WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. Onze publieke spreektribune over de Stadhuisplannen DE BEOORDEELING DER PLANNEN VOOR HET NIEUWE STADHUIS. De faites en gestes der Raadhuis-Advies commissie. Het nieuwe Leidsche Raadhuis staat op nieuw in het brandende middelpunt der belangstelling. En nu de plannen der vijf uitgenoodigde architecten gepubliceerd zyn, en de tentoonstelling ervan geopend is, is dit begrijpelijk. Begrijpelijk is dit, juist omdat er èn bij het pubiiceeren der ontwerpen èn in het advies der Raadhuis Adviescommissie zoo veel onbegrijpelijks is. Daar is bijvoorbeeld en dit moge maar een kleine opmerking zijé het verschil in publicatie, zooals de expositie deze geeft en zooals deze is geschied en slechts is kunnen geschieden in de pers. Tenmin ste tot nu toe. Want de expositie geeft een uitgebreider en beter beeld der uitge werkte plannen, dan met de verstrekte teekeningen in de pers is kunnen gebeu ren. Immers om slechts één punt te noe men waar het rapport der commissie spreekt van een anachronisme der „Ro- maansche" ontvangzaal in het ontwerp van Kropholler, laat alleen de tentoonstelling zien, dat van een anachronisme hier geen sprake is, omdat niet alleen de binnen bouw zie hal, eerste verdieping, zie Raadzaal, zie hal beneden maar ook de buitenbouw zie Koornbrugsteeg, zie Binnenhof, zie gevel Vischmarkt hier mede volmaakt in overeenstemming is. Het is slechts een opmerking, nu nog niet met de bedoeling om de mérites der verschillende ontwerpen critisch te gaan beschouwen, maar alleen slechts om aan te toonen een handelwijze die toch moge lijk op de beoordeeling van een bepaald ontwerp storend zou kunnen werken. Vergeleken echter bü het rapport der Raadhuisadviescommissie en speciaal bij de conclusie, waartoe deze commissie meent te moeten komen, is dit slechts een kleinigheid, welke wij gaarne voorbijzien. Wie in *t veen ziet kijkt niet op een turfje. En met dit advies zitten wij midden in 't veen van een bepaald onlogische ge- dachtengang, in 't veen van conclusies, die met geweld leiden in een bepaalde en blijkbaar vurig gewenschte richting. Men dreigt zelfs in een moeras te gera ken, en, voordat het zoover komt, lijkt het ons gewenscht de faites et gestes der Raadhuis adviescommissie zichtbaar in het daglicht te stellen. Voor heden willen wy ons hiertoe bepa len. Het eindoordeel van het rapport der commissie toch geeft te denken. Wie dit rapport objectief en onbevoor oordeeld leest er is daarop in dit blad reeds duidelijk gewezen zal tot de er varing moeten komen dat de Commissie het plan-Blaauw wilde aanbevelen, uit aesthetisch oogpunt, terwijl, zij begreep de vele moeilijkheden, die dit voor haar zou meebrengen. Wij behoeven, verwijzend naar een drie star in dit blad van Maandag, hierop niet nader in te gaan. Maar er is meer, dan dit schipperende eindoordeel van de commissie doet ver moeden. En dit ligt in de afwijking van de opdracht betreffende de rooilijnen van het nieuw te bouwen raadhuis. Het is ons nJ. bekend, dat door een dei architecten, n.l. de heer Kropholler, aan de commissie gevraagd was, om de aan gegeven grenzen der bebouwing te mogen overschrijden, zonder het gevaar te loo- pen, dat hierom zijn ontwerp later terzijde zou worden gelegd. Dit geschiedde in Februari van dit jaar, waarop het volgen de antwoord kwam: „In antwoord op uw schrijven d.d. 15 Februari j.l. deel ik u, na gehouden over leg met den voorzitter onzer commissie, mede. dat de R. A. C. tot haar leedwezen aan uw verzoek, alsnog een aanvullings bepaling omtrent de rooilijnen in het pro gramma op te nemen, vermeent niet te kunnen voldoen, daar het, in verband met het groote deel van den termijn, dat reeds is