ONTMOETING MET REUZEN SLANGEN Een geweldig gevecht in het oerwoud tus schen een anaconda en een krokodil. Het was een gloeiend heette voormiddag in Januari en onbarmhartig zond de zon haar gloeiende stralen op het eindeloos wijde vruchtbare land. Boven de suikerrietvelden trilde de over verhitte lucht. En juist op dezen dag moest een begin ge- maakt worden met het omploegen van een groot stuk weiland van de farm in Zuid- Guatemala! Reeds weken waren de „jongens" buiten en effenden den bodem van het dichte struikgewas. Accacia- en mimosa-struiken hadden zich in de laatste jaren geweldig uit gebreid. schoten met angstwekkende snel heid de hoogte in en boden onschuldige en ge vaarlijke dieren een welkome schuilplaats. Nu was men er echter met messen en bijlen op af getrokken. Hel afgekapte hout was in een mi nimum van tijd door de vlammen verteerd. Slechts manshoog onkruid, doornig, hard, taai, met lianen omwoekerd, bleef achter. Maar nu zou de motorploeg haar werk be- iginnen. Zij had het niet zoo gemakkelijk als in onze lage landen. Nu eens moest zij een berg beklimmen, dan weer afdalen, de diepte in. Het overwoekerende onkruid greep met duizenderlei vangarmen naar de noeste ploe- I gers, en de vreeselijke hitte bracht de lucht onder het kleine afdak van gegalvaniseerd ijzer eenvoudig aan het koken! I Zoo waren reeds twee zware uren verloo- I pen. De motor had meermalen geweigerd het i koelwater had men herhaaldelijk moeten ver- I vangen. Een wijle rust onder de geweldige oerwoud-boomen tusschen philodendron en i vuurroode lebin, bij 't genot van een sappige cocosnoot en 'n paar versche bananen had den intusschen de levensgeesten weer opge wekt. Nu ging het weer vooruit! De uitgeruste motor zette gewillig aan, de Indianen legden de suikerricthuizen in de voren, het ging bij zonder goed en vlug. Doch hoe waar is het spreekwoord, dat men den dag niet moet prij zen voor de avond valt! Wij werkten ons op een effen stuk land met geweld door het woe kerende stekelige onkruid heen, toen plotse ling :n de nabijheid een geweldig lawaai weer klonk. De ploeg probeerde over een of andere hindernis heen te komën, zij sneed en beet er zich door.... zij streed met een of anderen onzichtbaren vijand.... maar tevergeefs. Na enkele oogcnblikken zat zij hulpeloos vast. Mopperend verlieten wij onze zitplaats.... nu al voor de zooveelste maal.... Wat onze oogen toen ontwaarden was on beschrijfelijk. een onontwarbare kluwen van wild wringende slangen.... een brei van verscheurd, gemalen vleesch.... een hutspot van afgescheurde, in 't wild rondwringende brokken.... losgerukte stukken aan de ploeg, die midden in een vleeschkronkel, ter dikte van een dijbeen was blijven steken... een vreeselijke, doodstrijd van een reuzenslang, die volgegeten en traag door den malenden motor op tallooze plaatsen doorgesneden en in stukken gereten was. Het was een schouwspel, dat iemand de haren te berge rijzen deed! Ik voelde een geweldige afschuw in me op komen. Dit nog altijd kronkelende reuzen- dier, dat zich in doodskrompen telkens weer trachtte op te rollen.... dit reuzensterke ge spierde lijf. dat meermalen radicaal doorge sneden was.... het alom gutsende bloed... het schuifelen en ritselen in het dorre onkruid het was verschrikkelijk om aan te zien. De Indianen, die er gevoelloos om heen ston den, namen het geval veel nuchterder op en beoordeelden het met philosophische kalmte. Zij zeiden slechts dit ééne: „Jammer van de mooie huidl" Dat was mijn eerste ontmoeting met dezen reus onder de slangen. Enkele weken later zou ik gelegenheid hebben, getuige te zijn van een nog veel opwindender schouwspel. De Rio Nino rechtvaardigt niet immer zijn