DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN DE BULGAREN VOOR HET REICHSGERICHT. GRATIS. 24ste Jaargang MAANDAG 25 SEPTEMBER 1933 No 7619 S)e £ekiócfie(Sou^cimt D£ ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 11 GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. II DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGTj Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur eq verhuur, koop en verkoop: 0.50 Dit nummer bestaat uit VIER bladen. De Aartsbisschop en de Bisschoppen van Nederland AAN DE HUN TOEVERTROUWDE GEESTELIJKHEID EN GELOOVIGEN, ZALIGHEID IN DEN HEER. Weldra zal het tien jaar geleden zijn, dat Z. H. Exc. Monseigneur Henricus van de Wetering, zaliger gedachtenis, in naam van het Nederlandsch Episcopaat en van de andere leden van het Bestuur der Sint Rad- boudstichting onze katholieke Universiteit heeft geopend. Deze herdenkingsdag, B. G., is ons een welkome gelegenheid een kort woord tot U te richten, een woord van dank en van opwekking. Niet zonder zorg is in 1922 tot de stich ting van een eigen Universiteit besloten, want het was Ons bekend, welke hooge eischen, geestelijke zoowel als stoffelijke, deze aan de Nederlandsche Katholieken zou stellen. Maar in blij vertrouwen op Gods vaderlijke Voorzienigheid en met de ze kerheid van uw hartelijke medewerking en' van uw milden offerzin, waar het geldt een buitengewoon katholiek belanjf te Be hartigen, zijn Wij tot oprichting overge gaan. En met vreugde mogen Wij heden getuigen, dat ons vertrouwen niet is be schaamd. God heeft Ons en uw aller werk willen zegenen. Het is niet mogelijk hier bij in bijzonderheden te treden, maar het is Ons een behoefte des harten om, naast kinderlijken dank aan Hem van wien alle goede gave komt, onze erkentelijkheid uit te spreken jegens allen, die het werk van ons hooger onderwijs hebben gesteund, op welke wijze en in welken vorm ook, door hun gebed, door hun geestesarbeid, door het offer van hun persoon, door hun stof- felijken steun. Gij hebt het woord verstaan door Mgr. den Aartsbisschop bij de opening u op het hart gedrukt, dat alleen een voort gezet offer ons werk in stand en op peil kan houden. Moge uw Vader, die in het verborgen ziet,^et U vergelden. Van vele zijden zijn reeds stemmen op gegaan, die het verlangen uitspraken naar verdere voltooiing, met name naar oprich ting der geneeskundige Faculteit. Het zal U duidelijk zijn, B. G., dat Wij in deze kri tieke tijden met hun ernstige finantieele zorgen geen beroep op U mogen doen voor de zeer groote offers, welke deze uit breiding zou vragen. Zij zal er te zijner tijde ongetwijfeld komen, want om met Z. H. den Paus te spreken: „de Nederlanders staan bekend als goede werkers, vasthou den, en taai volhardend, zij zullen ook het werk der katholieke Universiteit volein den". Maar, B. G., wat wij U wel durven vra gen, en U heden met allen aandrang vra gen, is, dat gij wilt volharden in uw trouwe jaarlijksche bijdragen. Wij zouden U allen hierbij willen wijzen op een middel, dat onze Heilige Vader krachtig heeft aanbe volen en in zijn vaderlijke zorg voor de katholieke Universiteit van Italië, n.l. het zich ontzeggen van eenig genotmiddel om met datgene, wat men aldus vrijwillig be spaart, de noodzakelijke goede werken te helpen bevorderen. De ervaring toont im mers aan, dat ook in deze zorgelijke tijden, de uitgaven voor genotmiddelen nog ont stellend groot zijn. Het offer, door verso bering gebracht, moet Gode dubbel aan genaam zijn. In het bijzonder hopen Wij, dat allen, die nog iets van hun overvloed kunnen afzonderen, vooral door de toe zegging van een vaste jaarlijksche bij drage, ons hooger onderwijs, waarbij wij geheel op giften zijn aangewezen, naar