t BRIEVEN OVER ONS GELOOF ZATERDAG TZ AUGUSTU5 1933 DE LEID5CHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 13 HET BESTAAN VAN GOD 5 Stamt de mensch van den aap af? Mag de katholiek dit aannemen? De menschelijke ziel kan nim mer uit 'n zuiver stoffel ij k dier zich ontwikkeld hebben. Is het men6chelijk lichaam misschien een kooger ontwikkelde vorm van het apenliohaam? De katholiek, Paul, kan zooals ik voor veertien dagen getracht heb je aan te too- nen betreffende het ontstaan der plan ten- en dierensoorten, „evolutionist" zijn. Hij ka"n en mag dus aannemen, dat de tegenwoordig levende planten en die ren zich hebben ontwikkeld uit eenige wei nige soorten, of missohien zelfs uit slechts één oerkiem. De Katholiek kan en mag dat, mits hij aanneemt, dat het eerste lev en, die eerste oersoorten of oerkiem onmiddellijk door God zijn geschapen uit het niet en dat de „evolutie", (de ontwikkeling) der soorten is geschied en nog geschiedt door natuurkrachten, welke door den Schepper zijn veroorzaakt en door Hem doelbewust worden geleid. Deze theorie noemt men, zooale ik je schreef, het „spiritualistisch evolutionis- me" dat in menig opzicht staat tegenover het „materialistisch evolutionisme", het welk alleen een „ongeschapen stof (mate rie) en haar krachten" als oorzaak der ontwikkeling van planten- en diersoorten (en ook van den geheelen mensch) aan neemt en dus geen scheppenden en leiden den God erkent. Ook heb ik je er uitdrukkelijk op gewe zen, dat zoowel de „oude" leer (de z.g. constanten-theorie), die tegenover alle evo lutionisten betoogt, dat de vormen, de soorten der levende wezens niet veranderen en dus constant zouden zijn vanaf de schepping als de „nieuwe", de evolutie leer beide slechte hypothesen (ver- onderetellingen) zijn, hoè het misschien gegaan is. Van géén van beide is de juist heid werkelijk bewezen, al pleiten voor de spiritualistische evolutietheorie m. i. wel sterkere argumenten. Wat heeft de wetenschapsmenschen er toe gebracht te veronderstellen, dat de soorten zich hebben ontwikkeld uit één of méér lagere vormen? Wel, men heeft in de oude aardlagen allerlei fossielen", dat zijn overblijfselen van planten en dieren, uit zeer vroegere tijden gevonden. En men heeft daarbij er varen, dat in die aardlagen, welke onder ling vele duizenden jaren verschillen in ouderdom, en die dus elk een ander tijd perk vertegenwoordigen, nieuwe soorten planten en dieren zich vertoonen, onder ling scherp onderscheiden, terwijl meestal tusschen vormen ontbreken. Het is natuur lijk mogelijk dat de nieuwe soorten in de jongere aardlagen telkens eeuwen na de eerste scheppingsdaden door God werden geschapen. Maar men behoeft niet zulk een bove nnatuurlijk ingrijpen van God aan te nemen, zoo lang een natuurlij- k e verklaring redelijk is en waar dikwijls bleek dat de jongere soorten toch wel eenige kenmerken met de oudere gemeen hadden en voorts dat die jongere soorten over 't algemeen beter ingericht, vol maakter, waren dan de oudere, won de evolutietheorie aan waarschijnlijkheid. Zoo kwamen de evolutionisten er toe, met waarschijnlijkheid hoewel neg lang niet met zekerheid te veronderstellen, dat de jongere en ook de tegenwoordige leven- de soorten zich uit die, waarvan men de resten vond in de oudere aardlagen, hebben ontwikkeld. In die oude aardlagen vond men ook de overblijfselen van dieren, die overeen komst vertoonden met skelefcdeelen v. d. mensah en de radicaalste „evolutionisten" juichten: zie, evenals de dieren en de planten heeft ook de mensch zich ont wikkeld uit een Lageren vorm, uit een aap achtig wezen! Daar zijn wij op het cardinal© punt van dezen brief aangeland, Paul: Kan de katholiek de veronderstellin g deelen, dat ook de