DE LEIDSCHE STERREWACHT
1633 1933
DONDERDAG 28 SEPTEMBER 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
VOLKENBOND
HET JODENVRAAGSTUK VOOR DE
ASSEMBLéE.
Initiatief van Nederland.
De Nederlandsche delegatie schijnt thans
definitief besloten te hebben, de kwestie
der Duitsche uitgeweken Joden voor de
veertiende Assemblée te brengen, meldt de
„Tel." Naar alle waarschynlykheid zal mi
nister de Graeff dit voorstel indienen tij
dens de rede, die hij aan het einde dezer
week voor 4e plenaire zitting zal1 houden.
Over het algemeen wordt het indienen
van dit voorstel te Genève zeer toege
juicht, te meer, daar het, zooals reeds ge
meld, in de bedoeling der Nederlandsche
delegatie ligt, de kwestie uitsluitend van
technisch-economisch standpunt te behan
delen. Echter verheelt men te Genève niet,
dat tijdens de behandeling ter Assemblée
toch groote kans bestaat, dat de politiek
in de debatten betrokken wordt, hetgeen
een funesten invloed zou hebben op de
sfeer, waarin de voorbesprekingen der ont
wapeningsconferentie worden gehouden.
Voor de Duitschers is het poneeren de
zer kwestie natuurlijk buitengewoon on
aangenaam en het zal hun toch reeds zoo
moeilijke positie in Genève nog meer ver
zwaren.
Hoe moeilijk deze al is, bleek gistermid
dag weer eens, toen Dollfuss zijn rede niet
kon beginnen, voordat hij een minutenlang
oorverdoovend applaus in ontvangst had
genomen. Het spreekt wel vanzelf, dat de
zes heeren der Duitsche delegatie, op de
eerste ry, vlak voor het spreekgestoelte,
roerloos bleven zitten en zich ostentatief
van deze unanieme huldiging onthielden.
DE DEBATTEN BEGINNEN.
De wereld herstelt zich, zegt Simon.
Gistermiddag zijn te Genève de politie
ke debatten ter Volkenbondsvergadering
begonnen met een rede van den Britschen
minister van buitenlandsche zaken sir John
Simoi^ Deze zeide o.a. dat de wereld zich
weer economisch begint te herstellen, doch
dat dit geen resultaat kan hebben, als er
niet ook een politieke verbetering intreedt.
Niets kan het economische herstel der we
reld meer bespoedigen dan het zoo spoe
dig mogelijk tot stand komen van een ont-
wapeningsaccoord.
Dr. Dollfuss spreekt.
De Oostenrijksche bondskanselier dr.
Dollfuss zeide in zijn rede o.a.:
In moeilijke, ongeregelde tijden als de
huidige, neemt de neiging der staten toe
slechts hun eigen belangen te behartigen.
Nooit was het belangrijker dan thans, er
aan te denken, dat aan de andere zijde der
grenzen menschen wonen, waarmede men
door het menschelijke lot en de menschc-
lijke plichten verbonden is.
De geestelijke en materieele reorganisa
tie moet zich in elk land voltrekken, over
eenkomstig het eigen karakter; het zou
zinloos en in strijd met de natuur zijn daar
op een gelijkvormige schablone te druk
ken.
Oostenrijk is bezig, leering trekkend uit
de fouten, welke na den oorlog zijn ge
maakt, zich een politieke en economische
grondwet te geven welke aan zijn eischen
voldoet. Voor de sociale problemen zal
Oostenrijk zich laten leiden door de richt
lijnen van paus Benedictus XI. De economi
sche ontwikkeling kan slechts geschieden
door uitbreiding van het afzetgebied. Alle
staten moeten evenveel van Oostenrijk koo-
pen, als Oostenrijk van hen. Hij herinnerde
aan de accoorden, die zijn land, op grond
van de aanbevelingen van Stresa, met zijn
buurstaten en met Frankrijk en Polen
heeft gesloten.
