ZATERDAG 16 SEPTEMBER
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Anny v. Diest, Sassenheim.
Wel, wel Anny, vond jij dat fleschje eau
de cologne zoo aardig, dat je uit dank een
versje maakte, dat ik vandaag tussohen
andere stukken' vond. Kom, ik zal jullie
eens laten hooren, hoe onze Anny hem
dat levert.
BESTE OOM WIM,
Met blij kloppend, juublend harte,
Bicht ik op dezen schoonen zomerdag,
Mijn schreden allereerst tot U en breng
U mijn hartelijken dank voor de prijs,
die ik nu ontvangen mag.
Den milden gever, die zoo gul en royaal
Zijn goede gaven ons wilde schenken;
En die ons wilde verblijden met
heerlijke eau de cologne
Hem wil ik hier dankbaar ook gedenken
Mijn dank zij hem hierbij dan ook
gebracht.
Wólgemeend, vervuld van ware
erkentelijkheid,
Ik verzeker u, zoo dikwijls ik die fijne
geur mag ruiken,
Zal ik steeds gedenken, w ie mij dit
genot heeft bereid.
Ook van de andere gelukkigen, ontving
ik een dankwoord, wolke dank ik aan de
desbetreffende firma reeds overgebracht
heb. Dag Anny! Groet je ouders en broer
w«n me en voor jou de hand!
Sjaantje Zwetsloot, Leiden.
Hoe kwam jij erbij Jaantje om „Aan u,
o Koning der Ecuwen" in te sturen. Dacht
je dat wo dat niet kenden? Neen, lief
nichtje, dat versje kent iedereen. Wie zou
dat niet zingen kunnenMaar wat je wel
vergat, was den brief te frankeeren, zoo
dat wij tien oent porto moesten betalen.
Voortaan aan een postzegel denken! Dag
Sjaantje! Grootjes thuis!
Zoo ontving ik ook brieven met 1Y cent
port van:
een neefje uit Hazerswoude;
van Lissc; van Rijpwetering; van Ha
zerswoude en een van Oud-Ade.
Laten ze met Kerstmis er aan denken,
iedere brief (oojc die opengelaten worden,
met 6 cent port te frankeeren. Ook niet
met 5 cent buiten de stad).
Mot 1 Yt cent wordt alleen drukwerk
verzonden. Geschreven brieven, raadsels,
oplossingen, opstellen, verhalen en versjes
zijn GEEN drukwerk. Begrepen!
Simon van Sohaik, Leiden.
Je moet maar gelukkig zijn! Ik geloof, dat
jij tot dat soort behoort Simon. Als je
gnoot bent, moot je in de loterij spelen,
misschien kom je nog wel eens met een
hondordduizendjo er uitDat zou fijn zijn
Dan kwam je mij met de auto halen on
zouden we het er samen eens van nemen.
Dag Simon! Groet bijzonder Jeanne van
me.
En nu verwacht ik jullie beidjes met. den
volgenden wedstrijd. Ook veel groeten
aan vader en moeder en alle broertjes en
zusjes.
Jeanne v. d. Poel, Zoeter* on-
d e. Geen prijs en toch volhoudenZoo
zal ik onze goeie Jeanne met Kerstmis
weer zien! En alle v. d. Poeltjes die school
gaan. Dag Jeanne! Het mooie sprookje
wordt geplaatst. Zie vandaag eens! Met
de stevige hand en vele groeten!
20 Sept. Tootje v. d. Vossen, Leidsche
Weg 61.
21 Sept. Jantje den Hollander, Kattelaan
17, Voorschoten.
21 Sept. Clasina Zonneveld, Noordwijker-
hout.
21 Sept. Leen van Veen, B 493 Langeweg.
S _;t Ans Vosters, Hr. rlemmerstr.
21 Sept. Corrie Obdam, Zwarteweg E 74.
22 Sept. Piet van "Tissen Schoolstraat 19,
Voorschoten.
22 Sept. Annie Mank, Lange raar A 131.
22 Sept. Ferdinanda v. Noort, Hoogewoerd
120, Leiden.
