WOENSDAG 23 AUGUSTUS 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG.
Onze publieke spreektribune over de Stadhuisplannen
DE BEOORDEELING DER PLANNEN
VOOR HET NIEUWE STADHUIS.
De faites en gestes der Raadhuis-Advies
commissie.
Het nieuwe Leidsche Raadhuis staat op
nieuw in het brandende middelpunt der
belangstelling. En nu de plannen der vijf
uitgenoodigde architecten gepubliceerd
zyn, en de tentoonstelling ervan geopend
is, is dit begrijpelijk.
Begrijpelijk is dit, juist omdat er èn bij
het pubiiceeren der ontwerpen èn in het
advies der Raadhuis Adviescommissie zoo
veel onbegrijpelijks is.
Daar is bijvoorbeeld en dit moge maar
een kleine opmerking zijé het verschil
in publicatie, zooals de expositie deze
geeft en zooals deze is geschied en slechts
is kunnen geschieden in de pers. Tenmin
ste tot nu toe. Want de expositie geeft een
uitgebreider en beter beeld der uitge
werkte plannen, dan met de verstrekte
teekeningen in de pers is kunnen gebeu
ren.
Immers om slechts één punt te noe
men waar het rapport der commissie
spreekt van een anachronisme der „Ro-
maansche" ontvangzaal in het ontwerp van
Kropholler, laat alleen de tentoonstelling
zien, dat van een anachronisme hier geen
sprake is, omdat niet alleen de binnen
bouw zie hal, eerste verdieping, zie
Raadzaal, zie hal beneden maar ook de
buitenbouw zie Koornbrugsteeg, zie
Binnenhof, zie gevel Vischmarkt hier
mede volmaakt in overeenstemming is.
Het is slechts een opmerking, nu nog
niet met de bedoeling om de mérites der
verschillende ontwerpen critisch te gaan
beschouwen, maar alleen slechts om aan
te toonen een handelwijze die toch moge
lijk op de beoordeeling van een bepaald
ontwerp storend zou kunnen werken.
Vergeleken echter bü het rapport der
Raadhuisadviescommissie en speciaal bij
de conclusie, waartoe deze commissie
meent te moeten komen, is dit slechts een
kleinigheid, welke wij gaarne voorbijzien.
Wie in *t veen ziet kijkt niet op een
turfje.
En met dit advies zitten wij midden in
't veen van een bepaald onlogische ge-
dachtengang, in 't veen van conclusies, die
met geweld leiden in een bepaalde en
blijkbaar vurig gewenschte richting.
Men dreigt zelfs in een moeras te gera
ken, en, voordat het zoover komt, lijkt het
ons gewenscht de faites et gestes der
Raadhuis adviescommissie zichtbaar in het
daglicht te stellen.
Voor heden willen wy ons hiertoe bepa
len.
Het eindoordeel van het rapport der
commissie toch geeft te denken.
Wie dit rapport objectief en onbevoor
oordeeld leest er is daarop in dit blad
reeds duidelijk gewezen zal tot de er
varing moeten komen dat de Commissie
het plan-Blaauw wilde aanbevelen, uit
aesthetisch oogpunt, terwijl, zij begreep de
vele moeilijkheden, die dit voor haar zou
meebrengen.
Wij behoeven, verwijzend naar een drie
star in dit blad van Maandag, hierop niet
nader in te gaan.
Maar er is meer, dan dit schipperende
eindoordeel van de commissie doet ver
moeden. En dit ligt in de afwijking van
de opdracht betreffende de rooilijnen van
het nieuw te bouwen raadhuis.
Het is ons nJ. bekend, dat door een dei
architecten, n.l. de heer Kropholler, aan
de commissie gevraagd was, om de aan
gegeven grenzen der bebouwing te mogen
overschrijden, zonder het gevaar te loo-
pen, dat hierom zijn ontwerp later terzijde
zou worden gelegd. Dit geschiedde in
Februari van dit jaar, waarop het volgen
de antwoord kwam:
„In antwoord op uw schrijven d.d. 15
Februari j.l. deel ik u, na gehouden over
leg met den voorzitter onzer commissie,
mede. dat de R. A. C. tot haar leedwezen
aan uw verzoek, alsnog een aanvullings
bepaling omtrent de rooilijnen in het pro
gramma op te nemen, vermeent niet te
kunnen voldoen, daar het, in verband met
het groote deel van den termijn, dat reeds
is verstreken, tot onbillijkheden zou lei
den, alsnog wijzigingen, van hoe gering
schijnenden aard ook, in het programma
te brengen. Dit te eerder, omdat er ruim
schoots gelegenheid gegeven is, om in een
vroeger stadium eene vraag van dezen
aard te stellen".