Oostenrijk is vastbesloten, vervolgde
Dollfuss, de wegen te volgen, welke lei
den naar een onafhankelijk bestaan en
economische ontwikkeling.
De Volkenbond heeft ons, onder de moei
lijkste omstandigheden reeds zoovele mo-
reele en practische hulp verleend, dat Oos
tenrijk tot de staten behoort, welke in het
bijzonder van de noodzakelijkheid en be
langrijkheid van het forum der volden
overtuigd zijn.
Na de moeilijke jaren van strijd om zijn
bestaan spreekt Oostenrijk zich thans,
meer dan ooit, niet zoozeer op grond van
formeele verdragen, maar uit den eigen wil
zijner bevolking, uit voor zijn vrijheid en
onafhankelijkheid. Het is een plicht van
ons klein geworden Duitsche land, besloot
Dollfuss, op grond van zijn roemvolle ge
schiedenis, zijn geografische ligging en
oude beschaving, een nuttig lid van de ge
meenschap der naties te zijn en te blijven.
DUISCHLAND
REGEERING WIJZIGT HAAR HOUDING
TEGENOVER DE JODEN.
Onderscheid tusschen arisch en niet-arisch
in het zakenleven ondoenlijk.
Een Berlijnsche berichtgever van hot
„Hbld." meldt: De Duitsche rijksminister
van economische zaken heeft een verorde
ning uitgevaardigd, waarin hij doet opmer
ken, dat in het bedrijfsleven het maken
van onderscheid tusschen arische en niet-
arische of niet geheel arische firma's en dit
speciaal bij het aanknoopen van commer-
cieele betrekkingen, niet door te voeren
is. Het maken van een dergelijk onderscheid
met het doel niet-ai;ische firma's te boy
cotten zou noodzakelijkerwijs tot ernstige
storingen van het economisch herstel aan
leiding geven, wat een ongunstigen invloed
op de arbeidsmarkt zou uitoefenen.
De minister voegt er aan toe, dat zoo
wel volgens zijn meening als volgens die
van den rijksminister van propaganda geen
reden bestaat handelend op te treden te
gen een firma, zoolang deze niet tegen de
wettelijke bepalingen handelt of zoolang
haar houding niet in strijd is met de eer
van den koopman.
DS. MÜLLER BENOEMD TOT RIJKS
BISSCHOP.
Ds. Müller, die tot dusver landelijk bis
schop der Duitsche evangelische kerk was
is gisteren door de eerste nationale synode
te Wittenberg, tot rijksbisschop benoemd.
Nadat de plechtige installatie van den
eersten rijksbisschop der Duitsche evange
lische kerk had plaats gevonden, hield as.
Müller een uitvoerige rede, waarin hij
voor de synode zijn program ontvouwde.
Wij willen geen staatskerk zijn, zeide hij.
Maar als een groote taak gevoelen wij de
verantwoording jegens den staat. De staat
is niet de meester der kerk, maar de Duit
sche kerk leeft binnen den Duitschen staat.
Van dit gezichtspunt uit moet de verhou
ding tusschen kerk en staat worden gere
geld.
AMERIKA
BLIJFT GOUDCLAUSULE VAN
KRACHT?
Het gerechtshof te Los Angeles heeft een
vonnis gewezen, waarin het weigert het
buiten werking stellen van de goudclau
sule in particuliere contracten te erkennen.
Het Gerechtshof is van meening, dat de Pre
sident en het Congres in strijd met een
vroegere beslissing van het Opperste Ge
rechtshof van de Vereenigde Staten heb
ben gehandeld.