22 Sept. Inie Baaphorst, Meerburgl. 12,
Leiden.
23 Sept. Jopie Keizer, 'Rfijkenhage 50, Zut-
phen.
23 Sept.. Annie Out, Hazerswoude D-, Dorp
193.
23 Sept. Henri Duym, Kooipark 10, Leiden
24 Sept. Piet de Groot, Bloemistlaan 24,
Leiden.
26 Sept. Johanna Kniest, Abspoelweg 5,
Oegstgeest.
26 Sept. Wim Trel, Koornbrugst. 1, Leiden
26 Sept Annie van Hoekelen, Warmond
B 23.
26 Sept. Jeane Hosman, Breestraat 115.
26 Sept. Dora Hoogenboom B 331, R'veen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien., schrijve minstens 14 da
gen voor zijn of haar verjaardag.
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Ria Kohschulte.
Raadsel I:
Er staan 12 kaarsen te branden; ik
blaas er 7 uit, hoeveel blijven er over?
Raadsel II:
Er wordt een hondje overreden, hij ver
liest 1 pootje, hoeveel heeft hij er dan nog
over?
TJa ad s el III:
De Koning is dood, waar is de koning in?
Raadsel IV
Groen zijn de muren, wit zijn de buren,
zwart zijn de knapen, die in 't huisje sla
pen?
Raadsel V
't Is niets en 't blijft niets en als je 't
schrijft is 't nog niets. Wat is dat?
Raadsel VI:
Welk paard kan niet draven?
Raadsel VII:
Aan welke kant van ,de ark sliep Noë?
De oplossingen niet insturen. Deze geef
ik de volgende week zelf. Wie nog een stel
raadsels weet, sture ze op.
Oom Wim.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS VAN
VERLEDEN WEEK.
No. 1 mark-kram.
No. 2 lekkers.
No. 3 ebbe.
No. 4 sneeuw.
No. 5 houtskool.
No. 6 naam-maan.
No. 7 regen.
No. 8 Roermond.
No. 9 kachel.
No. 10 Een schip op 't strand, een ba
ken in zee.
No. 11 Een theegezelschap.
Gé en Jan Bots, Lei de n. Zeker
waren ook do andere jongens verlangend
te hooren, wie wel en wie niet met een
prijs ging strijken. Do prijzen waren in-
derélaad als •l';jd schitterend. Ik /ie jul
lie met Kerstmis weer, is niet? En dan.,
een prijs! Dat zou leuk zijn. Dag jongen:
Veel groeten aan vader en moeder! Voor
u allen de hand!
Charles Verstralen. Leiden.
Je meet eens goed kijken, hoe Karei in
het Fransch geschreven wordt. Zoon mooie
naam moet ook goed geschreven worden,
anders is er wat van het mooie af. En nu
totKerstmis! Dag Charles! Met hand
en groet ook voor Vader en Moeder.
Een VRAAG tot slot:
WIE WIL EEN BOEK VERDIENEN
Zie de voorwaarden de volgende week!
Oom Wim.
WIE ZIJN JARIG?
17 Sept Charles Vertraeten, Oosterstr. 8,
Leiden.
17 Sept. Juultje Bron6geest, Koninginne-
laan 17.
17 Sept. Inie Disseldorp, Stompwijk 104.
18 Sept. Hein Loomans, Dorp D 244, Ha
zerswoude.
18 Sept. Jantje van Glabbeek, Leimuiden
132.
19 Sept Nelly Arissen, Bloemlustlaan 65,
Wassenaar.
20 Sept Gerard van Leeuwen, Oud-Ade
E 62.
HET HALSSNOER MET HET
GOUDEN HARTJE.
Naverteld door Ria Hoogeveen,
Greta of Greetje was nog maar een jong
kind, toen er 'n treurige dag voor haar
kwam. O. L. Heer had Moeder en klein
broertje meegenomen naar het Paradijs.
Greet-je dacht altijd dat Moeder nog
terug kwam. Moeder kon toch niet geluk
kig zijn. als haar dochtertje nog beneden
was. t Meisje begon zich zoo eenzaam en
verlaten te voelen in het eenzame paleis,
't Groote paleis waar vroeger altijd bloe
men en feesten werden gevierd zag er nu
zoo donker en onvriendelijk uit.