verstreken, tot onbillijkheden zou lei den, alsnog wijzigingen, van hoe gering schijnenden aard ook, in het programma te brengen. Dit te eerder, omdat er ruim schoots gelegenheid gegeven is, om in een vroeger stadium eene vraag van dezen aard te stellen". Met deze wetenschap komt het advies, dat het plan van Blaauw aanbeveelt in een nog scherper daglicht te staan. Want nu is het niet louter een feit, dat de commissie een advies geeft, waarin, zooals zij zelf zegt, „een onbillijkheid ligt tegenover de andere uitgenoodigde archi tecten", maar ook dat zij dit bovendien doet met de wetenschap, aan een der ar chitecten te hebben geweigerd, wat ach teraf aan een ander geadviseerd wordt toe te staan. Wij weten, dat er geruchten gaan om trent deze houding, geruchten, die zeggen, de de commissie dit verzoek geweigerd zou hebben, met de wetenschap, dat archi tect Blaauw van de opdracht zou afwij ken. Ook gaan er geruchten, dat architect Blaauw, na een afspraak der architecten om zich alleen aan de opdracht te houden, zijn woord dus niet zou hebben gehouden. Maar hiertegenover stellen wij er, na verkregen inlichtingen, prijs op, te ver klaren, dat èn de R. A. C. èn de heer Blaauw in deze geheel vrij uit gaan, zonder zigh dienaangaande iets te behoeven te verwijten. Bovenbedoelde ge ruchten zijn onwaar. En deze geruchten dienen, voordat zij zich verder versprei- dij, met kracht te worden t e g e n g e- s p ro k e n. Intusschen blijft het feit wij herha len het dat nu een ontwerp wordt aan bevolen, waarin de betreffende architect van de opdracht is afgeweken, t e r w ij 1 dit door diezelfde commissie aan een anderen architect ge weigerd was. Dit dient goed in 't oog te worden ge houden. Nu zegt de R. A. C. in haar eindoor deel het volgende: „De Commissie blijft van oordeel, dat daarin een onbillijkheid ligt tegenover de andere uitgenoodigde architecten, die zich angstvallig hebben onthouden van vrijheden, welke de heer Blaauw zich heeft veroorloofd. Zij betreurt het, dat de door haar voorgestelde maatregelen, die den architecten althans een nieuwe kans gaf, niet kon worden toegepast. Zij ont veinst zich echter niet, dat het toch twijfelachtig is of die kans op een zóó gelukkige wijze zou zijn benut geworden, dat de aan het plan-Blaauw verbonden voordeelen nóg zouden zijn overtroffe n". Maar wij vragen: waarom zou architect Kropholler aan de R. A. C. gevraagd heb ben om, evenals architect Blaauw eigen machtig deed, de rooilijnen te mogen over schrijden? Waarschijnlijk toch niet uit een gril, maar het kan niet anders na tuurlijk omdat hij inzag, die zelfde kans zoodoende beter te kunnen benutten, waardoor hij gezien zijn ontwerp de aan het plan-Blaauw verbonden voordee len wellicht nog zou hebben overtroffen. Dit mag met hetzelfde recht gezegd wor den, als waarmede de R. A. C. tot zijn bo vengeciteerde conclusie komt. De hierboven geciteerde en gespatieer de meening van de R. A. C. komt echter nog in een eigenaardiger daglicht te staan als men weet, dat de vier andere uitge noodigde architecten op 22 Mei 1933 een mededeeling ontvingen van de R. A. C., waarin werd gezegd, dat architect Blaauw zich afwijkingen had veroorloofd ten op zichte van het beschikbare terrein en dit „zonder daartoe verlof te vragen". Er wordt dan gezegd: „Had hij dit gevraagd, dan zou hij van ons het zelfde antwoord hebben gekregen, dat een ander onder u, die een kleinere afwijking wenschte, ge kregen heeft n.l. dat hij een plan moest indienen conform het gegeven terrein. Hadden wij thans te doen gehad met een prijsvraag, dan zouden wij om deze afwijking het betreffende plan buiten be oordeeling hebben moeten houden. Het geldt hier echter een meervoudige op dracht en onze taak