!,(De goudclausle is een bepaling, dat bij
een eventueele waardedaling van het geld
de in het contract genoemde som betaald
zal worden in goud waarde. Red.)
wel gedwongen is, de astronomie te ver
laten. Voor het laatst verzocht hy om een
instrument, noodig voor zijn waarneming
van den Venus-overgang. Ditmaal werd de
aankoop hem toegestaan, doch het instru
ment kwam eerst na zijn dood op de Ster-
re wacht aan en zijn opvolger bekommerde
zich niet om den Venus-overgang.
Intusschen bestond Lulof's Sterrewacht
toen nog niet anders dan uit twee kleine,
reeds in 1689 opgerichte houten torentjes,
over de wankelheid waarvan reeds lang
door hem geklaagd was, uit het houten
platvorm en een lange zaal, welke slechts
uitzicht had op het Westelijk deel des he
mels.
KORT OVERZICHT
HARER GESCHIEDENIS
1689—1817
(1712)
wacht werd aangesteld en kort na zijn
ambtsaanvaarding overging tot de noodige
voorbereidingen inzake een belangrijke
uitbreiding van het pand. Een groote sex
tant, welke voor de som van 1050 door
Mets te Amsterdam werd vervaardigd,
werd aangekocht. Het kostbare instrument
vroeg echter veel ruimte en het bestaande
plateau moest dientengevolge eveneens
vergroot worden. Daarom besloot men tot
het aanbrengen van een tweede koepel op
het platvorm. (Fig. 3 en 4).
In 1689 had de geheele uitbreiding en
ombouwing der Leidsche Sterrewacht
plaats.
Na de Volders dood bleef de Sterrewacht
langen tijd zonder observator, totdat in
1708 de beroemde Willem Jacob van 's-Gra-
vensande, tegen een buitengewoon hoog
salaris, de benoeming aannam. Hij was de
eerste, die den titel Astronomiae Professor
kreeg. Hij was aangesteld op voorwaarde,
dat hij zich geheel aan de sterrenkunde
zou wijden. Het curatorium was hem in
alles ter wille.
vanwege het Rijk bekostigd. Nadien zijn
nog tal van kleinere reorganisaties inge
voerd, welke echter min of meer onbe
langrijk zijn om ze hier allen te vermel
den.
Na den dood van prof Kaiser, de eigen
lijke grondlegger der Leidsche Sterrenkun
de, kwam de leiding van de Sterrewacht in
handen van prof. dr. H. G. v. d. Sande
Bakhuyzen en na hem was het prof. dr.
W. de Sitter, die tot hoofd der Leidsche
Sterrewacht werd benoemd.
In de jaren 1919 tot 1924 vonden onder
het beheer van laatstgenoemden professor
de laatste groote veranderingen plaats. Bij
deze reorganisatie werd o.m. de astrophy-
sische afdeeling vergroot, terwijl talrijke
nieuwe instrumenten, waarvan eenige spe
cifiek Leidsch, werden bijgevoegd. Prof.
dr. de Sitter, die thans nog aan het hoofd
der Sterrewacht staat, heeft in den loop
der jaren veel bijgedragen tot de popu
lariteit der Leidsche sterrekunde. Prof. de
Sitter streeft vooral naar een hechtere
samenwerking met het buitenland; op bijna
alle congressen is de Leidsche Sterrewacht
vertegenwoordigd, hetzij door haar direc
teur, hetzij door een of meerdere leden
van het bestuur. In 1928 werd te Leiden
het groote congres der I.A.U. gehouden.
De overeenkomst tusschen de Leidsche en
de Johannesburgsche Sterrewacht droeg
niet weinig bij tot de verhooging der Leid
sche astronomische wetenschap. Door de
Rockefeller Stichting kan binnenkort te
Johannesburg worden verwacht een nieuw
instrument, hetwelk daar zal worden ge
plaatst ten bate der Leidsche Sterrewacht.
1817—1838
(1825)
In de eerste jaren van haar bestaan was
de Leidsche Sterrewacht vrij onbelangrijk.
Echter in 1637 vangt er een bloeitijd aan.