Toch voelde Greetje zich niet altijd even
eenzaam. Want als ze zich eenzaam voelde,
ging ze naar een kamer, waar een schilde
rij stond met de Madonna en het Lfeve
Kindje Jezus er op.
Er kwam wel eens visite bij Greetje en
haar Grootvader, maar die deden altijd
zulke rare vragen.
Kan je je Moeder nog voorstellen, arme
kleine, zeiden ze. Dan: O ja nog heel goed,
zei re dan. Maar toen Greetje zeven jaar
was, kon ze haar Moeder haast niet meer
kennen. Dan dacht, ze niet anders of de
Madonna wa6 haar Moeder met haar broer
tje ook zoo lief en zacht gezicht en haar
broertje.
Gelukkig was er nog een oude dienst
bode, Brigitta. die nooit 't geduld verloor
om over haar Moeder te vertellen. Niemand
anders sprak Gretha over haar moeder, ook
Grootvader niet. Die zei zelden wat tegen
haar.
Greetje voelde »ch niet aJtijd eenzaam
en gedrukt, o neen, ze kon blij zijn als t
zonnelicht door de zalen scheen. Dan klonk
haar heldere stem door het oude paleis.
Heel bijzonder gebeurde dat, wanneer de
lessen afgeloopen waren en de kleinzoon
van Brigitta 'n poosje in 't paleis mocht
komen en met haar spelen. Hij heette Ma
rio en was een zacht en opgevoed kind.
Nu gebeurde er op zekeren dag dat 't
oude paleis tot 'n nieuw leven ontwa-akte
Ook Gretha voelde 't. Er zou 's avonds
een groot diner zijn en wel voor de prins
te verwelkomen. Greta hoorde vertellen
wat 'n plechtige ontvangst dat zou zijn en
dat Grootvader den gouden beker te voor
schijn had gehaald. Die beker had een kapi
taal aan waarde en er was er geen tweede
in de wereld.
Mario was dien morgen gekomen; 't was
een prachtige gelegenheid want nu hadden
ze 't allemaal zoo druk en Grootvader was
uit. Ze zouden wegkruipertje spelen.
Toen zo aan 't spelen waren, dacht
Greetje: Als ik nu eens in Grootvaders ka
mer me verstopte, daar ben ik nog nooit
geweest. Grootvader zou toch nog niet
terugkomen. Mario kan me daar nooit vin
den. Toen ze in de kamer kwam, zag ze
den gouden beker staan. Ze zou 'm eens
even aanraken, maar ze kon er niet bij.
Even een stoel bij de tafels zetten. Ze ging
er op staan. Ze kon er haast bij. Nog een
beetje verder. Doch ze kantelde, de beker
ging mee. Zij had zich niet bezeerd, maar
de beker was in twaalf stukken.
Ze liep zoo hard ze kon de kamer uit en
ging naar haar kamertje. Daar kwam Bri
gitta aanloopen. Gretha, zei ze, de kost
bare beker van Grootvader is stuk. Hij
kwam net thuis toén hij Mario aan zag
komen loopen, dus zal Mario 't wel gedaan
hebben. We moeten allemaal bij Grootva
der komen. Gretha beefde van angst, ze
durfde haast niet.
Luister, zei Grootvader, er is niemand
geweest die den gouden beker heeft gebro
ken. Wie heeft het gedaan?
Allemaal zeiden ze dat ze 't niet gedaan
hadden. Gretha, heb jij 't gedaan? Nee
Grootvader! Jij Mario? Nee Meneer! Wat
ging je dan doen, toen ik je voorbij liep?
Mario keek naar Greetje. Maar die zei niks,
ze zag krijtwit. Ik zie 't al, zei Grootvader,
jij hebt 't gedaan. Mario moet je nog lie
gen ook?
Gaan ;11: eiallem: Tl«ffi"ar weg, morgen
zal je wel zien wat voor straf je krijgt.