beste krachten zullen steunen. Tenslotte B. G., herhalen Wij nog eens ons verzoek om uw gebed. Onze katholie ke Universiteit is niet alleen een stoffe lijke aangelegenheid, maar ook en in de eerste plaats een gewichtig geestelijk be lang. Hier geldt dubbel, indien de Heer het huis niet bouwt, zwoegen de werklie den te vergeefs. Over den nood van den tijd, klagen we allen. Maar bedenkt, dat niet de stoffelijke, maar de geestelijke nood vooral onze bezorgdheid moet wekken, want daarin ligt tevens de voornaamste reden van de algemeene stoffelijke ontred dering van onze samenleving. Alleen her stel en doorwerking van de katholieke le vensbeginselen kan ons redding brengen. En volgens deze beginselen toekomstige leiders van onze maatschappij vormen, dat is bij uitstek de taak van onze katholieke Universiteit. Daarom hebben Wij het vorig jaar be paald, en bepalen nogmaals bij dezen, dat de laatste Zondag van September telken j&re op bijzondere wijze zal gewijd wor den aan gezamenlijk gebed voor onze Uni versiteit. Draagt ook het H. Misoffer, dat V „Verzet noodzakelijk" voor den middenstand. Donderdag wordt te Breda het 10de R. K. Middenstandscongres gehouden. Daar zal o.m. worden gesproken over „wettelijke bescherming van het kleinbe drijf". Praeadviseurs zijn prof. dr. W. J. M. Koenraadt en drs. H. L. Jansen. De korte inhoud van het eerste prae- advies hebben wij vermeld in ons nummer van j.l. Donderdag; die van het tweede praeadvies publiceeren wjj vandaag. Beide hoogst leerzame praeadvie- zen zijn ook reeds te zamen in boekvorm verschenen als uitgaven van den NederL R. K. Middenstandsbond. Wij mogen herinneren, dat wij in een artikeltje verleden week opmerkten, dat de regeering door wettelijke maatregelen paal en perk moet stellen aan de overmacht van het kapitaal op de middenstandsonder nemingen. En wij voegden hieraan toe, dat de wijzer van de oeconomische ont wikkeling niet mag worden teruggezet, maar dat die wijzer ook niet wordt te ruggezet, als men die oeconomische ontwik keling niet wil laten groeien op wat s o- c i a a 1 niet gewenscht is. En wat wij nu lezen in de gezamenlijke conclusiën van genoemde praeadviseurs stemt vrijwel overeen met wat wjj schre ven en met onze meening. In de vijfde conclusie wordt gezegd: „De grootonderneming op het gebied van de nij verheid is om economische redenen, om re denen van volkswelvaart, onmisbaar. Ook op het gebied van den detailhandel mag tegen een matige opkomst van de groot- onderneming geen bezwaar worden ge maakt". M.a.w. de wijzer van de oeconomi sche ontwikkeling mag niet worden terug gezet. Maar die oeconomische ontwikkeling mag niet botsen met eischen van socialen aard, eischen van algemeen belang. En de zesde conclusie zegt daarom: „Wat de zelfstandige kleinonderneming in haar verhoudingen tot de grootonderneming en tot het coöperatiewezen parten speelt, is de volstrekte ongebondenheid van de volks huishouding, de onbeperkte vrijheid van concurrentie. Mede als gevolg hiervan leeft de ongeregelde winzucht zich ten volle uit, wat betreft de middelen, welke in onder linge concurrentie worden gebruikt. Tegen deze fundamenteele dwaling van het huidige sociale en economische leven is het verzet noodzakelijk, ook om het groote goed van de zelfstandige klein onderneming voor de maatschappij naar v.ensch te kunnen behouden". (Wij spa tieeren. Red. L. Crt.). Verzet tegen de overmacht van het kapitaal is voor het bestaan van den mid denstand noodzakelijk. Dat zal het meest doeltreffend kunnen geschieden in publiekrechtelijke beroep- schappen. Doch, zoolang deze er nog niet zijn, zal de gewone wetgever moéten in grijpen. Maar ook moet de georganiseerde middenstand zelf