faam. In de droge jaargetijden stroomt hij traag en rustig tusschen huizenhooge loofmu- ren. Maar in de maanden van den regentijd wordt hij een wild, brullend dier, dat alles meesleurt wat hem in den weg staat. Nu, be gin Januari, was hij echt kalm. Met nauwe lijks hoorbaar gekabbel stroomde het grijs bruine, ondoorzichtbare water tusschen de groote lava-blokken. Van de oeverranden hin gen tallooze lianen als scheepstouwen tot in het water. Groote, bonte papegaaien vlogen van tak tot tak en een leger vroolijke apen voerden hun acrobatische kunsten uit! Uit het ondoorgrondelijk bruin dook een spitse snuit omhoog, een geweldig lichaam zwom op de zandbank toe, een paar stevige pooten klemden zich vast.... een reuzenlijf kroop op het zand, draaide zich eens om en bleef met den kop naar het water gericht, lig gen. De Rio Nino was niet alleen het jachtge bied der krokodillen. Ook de anaconda zocht hier met succes haar voedsel. Thans scheen zij echter verdwenen te zijn. Ik staarde nog wel een kwartier lang naar de groene muren, zonder het minste te zien. En toch was zij vlakbij! Rond een boom gewonden, zag zij verlangend naar de Rio Nino! Eindeloos lang duurde het, eer de kronkelingen zich losmaak ten en den kop boven den rand der zandbank verscheen! De anaconda was op het zand geland. Haar lichaam ter dikte van een dijbeen, schoof langzaam op de helverlichte zandvlakte voor uit. Het scheen geen einde te willen nemen. Telkens weer kwam er een nieuw stuk slan genlijf uit het oerwoud te voorschijn. Ten slotte lag het reuzendier in zijn geheele lengte met zijn prachtig gekleurde huid op het mulle zand. Zij zal ongeveer 7 meter lang geweest zi)n. De punt van den staart lag onder de bla deren verborgen, de kop rustte over den rand der zandbank, vlak aan het water. Hoe het kwam, waarom het gebeurde, ik weel het niet. Het ging alles zoo snel, dat ik het niet volgen kon. Was de slang geprikkeld door dc aanwezigheid van den krokodil, of w-as 't misschien omgekeerd 't gevalhet zal wel nooit uitgemaakt kunnen worden... 't Zand stoof omhoog, viel ruischend in 't water... papegaaien vlogen luid krijschend DE LEIDSCHE COURANT de boomen in. Oermachten gingen op elkan der los. Toen ik weer kon onderscheiden was de oude krokodil geboeid. De reuzen-anaconda had hem tusschen staart en voorpooten drie stijve kronkels om het lijf gewonden. Nu begon een strijd op leven en dood. Maar niet woest, niet met veel lawaai... De tegen standers, elkaar gelijk in kracht, gingen doel bewust te werk, gunden elkander tijd om op adem te komen. Zoo kwam het dat de krokodil die door de slang geboeid was, een heele poos onbeweeglijk wachtte of de anaconda geen nieuwe kronkel aan de andere toevoegde. Plotseling brak het spel der beide tropen- dieren weer los. De krokodil trachtte in het water te komen. Zand warrelde omhoog... wa ter spatte hoog op... waterfonteinen sproeiden weer op de omwoelde zandbank. Nog een oogenblik en de krokodil bevond zich heele- maal in het water alleen de muil met de neusgaten was nog te zien. Weer een ge vechtspauze. Zou de anaconda ondertus- schen haar kronkels misschien vaster aan trekken?.... In reder geval werd het den krokodil te bont... Er ontstond een wilde worsteling in het ondiepe water. De kroko dil trachtte met zijn reuzenmuil den vijand in stukken te bijten.... hij ging als een dolle man met zijn staart te keer. De anaconda wond zich vaster en vaster om het lijf. Ten slotte verdwenen beide in den ondoorzichtigen stroom. De tropennacht viel snel in en ik moest probeeren, de rancho te bereiken. Hoe zou de strijd wel geëindigd zijn? Uil begrijpelijke nieuwsgierigheid ging ik den vol genden dag weer naar de