Gretha vloog naar bed. maar kon maar
niet in slaap komen. Opeens sprong ze op.
Ik ga 't. zeggen, dacht ze. Want nu wilt de
Ma-donna ook niet van me weten-
Ze liep naar de kamer. Niemand hoorde
iemand aankomen. Ze hoorde Grootvader
wat zeggen.
Opeens hoorde ze allemaal een gesnik.
Wat is dat, kleintje, zei de prins.
Ik heb de gouden beker gebroken.
Ga nu maar weer naar bed. De schuld
is gelukkig bekend.
Na een paar dagen kreeg Gretha oen
doosje waarop st-ond: Voor Gretha met
het gouden hartje, dat door de tranen weer
schoon werd gewasschen.
EEN KOFFIE PRAATJE.
door Cornelia v. d. Poel.
„Tante Jet", roept- Tante Bet,
„Is de koffie al gezet?'"
,,'k Weet het niet", zegt Tante Jet,-
,,'k Vraag het gauw aan Tante Let
„Tante Let", roept Tante Jet,
„Compliment van Tante Bet,
Of de koffie is gezet?"
„Lieve help roept Tante Let,
,,'t Lig nog lekker in mijn bed
Lieve, beste Tante Jet,
Compliment aan Tante Bet,
Koffie i6 nog niet gezet!"
„Tante Bet roept Tante Jet,
•„Compliment van Tante Let,
Koffie is nog niet gezet:
Let ligt lekker in haar bed
„Heb je ooit!" roept Tante Bet
Woendend tegen Tante Jet:
..Koffie is nog niet- gez^t
Luie Let ligt nog in bed!"
„Weet. je wat'* zegt Tante Jet
Goedig tegen booze Bet:
„Eer die luie Tante Let
Is gekrabbeld uit haar bed,
Hebben wij ze zelf gezet.
Hebben wij ze ingeschonken,
Hebben wij ze opgedronken, -
Op haar neus kijkt luie Let
Zoo gezegd en zoo gedaan.
Luie Let is opgestaan,
Vond de koffie al gezet,
Opgedronken al te met
Maar die goeie Tante Jet-
(Zei 't maar niet aan booze Bet!)
Had voor luie Tante Let
Stil een kopje weggezet.
DIE ARME KONIJNTJES.
door RikaRomijn.
Daar waren twee konijntjes, heel lieve,
vlugge beestjes. Zij woonden in een duin,
die begroeid was met bramen, helm en
klaproosjes. Zij hadden daar samen een
diep hol gegraven, en dat hol was zoo lang,
dat het aan den anderen kant van het duin
uitkwam. In het midden van dat hol had
den ze hun slaapkamertje en het was vol
pluisjes en wol. Het was dus wel een warm
kamertje, doch daar ze er geen raampje
in hadden en er geen lampje in brandden,
was het er erg donker. Maar om te slapen
hadden ze geen licht noodig en als ze wak
ker waren, dan kon men geen van twee in
het hol vinden, want dan gingen ze samen
buiten wat spelen of eten zoeken.
Eens dat ze weer buiten zaten en recht
veel pret hadden in het mooie weertje,
hoorden ze eensklaps een hond blaffen en
in een ommezien waren ze nu in hun hol
en bleven daar zitten tot ze den hond niet
meer hoorden. Toen kroop het mannetje
zachtjes vooruit tot bij de opening. Hij stak
zijn kopje even naar buiten en daar hij
niemandal zag, wipte hij weer naar de
struiken en begon heerlijk te eten. Het
wijfje kwam ook, maar acht, eer zij ergens
aan dacht, knalde er een geweer en ze
hoorde de kleine kogeltjes voorbij haar lan
ge ooren vliegen.
„Het spookt hier", dacht ze, en was weer
in een wip in haar hol, waar haar mannetje
spoedig bij haar kwam. En hoewel ze nu
wakker waren, durfden ze toch niet uit hun
donker kamertje komen, voor daar buiten
de zon onder was en de jager niet meer kon
zien om te schieten.