optreden. Allereerst, na tuurlijk, om practische voorstellen ten deze met klem te propageer en! Maar ook kan de middenstand zelf wel wat bereiken z o n- d e r den wetgever, landelijk, "en misschien nog beter plaatselijk, n.l. tegen misstanden van plaatselijken aard, die plaatselijk kun nen worden bestreden. Er zijn voorbeelden van, dat van een zijde, waarvan men het niet mag verwachten, een klaarblijkelijk immoreele bevoorrechting plaats heeft van het kapitaal tegenover den „kleinen" on dernemerTegen zulke gevallen kan vaak het best plaatselijk worden opgetre den, en dat zal o.i. ook succes hebben, in dien wordt geageerd metkrachtig beleid. gij heden bijwoont aan God op als smeek- offer, opdat onze Universiteit haar geeste lijke zending moge volbrengen, n.l. mee werken aan de verheerlijking van God, volgens het epistel van dezen dag: „Aan Hem, die door de kracht, welke in ons werkt, veel meer kan doen, dan dat wij bidden of denken, aan Hem zij de eere in de Kerk en in Christus Jezus voor alle geslachten van eeuwigheid tot eeuwigheid'.' En zal dit Ons gezamenlijk herderlijk schrijven in alle tot onze Kerkprovincie behoorende kerken, alsmede in de kapel len, waarover een rector is aangesteld, op Zondag 24 September a.s. onder alle vast gestelde H.H. Missen van den predikstoel worden voorgelezen. t J. H. G. JANSEN, Aartsbisschop van Utrecht, t P. A. W. HOPMANS, Bischop van Breda, t A. F. DIEPEN, Bisschop van 's-Hertogenbosch. t J. D. J. AENGENENT, Bisschop van Haarlem, t Dr. J. H. G. LEMMENS, Bisschop van Roermond. Gegeven te Utrecht, 12 Augustus 1933. VAN DER LUBBE BEëINDIGT ZIJN VOEDSELSTAKING. INCIDENTEN MET BEKLAAGDE DIMITROFF. HET VERHOOR DER BULGAREN. Zaterdag is, zooals gemeld, te Leipzig een begin gemaakt met de verhooren der Bulgaarsche beklaagden. Het eerst werd Dimitrof aan de tand gevoeld. Deze beklaagde is een heel an der man dan de zich suf houdende v. d. Lubbe. Hij is een vuurspuwende berg en raakt al dadelijk in conflict met den pre sident. Een gevaarlijk mensch bleek deze Dimitroff, die reeds verscheidene malen is veroordeeld wegens terreurdaden, een maal zelfs ter dood. Als de president va neht Reichsgericht hem vraagt, naar verdere medddeelingen omtrent zijn veroordeelingen in Bulgarije, antwoordt Dimitroff: „Ik heb gehoord, dat ik in Bulgarije ter dood veroordeeld ben. Nadere inlichtingen heb ik daarover niet ingewonnen, want het interesseert mij niet." De president: Volgens mededeeling van het Bulgaarsche gezantschap bent u in Januari 1924 tot levenslange tuchthuis straf veroordeeld, wegens het aanstichten van den September-opstand in Bulgarije. In een tweede proces is u dan tot de dood straf veroordeeld wegens het organiseeren van een gewapende opstand. Hebt u dan niet langs omwegen naar die veroordee lingen geïnformeerd? Dimitrof: Voor mij heeft de veroordee ling geen belang en geen beteeken is. De president: Maar misschien voor ons. Ik vraag u slechts, of u de u gedane mede deeling over uw vroegere bestraffing kunt bevestigen. Dimitrof: Nu vooruit, dan bevestig ik dat maar. De president: Dimitrof, ik wil u alleen maar dat zeggen, gedraagt u zich hier be scheiden en rustig. Als u dat niet doet, dan krijgt u met ons te doen. Als ik met u spreek over vroegere straffen, dan gaat het er niet om, of u dat onverschillig is of niet. In het verdére verloop van de onder vraging ziet de president zich weer ge noodzaakt verdachte te verzoeken beschei dener op te treden. Dimitrof vertelt dan, dat hij in 1929 naar Berlijn is gekomen. Hij heeft zich nooit by de politie aangemeld, omdat hij vervolgd werd. Hij beweert, dat zijn pas niet valsch is, doch de president merkt op, dat door deskundigen is vastge steld, dat dit document