is eenvoudig om aan B. en W. onze beoordeeling van alle inge komen plannen mede te deelen. Wij heb ben dus ook dit afwijkende plan aan een kritische beschouwing onderworpen. Daarbij is ons gebleken, dat dit ont werp bijzondere voordeelen heeft, welke het ons ongetwijfeld als aanbevelenswaar dig zouden doen qualificeeren. Deze voor deelen liggen natuurlijk op verschillend gebied, maar ongetwijfeld behoort daartoe in hooge mate opzet en indeeling van den plattegrond en deze opzet en indeeling zijn naar onze meening alleen mogelijk gewor den door de afwijkingen, welke de inzen der zich heeft veroorloofd. Wij hebben overwogen, dat indien elk van u dezelfde vry- heid zoude hebben genomen, elk van u mogelijk een oplos sing zou hebben aan de hand ge daan, wellicht beter dan die, welke hij thans heeft' ingezon den, misschien ook beter dan het af- wijkende ontwerp. Het lijkt ons on billijk u deze kans niet te geven, zoo gij die wenscht te gebruiken. Wij hebben daarom besloten eventueel aan Burgemeester en Wethouders machti ging te vragen om zoo noodig onze beslis sing 3 maanden uit te stellen, teneinde dengenen onder u, die van deze mogelijk heid zouden wenschen gebruik te maken, alsnog gelegenheid te geven een variant in te dienen, met gebruikmaking van deze vrijheid ten opzichte van het bouwterrein. Mochten er onder u zijn, die dit willen doen, dan zijn zij volkomen vrij wat be treft de teekeningen, die zij ter toelichting van hun variant noodig zullen achten. Schematische plattegronden en geveltee- keningen zijn voldoende wat ons betreft. De inzending zou dienen te geschieden vóór 1 September a.s. Wij willen u niet dwingen tpt het leveren van deze variant; u bent volkomen vrij van deze gelegen heid al of niet gebruik te maken. Slechts vragen wij u ons binnen 14 dagen, dus uiterlijk 5 Juni mede te deelen of gij dit doen wilt of niet". Aan wie deze mededeeling der R. A. C. goed leest zal onmiddellijk de lijnrechte tegenspraak in 't oog vallen. Hier werd gezegd: elk van de architec ten zou met diezelfde vrijheid (n.l. die architect Blaauw zich veroorloofde) moge lijk een oplossing aan de hand hebben ge daan, wellicht beter dan die, welke hij thans heeft ingezonden, misschien ook beter dan het afwijkende ontwerp (dat van den heer Blaauw). En slechts enkele maanden later zeggen diezelfde heeren in het rapport: Wij beve len Blaauw aan. want de voordeelen van het (afwijkende) plan-Blaauw zouden waarschijnlijk toch niet door de an deren zijn overtroffen. Ra, ra, wat is dat? En dat, terwijl architect Krophol ler juist met de bedoeling iets beters te geven, verlof vroeg om te mogen afwij ken, wat hem werd geweigerd. Niet alleen echter in het eindoordeel van het rapport ligt een bevoordeeling en een gewrongen aanbeveling van het plan- Blaauw, meerdere passages van .het rap port wijzen hierop. Wij hebben het rapport vooral in verge lijking tusschen de ontwerpen van Blaauw en Kropholler er nauwkeurig op gelezen en herlezen. En dan kunnen wij niet ontkomen aan den indruk, dat de vermeende fouten van het plan-Kropholler nogal breed worden uitgemeten en meermalen herhaald, ter wijl de vermeende gebreken, die aan het plan-Blaauw worden toegedicht, telkens met een vergoelijkend toevoegsel minder bezwaarlijk worden gemaakt. Wij zi.in overtuigd, dat dit niet met een vooropgezette bedoeling is geschied, maar dat dit alleen het gevolg is, van de vaste overtuiging der R. A. C., dat het ontwerp- Blaauw de voorkeur verdient. Maar ook zoo beschouwd is de objectiviteit bij het sa menstellen van het rapport toch zoek ge weest. Wij citeeren, ter staving van die bewe ring, het volgende uit het schematisch overzicht van de beoordeeling der Raad huisplannen. Bij punt 