mensch, evenals wellioht de planten en de dieren, zich heeft ontwikkeld uit een oerdier, dat niet alleen geleken moet hebben op den aap, maar eigenlijk zelf aap was? Het ontstaan van de gedachte, dat de mensch in zijn afstamming misschien iets met het aapdier te maken heeft is, op zich genomen, nog zoo onverklaarbaar niet! Er zijn menschen die een angstwekkende overeenkomst met die levendige Artisbe- woners vertoonen en er zijn apen, die zóó ontstellend menschelijk kunnen doen, dat men soms werkelijk de bekoring krijgt, zich sidderend af te vragen, of onze voor ouders inderdaad wellicht niet vol oolijke vroolijkheid van tak tot tak sprongen en elkaar met noten om de ooren smeten. Bij planten en dieren beriep men zich, zooals wij zagen, op de oeroude overblijf selen, de „fossielen" en nu hoopten de volbloed-evolutionisten ook de noodige fossielen tc vinden, om de afstamming van den monsch uit een „lager dier" te kun nen waar maken Wat, heeft men nu, alles tezamen geno- m?n in deze richting gevonden? In 1890 vond de Nederlandacbe geleerde Dubjis bij "Vieraba ja in een ouden aard laag een schedelpan, twee kiezen en een dijbeen, die volgens den eerlijken vinder ui het tertian- (d.i. op één na het, jongste maar toch nog zeer oude aardkundige) tijdperk stamden. Uit deze weinig skeletresten „recon strueerde" Dubois met. door andere ge leerden dikwijls gehekelde stoutmoedigheid een volledigen schedel, welke volgens hem DE AFGELOOPEN WEEK IN HET BUITENLAND De Duitsche propaganda-actie tegen Oostenrijk. De blauw- hemden komen naar Dublin en willen Zondag parade honden. Cuba's president Machado plakt op z'n zeteL behoord hébben aan een wezen, dat het midden hield tusschen een aap en ©en mensch: de lang gezochte „overgangs vorm" tusschen beide. Immer», indien men de leer huldigt, dat het menschelijk lichaam van den aap afstamt, dan moet men noodzakelijk als argument minstens één zoo'n overgangsvorm kunnen toonen. Want een ieder weet, dat een aap, zooals wij die nu kennen ook al 1 ij k t hij soms erg op een mensch toch nog lang geen mensch i e en een mensoh geen aap Dubois meende nu met zijn ©chedeldee- len de „missing link", de nog ontbrekende schakel tusschen aap en mensch gevon den te hebben. Voorts heeft een Duitecher in 1908 bij Heidelberg een onderkaak gevonden, dio weliswaar zeer grof was en waaraan de specifiek mensohelijke kin ontbrak, maar waarvan de tanden-rangsohikking abso luut mensohelijk te noemen was. Dit is de beroemde „Heidelberger kaak". Ten derde zijn er nog de z.g. Neandor- thal-menschen, een stel skeletvondeten, waarvan de eerste in 1856 in de buurt van Düsseldorf is opgegraven en ten slotte de skeletten van het „Cro-Magnonrae" in Dordogne (Frankrijk) opgedolven. Over al deze vondsten is oneindig veel geschreven en gedisputeerd maar om kort te zijn: ook de wetenschappelijke volbloed- evolutionisten zijn het er over eens, dat al die vondsten nog niet de „afstamming van den mensch uit den aap" afdoende hebben bewezen. Als je vrijdenker-vriend Basil Basman soms beweren zal, dat de „wetenschap'* met die vondsten dat wèl heeft aangetoond, dan kan ik hem op ver zoek oogenblikkelijk Jcnook-out" meppen met zeer vele citaten van eveneens „vrij denkende" natuurgeleerden die wèl h p e n, dat men ééns die overgangsvor men tusschen mensch en aap volledig zal vinden, maar die oprécht erkennen, dat het nü nog zoover niet is.... Als je mij nu, los van dit alles, en de Openbaring er nog even buiten latend, vraagt: is het m o ge 1 ij k, dat de mensch van een dier afstamt? dan antwoord ik je het volgende, Paul. De mensch verschilt, van het dier, zoo als je weet hierin, dat hij een ziel heeft met haar vermogens: dat hij denken kan en willen, waartoe het