EEN VERDV/IJNEND DORP DE LEIDSCHE COURANT ZEE EN ZAND BIJ CEYLON. ALLEEN VISSCHERS. EEN DORP VERDWIJNT IN 'T ZAND Een zonderling natuurverschijnsel. Wie van het eiland Ceylon naar het vaste land van Indië wil, moet wel goed- of kwaadschiks van de comfortabele veerpont gebruik maken. Want een wan deling over de prachtige Adamsbridge is reeds daarom niet mogelijk, omdat ze slechts in naam en in de verbeelding be staat. Is men behouden op het vaste land gearriveerd, heeft men van de veerpont den breeden pier betreden, dan moet men om het slechts enkele hon derden meters verwijderd liggende dorp Danush'kodi te bereiken, reeds van den trein gebruik maken. Want deze enkele ihonderden meters te voet afleggen, is met het oog op het feit, dat het zand het eindstation van den Indisehen spoor weg, het „dorp" Danush'kodi. Dit z.g. dorp bestaat uit een paar annzaïge hutten, die rond het station en do postgebouwen verstrooid liggen. Alles verstikt formeel in het zand....! Het knarst bij het eten tusschen de tanden, men schudt het uit de mouwen van z'n klceren het dringt in de schoenen, het is eenvoudig troosteloos, overal tot kniehoogte ligt, haast een onmogelijkheid. Dies vertrekt men met den trein, die bij do pier wacht, naar EEN KLEINE JONGEN MET EEN PAPEGAAI-VISCH. Op de „straten" die evenals de ge- heele streek in het rond, slechts uit dit zelfde zand bestaan tusschen de hut ten van het „dorp" ziot men slechts weinig inenschen. De bevolking van het dorp is bijna den gansdhen dag en ook een deel van don nacht aan het strand van de zee. Zij bestaat n.l. hoofdzakelijk uit visschers. Him bezig te zien bij de vischvangst is zoo ongeveer de eenige interessante gebeyrtenis, die in dit oord, hot eindstation der Indische spoorwegen en heel grootsoheepsch „dorp" genoemd, plaats grijpt. Vrijwillig houdt zioh n.l. geen mensch in dit dorp op, dat geen hotel, ja zelfs niet eens het aller-primitiefste café be zit. Wanneer men per auto van Ceylon voorbij komt heeft men het twijfelachtig genoegen, zioh enkele dagen in dit lie felijkje plaatsje te moeten ophouden. Het duurt n.l. verschillende dagen, eer een geschikte waggon voor het transport der auto uit Madoera dat maar op 80 K.M. afstand ligt aanwezig is, al heeft men er om getelegrafeerd. Het is een hoe zij met hun eenigszins klagend me lodisch gezang het reuzennet meter voor meter binnen. ialen. Van jongeling tot grijsaard houden alle dorpsbewoners zioh met de vischvangst bezig. De buit wordt aan het strand verzameld en dan verschijnen dc vrouwen en beschouwen de vangst met kennersblikken. Het net wordt dan geheel op het strand getrokken, uitgespreid en nage keken. De plaatsen, die reparatie noo- dig blijken te hebben, worden 's avonds door de mannen onderhanden genomen. De vrouwen gaan ondertusschen water halen, een werk, dat oneindig veel moei te eischt. Het dorp heeft n.l. ondanks de aanwezigheid der zee in de onmid dellijke nabijheid 'n geweldig gebrek DE VISSCHERS BIJ HU N REUSACHTIG NET. voudig een onmogelijkheid in deze on eindige zandzee met een auto of eenig ander vehikel vooruit te komen. Daar nergens een café of een hotel te bespeu ren is, blijft er niets anders over, dan in de wachtzaal op een harde houten bank te overnachten en onder het ge not van bananen, cakes en sociawater op de Oostersche indolentie der spoorweg directie te schelden.... Wil men in deze dagen van gezapig waohten zooals gezegd, niet van verve ling omkomen, dan neemt men een kijk je bij de vischvangst. De visschers ge bruiken daarbij groote netten, die zij 's nachts uitzetten. Kort voor zonson dergang heeft dan het algemeen inhalen der netten plaats, een gebeurtenis, waar van de dorpsjeugd steeds profiteert. Zij vermaakt zich mot het vangen der vis- sohen, die uit het ret springen. Bijzon der groot is de pret der kinderen wan neer zij een papegaai visch te pakken krijgen, die zij mogen houden om mee te spelen, daar hij toch niet te eten is. De visschers zijn groote, krachtige ge stalten, zeer