan komt, tot een week onder
water blijven, kan 200 meter diep gaan,
is voorzien van een uitrusting, die het
hem mogelijk maakt tu&schen drie en
vier maanden van zijn operatie-basis
verwijderd te blijven. Haast met zeker
heid zon één exemplaar van zulke krui
sers niet alleen den pantserkruiser A,
maar ook B en C uit den weg ruimen
(herinneren wij ons toch, dat het de
Duitsche onderzeeër no. 9 een armzalig
kereltje, gelukte, in een paar uur tijd
de Engelschen „Abouker", „Tougue" en
„Cresny" naar de haaien te sturen).
Wat zal men ertegen doen?
Onder de beste mijnversperringen
duikt hij glad door, evenzoo onttrekt hij
zich aan waterhommen; er bestaat ook
wel een afweermiddel tegen hen, maar
het is Duitschland verboden, zulke din
gen te fabriceeren.
Aanmerking: Geen fantasie, deze on
derzeekruiser, maar in Engeland heeft
men hem, de „Starfish" kortgeleden, als
eerste van een heele serie, van stapel
gelaten. Ook nier helpt, evenals bij den
strijd in de lucht, slechts gelijke wa
pens tegen gelijke krachten.
De Vos en de haas.
Dat zijn drie voorbeeldjes hoe de ont
wapening er eigenlijk uitziet. Drie vrec-
selijke wapens, die reeds aanwezig zijn
in werkelijkheid, wat in de hersenen
der bewapenings-ingcnicurs nog sluimert,
wat nog maar op het teekenbord staat,
is niet bekend.
Maar tenslotte is bovenstaand -proefje
wel voldoende om aan te toonen, hoe
belachelijk, hoe grotesk, hoe leugenach
tig het ie, wanneer de ontwapenings
conferenties mislukken, omdat de ando
ren beweren niet voldoende beveiligd te
zijn tegen Duitschland. Op de bekende
ontwapeningsconferentie van het fabeltje
stelde ook de vos voor, dat men den
haas zijn groote snijtanden zou verbie
den.
hem: „Waarom bent u dan zoo positief
slecht? Uit opvoedings-techniekuit
voorzichtigheiduit afkeer?"
Hij lacht: „Eigenlijk hebt u gelijk, ik ben
verliefd geraakt op den rol van „brave
Hendrik'", omdat ik die voor het eerst
speel". Hij slaat daarbij den arm om haar
heen en citeert:
„Ik ben de droge aarde, nu moeik
moei weer eens ecni den duivel spelen".
„Prachtig, raadselacntige Mephisto, klas
sieke bedrieger'", looft het meisje.
„Wat verzameldt ge eigemyk: boeken,
schi.derijenevenemeuten? Een heerlijk
beroepik benijd u".
„Met een zoo lief kereltje in den arm ben
ik ook te benijden", vleit hij plomp.
Barbara slikt vol geloof zyn lieve woor
den, haar.oogen, die ny verstandig en zui
ver en vurig noemt, worden hot onder zyn
blik., haar lippen, die hij b.oeiend noemt,
worden het., heur haar, die hij sprookjes-
namen geeft, worden geeiectriseerdhet
heele meisje is gevangen in een betoove-
rmg, die zy zicU zeli geweven heeft.
Het regende anecdoten en feuilletons
over Baibara; zij staat er verbaasd over,
noe weinig economisch cle man met zyn
verhalen omspringt,dat hy niets voor
later bewaart.of is het een loopende
band zonder einde?.... Maar zij wu de
grens van waarüeid en verdicUting niet we
ten zij volgt hem gewillig gelouvig naar
Italië en Afrika, langs de kust en in het
oerwoud.
Zij zelf spreekt weinig en dan nog bijna
alleen met liaar groote oogen. Zoo.ang de
man praat, heeft nij alles rond zich vei ge-
ten; net meisje is voor hem e enonpersoon-
iijk publiek, dat mets anders heeit te doen
dan te appiaudisseeren. Pas als Barbara rilt
van de kou, strijkt hij weer over haar vin
gers a.s over de bladeren van een zeld
zame bloem en denkt aan weggaan.