De Sterrewacht was aanvankelijk geves
tigd op het dak van de-Academie van het
Rapenburg. De Sterrekunde beschouwde
men toentertijd hoofdzakelijk als een on
derwij svak, steeds toegevoegd aan één der
hoogleeraars zonder specifiek sterrekun-
dige belangstelling of gaven. In hoofdzaak
door het betreurenswaardig feit, dat de
Sterrewacht in de eerste jaren van haar
bestaan te Leiden niet als een aparte on
derwij s-af deeling werd voorgesteld, is het
dan ook te wijten, dat de faculteit niet
zoozeer een groote animo onder de studen
ten wekte. Men stelde ook geen specialen
hoogleeraar in de Astronomie aan; men be
schouwde het als een „bijvak".
Tot den vooruitgang van de Leidsche
Sterrewacht heeft de beroemde hoogleeraar
Snellius niet weinig medegeholpen (1580
1626); het waren de nagelaten kostbare
instrumenten van dezen geleerde, welke
aan de nieuwe Sterrewacht werden ge
schonken en waardoor het mogelijk was
verschillende belangrijke proeven te ver
richten.
Snellius, die in de astronomische weten
schap zijn tijd reeds jaren vooruit was,
1633—1689
(1670)
beterde zeer veel aan de Sterrewacht, zoo
wel aan de leermiddelen, de onderwijs-in-
deeling als aan het gebouw zelf. (Fig. 5 en
6).
Hij wilde ^rbeiden „om de studie der
wetenschap aan de Universiteit te bevor
deren; door populaire Hollandsche geschrif
ten zijn landslieden met de astronomie be
kend te maken en door niet te onbedui
dende waarnemingen het buitenland een
teeken van het opleven der astronomie te
geven". Dit is hem inderdaad gelukt; de
Leidsche Sterrewacht heeft zeer veel aan
den noesten arbeid van Kaiser te danken.
Vanuit Leiden gingen meermalen belang
rijke wetenschappelijke bijdragen om te
worden geplaatst in de buitenlandsche
tijdschriften.
In Johan Lulofs vond men in 1742 een
man, onder wien de sterrenkunde had
kunnen opbloeien. Doch helaas, nu had
het curatorium zijn belangstelling verlo
ren. Lulofs, die met groote liefde voor de
sterrenkunde bezield was, en met grooten
ijver waarnam, ontving op zijn verzoeken
om steun steeds een weigerend antwoord.
Van twee maanden voor zijn dood (1768)
dateert een roerende brief, waarin hij ver
klaart, dat hij onder deze omstandigheden
BUITENLAND
VAN HET VAT1CAAN
HET VATICAAN EN SOVJET-RUSLAND.
Geen concordaats-onderhandelingen.
Het gerucht inzake onderhandelingen tus
schen Sovjet-Rusland en den H. Stoel
wordt in officieele Vaticaansche kringen op
de meest volstrekte wijze tegengesproken.
Ook de Russische officieele instanties te
Moskou verklaren, dat het bericht inzake
het hervatten van diplomatieke betrekkin
gen tusschen Moskou en het Vaticaan door
tusschenkomst van Italië niet in overeen
stemming is met de feiten.
De H. Stoel, die geen oorlog tegen de
Sovjets voert, maar alleen de rechten der
Kerk verdedigt, zou zeker niets liever wil
len, dan dat Rusland de zedelijke grondsla
gen zou aanvaarden, die reeds in 1922 door
den H. Stoel op de conferentie van Ge
nua werden geformuleerd.
Deze punten betreffen niet alleen den
Katholieken, maar ook de andere gods
diensten, n.l. Ie vrijheid van geweten; 2e
vrijheid van eeredienst en 3e de mogelijk
heid van de materieele voorwaarden voor
de uitoefening van den eeredienst.
Hoewel de grondwet van Lenin de gewe
tensvrijheid belooft, blijkt de practyk an
ders te zyn.