donker, bijna zwart, en het is een aantrekkelijk tafereel om te zien, aan goed drinkwater. Er bestaat slechts een enkele bron in de plaats. Zij staat midden tusschen de hutten en uit een grooten bak schept men het water, dat men met groote moeite meer dan 80 kilometer ver per spoor halen moest. Danushkodi heeft echter ook werke lijk een bezienswaardigheid. Hier vindt men de prachtigste branding van den heelen Indisehen Oceaan. Ver in den omtrek davert het van het woelig klot sen der zee, terwijl het witte schuim in fantastische vormen omhoog spat. Deze woeste schoonheid is echter tegelijkertijd een groot gevaar voor het dorp, want onverbiddelijk vreten de golven zich het losse zand in, zoodat dit eenvoudig weggespoeld wordt. Wie weet hoe lang nog en het heele dorp, het eindstation van den Indisehen spoorweg incluis moet eenige honderden meters verder het binnenland in gelegd worden. fcyy er DE BRANDING AAN HET STRAND. 1 K •|Ur VROUWEN HALEN WATER. OP DEN ACHTERGROND DE HUIZEN DIE IN HET ZAND VERZINKEN. WAT EEN ENKELING VERMAG. Een droog eiland. Hoe ver soms de invloed reikt van een enkele persoonlijkheid, blijkt weer eens uit een bericht in wat wij maar zullen noemen „De Christelijke Bode voor Japan". Aan de zuidpunt van het zuidelijkste der groote eilanden van Japan ligt een klein eilandje, welks 20.000 bewoners allen ge heelonthouders en christenen gewerden zijn. Dat is het werk van een tweetal man nen, Dr. Takai^den eenigen geneesheer van het eiland, en Metsumoto, den eenigen pre dikant. Dr. Takai was indertijd een min naar van de sake (rijst brandewijn), maar werd onthouder bij zijn overgang tot het christendom. Tien jaar geleden kwam ook Metsumoto op het eiland. En hun beider samenwer king had tot gevolg, dat achtereenvolgens al.o bewoners van het eilandje geheelont houders werden en het eilandje zelf dus drooggelegd werd DE PAPEGAAI. Een Perzische geschiedenis De grootvisier Hadschi Miza Abule- mann riep zijn viziers bijeen en sprak tot hen: „Hoe langer ik uw manier van regee- ren zie, hoe meer ik tot de overtuiging kom, dat gij door domheid geslagen zijt. De viziers stonden sprakeloos van ver bazing. „Hoe gaat gij te werk?" vervolgde Abu- leman. „Gij bestraft de misdaad. Kan je nog iets dommer doen De viziers zagen hun Mirza Abuleman met groote oogen aan, maar deze ging on verstoord verder: „Wanner men een tuin wiedt dan trekt men de schadelijke planten met wortel en al uit. Gij daarentegen snijdt zulke plan ten af, wanneer ze aan het daglicht ko men. maar daardoor groeit het onkruid nog weliger. Gij bestraft de misdaad. Maar waar ligt de wortel van alle misdaad? In de herse nen Men moet de gedachten kennen om de slechte handelingen met succes te kun nen bestrijden, dat zou alleen de ware op lossing zijn." „De gedachte heeft zijn zetel in de herse nen, dat is zeer zeker waar, maar hij heeft ook de bijzondere eigenschap heen te vlie den, zoodra de hersenpan verbrijzeld wordtwaagde eindelijk de vizers hem te gen te werpen. „Maar Allah zelf heeft de gedaohte een uitweg geschapen den mondhernam Abuleman. „Het is eenvoudig uitgesloten, dat de mensch zijn gedachten nooit uit spreekt, als hij er maar heeft!" De viziers ademden verlicht op. „De politie versterken Do spionnen ver meerderen Abuleman had slechts een minachtend lachje voor hen over: „De eene burger heeft geld en goed, de andere drijft handel of oefent een beroep uit. Maar zie, daar loopt een man rond, die niets bezit en niet werkt en toch blijkbaar genoeg te eten heeft! Dat valt iedereen op en iedereen denkt bij zichzelf: Maar dat is een spioneen verrader! Voor hem moet ik mij in acht nemen We heb ben immers politie, spionnen genoeg, maar weinig nut van hen. Hun aantal nog ver meerderen zou een onverantwoordelijke geldverspilling zijn De viziers tonden verbluft. „Ik geef u een week bedenktijd!" be sloot Abuleman de zitting. „Na verloop van een week zegt gij mij hoe men vreemde gedachten leest, of ge komt bij den beul terecht Zes dagen