dier niet in staat i«. Die geestelijke, onstoffelijke functies, kunnen onmogelijk door ontwik keling hoe dan ook, zijn ontstaan uit ©en geheel stoffelijk wezen, een dier. De men- schelijke ziel kè.n dus niet van een aap „afstammen'', dat doet het gezond verstand, ook zonder Goddelijke openbaring, ons in zien. Maar het menschelijk lichaam, a f- zonderlijkgenomen; kan dkt zich misschien uit eendier lijk lichaam hebben ontwik keld? Louter verstandelijk redeneerend moet men zeggen: dit is niet onmogelijk: het zuiver stoffelijke kan zich uit het zuiver stoffelijke hebben ontwikkeld; door gelei delijke stofverandering zou een meer vol maakt stoffelijk lichaam kunnen zijn ont staan. Niettemin is dit ook louter ver standelijk bezien niet zeer waarschijn lijk. Want de vereeniging van ziel en lichaam is in den mensch zóó nauw, dat men zich de ontwikkeling van het lichaam zonder ziel wel kan denken, maar dat de werkeliütheid n.l. de allernauwst© éénheid van ziel en lichaam, die veronderstelling zeer onwaarschjjnlij k maakt. Niettemin is het (louter verstandelijk gesproken) denkbaar, dat God om t zoo maar eens te zeggen gewacht heeft, tot het dierlijk apenlichaam een trap van ontwikkeling had bereikt hóóg genoeg om als woonplaats en orgaan te dienen voor een onsterfelijke ziel. Wat leert nu het kerkelijkge- zag hierover? Je weet Paul, dat in hef. eerste boek van de H. Schrift (het boek Genesis), verhaald wordt, dat God op den zesden dag den mensch Adam „uit aarde" vormde en dat Hij het lichaam van Eva maakte uit de zijde van Adkm. Nu vroeg „men" aan do Pauselijke Bij belcommissie of men dit Bijbelverhaal 1 e t- t e r l ij k moest verstaaan of dat het mis schien figuurlijk mocht worden opge vat: „Mag zoo luidde de vraag, „de letterlijke geschiedkundige beteekènis in twijfel worden getrokken, daar waar het gaat over in die hoofdstukken verhaalde feiten, welke de grondslagen van het chris telijk geloof raken: Zooals daar zijn oa. de schepping van alle dingen door God in het begin van den tijd voltrokken; de af zonderlijke schepping van den mensch; de vorming, van de eerste vrouw uit den eer sten man. Het antwoord der Bijbelcommissie luidde ontkennend. Is hiermee nu de zaak uitgemaakt? Wat ia het doel der Pauselijke Bijbelcommissie? Te waken en zooveel mogelijk te voorko men, dat de teksten van den Bijbel ver keerd zouden worden uitgelegd. Haar werk is, de juiste regels van tekst-uitlegging desgevraagd aan te geven en te waarschu wen voor een verkeerden uitleg daar van. Haar uitspraken zijn wel niet onfeil baar, maar wie zonder afdoende bewijzen, waaruit zou blijken dat zij zich vergis* heeft (en zij zal zioh niet gauw vergissen, samengesteld als zij is uit de beste Bijbel- geleerden ter wereld!), haar uitspraken zon ontkennen, handelt onverantwoordelijk en misdoet tegen de gehoorzaamheid aan het kerkelijk gezag verschuldigd. Wat heeft de Bijbelcommissie nu, naar Zeggen en doen. Wanneer wij one overzicht van de gebeurtenissen dezer week beginnen, moeten wij allereerst weer eens 'n blik slaan over onze Oostergrenaen. Wat daar gebeurt, heeft terecht onze ge spannen aandacht, want het. raakt, ons ook of het zal ons weldra raken. Wij hebben r©©da meermalen gewezen op de activiteit, welke de Duiteche Nazi's aan, den dag leggen om het bevriend© Oos- tenrijksche volk te helpen redden, een red dingsactie, waar de Oostenrijkers niet van terug hebben. De Duitsche na tionaal-eoc ia listen be weren, dat de meerderheid van het Oosten- rijksch© volk reeds nationaal-socialistiseh is, doch onderdrukt wordt door de „bende van Dollfuas". Dat is de Oo6tenrijksche re geering, om het wat duidelijker te zeggen Dollfuss c-s. meenen echter, dat de nat- soc. beweging slechts een