Met deze wetenschap komt het advies,
dat het plan van Blaauw aanbeveelt in een
nog scherper daglicht te staan.
Want nu is het niet louter een feit, dat
de commissie een advies geeft, waarin,
zooals zij zelf zegt, „een onbillijkheid ligt
tegenover de andere uitgenoodigde archi
tecten", maar ook dat zij dit bovendien
doet met de wetenschap, aan een der ar
chitecten te hebben geweigerd, wat ach
teraf aan een ander geadviseerd wordt
toe te staan.
Wij weten, dat er geruchten gaan om
trent deze houding, geruchten, die zeggen,
de de commissie dit verzoek geweigerd
zou hebben, met de wetenschap, dat archi
tect Blaauw van de opdracht zou afwij
ken. Ook gaan er geruchten, dat architect
Blaauw, na een afspraak der architecten
om zich alleen aan de opdracht te houden,
zijn woord dus niet zou hebben gehouden.
Maar hiertegenover stellen wij er, na
verkregen inlichtingen, prijs op, te ver
klaren, dat èn de R. A. C. èn de heer
Blaauw in deze geheel vrij uit
gaan, zonder zigh dienaangaande iets te
behoeven te verwijten. Bovenbedoelde ge
ruchten zijn onwaar. En deze geruchten
dienen, voordat zij zich verder versprei-
dij, met kracht te worden t e g e n g e-
s p ro k e n.
Intusschen blijft het feit wij herha
len het dat nu een ontwerp wordt aan
bevolen, waarin de betreffende architect
van de opdracht is afgeweken, t e r w ij 1
dit door diezelfde commissie
aan een anderen architect ge
weigerd was.
Dit dient goed in 't oog te worden ge
houden.
Nu zegt de R. A. C. in haar eindoor
deel het volgende:
„De Commissie blijft van oordeel, dat
daarin een onbillijkheid ligt tegenover
de andere uitgenoodigde architecten, die
zich angstvallig hebben onthouden van
vrijheden, welke de heer Blaauw zich heeft
veroorloofd. Zij betreurt het, dat de door
haar voorgestelde maatregelen, die den
architecten althans een nieuwe kans gaf,
niet kon worden toegepast. Zij ont
veinst zich echter niet, dat het
toch twijfelachtig is of die kans
op een zóó gelukkige wijze zou
zijn benut geworden, dat de
aan het plan-Blaauw verbonden
voordeelen nóg zouden zijn
overtroffe n".
Maar wij vragen: waarom zou architect
Kropholler aan de R. A. C. gevraagd heb
ben om, evenals architect Blaauw eigen
machtig deed, de rooilijnen te mogen over
schrijden? Waarschijnlijk toch niet uit een
gril, maar het kan niet anders na
tuurlijk omdat hij inzag, die zelfde kans
zoodoende beter te kunnen benutten,
waardoor hij gezien zijn ontwerp de
aan het plan-Blaauw verbonden voordee
len wellicht nog zou hebben overtroffen.
Dit mag met hetzelfde recht gezegd wor
den, als waarmede de R. A. C. tot zijn bo
vengeciteerde conclusie komt.
De hierboven geciteerde en gespatieer
de meening van de R. A. C. komt echter
nog in een eigenaardiger daglicht te staan
als men weet, dat de vier andere uitge
noodigde architecten op 22 Mei 1933 een
mededeeling ontvingen van de R. A. C.,
waarin werd gezegd, dat architect Blaauw
zich afwijkingen had veroorloofd ten op
zichte van het beschikbare terrein en dit
„zonder daartoe verlof te vragen". Er
wordt dan gezegd: „Had hij dit gevraagd,
dan zou hij van ons het zelfde antwoord
hebben gekregen, dat een ander onder u,
die een kleinere afwijking wenschte, ge
kregen heeft n.l. dat hij een plan moest
indienen conform het gegeven terrein.