Den 6en October a.s. zal in het groot
auditorium der Leidsche Universiteit een
plechtige zitting worden gehouden ter her
denking van het 300-jarig bestaan der
Leidsche Sterrewacht.
De herdenkingsrede op deze bijeenkomst,
waartoe een aantal binnen- en buitenland
sche astronomen is uitgenoodigd, wordt
gesproken door den directeur der Leid
sche Sterrewacht, prof. dr. W. de Sitter.
Ter gelegenheid van dit jubileum zal bin
nenkort verschijnen een gedenkschrift,
handelend over de 300-jarige geschiedenis
der Sterrewacht, geschreven door prof.
dr. W. de Sitter.
Aanleiding tot de stichting van een Ster
rewacht was de arbeid van Snellius
Snellius was in 1613 als professor in de wis
kunde aan de Leidsche Universiteit be
noemd. Hij verwierf zich naam door de
ontdekking van de wet van de straalbre
king, en door de uitvoering van een me
thode om de grootte der aarde te meten,
de z.g. graadmeting. De enorme kosten,
die zijn werkzaamheden vorderden, droeg
hij geheel zelf. Eerst bij de verschijning
van de komeet van 1618 kreeg hij een
sextant uit de groote instrumentenverzame
ling van Prins Maurits te leen.
Na Snellius' dood kocht Jacobus Golius
uit de nalatenschap het groote quadrant.
Deze Golius was professor in de Ooster-
sche talen, doch aanvaardde na Snellius'
dood ook het professoraat in de wiskunde
en sterrenkunde. Zoodra Heeren curato
ren van den aankoop hoorden, vroegen zij
Golius het instrument aan de Universiteit
over te dragen; zij zouden dan voor een
passend gebouw zorgen.
De eerste Sterrewacht te Leiden werd
in 1632 aanbesteed en in het volgend jaar
voltooid,waarop den 6en October 1633 de
ingebruikname volgde.
1633—1689
(1672)
is de uitvinder der wetten van atmosferi
sche straalbreking; het was ook Snellius,
die de eerste metingen omtrent de grootte
en de diepte der aarde verrichtte.
In 1670, toen de Leidsche Sterrewacht
van grooter beteekenis was geworden, ging
men tot een belangrijke uitbreiding over
men voegde er o.m. een klokketoren aan
toe, welke platen uit dien tijd nog te zien
geven. (Fig. 1 en 2).
Het gebouw van de Sterrewacht voldeed
echter in den loop der jaren niet aan de
redelijke eischen, welke de voortschrijden
de wetenschappelijk-astronomische arbeid
stelde. Het was dan ook in 1682, toen
Burchard de Volder als directeur van de
In het jaar 1710 vermaakte de admiraal
Wilhelm Schepers, die ook burgemeester
van Rotterdam.is geweest, aan de Leidsche
Universiteit een groot en werkelijk zeer
kunstig vervaardigd planetarium.
Het was thans de beroemde prof. Kaiser
die het beheer in handen kreeg over de
Leidsche Sterrewacht. Een groote reorga
nisatie had tevens plaats, want de astro
nomie werd in den vervolge beschouwd
als een afdeeling zonder onderwijsver
plichtingen in overige vakken. Kaiser ver-
(1725)
In 1860 vangt als 't ware een nieuw tijd
perk voor de Sterrewacht aan; immers in
dat jaar moest het oude gebouw plaats
maken voor een geheel nieuw, modern in
gericht pand, hetwelk kwam te staan op
het terrein van den Hortus Botanicus. In
dezen tuin werden door Kaiser verschil
lende belangrijke astronomische uurwer
ken geplaatst. Ruim tien jaar na de ope
ning stierf deze geleerde, die zijn geheele
leven en al zijn energie aan de astronomi
sche wetenschap gaf.
Het nieuwe Sterrewacht-gebouw werd