rivier. Wie be schrijft mijn verbazing toen ik het schouwspel van gisteren bijna onveranderd terugvond. De beide strijdenden waren weer op de zand bank geland, lagen echter onbeweeglijk in het water... Ditmaal had ik een fototoestel bij me en kon de zeldzame omhelzing op de gevoelige plaat vastleggen. Waren ze dood? Ik nam een stuk lava en wierp het naar den krokodil. Een bcm had geen grootcre uitwerking kunnen heb ben. In het volgend moment was het oerwoud weer getuige van een geweldigen strijd, zoo- dat de Guacas verschrikt opvlogen; De ana conda had sinds gisteren een nieuwe kronkel aangebracht. Urenland duurde dat afschuwe lijk, demonisch schouwspelhet zweepen en rukken het het in-het-water storten er zwemmen het aan-land-kruipen en zand- opwerpen.... het doodelijk aansnoeren der kronkelingen. Den tweeden dag was het met den krokodil gedaan. De oude, sluwe knaap, de wreede roover was de eeuwige jachtgonden binnen gegaan. De anaconda zelf. overdekt met wonden, lag onbeweeglijk aan den oever. Ook zij was uitgeput vat. den strijd. Maar nu was zij ook koningin van de oerwoud-rivier tus schen twee groote stroomversnellingen., was zii koningin in haar rijk. Wanneer de Indiaansche vrouwen van het dorpje waschdag hebben, dan wordt het le vendig in Rio Nino. Een heele schaar babbe lende en lachende vrouwen komt door het woud naar de rivier. Met haar lichtgekleurde „Enaguas" (heupdoeken) en haar koperbron zen, naakte bovenlichamen, lijken het wande lende bloemen, Bij dragen bijna allen een baby in den rugdoek. Het grootste gedeelte van zijn allereerste jaren brengt zoö'n baby op den rug der moeder door. Aan den oeverkant bloeit de vaal-gele doodsbloem, de „Cochud". Zij verkondigt niets goeds.ongeluk, dood. beteekent haar ver schijnen. Zoo zeggen de bijgeloovige Indianen. De vrouwen wasschen en babbelen. Kinderen van 4, 6, 8 jaar, dartelen rond. Een heerlijk leven in volle vrijheid en reine oerwoud-lucht. De 6-jarige Patulu heeft een dier groote „Morphos" ontdekt, een dier betooverend mooie vlinders die door het oerwoud vliegen. Patulu wil den „Morpho" hebben. Het is nu ebbe op de rivier, zoodat rots en zand vrij liggen. De „Morpho" fladderde van bloem tot bloem. Telkens wanneer de kleine Patulu vlak achter hem is, maakt hij enkele vleugelslagen en reeds is ze weer 'n stuk ver der. Zoo verwijdert Patulu zich meer en meer van zijn moeder. De Rio Nino maakt een krom ming en de kleine is uit het gezicht der vrou- Aan een tweede kromming van de rivier vormt de lava een nauwe doorgng.... brui send windt het water er zich doorheen. Be sluiteloos blijft Patulu staan.... den vinger in den mond.... Daar schommelt iets in de luchtzwerft even heen en weer, legt zich heel zacht rond het naakte kereltje, dat ver stijft van schrik en geen geluid meer uit kan brengen. De anaconda trekt heel zacht aan. snoert het lichaam bij de heupen spelender wijze samen, windt zich rond de borst, drukt de teere ribben in.... tot het lichaam heel smal en dun wordt gaat recht overeind staan en monstert z'n zeldzame, heerlijke ptooi. Krachteloos hangen de magere beentjes naar beneden. Patulu zal niet lang geleden hebben. Schrik en gebrek aan lucht zullen hem spoedig bewusteloos gemaakt hebben. Tenslotte wordt het ontbreken van Patulu opgemerkt. De vrouwen gaan zoeken en na enkele minuten reeds staan zij voor het lugube re schouwspel. De anaconda is nog niet met haar maaltijd begonnen. Zij houdt Patulu nog steeds vast in haar doodende omhelzing.... Wij lossen er enkele schoten op.... Met een knuppel is de kop der anaconda niet te berei ken en nu moet een geweer 't wraakplan vol trekken.... De schedel wordt nagenoeg weg geschoten.Maar het lichaam laat