verliepen. De viziers wron gen zich radeloos de handen. „Heb je al wat nieuws uitgedacht?" vroeg de een den ander. „Iets beters als verklikker kan ik niet vinden, en jij „Iets betrouwbaardere dan de politie be staat er niet op de wereld." Nu leefde aan het Hof een zekere Ab- delhamid. een jonge man, die niets deed, d.w.z. niets nuttigs. Hij verdreef den tijd door iedereen voor den gek te houden. Tot hem wendden zich de viziers op den zevenden dag. Abdelhamid stelde hen gerust: „Ik zal u uit de vertegenheid redden. Hoe, dat is mijn zaakEen drenkeling moet het eender zijn, hoe hij uit het wa ter getrokken wordt, aan de hand of aan den voet Abdelhamid liet zich door hen naar den grootvizier geleiden en zei tot hem: „De taak die gij uw viziers opgelegd hebt, kan ik alleen vervullen." De gi'ootvizier vroeg hem: „Hoe?" Abdelhamid antwoordde: „Als gij van uw tuinman rijpe perziken verlangt, vraagt gij toch niet hoe hij de vruchten gekweekt heeft. Hij heeft de aar de rond den fruitboom diep omgespit, gij hebt de sappige perziken. Waarom wilt gij weten, hoe ik het aan zal leggen? Hij de moeite, u de vruchten De grootvizier vroeg hem verder: „Moet ik geen bijzondere dienst vervul len „Maar éénantwoordde Abdelhamid. „Ge moet een dolle streek toestaan, zelfs al moest ge vreezen,.dat men ons allebei daarvoor in het krankzinnigengesticht brengen zou." De grootvizier antwoordde lachend: „Ik zal wel op mijn plaats blijven! Maar het zou jou gemakkelijk kunnen overkomen dat je opgepikt werd!" Abelhamid zei: „Goed, zoo je wilt! Ge verleent me een maand tijd. Bij de eerste volle maan zal ik zaaien en bij de volgende kunt gij de rijpe vruchten plukken. De grootvizier ging er op in. De Theranen waren zeer verwonderd over dit eigenaardig bevel. De viziers wedden onder elkander, wie gekker was, Abdelhamid, die de zaak ver zonnen had of Abuleman die er op inging. Abdelhamid betrok uit het naburige In dië een zwerm papagaaien en verkocht de vogels met veel winst. De papagaaien zaten in alle huizen op hun stokken. De maandelijksche termijn was verstre ken. Boven Teheran scheen weer de volle maan. „Nu, mijn beste, het is tijd, dat je je plaats op de spiets inneemtzei Abuleman spottend tot Abdelhamid. „Kijk maar eens rond of je niet een be ter plaatsje voor me vindt! antwoordde Abdelhamid gelaten. „De vruchten zijn rijpGa en lees de vreemde gedachten In prachtig, rijk ruitercostuum reed de grootvizier door de straten van Teheran. ..Waar wil je eerst binnengaan?" vroeg Abhelhamid hem. „In het eerste het beste huisant woordde Abuleman. De huisheer schrok, toen hij zulke voor name gasten zag binnen treden. Maar de grootvizier lachte hem groot moedig toe en Abdelhamid zei tot hem „Verheug u, goede man Onze zorgvolle Mirza Abuleman is tot je gekomen om te hooren hoe het met je gaat en hoe je de sprekende vogel bevalt." De huisheer deed een diepe buiging en zei „Sinds de liefderijke grootvizier ons be volen heeft papegaaien te kweeken, lacht het leven ons tee. Ik, mijn vrouw, mijn kin deren kunnen ons niet genoeg over onzen vogel verheugen. Geloofd zij de wijze Mirza Abuleman, die vreugde ins ons huis gebracht heeft „Zeer wel", zei Abdelhamid. „Zoo breng ons bij uw vogel Abdelhamid ging heel dicht bij den vo gel staan en legde vlak voor hem suiker klontjes op z'n platte hand. Toen de vogel het lekkers zag strekte hij den hals uit, loerde met een scheeve kop en riep vroolijk: „Abuleman is een gek! is een gek De grootvizier sprong op als door een slang gebeten: „Ha zoo, boosaardige vo gel Gloeiend van toorn wendde hij zich tot Abdelhamid en dreigde: „Op de spiets met jou, ellendige schooier! Jij heeft het ver zonnen om mij voor heel de wereld verach telijk te maken!" Gelaten antwoordde Abdelhamid: „Stil maar! Kalm! De papegaai kan het toch niet uit zich zelf verzonnen hebben. Hij spreekt alleen de woorden na, die hij heeft afgeluisterd. Je hebt nu de verborgen gedachten van den huisheer, wat Lij spreekt, wanneer hij meent, dat geen ver klikker