Hadden wij thans te doen gehad met
een prijsvraag, dan zouden wij om deze
afwijking het betreffende plan buiten be
oordeeling hebben moeten houden. Het
geldt hier echter een meervoudige op
dracht en onze taak is eenvoudig om aan
B. en W. onze beoordeeling van alle inge
komen plannen mede te deelen. Wij heb
ben dus ook dit afwijkende plan aan een
kritische beschouwing onderworpen.
Daarbij is ons gebleken, dat dit ont
werp bijzondere voordeelen heeft, welke
het ons ongetwijfeld als aanbevelenswaar
dig zouden doen qualificeeren. Deze voor
deelen liggen natuurlijk op verschillend
gebied, maar ongetwijfeld behoort daartoe
in hooge mate opzet en indeeling van den
plattegrond en deze opzet en indeeling zijn
naar onze meening alleen mogelijk gewor
den door de afwijkingen, welke de inzen
der zich heeft veroorloofd.
Wij hebben overwogen, dat
indien elk van u dezelfde vry-
heid zoude hebben genomen,
elk van u mogelijk een oplos
sing zou hebben aan de hand ge
daan, wellicht beter dan die,
welke hij thans heeft' ingezon
den, misschien ook beter dan het af-
wijkende ontwerp. Het lijkt ons on
billijk u deze kans niet te geven, zoo gij
die wenscht te gebruiken.
Wij hebben daarom besloten eventueel
aan Burgemeester en Wethouders machti
ging te vragen om zoo noodig onze beslis
sing 3 maanden uit te stellen, teneinde
dengenen onder u, die van deze mogelijk
heid zouden wenschen gebruik te maken,
alsnog gelegenheid te geven een variant
in te dienen, met gebruikmaking van deze
vrijheid ten opzichte van het bouwterrein.
Mochten er onder u zijn, die dit willen
doen, dan zijn zij volkomen vrij wat be
treft de teekeningen, die zij ter toelichting
van hun variant noodig zullen achten.
Schematische plattegronden en geveltee-
keningen zijn voldoende wat ons betreft.
De inzending zou dienen te geschieden
vóór 1 September a.s. Wij willen u niet
dwingen tpt het leveren van deze variant;
u bent volkomen vrij van deze gelegen
heid al of niet gebruik te maken. Slechts
vragen wij u ons binnen 14 dagen, dus
uiterlijk 5 Juni mede te deelen of gij dit
doen wilt of niet".
Aan wie deze mededeeling der R. A. C.
goed leest zal onmiddellijk de lijnrechte
tegenspraak in 't oog vallen.
Hier werd gezegd: elk van de architec
ten zou met diezelfde vrijheid (n.l. die
architect Blaauw zich veroorloofde) moge
lijk een oplossing aan de hand hebben ge
daan, wellicht beter dan die, welke hij
thans heeft ingezonden, misschien ook
beter dan het afwijkende ontwerp (dat
van den heer Blaauw).
En slechts enkele maanden later zeggen
diezelfde heeren in het rapport: Wij beve
len Blaauw aan. want de voordeelen van
het (afwijkende) plan-Blaauw zouden
waarschijnlijk toch niet door de an
deren zijn overtroffen. Ra, ra, wat
is dat? En dat, terwijl architect Krophol
ler juist met de bedoeling iets beters te
geven, verlof vroeg om te mogen afwij
ken, wat hem werd geweigerd.
Niet alleen echter in het eindoordeel van
het rapport ligt een bevoordeeling en een
gewrongen aanbeveling van het plan-
Blaauw, meerdere passages van .het rap
port wijzen hierop.
Wij hebben het rapport vooral in verge
lijking tusschen de ontwerpen van Blaauw
en Kropholler er nauwkeurig op gelezen
en herlezen.
En dan kunnen wij niet ontkomen aan
den indruk, dat de vermeende fouten van
het plan-Kropholler nogal breed worden
uitgemeten en meermalen herhaald, ter
wijl de vermeende gebreken, die aan het
plan-Blaauw worden toegedicht, telkens
met een vergoelijkend toevoegsel minder
bezwaarlijk worden gemaakt.
Wij zi.in overtuigd, dat dit niet met een
vooropgezette bedoeling is geschied, maar
dat dit alleen het gevolg is, van de vaste
overtuiging der R. A. C., dat het ontwerp-
Blaauw de voorkeur verdient. Maar ook
zoo beschouwd is de objectiviteit bij het sa
menstellen van het rapport toch zoek ge
weest.
Wij citeeren, ter staving van die bewe
ring, het volgende uit het schematisch
overzicht van de beoordeeling der Raad
huisplannen.