minderheid is, welke de meerderheid haar wil wenscht op te loggen, n.l. zich aan te «luiten bij Duitschland. Nu gelooven wij ook, dat de Oostenrij kers in het algemeen veel gevoelen voor samenwerking met den grooten Duitschen broeder (hetgeen haar niet anders dan voordeelig kan zijn) maar dat zij weinig lust gevoelen om zich te laten gelijkscha kelen door Berlijn. Hoe dit ook zij, in ieder geval wordt de Oostenrijksche openbare meening nog zoo veel mogelijk van Duitschland uit bewerkt en. wordt het volk opgehitet tegen de re- geering-Dollfuas. De overige Europeesche mogendheden kunnen dit tweegevecht met belangstelling volgen, zooals men in Spanje een stieren gevecht aanschouwt, en weddenschappen afsluiten, wie het winnen zal. Maar de uit slag van den strijd i« hun niet onverschil lig, want een vereeniging van Oostenrijk met Duitachland is nu juist iets wat zij altijd met alle macht hebben tegengegaan. Vandaar dat de Fransche en Engelsoho regeeringen in het begin van deze week stappen hebben gedaan te Berlijn teneinde een einde te maken aan de nat.-soc. pro paganda in Oostenrijk voor zoover deze van Duitschlaivd uitgaat. De Italiaansche regeering had reeds te voren gewezen op de niet-wenschelijkheid van deze propagan da. Het antwoord van Berlijn leek aanhan kelijk een botte weigering, maar uit de mededeelingen van Engelsche en Italiaan sche zijde bleek weldra, dat er toch belof ten waren afgelegd om deze propaganda te doen ophouden. Nu heeft Woensdagavond toch weer een Duitsche rijksdagafgevaardigde dr. Habicht een scherpe anti-Oostenrijksche radio-rede gehouden voor den zender van München, wat vooral in Engelsche kringen misnoegen heeft gewekt., omdat men dat beschouwt als een woord-breuk. De Duitsche regeering kan onmogelijk beweren, dat zij er niets aan kan doen, want in andere gevallen geeft zij blijk zeer 6tork gesteld te zijn op de handhaving van haar gezag. Maar de waarheid van het oude Holland, sche spreekwoord blijkt wel eens meer, dat er „tusschen doen en zoggen vele mijlen leggen*'. Wij volgen daarom met zooveel aandacht het verloop van deze zaak, omdat het geenszins onmogelijk is, dat wanneer de propaganda-actie tegenover Oostenrijk een gunstig resultaat oplevert, daarna Holland onderhanden zal worden genomen. Blanwhemden. Het begint zoo langzamerhand overal te gisten. In Italië regeeren reeds jaren de zwart- hemden, in Duitschland hebben de bruin- hemden sinds een half jaar de macht in handen en nu beginnen in Ierland de blauwhemden zich te roeren. De blauwhemden vormen een fascisti sche Nationale Garde onder leiding van generaal O "Duffy. Hun politieke aspiratie* laten zich in drie hoofdpunten samenvat ten n.L lo. Nationale vereeniging der bevol king. 2o. Het doen verdwijnen van de ver schillende politieke partijen. 3o. Vastberaden strijd tegen het com munisme. De op een nA grootste politieke partij in Ierland, n.L die van oud-president Cos- grave, sympathiseert met deze blauwhem den en daaruit blijkt, dat de fascistische beweging op het Groene Erin reeds aar dige vorderingen heeft gemaakt. President de Valera voelt dan ook zijn zetel reeds bedenkelijk wankelen en heeft al uitgebreide maatregelen getroffen om een eventueele staatsgreep te verijdelen. Speciaal is hij bevreesd voor den dag van morgen, omdat Zondag aa. de blauw hemden een groot© betooging willen hou den, ©en soort parade ter nagedachtenis van Griffith, Collins en O'Higgin*. drie mannen, die door de republikeinen zijn ver moord. Men verwacht algemeen, dat de Valera deze parade verbieden, maar reeds komen van alle* kanten extra treinen met blauwhemden naar Dublin en men is niets gerust over hetgeen op Gods lieven heiligen Zondag gebeuren zal. Voorproefjes zijn