2 betreffende de plattegrond der hoofdverdieping wordt in het plan- Blaauw gesproken van een te indirec- t e verlichting van twee ingebouwde gan gen, terwijl deze in het plan-Kropholler onomwonden onvoldoende verlicht worden genoemd. Al zeer sterk komt dit verschil van be oordeeling uit bij de bespreking van de ligging der Raadzaal in het plan-Blaauw. Men zal geen Raadhuis, zelfs niet een van iets mindere proporties kunnen aanwijzen, waarin de Raadzaal zóó onlogisch en on gunstig is gelegen, zoodat dit dus onge twijfeld als een belangrijk bezwaar zou moeten gelden, en zie het rapport vergoe lijkt dit aanstonds met de simpele toevoe ging: „waaraan door geluiddemping zal moeten worden tegemoet gekomen". Bij punt 6 betreffende de algemeene in deeling wordt van het plan-Blaauw o.a. gezegd: „De meeste gangen, hoewel be trekkelijk kort, zijn aan weerskanten in gebouwd". Alweer een vergoelijking. Bij punt 8 betreffende het binnenplein wordt gesproken over de aan dit plein ge legen benedenvertrekken die „geen rui men lichttoevoer hebben", wat goedge praat wordt met de toevoeging, „wat ech ter voor de meeste dezer lokalen niet zwaar behoeft te wegen". Het moet ons van het hart, dat, bij de beoordeelingen van het plan-Kropholler, deze gunstige toevoegingen niet te vinden zijn. Wij hebben slechts enkele beoordeelin gen aangehaald, maar de lijst ervan zou nog met meerdere andere kunnen worden verlengd. Wij herhalen, dat wij in deze beoordee lingen niet zien een onvriendelijke critiek op het plan-Kropholler met de bedoeling het plan-Blaauw in een gunstiger daglicht te stellen. De'oorzaak hiervan zal wel te vinden zijn in de vermeende superioriteit van het plan-Blaauw, maar toch meenden wij op deze subjectieve beoordeeling van de R. A. C. duidelijk de aandacht te moe ten vestigen. Na dit alles zal men ons misschien ver wijten, dat wy a tors et a travers alleen Kropholler zouden willen zien als de man, die geschikt is een bouwwerk als dit Leid sche Raadhuis tot stand te brengen. Dit zij verre van ons, al kennen wij het werk van Kropholler en dragen wij persoortlijk de vaste overtuiging in ons, dat hij beter dan architect Blaauw bij zulk een moeilijke en zware opdracht zich zelf kon blijven. Dit bewijst ook o.i. een vergelijking van beider plannen. Deze vergelijking, die wij nog hopen te geven, kan, zoo noodig, den lezer een bewijs leveren, dat alleen het belang der zaak. n.l. een zoo waardig mogelijk en aesthetisch op het hoogste plan staand Raadhuis te verkrijgen, ons deze regelen in de pen heeft gegeven. F. S. HET ADVIES „ONLOGISCH EN PRINCIPIEEL ONJUIST". H. M. K. geeft in „De Maasbode" een critiéche beschouwing over de Leidsche Stadhuisplannen. Wij ontleenen daaraan het volgende: „Allereerst valt het op, dat behalve ar chitect Blaauw, de inzenders zich strikt hebben gehouden aan den vorm van het terrein. Zij hebben dus allen den Breestraat- gevel aan twee zijden op minder of meer gelukkige wijze verlengd en vervolgens langs de Vischmarktzijde en Koornbrug steeg een bebouwing ontworpen, welke een binnenhof omsluit. Al deze ontwerpen vertoonen een caril lontoren. v. d. Laan en Buurman hebben dezen ontworpen aan de Vischmarktzijde; Krop holler een toren aan de binnenplaats op precies dezelfde plaats als de vroegere to ren; Mertens plaatste den toren aan de Breestraat naast den voorgevel op den hoek van de Koornbrugsteeg. Bij al deze ontwerpen wordt de oude voorgevel ingeklemd tusschen de nieuwe bebouwing en de ontwerpers hebben de nieuwe gedeelten naar overtuiging ontwor pen en hun persoonlijk karakter niet ver loochend. Het is duidelijk te zien, dat de aanslui tingen aan den ouden gevel de grootste moeilijkheden voor de ontwerpers hebben teweeg