Voor een huis m de Koninginnestraat
blijit hy staan, Barbara staart den man en
het huis aan, zonder te begrijpen. Het is
nog zoo vroeg, nog geen naoht, zij zal toch
een echte Turksche mokka niet afslaan. Als
een nachtwandelaarstere gaat het meisje
de trap mee op. Een woning met stalen
meubels, een soort toonkamer, gewi.d ar
tistiek, ontvangt haar. Christoffel trekt het
meisje op een stoel: „Is het niet een op-
lichterslduis, zooais het in het boek staat?"
Barbara voelt zich niet op haar gemak
en hoopt op de mokka, die zy bereiden zal.
„Mokka", lacht de mangeloofde zij
aan zulke grappenveel te verstandige
voorbereiding.als ze zich moed in wilde
drinken, moest zij het met cognac probee-
ren. Hij heeft Kenessy als een grand seig
neur.
Nu komt Barbara los en spreekt van een
samenkomst in Parijs. Langzaam, lang
zaam, eerst het een en dan hec ander! Wij
zijn nog ternauwernood klaar met 't tegen
woordige en nu droomt u al van de toe
komst. Zij heeft immers niet eens de vuur
proef doorstaan: zij zijn immers nog als
twee vreemden, die elkaar met mijnheer
en juffrouw tracteeïefi; "Eerst wordt vriend
schap gedronken. Zij kan Christ zeggen of
stoffel of opschepperhij is van alles
gewend: een naam voor haar vind hij zelf,
vannacht nogH ijlacht vee., gaat bij haar
op de leuning zitten en drukt het meisje,
dat voortdurend stiiler wordt, heftig tegen
zich aan.
Neen, zegt hij, kussen wil hij haar niet,
als ze het niet graag heeft; dat zou me wat
moois zijn., hij is cavalier, hij steelt geen
kussendie smaken niet goed. Vrijwihig
moet zij tot hem komen.... hij heeft tijd.,
hij kan wachten; maar stelen.... hij is
geen lompe beer, hij veracht ruw geweld..
Wil zij misschien een sigaret
Langzaam wordt Barbara weer levendi
ger. Nog kan de verkeerde zijsprong aan
genaam worden, nog is de avond niet ver
loren, denkt zij, de onverstoorbare opti-
miste.
Zij zitten nu met tweeën in een feauteuil
en Christoffel praat over don komenden
winter. Hij heeft zich bij Barbara aange
past en neemt nu mei zijn pannen haar
geschroomdheid weg. Zijn woning zal haar
tweede thuis worden. Zij zullen minstens
twee avonden per week samen door bren
gen.. hij hield van tooneel.. hij had be
trekkingenzij zullen koude en sneeuw
dapper onder het oog zienhij kno bui
tengewoon skiën hy zou haar heerlijke
kusnttoeren laten zien.
Barbara laat hem praten.zij hoort het
graagij ij schildert de ara besken bij de
ze plannen en schetst de binnenstoffeering.
Zij kust hem bijna devoot eerst,, een lach
je ligt in de ooghoeken's morgens nog
bij de aanplakzuilen's avonds wanho
pig aan het raam en thans in zijn armen,
alsof het de plaats was, welke God voor
haar bestemde
De man staart haar perplex aan. Wat is
er dan aan de hand dat heeft hij nog
nooit beleefd.. Is ze plotseling geit gewor
denof ziek of heeft ze ineens ontdekt,
dat ze hem niet liefheeftzoo ineens.
heel plotseling
Bitter boos kijkt hij haar aan.... zijn
oogen *fonkelden.hij stampt met den voet.
Met het geheimiznnige Mona-Lisa-lachje
verzekert het meisje hem. dat alles bij het
oude bleef, alleen moest zij nu gaan. Zij
beminde hem, ja, zij beminde hem teecler
en dapper, maar nu meest zij hem alleen
laten.
Hij geeft zich geen moeite meer, zijn te
leurstelling te verbergen, er va.len woor
den als: verdomd nog toetegenvaller,
domme gansdeze woorden doen het
meisje nietszij gaat op de teenen
staan, kust den teleurgestelden man innig
en glipt nog altijd lachend de deur uit.