Nu gingen ze bij het licht van het maan
tje eten zoeken en waren maar wat blij dat
de jager misgeschoten ha-d. Ze dansten van
pret, maar ook doch daar trapten ze ieder
in een strik en nu waren ze toch gevangen.
Die arm konijntjes.
OVERWEGING
door COR VAN DIEST.
Welk vak ik zou kiezen, als ik de
school doorloopen ben?
Jas reeds menigmaal heb ik daarover
nagedacht.
Doch bij al mijn peinzen, denken,
overwegen
Heb ik tot een besluit het nog niet
gebracht 1
Ik zou wel bakker willen worden; 't zou
me wel lijken
Heerlijk, geurig brood te bakken van
't kostelijk graan!
Maar't kan me niet bekoren
Temidden van 'n hittegolf, voor den
heeten over dan te staan
En wat ik van 't slagersvak wel zou
denke
Wel, ook dit heeft zijn goede, maar ook
zijn kwade zij
Want in een slagerij, (hoe kan 't ook
anders?)
Is een vette beweging, en dat is niets
voor mij!
Het boerenbedrijf; zeker 't i« ook
aanlokkelijk,
Zoo aJtijd in de vrije natuur, vol
schoonheid en levenslust.
Maar 't parool is daar: vroeg naar
kooi en vroeg weer uit de veeren;
Dus steeds opstaan als een ieder nog
geniet van zoete rust!
Zoo heb ik ieder vak eens goed
overwogen
En veel heb ik er dan ook reeds over
nagedacht
Maar, ik hoop dat niemand 't me
euvel duidt
Tot 'n besluit heb ik 't nog niet
gebracht
NATIONALITEITEN IN DE
SOVJET-UNIE.
De jongste volkstelling heeft aange
toond, dat de Sovjet-Unie bewoond is door
190 verschillende nationaliteiten, waaron
der zich ook bevonden die nauwelijks 1000
en ook die nauwelijks 100 leden tellen,
zooals de Gagausen, waarvan er in de
Sovjet-Unie slechts 884 leven.
Van de Wod. nationaliteit zijn er slechts
705, van de Sajaten 229, van de zwarte
Tartaren 12 en van de Batzbi 7.
Ook de nationaliteit der Buduchen treft
men aan, welker eenige vertegenwoordi
ger in de Sovjet-Unie leven.
Ruim 52 procent van de bevolking is
Russisch. Daarna komen de Ukrainers met
22 procent, de Wit-Russen met 1.7 procent
(ongeveer 2 Y millioen).
Verder zijn er Tartaren, Armeniërs, Ko
zakken, Georgiërs enz.
In het uiterete Noorden leven 15.462 Sa-
mojeden, 1630 Ostjak-Samojeden, 240.QC0
Jekoeten en 38.000 Tungusen.
In de Sovjet-Unie woont ook een be
trekkelijk groot, aantal Hollanders, nL 1500
De DnitscheTS hebben een groot oonri-
gent van 1Y, millioen. Verder zijn er vele
Zweden, Italianen, Fran&ohen, Albaniërs
en eenige Irxiiare.
WALEWEIN
EEN VERHAAL UIT DEN RIDDERTIJD
door ANT. OLDE KALTER»
XXVL
Niettegenstaande Fionkal den Lomelin-
ge een werelsch edelman was, volgde hij
de regels der kerk met nauwkeurigheid op.
Zoodra het maal gereed was, stond de
burchtheer van zijnen zetel op; met eer
bied maakte hij het teeken des kruises en
verrichtte de gebruikelijke gebeden, welke
door de overige aanzittenden zacht wer
den medegebeden.
Hierna zetten zich allen met eetlust aan
den smakelijken disoh. Vooral Walewein
en diens schildknaap Adelbrecht deden
zich tegoed aan de heerlijke spijzen.
Tijdens het maal werd er tussohen de
gasten geen woord gewisseld.
Zoodra echter allen waren verzadigd,
stond Fionkal den Lomelinge op, vulde
zijnen beker met geurigen wijn, en sprak:
„Dezen beker willen wij ledigen op het
welzijn van Koning Arthur en de zijnen
en den ondergang van alle Saksische boe
ren
Allen voldeden aan 's ridders verzoek;'
ook de aanwezige sdhoonen deden geens
zins voor de ridders onder.