gebracht. Kropholler is o.i. er het best. in geslaagd de aansluiting zooals die in het programma practisch was voorge schreven, te verwezenlijken. De hoek BreestraatKoornbrugsteeg is vooral in de variant-oplossing (een 4 M. breede ar- kade over het trottoir der Koornbrugsteeg) zeer mooi en de bebouwing aan de Visch markt geeft ons een fraai karaktervol bouwwerk van een nobele allure. De andere ontwerpers hebben hun per soonlijken smaak wel niet verloochend, doch zijn er niet in geslaagd ons de over tuiging te geven van een geslaagd archi tectonisch geheel. Kropholler's plan is gestrand op de plat tegronden, waarmede de commissie zich niet kon vereenigen, hetgeen zy uitvoerig in haar rapport toelicht. De andere ontwerpen, van v. d. Laan, Mertens en Buurman, hebben volgens het rapport, uitstekende kwaliteiten wat be treft de plattegronden, doch komen de commissie onaaanvaardbaar voor, wat be treft de buiten-architectuur. Ir. Mertens heeft dezen keer een zeer ongelukkige greep gedaan. De zware, „mo derne" toren op den hoek Breestraat Koornbrugsteeg is niet erg geslaagd en de overige bebouwing zwaar en log, Het plan v. d. Laan heeft o.i. toch wel goede kwa liteiten; de moeilijkheden van aansluiting heeft de ontwerper echter óók niet kun- j nen overwinnen. Die moeilijkheden lagen opgesloten in het programma en in den beschikbaren bouwgrond, waarop het raadhuis geprojecteerd moest worden. Dat deze vier architecten daarin niet konden slagen, ligt o.i. dan ook niet aan deze ontwerpers, doch aan het programma. Zij hebben allen de rooilijnen angstvallig aangehouden, zooals dat was voorgeschre ven en een ringbebouwing om het oude gedeelte ontworpen. Architect Blauw heeft een geheel an deren weg gevolgd en heeft een plan in gediend, dat belangrijk afwijkt van het programma. Zoo heeft hij, ondanks het raadsbesluit, hetwelk niet toestond de twee perceelen aan de Vischmarkt en het perceel Breestraat in het plan te betrek ken, deze toch eenvoudig geannexeerd. Hij heeft bovendien de vastgestelde rooilijn aan de Vischmarkt belangrijk overschre den en als compensatie daartegenover, een plein ontworpen aan de Vischmarkt. De aansluiting aan den ouden gevel op den hoek Koornbrugsteeg en Breestraat (waarby alle andere ontwerpers voor groote moeilijkheden kwamen te staan) heeft hij niet gemaakt en de aansluiting ter linkerzijde van den gevel aan de Bree straat heeft hij opgelost door den ouden gevel eenvoudig te verlengen, waardoor de beroemde bordestrap in het midden kwam te staan. Hierdoor ontstond een situatie, welke de andere ontwerpers, die zich aan het pro gramma hielden, nooit konden bereiken. Inderdaad kan men dit plan stedebouw kundig voortreffelijk noemen. De ver- breede Koornbrugsteeg is een belangrijke verbetering en het groote plein aan de Vischmarkt geeft het gebouw die ruime ligging, welke een raadhuis uit represen tatief en practisch oogpunt de vernieuwde bouwromp gedeeltelijk vrij te liggen en wordt Lieven de Key's voorgevel niet om sloten door min of meer gewaagde aan sluitingen. Den toren plaatste Blaauw aan de Visch- markt-zijde in een vormgeving, welke doet herinneren aan de oude. Architectonisch komt om deze plaatsing van den toren niet gelukkig voor, zooals deze tusschen het vernieuwde oude en nieuwe gedeelte is opgesloten. Bij de nieu we bebouwing aan de Vischmarkt kan men nauwelijks meer spreken van een persoon lijk karakter. Zij is zeer neutraal en on dergeschikt. Wel komt het ons voor, dat de ontwerper een goeden psychologischen kijk heeft gehad op de mentaliteit der Lei- denaars en hun traditioneele gehechtheid aan het oude Raadhuis. De plattegronden zijn logisch en orde lijk. De wensch in het programma geuit, om het oude