Bij punt 2 betreffende de plattegrond
der hoofdverdieping wordt in het plan-
Blaauw gesproken van een te indirec-
t e verlichting van twee ingebouwde gan
gen, terwijl deze in het plan-Kropholler
onomwonden onvoldoende verlicht worden
genoemd.
Al zeer sterk komt dit verschil van be
oordeeling uit bij de bespreking van de
ligging der Raadzaal in het plan-Blaauw.
Men zal geen Raadhuis, zelfs niet een van
iets mindere proporties kunnen aanwijzen,
waarin de Raadzaal zóó onlogisch en on
gunstig is gelegen, zoodat dit dus onge
twijfeld als een belangrijk bezwaar zou
moeten gelden, en zie het rapport vergoe
lijkt dit aanstonds met de simpele toevoe
ging: „waaraan door geluiddemping zal
moeten worden tegemoet gekomen".
Bij punt 6 betreffende de algemeene in
deeling wordt van het plan-Blaauw o.a.
gezegd: „De meeste gangen, hoewel be
trekkelijk kort, zijn aan weerskanten in
gebouwd". Alweer een vergoelijking.
Bij punt 8 betreffende het binnenplein
wordt gesproken over de aan dit plein ge
legen benedenvertrekken die „geen rui
men lichttoevoer hebben", wat goedge
praat wordt met de toevoeging, „wat ech
ter voor de meeste dezer lokalen niet
zwaar behoeft te wegen".
Het moet ons van het hart, dat, bij de
beoordeelingen van het plan-Kropholler,
deze gunstige toevoegingen niet te vinden
zijn.
Wij hebben slechts enkele beoordeelin
gen aangehaald, maar de lijst ervan zou
nog met meerdere andere kunnen worden
verlengd.
Wij herhalen, dat wij in deze beoordee
lingen niet zien een onvriendelijke critiek
op het plan-Kropholler met de bedoeling
het plan-Blaauw in een gunstiger daglicht
te stellen. De'oorzaak hiervan zal wel te
vinden zijn in de vermeende superioriteit
van het plan-Blaauw, maar toch meenden
wij op deze subjectieve beoordeeling van
de R. A. C. duidelijk de aandacht te moe
ten vestigen.
Na dit alles zal men ons misschien ver
wijten, dat wy a tors et a travers alleen
Kropholler zouden willen zien als de man,
die geschikt is een bouwwerk als dit Leid
sche Raadhuis tot stand te brengen. Dit zij
verre van ons, al kennen wij het werk van
Kropholler en dragen wij persoortlijk de
vaste overtuiging in ons, dat hij beter dan
architect Blaauw bij zulk een moeilijke en
zware opdracht zich zelf kon blijven. Dit
bewijst ook o.i. een vergelijking van beider
plannen. Deze vergelijking, die wij nog
hopen te geven, kan, zoo noodig, den lezer
een bewijs leveren, dat alleen het belang
der zaak. n.l. een zoo waardig mogelijk en
aesthetisch op het hoogste plan staand
Raadhuis te verkrijgen, ons deze regelen
in de pen heeft gegeven.
F. S.
HET ADVIES „ONLOGISCH EN
PRINCIPIEEL ONJUIST".
H. M. K. geeft in „De Maasbode" een
critiéche beschouwing over de Leidsche
Stadhuisplannen. Wij ontleenen daaraan
het volgende:
„Allereerst valt het op, dat behalve ar
chitect Blaauw, de inzenders zich strikt
hebben gehouden aan den vorm van het
terrein.
Zij hebben dus allen den Breestraat-
gevel aan twee zijden op minder of meer
gelukkige wijze verlengd en vervolgens
langs de Vischmarktzijde en Koornbrug
steeg een bebouwing ontworpen, welke een
binnenhof omsluit.
Al deze ontwerpen vertoonen een caril
lontoren.
v. d. Laan en Buurman hebben dezen
ontworpen aan de Vischmarktzijde; Krop
holler een toren aan de binnenplaats op
precies dezelfde plaats als de vroegere to
ren; Mertens plaatste den toren aan de
Breestraat naast den voorgevel op den
hoek van de Koornbrugsteeg.
Bij al deze ontwerpen wordt de oude
voorgevel ingeklemd tusschen de nieuwe
bebouwing en de ontwerpers hebben de
nieuwe gedeelten naar overtuiging ontwor
pen en hun persoonlijk karakter niet ver
loochend.