gemaakt is door een communistische centrale voor het ver- valschen van passen. In de middagzitting trachtte de president vast te stellen of Dimitrof te Berlijn in het geheel geen aansluiting heeft gehad bij Duitsche communisten. Verdachte ant woordt, dat hij een geheele reeks Duitsche communisten te Moskou heeft leeren ken nen, toen deze aan internationale congres sen deelnamen. Hij heeft echter maar zel den, misschien twee keer, met Duitsche communisten over Bulgaarsche kwesties gesproken. „Ik ben een geestdriftig vriend der Sov jet-republiek en van Stalin, maar ik ben nooit in Duitschland of in een ander land een afgezant geweest der Sovjet-Russi sche communisten. Ik bestrijd die bewe ring van de acte van beschuldiging. Mijn eenige schuld of onwettige handeling in Duitschland was, dat ik er heb gewoond, zonder bij de politie aangemeld te zijn". Popof's verleden. Het Hof gaat dan over tot het verhoor van verdachte Popof, die in 1902 in een Bulgaarsch dorp is geboren. Zijn vrouw woont in Moskou. Verdachte geeft toe, dat hij in Juni 1932 wegens zijn lidmaatschap van het centraal comité der Bulgaarsche communistische partij, by verstek, tot 12 1/2 jaar tuchthuisstraf en 15 jaar ver lies van burgerrechten is veroordeeld. Aan den gewapenden opstand van 1923 heeft hij echter niet deelgenomen en hij is deswege ook niet vervolgd of veroor deeld. Toen na dien opstand vele commu nisten gearresteerd werden, is hy uit Bul garije gevlucht, omdat hij vreesde, dat men hem als communist eveneens gevangen zou nemen. Hy is toen kantoorbediende in Weenen geworden. Later is hij naar Mos kou gegaan. Op vraag of hij te Berlijn in communis tische kringen heeft verkeerd antwoordt Popof, dat hij nooit met een leidende per soonlijkheid" in politieke partijen is bijeen geweest en er ook geen kent. De behandeling wordt daarna verdaagd tot vandaag half 10. DE VERHOOREN VAN MAANDAG. Aan het begin van de zitting deelt de verdediger van den Bulgaar Dimitroff, dr. Teichert, mede, dat de zuster van den be klaagde te Leipzig is aangekomen en ver zoekt als getuige te worden gehoord. Na een korte beraadslaging van het Hof wordt besloten mej. Dimitroff als getuige te hooren. De Oberrechtsanwalt dr. Werner acht dit getuigenverhoor overbodig, doch het Hof besluit niettemin mej. Dimitroff toe te laten. Het eerste wat de tolk tot mej. D. heeft te zeggen is een waarschuwing van den president dr. Bünger: „U behoeft hier niet te lachen. Het gaat om zeer ernstige za ken". Zij, die zich per 1 October a.s. wenschen te abonneeren op „DE LEIDSCHE COURANT", ont vangen de voor djen datum ver schijnende nummers gratis. DE ADMINISTRATIE VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. Marinus v. d. Lubbe eet weer. De Bulga- ren worden gehoord te Leipzig. (Ie pagi na). Hoe Duitschland het werkloosheidsvraag stuk oplost. (4e blad). Get. Dimitroff verklaart uit Parijs te komen, waar zij verscheidene advocaten zou hebben verzocht, zich met de verde diging van haar broer te willen belasten. Bekl. Dimitroff wil naar aanleiding hier van iets opmerken, doch de voorzitter zegt hem, dat hij later het woord zal krijgen. Get. Dimitroff bevestigt, dat haar broer lid was van de Bulgaarsche communisti sche partij en deel uitmaakte van het Cen traal Comité. Voorzitter: „U hebt gecorrespondeerd met uw broer, toen hij in Duitschland was. Wat heeft hij u toen medegedeeld?" Getuige: „Hij schreef my, dat hij het zijn plicht achtte van Duitschland uit voor de Bulgaarsche communistische beweging te werken, omdat hij naar zijn land niet meer kon terugkeeren". Overigens beves tigt zijn zuster op vragen van Dimitroff, dat hij haar geschreven heeft, dat hij we kelijks 2 a 3 artikelen leverde