zijn slachtoffer niet los. De blinkende „Machete" moet in het lijf der anaconda gestooten worden moet het op verschillende plaatsen door srijden, eer Patulu op den grond valt. Kort tevoren had er een gebeurtenis van het grootste gewient met de anaconda plaats ge had. Onze anaconda was móeder geworden. Ongeveer 2V£ dozijn jongen van een halve meter lengte, hingen in de boomen langs den oever, dartelden in het water, alsof ze er al tijd geweest waren. De geweldige moeder is nu dood. Er.kele van haar jongen zullen de natuur, die van geen toegeven weet, en naar brutale wetten heerscht, ten offer vallen. De andere zullen als hun ouders op vogels en wa- terzwijnen jagen.... in de boomen hangen en het vrije leven van het oerwoud voeren. EEN AVONTUUR IN MANDSJOERIJE door J. Halm. Toen mijn vriend van zijn laatste groote reis was teruggekeerd, vertelde hij mij het volgende, wat hem overkomen was: „Dagenlang had ik in Charbin moeten wach ten vooraleer ik mijn reis naar het Noorden kon vootzetten, 'n overstrooming had de brug gen weggeslagen en zoodoende was het spoor wegverkeer verbroken. Toen ik eindelijk verder kon reizen was de trein buitengewoon druk bezet en moest ik mij tevreden stellen met een damescoupé d:e met zware leeren gordijnen afgesloten kon worden, zooals dat in de landen met overwe gend Mohammedaansche bevolking ge- Nu. daar had ik niets op tegen, want zoo doende was ik meteen onttrokken aan de nieuwsgierige blikken en vragen van mijne medereizigers. Ik had een plaats aan 't raam pje.... ik kon dus niets beters wenschen en dagenlang had ik een heerlijk uitzicht over de uitgestrekte steppe, die nog in lentekleed getooid, als een bont, kostelijk tapijt zich voor onze oogen ontrolde. Wel had de brandende zon reeds haar werk verricht, en de toppen verbrand der millioenen grassprietjes, die zich nu in gele of roest-roode boschjes over de nog groene' halmen bogen. ook waren er al uitgestrekte gedeelten, die reeds een bronzen tint begonnen te krijgen, maar nog verhieven blauwe en witte bloemen hun kopjes, nog steeg er een wolk van stuif meel boven het gras omhoog.... nog was er geen enkel wolkje te bespeuren maar een he mel van kristal en zilver welfde zich boven de onafzienbare vlakte. De trgin stopte bij een armzalig plaatsje met enkel houten huizen evenals de an deren was ik uitgestegen om te genieten van deze kleine afwisseling, die het kruiperig en toch brutaal gedoe van Mongoolsche Tartaar- sihe, Chineesche en Russische handelaars aan de reizigers gewoonlijk biedt. Ik stapte weer in;.... toen ik door den wagen ging zag ik, dat de trein nog drukker bezet was. Ik was blij een plaatsje te hebben en ging weer zitten, terwijl ik opnieuw het landschap beschouwde, dat steeds sneller voorbijgleed; eilanden van kreupelhout en struikgewas, die verloren vie len in de wijde woestijnsteppen zouden spoe dig plaats maken voor dichtbegroeide wou den.... uitgestrekte oerwoudenterwijl onze trein als een vuurspuwend brullend mon ster tusschen het groen raasde.... Plotseling werd het gordijn dat de coupé af sloot weggerukt.... Een groot man, in Mon goolsche kleeding stond voor me.... achter zijn breedë schouders een slanke, tengere vrouwengestalte in een sluier gehuld.... Zon der te groeten wees hij haar de richting van den gang en zeide op bazigen toon tot mij: „Verlaat deze damescoupé onmiddellijk! Je moogt hier niet zitten!" Dan, over zijn schouder heenkijkend, 6prak Hij op barschen toon verder: „Ik heb hier plaats voor je gemaakt.... ga zitten en blijf hier tot we op de plaats van onze bestem ming zijn". Voor hij uitgesproken had, bemerkte hij al reeds, dat ik niet de minste aanstalten maak te om aan zijn bevel