Het is duidelijk te zien, dat de aanslui
tingen aan den ouden gevel de grootste
moeilijkheden voor de ontwerpers hebben
teweeg gebracht. Kropholler is o.i. er het
best. in geslaagd de aansluiting zooals die
in het programma practisch was voorge
schreven, te verwezenlijken. De hoek
BreestraatKoornbrugsteeg is vooral in
de variant-oplossing (een 4 M. breede ar-
kade over het trottoir der Koornbrugsteeg)
zeer mooi en de bebouwing aan de Visch
markt geeft ons een fraai karaktervol
bouwwerk van een nobele allure.
De andere ontwerpers hebben hun per
soonlijken smaak wel niet verloochend,
doch zijn er niet in geslaagd ons de over
tuiging te geven van een geslaagd archi
tectonisch geheel.
Kropholler's plan is gestrand op de plat
tegronden, waarmede de commissie zich
niet kon vereenigen, hetgeen zy uitvoerig
in haar rapport toelicht.
De andere ontwerpen, van v. d. Laan,
Mertens en Buurman, hebben volgens het
rapport, uitstekende kwaliteiten wat be
treft de plattegronden, doch komen de
commissie onaaanvaardbaar voor, wat be
treft de buiten-architectuur.
Ir. Mertens heeft dezen keer een zeer
ongelukkige greep gedaan. De zware, „mo
derne" toren op den hoek Breestraat
Koornbrugsteeg is niet erg geslaagd en de
overige bebouwing zwaar en log, Het plan
v. d. Laan heeft o.i. toch wel goede kwa
liteiten; de moeilijkheden van aansluiting
heeft de ontwerper echter óók niet kun-
j nen overwinnen. Die moeilijkheden lagen
opgesloten in het programma en in den
beschikbaren bouwgrond, waarop het
raadhuis geprojecteerd moest worden.
Dat deze vier architecten daarin niet
konden slagen, ligt o.i. dan ook niet aan
deze ontwerpers, doch aan het programma.
Zij hebben allen de rooilijnen angstvallig
aangehouden, zooals dat was voorgeschre
ven en een ringbebouwing om het oude
gedeelte ontworpen.
Architect Blauw heeft een geheel an
deren weg gevolgd en heeft een plan in
gediend, dat belangrijk afwijkt van het
programma. Zoo heeft hij, ondanks het
raadsbesluit, hetwelk niet toestond de
twee perceelen aan de Vischmarkt en het
perceel Breestraat in het plan te betrek
ken, deze toch eenvoudig geannexeerd. Hij
heeft bovendien de vastgestelde rooilijn
aan de Vischmarkt belangrijk overschre
den en als compensatie daartegenover, een
plein ontworpen aan de Vischmarkt. De
aansluiting aan den ouden gevel op den
hoek Koornbrugsteeg en Breestraat
(waarby alle andere ontwerpers voor
groote moeilijkheden kwamen te staan)
heeft hij niet gemaakt en de aansluiting
ter linkerzijde van den gevel aan de Bree
straat heeft hij opgelost door den ouden
gevel eenvoudig te verlengen, waardoor
de beroemde bordestrap in het midden
kwam te staan.
Hierdoor ontstond een situatie, welke de
andere ontwerpers, die zich aan het pro
gramma hielden, nooit konden bereiken.
Inderdaad kan men dit plan stedebouw
kundig voortreffelijk noemen. De ver-
breede Koornbrugsteeg is een belangrijke
verbetering en het groote plein aan de
Vischmarkt geeft het gebouw die ruime
ligging, welke een raadhuis uit represen
tatief en practisch oogpunt de vernieuwde
bouwromp gedeeltelijk vrij te liggen en
wordt Lieven de Key's voorgevel niet om
sloten door min of meer gewaagde aan
sluitingen.
Den toren plaatste Blaauw aan de Visch-
markt-zijde in een vormgeving, welke doet
herinneren aan de oude.
Architectonisch komt om deze plaatsing
van den toren niet gelukkig voor, zooals
deze tusschen het vernieuwde oude en
nieuwe gedeelte is opgesloten. Bij de nieu
we bebouwing aan de Vischmarkt kan men
nauwelijks meer spreken van een persoon
lijk karakter. Zij is zeer neutraal en on
dergeschikt. Wel komt het ons voor, dat
de ontwerper een goeden psychologischen
kijk heeft gehad op de mentaliteit der Lei-
denaars en hun traditioneele gehechtheid
aan het oude Raadhuis.