in zijn nabijheid is. In uw gezicht noemt hij u de wijze, maar achter uw rug De papegaai schreeuwde intusschen, met een scheel oog naar de zoetigheden loo- rend: „Abuleman is een gek! een gek! Abdel hamid is een dief! een dief!" „Hoor je?" vroeg Abdelhamid. „De ver borgen gedachten van den huisheer!" De grootvizier wendde zich nu tot den huisheer: „Is het waar?" De huisheer sidderde over heel zijn lichaam en kon geen woord uitbrengen. Hij werd daarom door de wacht op een wenk van den grootvizier weggeleid. Sindsdien heeft Abuleman volgens zijn overtuiging „in vreemde hoofden beter ge lezen dan in eigen". Zoodra hij eenige verdenking koesterde jegens een Perziër dan beval hij: „Zijn papegaai!" Men gaf 't dier 'n paar zoetigheden en de vogel vertelde wat zijn heer op het hart had.... wat hem vaak ter oore kwam.... Hij schold op Abulemanhij schold op Abdelhamid. De grootvizier wiedde den tuin zóó gron dig, dat er heel spoedig ook geen nuttige plant meer overbleef. Toen kwamen de rijkste en voornaamste burgers van Teheran bijeen en begaven zich naar Abdelhamid. Zij maakten een diepe buiging en zeiden tot hem: „Gij hebt den vogel uitgevonden, vind nu ook een kat voor hem!" Abdelhamid lachte spottend en zei: „Het is niet gemakkelijk, domme men- schen te helpen. Maar wanneer gij tot mor gen ochtend iets verstandigs voor mij uit gedacht hebt, wi] ik het ook eens probee- ren". Toen Abdelhamid den volgenden mor gen in zijn werkkamer zat, zag hij dat de heele vloer met goude dinariën gelegd was. De burgers waren ook present en maakten buigingen. „Dat is zeker verstandig van u!" zei Ab delhamid en vervolgde: „Ik sta er alleen maar verwonderd over, dat de eenvoudige gedachte u niet vanzelf in het hoofd kwam. „Wurg uw papegaaien, koopt bij mij ande ren en leer ze zeggen: „Abuleman is een zorgvolle vader, een weldoener van het volk! Abdelhamid is een goede man, een. wijze!" Dat is alles". De rijke burgers zuchtten diep, terwijl zij naar hun verloren dinariën keken. Intusschen werden alle verklikkers door den grootvizier ontslagen. „Waarom zou ik menschen betalen, om het volk af te luisteren, waar de Perzen er zelf voor zorgen!" De verklikkers wreekten zich nu op Ab delhamid door allerlei slechte streken van hem te vertellen. Deze verhalen kwamen spoedig den grootvizier ter oore en vielen daar op vruchtbaren bodem. Een staatsman is het best te vergelijken met een spijs. Zoolang wij hongerig zijn, smaakt de spijs ons goed, wanneer wij ech ter voldoende gegeten hebben, kunnen wij ze zelf niet meer ruiken. Zoo vergaat het ook den staatsman, die zijn plicht vervullen moet: hij wordt ons lastig. Abuleman voel de Abdelhamid reeds als een last. Hij ont bood hem bij zich en zei: „Je hebt me een slechten dienst bewezen en veel schade berokkend! De ontevreden heid stijgt hooger en hooger in plaats, dat ze afneemt! Abdelhamid antwoordde gelaten: „Best, u kunt me verbannen! U kunt mo zelfs aan den beul overleveren! Maar alvo rens gij mij laat terechtstellen, vraag dan het volk zelf of het werkelijk ontevreden i3. Ik heb het middel gegeven, verborgen ge dachten te lezen, wend het nu tegen mij aan!" „Hier heb je nu de verborgen gedachten der Perzen wat de menschen onder elkaar spreken, wanneer zij meenen, dab er geen verklikker in de buurt is!" zei Ab delhamid. „Nu kunt u het met eigen ooren hooren!" Abuleman werd tot tranen toe geroerd. Hij boog zich tot Abdelhamid om helsde hem en sprak plechtig: „Ik had ongelijk. Ik had naar de laste raars geluisterdZij zullen tereoht gesteld worden, maar gij zult met eer en hoogheid omgeven worden. Abuleman leefde en stierf in de vaste overtuiging, dat hij „de ontevredenheid in het Perzische volk uitgeroeid en het do beste gedachten in gegeven" had. En Abdelhamid, dio zijn leven als een rijk en voornaam man besloten had, noteer de in zijn dagboek, waaraan d<-ze geschie denis ontleend is: „Zoo wordt de papegaaienstem voor volksstem gehouden!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 12