reeds gegeven in een paar echte ouderwetsche relletjes dezer dagen in de straten van Dublin en in een geweldige herrie als afscheidsfuif van den Dail. Do president de Valera werd uitge jouwd en hij kon er niet in slagen zich ver staanbaar te maken. Dat alles wijst er op, dat het Zondag niet erg gezond zal zijn in de hoofdstad van den Ierschen Vrijstaat. Cuba. Behalve in Ierland gist het ook op het eiland Cuba. Ook daar voelt een president zijn zetel bedenkelijk wankelen, wat een onaangename gewaarwording moet zijn. President Machado is thans aan zijn tweede ambtsperiode toe. De eerste duurde van 19-23 tot 1929 en was vrij rustig. Er was voorspoed in het land en dus tevredenheid met het beheer. Maar na 1929 bleef Ma- ohado plakken en brak tevens de crisis uit, wat leidde tot een toenemende ontevreden heid. In 1031 pleegde men een aanslag op zijn leven, wat de aanleiding was tot het uitbreken van een algemeen© onrust. Mede dank zij den steun van de Vereen. Staten wist Machado zich evenwel te handhaven, maar thans ziet het er minder gunstig voor hem uit. De staat van beleg is reeds afge kondigd en op den steun van hot leger schijnt do president ook niet meer te kun nen bouwen. Bovendien zijn de Vereen. •Staten thans niet meer zoo gesteld op zijn handhaving, want ofschoon zij herhaalde lijk te kennen hebben gegeven, dat zij niet van plan zijn te interVenieeren, hebben zij toch reeds hun bemiddeling aangeboden en deze bemiddeling heeft tot resultaat ge had, dat zij Machado den „raad" gegeven hebben om op te staan en plaats te maken. Machado schijnt echter nogal zetelvast te zijn, zoodat het er naar uit ziet, dat do rust niet eerder zal weorkeeren, voordat men hem met geweld van zijn stoel heeft afgetrokken. het gevoelen van vele theologen, met deze uitspraak bedoeld? Zij heeft naar hun meening niet anders willen doen dan wa ken voor de toepassing van dezen regel van goede tekstverklaring: men moet niet afwijken van de 1 e 11 e r 1 ij k e be- teekenis der Bijbelteksten, zoolang niet afdoende is komen vast to staan, dat de tekst niet letterlijk doch figuurlijk moet worden opgevat. Passen wij dien regel toe op de eerste hoofdstukken der H. Schrift, dan komen wij tot de conclusie, dat er absoluut géén afdoende reden is om van de letter lijke beteekenis der teksten waarin over de schepping der eerste menschen wordt ver haald af te wijken ra.a.w waar wij gezien hebben dat natuurwetenschappers zelf erkennen met hun vondaben abso luut niet bewezen hebben dat het menschelijk lichaam zich uit een apenlijf zou ontwikkeld hebben, mag de Katholiek niet aannemen, dat God in een dieren-, een apenlichaam, een onsterfelijke ziel heeft gestort en dat zoo de eerste mensch, Adam, is geschapen. De Katholieke natuurvorschers mogen echter gerust dóórgaan met hun onderzoe kingen betreffende de „afstamming" van het menschelijk lichaam. Zoii ooit onom- stootelijk bewezen worden, dat die afstm- ming naar het lichaam inderdaad teruggaat op het aapdier, dén eerst zou den wij gerechtigd zijn van de letterlijke beteekenis der H. Schrift af te wijken en de betrokken teksten zóó mogen uitleggen, dat „de stof* waaruit God Adam schiep, een dierenlichaam is geweest: dat door Hem, door de instorting eener onsterfelijke ziel het leven is gegeven aan een wezen, dat onvergelijkbaar vèr boven het dier uit staat: den redelijken menech! Beste Paul, ik ga nu veertien dagen met vacantie en laat dan, zooals je begrijpen znlt, alle soesah in den steek Over drie We^en hoor je meer van mii. Wij groeten U allen zeer! Tot over drie weken! Krac*tvo«ds«l »U lusteloos- hold on vermoeidheid Slechts 70 cents per b Nutrtcla - Z octcrm eer HET TESTAMENT VAN DR. IGNAZ SEIPEL. door Bondskanselier