voor de In ternationale Perscommissie en dat hij ma teriaal over de Bulgaarsche communisti sche beweging heeft verzameld. Tenslotte wordt naar aanleiding van vragen van Landgerichtsdirektor Parisius geconstateerd, dat de getuige van einde 1926 tot Juli 1933 ononderbroken te Mos kou heeft vertoefd en daar in begin No vember 1932 ook den huidigen beklaagde Popof voor het laatst gezien had. (Het valt op, dat tijdens dit verhoor de bekl. v. d. Lubbe op zijn stoel geheel in elkaar is ge zakt en schijnt te slapen). Getuige: „Ik heb hem niet eenmaal, doch dikwijls gezien". Popof: „Was de getuige in het midden van Mei in een vacantieverblyf in de buurt van Moskou?" Oberrechtsanwalt Werner: „Dat is een suggestieve vraag, waardoor de get. in den mond wordt gegeven, wat zij moet antwoorden". Popof ontkent opgewonden, dat hij een suggestieve vraag heeft willen stellen. Getuige: „Ik weet, dat hij daar is ge weest". Verdere vragen heeft Popof niet te stel len. Daarentegen vraagt de Bulgaarsche beklaagde Tanef of de getuige weet, dat hij in 1928 leider van een opleidingsschool is geweest. Op deze vraag weet mej. Dimitroff geen antwoord te geven. (Voor het vervolg zie Telegrammen). MEDISCH RAPPORT OVER v. d. LUBBE. Pleegt hij lijdelijk verzet? Marinus van der Lubbe, de voornaam ste verdachte in het Rijksdagbrand-pro- ces, is Zaterdagavond, na afloop van de proces-zitting, door den gerechtelijken arts, dr. Schütz, onderzocht. Het resultaat van het onderzoek naar v. d. Lubbe's ge zondheidstoestand was naar het Wolff- bureau mededeelt als volgt: „Van der Lubbe bevindt zich in een toe stand van lijdelijk verzet en psychischen afweer en legt het er blijkbaar op aan, door het teweeg brengen van volkomen krachteloosheid het afbreken van het pro ces af te dwingen. Zulk een houding komt BINNENLAND Groote fabrieksbranden te Wormer en Enschedé, modezaak afgebrand te Helmond (Laatste Berichten). Moordaanslag te Hengelo. (Gem. Bcr., 3de blad.). Nadere bijzonderheden omtrent de contin- genteering van den invoer van sierplanten (lste blad). Benoemingen in het Bisdom Haarlem. (Kerkn. 2de blad.). UIT DE OMGEVING. Vandaag is de nieuwe burgemeester van Alphen geïnstalleerd (lste blad). SPORT EN WEDSTRIJDEN. Goed geslaagde najaarswedstrijden van de Brasemermeer. (2de blad). Jan Zeegers verbetert het 8 km. record. (2de blad). De voetbalcompetities. (2de blad). ook overeen met de aanwijzingen, die aan de leden der communistische party zijn gegeven ten opzichte van hun houding voor de rechtbank. Voorloopig is Van der Lubbe nog in staat het proces bij te wo nen. Hy is ook in staat de besprekingen te volgen. Mocht hij zijn houding van verzet niet opgeven, dan zal natuurlijk moeten worden overwogen, of men tot gedwongen voeding zal overgaan. Van der Lubbe krijgt in de gevangenis ziekenkost. Za terdag is hem bijvoorbeeld vleesch met gebakken aardappels en groenten en bo vendien wijn en perziken gegeven. Hij heeft echter niets gebruikt." Hij at Zondag weer. In het sociaal-democratisch orgaan „Socialdemokraten" wordt seint Wolff onder het opschrift: „Van der Lubbe op sterven" „Werd hy vergiftigd?", de leugen verspreid, dat men heeft gepoogd den beklaagde uit den weg te ruimen. Hiertegenover moet worden vastgesteld, dat Van der Lubbe zich Zondag veel be ter voelde dan Zaterdag. Hy heeft een weinig brood gegeten en heeft verscheide ne uren in den tuin van de gevangenis gewandeld. Hij werd bij die gelegenheid door zijn verdediger bezocht en onderhield zich met hem. HET PROCES DUURT NOG EENIGE WEKEN. Landgerichtsdirektor Parisius, die op treedt als tweede officier van justitie, heeft aan een specialen verslaggever van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 1