De plattegronden zijn logisch en orde
lijk.
De wensch in het programma geuit, om
het oude bordes als hoofdtoegang te be
houden, is knap opgelost, evenals de schei
ding tusschen representatief en adminis
tratief gedeelte. De voordeelen van dit plan
in tal van opzichten boven de andere plan
nen, staan o.i. vast. Het is zeker, dat stede
bouwkundig het plan-Blaauw voortreffe
lijk is geslaagd en zeer goed de geheele
moeilijke situatie beheerscht, maar even
zeer staat vast, dat hij dit alles niet zóó
had kunnen projecteeren wanneer hij zich
aan het programma had gehouden.
Uit alles blijkt dan ook, dat de advies
commissie in een moeilijk parket is ge
raakt. Van den eenen kant begreep zij heel
goed, dat dit plan de meeste mogelijkheden
bood, van den anderen kant moest zij een
dergelijke inbreuk op het programma ver-
oordeelen en zij heeft overwogen het plan-
Blaauw niet te beoordeelen, noch te hono-
reeren, hetgeen o.i. het eenige onverbid
delijke, doch juiste standpunt zou geweëSt
zijn.
De commissie zag echter een uitweg
door B. en W. te verzoeken de andere 4
architecten een variant te doen maken,
waarbij zij ;op dezelfde rigoureuse wijze
van het programma mochten afwijken,
waarop echter door B. en W. afwijzend
werd beschikt.
De commissie heeft toen tóch het plan-
Blaauw betrokken in haar beoordeeling
met de motiveering, dat een beoordeeling
van alle plannen door B. en W. was ge
vraagd.
Hoewel uit alles blijkt, dat de commis
sie zich veel moeite heeft gegeven deze
zaak in het goede spoor te brengen, is het
niet te ontkennen, dat de beoordeeling der
plannen niet gelijkwaardig kan genoemd
worden.
Dit alles ware te voorkomen geweest zoo
architect Blaauw zich correct aan het pro
gramma had gehouden, desnoods een
slecht plan had gemaakt gebaseerd op het
programma en een variant had ingediend,
welke deze belangrijke afwijkingen had
vertoond, om daarmede te kennen te ge
ven, dat hij het programma in zich onjuist
achtte.
Zooals het nu geweest is, zal het ver
loop van deze zaak voor de andere vier
mededingers een bitteren nasmaak hou
den.
Het geeft ook een begrip van de betrek
kelijke waarde van een bouwprogramma,
want het blijkt nu overduidelijk, dat het
enge keurslijf van het gegeven programma
geen ruimte liet voor een bevredigende
oplossing en in zich al blijk gaf van on
voldoende doorzicht in de mogelijkheden.
Het is daarom jammer, dat de voortref
felijke kwaliteiten van het plan-Blaauw
tot uiting moesten komen buiten het pro
gramma.
Al is het standpunt van de Commissie
inzake het plan-Blaauw menschelijk be
grijpelijk, uiteindelijk is het niet te verde
digen. De conclusie van de commissie is,
dat zy het plan-Blaauw op formeele gron- i
dij niet voor uitvoering kan aanbevelen,
doch dat (en nu komt het wonderlijke!)
gezien de mogelijkheden, die het biedt, ont
heffing gevraagd dient te worden van het
bekende raadsbesluit, waarna zij het ad
vies kan geven aan architect Blaauw de
opdracht te verleenen.
Wij ontkomen niet aan den indruk, dat
de objectiviteit van de commissie vanaf het
begin reeds vertroebeld is geweest door
de nieuwe perpectieven die het plan-
Blaauw opende en achten het onlogisch
en principieel onjuist, dat een commis
sie van advies ten slotte de uitvoering aan
beveelt van een plan, hetwelk op zeer be
langrijke punten afwijkt van het door die
zelfde commissie opgestelde programma".
Geachte Redactie,
Beleefd verzoek ik U voor het onder
staande eenige plaatsruimte in Uw blad.
Toen de gemeente Leiden destijds de
vijf architecten uitnoodigde om plannen in
te dienen voor opbouw van het stadhuis,
heeft zij de voorschriften daartoe in een
duidelijk programma vastgelegd. Dat was
juist gezien, omdat alleen dan een zuivere
beoordeeling mogelijk is als voor alle me
dedingers de omstandigheden gelijk zijn.