gevolg te geven. Met half verbaasden half dreigenden blik kwam hij wat dichter naar me toe en herhaalde thans in het Russisch: „Waarom staat ge niet op? Zie je niet, dat ik deze plaats noodig heb?. Ik kon het niet helpen, maar ik moest hardop lachen. De Mongool rimpelde het brui ne voorhoofd en zijn spleetoogen, bliksemden gevaarlijk: Doodkalm zei ik tot hem: „Bent u de directeur van dezen spoorweg? Wie geeft u dan het recht zoo op te treden? Dat is mijn plaats en ik denk er niet aan ze af te slaan. Zeker niet aan u". Het gezicht van den Mongool vertrok zich tot een woedenden grijnslach. „Dat zal ik je betaald zetten", siste hij tusschen zijn tan den. Om hem niet onnoodig te prikkelen zei ik: „Wanneer u meent, dat ik in mijn onrecht ben, roep dan den conducteur", die zal beslis- „Ik spuw op je!" krijsche de Mongool. Ik 9puw op je, op jullie allemaal, die uit Europa gekomen zijn, om ons uit te plunderen! Pas cp man!" Toen trok hij zijn vrouw ruw aan armen en schouders, draaide zich om en verdween. Natuurlijk hadden zijn luide, hatelijke woorden veel nieuwsgierigen gelokt. Indiërs, Chineezen, Mongolen verdrongen zich voor mijn coupé en toen ik opstond om het voor hang weer te sluiten, waarschuwde men mij van alle kanten voor de wraak van dezen man Sommigen meenden dat hij een communis tisch agitator was. die zeker heel veel invloed hij de Russen had, hoe zou men anders zijn brutaal optreden kunnen verklaren? Ofschoon ik eenigszins geneigd was om de zaak van den lichten kant te beschouwen vertelde ik het geval toch aan den conducteur en deze be loofde een waakzaam oog op mijn afdeeling te houden; ten overvloede besloot ik zelf wakker te blijven met lezen of schrijven, zoodat ik niet verrast kon worden. Wie kent niet die onuitsprekelijke lang zaamheid waarmede een nacht in den trein voortkruipt? seconde voor seconde gaat de tijd voorbijlangzaamvooral lang- Gedempt, schemerig brandt het rossig licht. Buiten sterven de kleuren weg.... allerlei zonderlinge beelden rollen voorbijbos- schen, grauw als asch, waaruit bleeke stam men afs schaduwen die elkander achterna snellen... anders niet. Nu en dan een lang gerekte toon van de stoomfluit.... als de klacht van een gepijnigd dier Reeds lang boeide de lectuur mij heelemaal niet meer.... Ik verloor mij in droomen, waarin de Mongool een rol speelde.... Voort durend hield ik het leeren voorhang van mijn afdeeling in het oog en mijn verbeelding tooverde mij allerlei phantastische dingen vcor'k zag iets bewegenlangzaam... een bruine hand.... een fonkelenden dolk... droombeelden! zooals men die ziet, wanneer men met geweld tegen zijn slaap vecht en er niet geheel meester over kan blijven.... Ik geloof, dat ik nu en dan ook werkelijk eeni- ge minuten sliep. Plotseling schrikte ik op uit mijn droom en zag hoe werkelijk een hand het voorhang weg schoof.Maar zij was klein en blank.... niet die groote ruwe vuist van den Mongool Nauw merkbaar werd het voorhang opge heven en een stem, die ik als de stem van een vrouw herkende, fluisterde vier woorden., vier woorden maar in mijn coupé, woorden, die mij als een raadsel in de ooren klonken. „Pas op het net!" Eer de fluistertoon was weggestorven, was ik reers opgesprongen en trok het voorhang op zij. Ik keek de gang langs... het licht was gedemptoveral lichamen van slapenden; zij zaten gehurkt.... sommigen lagen, sommi gen sliepen staande geleund tegen de wanden. Wel scheen het me toe, als fladderde een zwart gewaad als de vleugels van een vleder- muis ik meende een lichte stap te hoo- ren.... maar afstand, schemerlicht en het rol len van den trein brachten me in vertwijfe ling „Pas op het net!" Ik keek eens opmerkzaam rond en zag