bordes als hoofdtoegang te be houden, is knap opgelost, evenals de schei ding tusschen representatief en adminis tratief gedeelte. De voordeelen van dit plan in tal van opzichten boven de andere plan nen, staan o.i. vast. Het is zeker, dat stede bouwkundig het plan-Blaauw voortreffe lijk is geslaagd en zeer goed de geheele moeilijke situatie beheerscht, maar even zeer staat vast, dat hij dit alles niet zóó had kunnen projecteeren wanneer hij zich aan het programma had gehouden. Uit alles blijkt dan ook, dat de advies commissie in een moeilijk parket is ge raakt. Van den eenen kant begreep zij heel goed, dat dit plan de meeste mogelijkheden bood, van den anderen kant moest zij een dergelijke inbreuk op het programma ver- oordeelen en zij heeft overwogen het plan- Blaauw niet te beoordeelen, noch te hono- reeren, hetgeen o.i. het eenige onverbid delijke, doch juiste standpunt zou geweëSt zijn. De commissie zag echter een uitweg door B. en W. te verzoeken de andere 4 architecten een variant te doen maken, waarbij zij ;op dezelfde rigoureuse wijze van het programma mochten afwijken, waarop echter door B. en W. afwijzend werd beschikt. De commissie heeft toen tóch het plan- Blaauw betrokken in haar beoordeeling met de motiveering, dat een beoordeeling van alle plannen door B. en W. was ge vraagd. Hoewel uit alles blijkt, dat de commis sie zich veel moeite heeft gegeven deze zaak in het goede spoor te brengen, is het niet te ontkennen, dat de beoordeeling der plannen niet gelijkwaardig kan genoemd worden. Dit alles ware te voorkomen geweest zoo architect Blaauw zich correct aan het pro gramma had gehouden, desnoods een slecht plan had gemaakt gebaseerd op het programma en een variant had ingediend, welke deze belangrijke afwijkingen had vertoond, om daarmede te kennen te ge ven, dat hij het programma in zich onjuist achtte. Zooals het nu geweest is, zal het ver loop van deze zaak voor de andere vier mededingers een bitteren nasmaak hou den. Het geeft ook een begrip van de betrek kelijke waarde van een bouwprogramma, want het blijkt nu overduidelijk, dat het enge keurslijf van het gegeven programma geen ruimte liet voor een bevredigende oplossing en in zich al blijk gaf van on voldoende doorzicht in de mogelijkheden. Het is daarom jammer, dat de voortref felijke kwaliteiten van het plan-Blaauw tot uiting moesten komen buiten het pro gramma. Al is het standpunt van de Commissie inzake het plan-Blaauw menschelijk be grijpelijk, uiteindelijk is het niet te verde digen. De conclusie van de commissie is, dat zy het plan-Blaauw op formeele gron- i dij niet voor uitvoering kan aanbevelen, doch dat (en nu komt het wonderlijke!) gezien de mogelijkheden, die het biedt, ont heffing gevraagd dient te worden van het bekende raadsbesluit, waarna zij het ad vies kan geven aan architect Blaauw de opdracht te verleenen. Wij ontkomen niet aan den indruk, dat de objectiviteit van de commissie vanaf het begin reeds vertroebeld is geweest door de nieuwe perpectieven die het plan- Blaauw opende en achten het onlogisch en principieel onjuist, dat een commis sie van advies ten slotte de uitvoering aan beveelt van een plan, hetwelk op zeer be langrijke punten afwijkt van het door die zelfde commissie opgestelde programma". Geachte Redactie, Beleefd verzoek ik U voor het onder staande eenige plaatsruimte in Uw blad. Toen de gemeente Leiden destijds de vijf architecten uitnoodigde om plannen in te dienen voor opbouw van het stadhuis, heeft zij de voorschriften daartoe in een duidelijk programma vastgelegd. Dat was juist gezien, omdat alleen dan een zuivere beoordeeling mogelijk is als voor alle me dedingers de omstandigheden gelijk zijn. Nu blijkt de heer Blaauw