Nu blijkt de heer Blaauw buiten het pro
gramma gegaan te zijn. Naar mijn mee
ning is het dan niet meer dan behoorlijk
dat óf het plan Blaauw wordt terzijde
gelegd, óf aan de andere mededingers ge
legenheid wordt gegeven nieuwe plannen
in te dienen. Zeer zeker zal dit weer eeni-
gen tijd duren, maar men dient niet te
vergeten dat er niet alleen gebouwd zal
worden voor het thans levende geslacht,
maar ook, en vooral, voor vele geslachten
na ons. Ook de betaling zal voor het
grootst© deel wel op het nageslacht afge
wenteld worden.
Het ia dus zaak het beste en mooiste
te bouwen wat mogelijk is. En voldoet het
plan-Blaauw aan deze eiachen? Als leek,
dus als iemaiid, die niet gespecialiseerd is
in het beoordeelen en vergelijken van
schoonheid, durf ik ine daarover geen oor
deel aan te matigenmaar ik heb er wel
een meening over, de meening van een
doorsnee-mensch, één van de zeventigdui
zend of zoo nietr-deskundige Leidenaars.
Die is, dat uit de tot nog toe gepubliceer
de teekeningen duidelijk blijkt, dat de
oude toren mooier was dan die van Blaauw
zal worden en dat de gevel door de wijze
van raam verdeeling niet zoo mooi aandoet
als die van een der andere plannen.
Het totaalplan Blaauw is mogelijk het
beste en mooiste, maar niet zóó goed en
mooi dat het aangenomen moet worden.
Beter ten halve gekeerd, dan ten heele
gedwaald.
Ten slotte hoop ik, dat we het stadhuis
van de Nederlandsche stad Leiden niet
raadhuis zullen gaan noemen.
Hoogachtend,
L- E. NIEUWENHTJYZEN SEGAAR.
BUITENLAND
FRANKRIJK
STAKERS BLOKKEEREN DE SEINE.
Een complete waterslag met de politie.
Aan stakende binnenschippers is het
Maandagavond gelukt bij verrassing de
Seine ter hoogte' van Confians-Sainite-Ho-
norine volkomen af te sluiten. Binnen den
tijd van zeven minuten vormden zij juist
toen de rivierpolitie haar schafttijd had,
met hun schepen een dam in de rivier,
waar geen opening meer in was.
Toen de booten der rivierpolitie naderbij
voeren en door signalen met de sirene
vrije doorvaart eischten, ging nog een
tweede rij schepen dwars over den stroom
liggen.
De politie besloot dien avond tegen de
verrassende afsluiting niets meer te on
dernemen en eerst den volgenden morgen
handelend op te treden.
De sleepbooten en aken der stakende
Fransche binnenschippers, zijn toen gister
morgen door de gendarmerie na een korten
waterslag veroverd.
In den loop van den nacht hadden de
betrokken prefecten, ingenieurs van den
waterbouwkundigen en bruggendienst «n
andere autoriteiten krijgsraad gehouden en
waren tweehonderd man van de garde mo
bile in de nabijheid samengetrokken.
Bij het aanbreken van den morgen werd
de actie door den prefect van het departe
ment Seine et Oise met een afdeeling gen
darmerie ingezet. Hij deed tevens een be
roep op de schippers zich over te geven.
Er werd even onderhandeld met oen de
legatie der stakers, die naar de booten
terugkeerden, w£hrvan na korten tijd een
veelstemmig „neefl'' klonk. Pas daarna
ging men tot den eersten aanval over en
wei van de rivierzijde.
Een poging om de voorste booten .van de
bootenversperring te enteren werd afgesla
gen. Vervolgens liet men eenige drijvende
brandspuiten tot dicht bij de binnensche
pen naderen en werden deze met een aan
tal krachtige stralen onder „kruisvuur" ge
nomen. Tegelijkertijd werd van de land
zijde een aanval op de booten gedaan, die
door eenige afdeelingen gendarmerie wer
den bestormd.
Toen de schepen alle door gendarmerie
waren bezet konden de schippers niets an
ders doen dan zich overgeven. De schepen
werden uit eikaar gehaald en langs den
weg gelegd, zoodat het verkeer 'langs de
Seine voortgang kon vinden.
Om kwart voor zeven was de „slag" door
de overheid gewonnen.