het bagagenet boven me en meteen bemerkte ik, dat het doorliep en voor twee coupé's diende, zoodat de tusschenwand naar de volgende af deeling hier verbroken was. Plotseling be- gieep ik het gevaar, waarin ik verkeerde.... Had ik, evenals tevoren alleen het leeren voorhang in het oog gehouden, dan kon er boven mij, achter mijn rug, gebeuren wat wil de, zonder dat ik er iels van bemerkte. Zeker er kon niets anders met dit „net" be doeld zijn. Nu ik wist, vanwaar het gevaar mij be dreigde was ik volkomen kalm en waakzaam. Ik nam mijn jachtmes uit mijn handkoffertje benevens mijn revolver, die ik altijd bij me droeg. Toen ging ik weer naar mijn plaats, haar hield de opening boven mij scherp in het oog. Uit de waarschuwing besloot ik dat het ge vaar niet veraf meer kon zijn, mijn vijand had beslist al zijn voorbereidingen reeds gemaakt. Heimelijk beproefde ik met mijn duim de scherpte van mijn mes. Juist op dit moment zag ik het van haat vertrokken gezicht van den Mongool, die door een spleet loerde. Nu kwam het er op aan: had hij een vuurwapen, dan was er groote behendigheid en vlugheid noodig om mij op zij te werpen; want tot het laatste oogenblik moest ik me houden alsof ik nergens iets van wist. Reeds zag ik zijn hand boven mijn hoofd verschijnen met af schuwelijke duidelijkheid zag ik de gezwollen aderen.... de klauwachtige nagels.... wit o\er de gel vingers.... een wapen had hij niet! Maar toenterwijl hij bliksemsnel de vingers uitspreidde.... sprong ik eensklaps op zij en stiet met de rechterhand toe.... Een vreeselijke kreet weerklonk door den nacht.... en overstemde het razen en steu nen van den trein.... Mijn spits mes, waar mede ik met geweld had toegestooten, had zijn hand aan den wand gespietst! 'n Afschu welijk gezicht was het, zooals de hand daar hing.... het leek wel de klauw van een roof dier.... in dikke droppels rolde het bloed over de kussens. Menschen kwamen verschrikt toegeloopen lichten werden aangestoken.... men sprak en schreeuwde in alle talen.... Nu het helder licht in mijne afdeeling binnenstroomde be greep ik het duidelijk: „Dat was de hand... die verschrikkelijk gefolterde hand... maar nog krampachtig omkneld door de klauwach tige vingers zagen wij allen de doodelijke lasso naar beneden hangen.... van paarden haar gevlochten en die voor mijn hals bestemd was Wie ooit gezien heeft, met hoe veel handigheid en zekerheid de Mongolen cp jacht deze lasso's weten te gebruiken, zou het niet in twijfel kunnen trekken, dat ik een kind des doods geweest was, wanneer hij mij verrast had. Geen geluid, misschien nog een gesmoord rochelen en reutelen, had er nog uit mijn keel gekomen en eerst na uren, mis schien pas na dagen had men mijn lijk in deze afdeeling gevonden, waarin nu stuiptrekkend, die vastgespijkerde hand van den moordenaar zijn daad verriedt. Het slot is gauw verteld. Het treinpersoneel bevrijdde den Mongool uit zijn benarde posi tie om hem gevangen te nemen en uit te le veren; of hij evenwel een straf zou moeten ondergaan, betwijfel ik, want later bleek dat hij werkelijk een communistisch agitator was. De vrouw, die hem vergezelde, was niet te vinden. Niemand kende haar en er waren zoo veel gesluierde vrouwen in den trein. Zij vertoonde zich niet en de Mongool liet er zich niet verder over uit; ik voor mij, ben overtuigd, dat zij zijne vrouw niet was; mis schien een slavin, een ontvoerdewat zeg ik?In dit land ij alles mogelijk. Het meest fantastische is het alledaagsche en het allerdaagsche is fantastischer dan wij ons kunnen voorstellen. De man die de vogels leerde zingen Wanneer men thans den naam Hervier de Chanteloup ontmoet, wekt die haast bij nie mand nog herinneringen; maar