De walgelijke lucht van fluweel, gummi
en warmte in de nacht-taxi waait om een
bevend meisje, dat nog juist zooveel zelf-
beheersching heeft, om de opmerkingen
van den chauffeur met waardigheid te ne-
geeren, maar zich dan snikkenl op bed
werpt en met kleeren en schoenen aan In
slaapt.
UIT ONBEKEND CHINA
EEN LID VAN DE SVEN HEDIN-
EXPEDITIE.
Ervaringen in het Verre Oosten.
Professor Ferdinand Lessing, het
dezer dagen teruggekeerde lid
van de Sven Hedin-expeditie,
vertelde aan een journalist va.t
de resultaten van zijn interes
sante onuerzoekingen in het
Verre Oosten, die een kijkje ge
ven in het onbekende China.
Dezer dagen is de geleerde, prof. Fer
dinand Lessing teruggekeerd.. Bijna drie
jaren is hij weg geweest: midden Augus
tus 1930 had IS ven Heciin hem naar Chi
na uitgenoocügd om deel te nemen aan
zijn expeditie. Sven Hedin droeg hem
het onderzoek op naar de Lamaistiscfle
zeden en gewoonten. Li den laatsten tijd
is prof. Lessing nog verder gereisd, maar
hy bleex steeds in verhinding met Sven
Hedin. Hij maakte zich hoofdzakelijk
verdienstelijk, met' de bestudeering van
de zeden van de Chineesche cultuur.
Van Peking naar het Heilige
gebergte.
Peking was den ganschen tijd zijn ar-
beidsoemrum. Vandaar uit ondernam
hy maandenlange reizen naar Mongolië.
Daarbij werden in het algemeen hord-
auto s gebruikt.
He eerste tocht voerde naar den Wo-
tai Sjan, het „Heilige Gebergte" der
Boeddhisten en Lamaisten in Noord-
China. He onderzoeker logeerde in een
klooster. Er bood zich daar voor hem
rijkelijk gelegenheid de noodige gegevens
te verzamelen voor zijn verderen ar
beid.
In den winter weer in Peking terug,
verdiepte hij zich daar in de gebruiken
van den Lamaistischen tempeldienst en
zyn kunst. Daarbij werd hem de samen
hang duidelijk tusschen de gebeden tek
sten en de voorstellingen in beeld, die
niet anders zijn dan de verzinnebeeldig-
de verklaringen van het gesprokene.
Prof. Lessing karakteriseert haar als
de rijkste mythologie, die wij kennen;
kenscnetsend is het overigens, dat haar
oorsprong voor meer dan twee derde
Indisch is.
In de steppe.
In den zomer van 1931 was de ge
leerde in het Zuidelijk deel van Mon
golië. Drie maanden verbleef hij in het
binnenland er van. Hij woonde in een
steppe. Daar kent men nog geen hui
zen; als verblijf diende dan ook een
tent.
Hij deed thans nieuwe onderzoekingen
naar het leven der Tsjaoher Mongolen.
Hat zijn eigenlijk nomaden, zij hebben
echter reeds lang hun omzwervingen er
aan gegeven en huizen thans in tenten.
Slechts de rijken kunnen zich veroor
loven ieder een eigen tent te hebben, de
armere bevolking moet zich opeenhoopen
in een gemeenschappelijk verblijf. Zeven
tot dertien tenten vormen een dorp.
Meestal vormen eerst meerdere dor
pen een soort bestuurseenheid. Zij heb
ben elk hun eigen constitutie, natuurlijk
onder Ohineesch oppertoezicht. Van
moderne invloeden is nauwelijks sprake.
Zij kennen zelfs nog niet eens den land
bouw; veeteelt is het bedrijf, dat zij
uitoefenen en waarvan zij moeten leven.
Thans waren er ook Chineesche scho
len gesticht. Er wordt uitsluitend Ohi
neesch geleerd, een gevaar voor de her
leving van het Mongoolsch. Men wil de
primitieve volksstammen geheel en al
voor de Chineesche staatsgedachte win
nen. Momenteel staan zij nog op een
zeer lagen trap van ontwikkeling en be
schaving. Hun" behoeften zijn nog zeer
gering. Wat zij noodig hebben, ruilen ze
zich tegen vee. Slechts de vorsten zijn
wat vooruitstrevender, zij hebben zelfs
reeds eigen automobielen.