buiten het pro gramma gegaan te zijn. Naar mijn mee ning is het dan niet meer dan behoorlijk dat óf het plan Blaauw wordt terzijde gelegd, óf aan de andere mededingers ge legenheid wordt gegeven nieuwe plannen in te dienen. Zeer zeker zal dit weer eeni- gen tijd duren, maar men dient niet te vergeten dat er niet alleen gebouwd zal worden voor het thans levende geslacht, maar ook, en vooral, voor vele geslachten na ons. Ook de betaling zal voor het grootst© deel wel op het nageslacht afge wenteld worden. Het ia dus zaak het beste en mooiste te bouwen wat mogelijk is. En voldoet het plan-Blaauw aan deze eiachen? Als leek, dus als iemaiid, die niet gespecialiseerd is in het beoordeelen en vergelijken van schoonheid, durf ik ine daarover geen oor deel aan te matigenmaar ik heb er wel een meening over, de meening van een doorsnee-mensch, één van de zeventigdui zend of zoo nietr-deskundige Leidenaars. Die is, dat uit de tot nog toe gepubliceer de teekeningen duidelijk blijkt, dat de oude toren mooier was dan die van Blaauw zal worden en dat de gevel door de wijze van raam verdeeling niet zoo mooi aandoet als die van een der andere plannen. Het totaalplan Blaauw is mogelijk het beste en mooiste, maar niet zóó goed en mooi dat het aangenomen moet worden. Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald. Ten slotte hoop ik, dat we het stadhuis van de Nederlandsche stad Leiden niet raadhuis zullen gaan noemen. Hoogachtend, L- E. NIEUWENHTJYZEN SEGAAR. BUITENLAND FRANKRIJK STAKERS BLOKKEEREN DE SEINE. Een complete waterslag met de politie. Aan stakende binnenschippers is het Maandagavond gelukt bij verrassing de Seine ter hoogte' van Confians-Sainite-Ho- norine volkomen af te sluiten. Binnen den tijd van zeven minuten vormden zij juist toen de rivierpolitie haar schafttijd had, met hun schepen een dam in de rivier, waar geen opening meer in was. Toen de booten der rivierpolitie naderbij voeren en door signalen met de sirene vrije doorvaart eischten, ging nog een tweede rij schepen dwars over den stroom liggen. De politie besloot dien avond tegen de verrassende afsluiting niets meer te on dernemen en eerst den volgenden morgen handelend op te treden. De sleepbooten en aken der stakende Fransche binnenschippers, zijn toen gister morgen door de gendarmerie na een korten waterslag veroverd. In den loop van den nacht hadden de betrokken prefecten, ingenieurs van den waterbouwkundigen en bruggendienst «n andere autoriteiten krijgsraad gehouden en waren tweehonderd man van de garde mo bile in de nabijheid samengetrokken. Bij het aanbreken van den morgen werd de actie door den prefect van het departe ment Seine et Oise met een afdeeling gen darmerie ingezet. Hij deed tevens een be roep op de schippers zich over te geven. Er werd even onderhandeld met oen de legatie der stakers, die naar de booten terugkeerden, w£hrvan na korten tijd een veelstemmig „neefl'' klonk. Pas daarna ging men tot den eersten aanval over en wei van de rivierzijde. Een poging om de voorste booten .van de bootenversperring te enteren werd afgesla gen. Vervolgens liet men eenige drijvende brandspuiten tot dicht bij de binnensche pen naderen en werden deze met een aan tal krachtige stralen onder „kruisvuur" ge nomen. Tegelijkertijd werd van de land zijde een aanval op de booten gedaan, die door eenige afdeelingen gendarmerie wer den bestormd. Toen de schepen alle door gendarmerie waren bezet konden de schippers niets an ders doen dan zich overgeven. De schepen werden uit eikaar gehaald en langs den weg gelegd, zoodat het verkeer 'langs de Seine voortgang kon vinden. Om kwart voor zeven was de „slag" door de overheid gewonnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6