eeuwen geleden was hij door geheel Europa bekend. De zon derlinge persoon die dezen naam droeg wordt thans weer eens in herinnering gebracht door een Russisch muziekleeraar, die het volgende van hem vertelt: Hervier de Chanteloup bekleedde een post aan het liofd van Lodewijk XIV. Van zijne jeugd af was hij een hartstochtelijk liefheb ber van vogels geweest, Zijn huis was vol kooien, die honderden vogels bevatten. Ka narievogels had hij het meest. Chanteloup was bezeten door een manie om vogels mu zikaal te ontwikkelen. Hij speelde voor zijn leerlingen allerlei muziekstukken op de meest vreemdsoortige instrumenten, o.. fluiten, schal meien en hobo's. En hij had er ook succes mee; tenminste er wordt beweerd, dat hij de vogels zoo vèr gebracht had, dat zij op een teeken van hem begonnen te zingen en er ook weer mee ophielden, wanneer hij dat verkoos. Tijdge- noo'en van den zonderlingen man weten veel te vertellen over de buitengewone harmonie zijner vogelkoren. Na jarenlangen arbeid be reikte Chanteloup, dat de vogels met groote muzikale nauwgezetheid, wat het rythme be treft, muzieknummers, meestal gavottes en menuets ten uitvoer brachten. De zonderling leerde zijn pleegkinderen niet alleen zingen, maar ook dansen. Verschillen de vogel-paren konden op een gegeven teeken allerlei dansen, die toentertijd in zwang wa ren, uitvoeren. De vogels waren dol op Chandeloup, zij gingen op zijn hoofd en schouders zitten. Onder het vogelkoor bevonden zich ook ver schillende solisten, waarvan Chandeloup bij zonder veel hield. De vogelconcerten onder leiding van den zonderlingen man waren over geheel Europa beroemd. Chandeloup kreeg den titel van: Directeur der vogels van het Koninklijk Hof". Hij orga niseerde concerten aan het hof, die zich ineen buitengewone populariteit mochten verheugen. De vogels werden in rijkversierde kooien naar het hof gebracht. Een schitterend gezelschap vormde het publiek en wachtte in spanning op het verschijnen van den kleinen man, met het buitengewoon groote hoofd en een neus, die veel op den snavel van een papegaai geleek. Chandeloup maakte een diepe buiging, nam zijn fluit en gaf den toon aan, waarop het vogelkoor dan eenstemmig inviel. Hield de dirigent op met spelen, dan verstomde ook het koor. Ieder nieuw motief werd door de vogels nagezongen. Chandeloup schreef een uitvoerig boek over zijn pogingen en dit werk werd op kosten van prinses Condé uitgegeven. Na den dood van deze invloedrijke wel doenster begon zijn ster te verbleeken. Chan deloup werd op den achtergrond gedrongen en moest zich tevreden stellen met een nede rige positie, die hem tenminste voor den hon gerdood vrijwaarde. Hij was er vast van overtuigd, dat zijn ziel zich na zijn dood in een vogel zou verande ren! Hij beweerde van een zijner lievelings kanaries, dal in hem de ziel van den beroem den componist Lully, stichter van de Fran- sche Opera, woonde. Op hoogen leeftijd werd hij zwakzinnig. Hij waande zichzelf een vogel, liep niet, maar huppelde, lag niet in het bed, maar legde, wanneer, hij ging slapen, het hoofd op den schouder en bleef zitten. Hij praatte met zijn vogels niet als met een mensch, maar hij tjilpte en trachtte het geheim der vogeltaai te doorgronden. Toen de zonderling in hoogen ouderdom in de vijftiger jaren der 18de eeuw stierf, kreeg hij volgens zijn laatsten wensch een grafsteen naar zijn eigen ontwerp. Het gedenkteeken stelde een fluit en een hennepstengel voor. Hennepzaad was het geliefkoosd voedsel van zijne vogels. „Hoe veel kinderen hebt u. vrouw Krol" „.Vijftien dominee". „Hoeveel jongens en hoeveel meisjes". „Nou, zoowat half om".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 12