Prof. Lessing heeft veel Mongoolsohe
volksliederen verzameld. Het hem nage
zonden apparaat om deze liederen op
te nemen, was helaas niet geheel in or
de en zoo moest hij zoolang hun liede
ren op de viool naspelen, tot hij de me
lodie door en door kende.
Brunhilde in China.
Teruggekeerd in Peking legde de ge
leerde zich vooral toe op de studie der
Volksvermaken, van het landleven en
van de gewoonten der massa. Tegen het
eind van het jaar kwam zijn dochter
Brunhilde bij hem; opgegroeid in China,
met taal en schrift van het volk volko
men vertrouwd, vervaardigster van zelf
standig werk op dit gebied, werd zij
voor hem een waardevolle hulp.
In Maart 1932 reisden beiden naar de
Westelijke Soemiet, waar een Mongool
sohe volksstam woont. Het land is niet
zoo erg groot en slechts schaars be
volkt, maar het heeft een koning. Hij is
de eenige, die in een huis woont, een
klein gebouw, dat den trotschen naam
„Paleis" draagt.
Prof. Lessing en zijn dochter logeer
den daar als gasten van den vorst en
waren buren van den op één na hoogs
geplaatsten geestelijke van Tibet, Pan-
tsjen itin-po-tsjen, ook Pan-tsjen Lama
geheeten. Deze was uit zijn vaderland,
wegens vijandschap met den Dalai Lama,
den opperpriester, verbannen, maar gold
na hem nog steeds als de meest betee-
kenende hoogwaardigheidsbekleeder.
Met zeer waardevolle resultaten over
heb leven in het Verro Oosten is prof.
Lessing thans teruggekeerd.
<W.)
ONDER MENSCHEN-
ETER3
De proef met de slang.
Mrs. Bessie Thome, de echtge-
noote van den bekenden Ameri-
kaanschen onderzoeken, vergezelt
reeds vele jaren haar man op zijn
ontdekkingsreizen Door een toe
val werd zij gedwongen, eenige
dagen alleen bij een „bevrienden"
inboorlingenstam door te bren
gen. Over dit onvrijwillig veibitjf
vertelt zij in het volgende artikel.
Vóór ik Onyango, het jonge opperhoofd,
had leeren kennen, was er iets in dit won
derland Kavirondo in Centraal-Afrika,
waarover ik ongaarne sprak, ja, waaraan
ik zelfs niet graag dacht: het kannibalisme,
dat nu eenmaal door de meeste stammen
in het donkere werelddeel wordt gehuldigd.
In dien tijd waren mijn man en zijn met
gezellen naar de naastbijzijnde halteplaats
getrokken in verband met het ziek wor
den van een der leden van de expeditie.
Die plaats lag niet precies op onzen weg.
Daarom hadden zij mij achtergelaten met
twee van onze trouwste bedienden, Jiuna
en Morgai en mij de verzekering gegeven,
dat zij mij zoo spoedig mogelijk zouden
komen halen. Had ik reden om ongerust
te zijn? Was ik niet bij „vrienden" in dit
Kavirondo-dorp, bij goede vrienden?
Om mij populair te maken, nam ik in
de avondzon eenige foto's van het opper
hoofd, die er weliswaar geen idee van had,
wat dit beteekende, maar toch voor deze
gelegenheid zijn grooten staatsraad om
zich vergaderde en gevleid grijnsde.
Reeds des nachts vond het eerste inci
dent plaats. De jongste echtgenoote van
het opperhoofd, die hij eerst eenige weken
tevoren had getrouwd, was spoorloos ver
dwenen.
Tegen den middag ontving ik in mijn
tent bezoek van het opperhoofd. Hij ver
langde mijn camera te zien. Ik reikte hem
die over, mij van niets bewust, hij keek er
in, klopte tegen de lens en luisterde. Neen,
zijn echtgenoote bevond zich niet in de
■camera.