Volgens regel werden de bekers nug
verschillende koeren geledigd op ieders
welzijn; zelfs werden zij driemaal achter
een geledigd teen Fionkal den Lomelinge
den wensch uitsprak: „En dezen beker
willen wij ledigen op het slagen van den
onderzoekingstocht door den geduchcen
.ridder Walewein en zijn schildknaap Adel
brecht naar het fraaie schaakbord, dat on
begrijpelijker wijze uit den burcht van
onzen Koning is verdwenen; wij hopen, dat
het hun zal gelukken het bord te bemach
tigen en verzoeken wij hun na het vinden
van het bord op hun terugtocht bij ons
aan te houden; Heil Walewein en Adel
brecht!"
„Heil zij hun!" antwoordden de overi
gen. hunne bekers ledigende.
Fionkal den Lomelinge drong nog bij
Walewein aan, dat deze den verderen dag
bij hem zou blijven doorbrengen, doch de
ridder Bloeg dit vriendelijk aanbod met
beslistheid af, daar hij nog denzelfden dag
zijn reis wenschte voort te zetten.
Toen Walewein een weinig later met
zijn schildknaap vertrok, deden alle ede
len, welke op Fionkals burcht aanwezig
waren, hem uitgeleide tot aan de ophaal-
brug.
Moed en onvervaardheid bezielde de re-i
zigers, toen zij even later hunnen tocht
hervatten.
ZESDE HOOFDSTUK.
In het zuidelijk gedeelte van het vroe
gere Northunderland, dat zich ongeveer
uitstrekte op die plek, die men heden ten
dage het Penninisoh G bergte noemt, doch
meer een ruimere plaats innam, kon men
in de dagen, waarin zich deze geschiede
nis afspeelt, vinden, een dim bevolkt dorp
je, door weiden en wouden ingesloten en
hoofdzakelijk bewoond door «landbouwers.
Diegenen, die door spaarzaamheid en
vlijt hun vrijheid hadden weten te verwer
ven, vonden in dit vriendelijke dorpje in
den landarbeid hun bestaan. De zelfbe
wuste menschen hadden zich afgezonderd,
van de door de ridders beheerschte stre
ken en hadden hier zich ge
vestigd. Geen adel werd in hun dorpje ge
duld, dat wil zeggen, teneinde daar zijn
woonplaats te kiezen. Hier ontwikkelde
zich langzaam doch zeker de opkomst der
burgerij.
Te midden van de eenvoudige hutjes der
nijvere landbouwers lag een vredig kerkje
door de dorpelingen zelf gebouwd. Een
vroom en edelmoedig priester, voortko
mende uit de mindere klassen, had zich als
leeraar en herder in hun midden geves
tigd.
Zoover was de dag gevorderd, dat do
zon reeds daalde. Uit een der zoo juist
beschreven hutten trad nu op dit oogen-
blik een meisje van ongeveer achttien jaar
te voorschijn. Haar kleeding bestond uit
een zeer eenvoudig lang groen linnen
kleed, dat op haar blanke bloote voetjes
neerhing. Haar lang krullend haar hing iïi
groote zwarte lokken over haar schouders,
en deed haar verschijning zeer knap uit
komen. Zij droeg een van twijgen gevloch
ten mandje aan haar arm waarin zich
wat eenvoudig eten bevond.
Het aardige meisje stak het erf over en
liep den weg op, welke midden door het
dorpje voerde. Eenige boerenzoons, welke
haar tegenkwamen, spraken haar vriende
lijk aan met de woorden: „De vrede zij
met U Agdilla; uw vader en broedeis
wachten met smart op het eten."
Agdilla antwoordde lachend: „Ik ben
zoo ter plaatse om hun honger te stillen".
De jongelingen vervolgden hun weg,
echter niet zonder eenige malen om te
zien, wel een bewijs, dat het meisje de
schat van het dorp wa-s.
(Wordt vervolgd).