Het bezoek verliep geruststellend, nadat
ik het opperho.ofd een doos vol crème en
een vuurroode kimono voor een van zijn
overgebleven vrouwen had cadeau gedaan.
Maar het geven van geschenken in deze
streken is niet prettig, want de geschen
ken worden, het koste wat het wil, beant
woord. Na eenige uren verscheen het op
perhoofd weer en reikte mij een kleinen
buidel over Toen hij mijn aarzeling be
merkte, verklaarde hij enthousiast, dat de
buidel „echt" was. Daarbij wees hij op zijn
blooten arm menschenhuid
Twee dagen later brak te middernacht
een hevig onweer los en in denzelfden
nacht verdween de vetste stier van het op
perhoofd. Men begon mij met wantrouwen
aan te zien: de zwarte camera van do
blanke vrouw was het oog van een boozen
geest.
Toen kwam een dag, dat ik mij gelukkig
prees. De belangstelling scheen van mij
afgeleid. Het dorp leefde in voortdurende
veete met een Massai-stam, die uiterst oor
logszuchtig scheen. Eenige dezer Massai-
soldaten waren door twee leeuwen aange
vallen, dicht bij ons dorp. De Kavirondo's
waren nog juist op tijd gekomen, om den
leeuwen hun buit te ontnemen.
Maar een ontzettend voorgevoel kwam
in mij op, toen ik de feestelijke stemming
en de koortsachtige haast zag, waarmede
het geheele dorp voorbereidselen maakte.
Bij zonsondergang verscheen het opper
hoofd en geleidde mij naar het feestterrein.
Ik was te zeer geschrokken, dan dat ik
mij kon verzetten. Weigering zou trouwens
in dit geval gelijk hebben gestaan met een
vrijwillig doodvonnis. Een troost was, dat
Juma dicht achter mij stond, toen men mij
uitnoodigde, aan de zijde van het opper
hoofd plaats te nemen voor een dampen
den ketel. De medicijnman reikte mij het
eerst de platte houten schaal met menschen-
bloed
„Ik kan niet, jullie ziet toch, dat ik dat
niet gewoon ben ik kaai niet!"5
stootte ik in afgrijzen uit „De blanke
vrouw eet niet? Dan heeft zij ons maal met
haar duivelsoog vergiftigd!" schreeuwde
een gillende stern, waarbij zich een dreigend
gemompel van de menigte aansloot.
Toen sprong mijn trouwe Juma naar vo
ren en ging met uitgestrekte armen in het
midden staan. Eerst veel later begreep ik,
dat hij zich wilde onderwerpen aan de ge
bruikelijke „proef", die men den veroor
deelden oplegt. De stamleden brachten
een groote giftslang, die zij den ongeluk
kige om hals en schouders legden. Hij zag
mij onderwijl geruststellend en trouw aan.
Ik kon van ontzetting de oogen niet van
hem afwenden. Onder zijn donkeren huid
bewogen zich de spieren; tergend langzaam
schoven zicli daarover de beenderlooze
vleeschmassa's van de slang. Maar ik ken
de het instinct van Juma, zijn geheime
kunst niet. Hij begon langzaam de armen
te bewegen en het lichaam van de gevaar
lijke slang volgde die bewegingen. Ten
slotte leek het of mensch en dier een lugu
bere dans uitvoerden. De menigte, eerst
zwijgend en onbarmhartig, begon rhyth-
misch in de handen te klappen; men nam
Juma het dier van de schouders.
Een verlammende ontzetting maakte
zich van mij meester thans was het mijn
beurt, mij aan do „proef" te onderwerpen.
Met het afzichtelijke dier op de armen trad
de medicijnman op mij toe.
In het gezicht van een zekeren dood, in
de vertwijfeling van den mensoh, die niet te
kiezen heeft, nam ik de schaal op, die ik
nog altijd in de handen had. en zette haar
aan mijn lippen. „Jullie ziet", riep ik met
wanhopige kracht, „dat het maal niet ver
giftigd is". Het dorp was gerustgesteld.
Twee dagen later meldden de loopers,
die ieder bericht snelvoetig overbrengen,
en terugkeer van mijn man. Gk.