Dr. ENG. DOLFUfiZ. WEENEIN, Augustus 1903. Dr. Ignaz Seipel ia op 2 Augustus 1932 van ons heengegaan. Treurend stond het Oostenrijksche volk bij zijn lijkbaar: als er één ding waa, dat onze smart vermocht te verzachten dan wss het onze overtui ging, dat zijn geest, zijn ideeën bij ons ge bleven zijn en onder ons voortleven. En werkelijk, als men de algemoene politieke en economische ontwikkeling der wereld, de tegenwoordige waardeering van ons vaderland in den vreemden beschouwt, dan moet men zeggen dat de staatsman, die ons door don dood is ontvallen. als met een profetischen blik die ontwikkeling voorzien heeft; en hij heeft die ontwikkeling niet alleen voorspeld, maar hij heeft ook in zijn apostolisch werk de middelen en de weg aangegeven hoe men in een politieke en economische crisis het roer van het schip van staat nvoet hanteeren. Van 1918 tot 1932 stond Dr Ignaz Seipel onafgebroken in de voorste linies van het front om den opbouw van het nieuwe Oos tenrijk te bevechten. Hij wist welke een nauw verband ©r bestaat, tusschen binnen- landsch© en buiten land sche politiek en het is juist aan hem te danken, dat hij, met be hulp van zijn internationale positie, die hij krachtens zijn groote persoonlijkheid ook in dienst van zijn vaderland kon stellen, hetgeen een werkdadig© stoffelijke steun tengevolge had, tenslotte krachtig heeft medegewerkt om den opbouw van onzen staat we^r mogelijk te maken. Sedert, het ©ogenblik dat de vrede ge sloten werd heeft Dr. Seipel geen oogen- blik getwijfeld aan de zwakke positie der binnenlandsch© politiek, waardoor het zoo moeilijk was, om in snel tempo belangrijke vorderingen te maken. Stap voor stap moest hij moeizaam het terrein op zijn tegenstandera veroveren: dank zij zijn onuitputtelijk geduld is het hem moge gelukken, dat werk grootcndeels tot een goed einde te brengen. Als het heden ten dage mogelijk is, onzen staat op zijn nieuwen grondslag een veilige, positie te verzekeren, dan is dat op de eerste plaats het levenswerk van den overleden Bondskanselier. Onvergetelijk blijft het klassieke woord van Seipel: dat begane fouten weer kunnen worden hersteld, maar wanneer men alles tracht uit te buiten tan bate van eigen partijpolitiek zonder met het algemeen belang van den staat reke ning te houden dan kan men dat nooit meer goed maken. In verband daarmee willen wij bij het jaargetijde van zijn sterven aan een ander woord herinneren, dat juist heden ten dage van groot belang is: de fanatiekeling heeft altijd ongelijk of hij nu tot rechte of links behoort. Wij willen hier trouwens ook nog aan enkele andere woorden herinneren, welke in samenhang met de hierboven geciteerde als het ware een staatnprogram voor de toekomst vormen. Het woord over de over dreven valsche democratie, dat Dr Seipel op i Februari 1929 sprak, zijn meening over de nadoelen van politieke afspraken, ver der over het op de spits drijven van het staatsindividualisme binnen den staat, vinden hun bekroning in zijn uitspraak van December 192S, dat men altijd np het ge heel moet letten en dit algemeen belang in alle omstandigheden boven het bijzon dere moet stellen. Ook moet niet vergeten worden, dat het land naar zijn overtuiging geen klassenstrijd noodig had, maar een klassen-vrede. En in de woorden, die hij in Holland sprak, waar hij ©r op wees, dat Oostenrijk noodzakelijk economisch vrij moest zijn en Oostenrijk voor alles moest kunnen werken, vindt men de leidende be ginselen, tot uitdrukking gebracht voor de politieke en economische herstelarbeid in onzen huidigen staat. Dr. Ignaz Seipel be- ZAt de bijzondere eigenschap om boven de afzonderlijke verschijnselen van den dag ook het overzicht over het. geheel te be houden en hij streefde er steeds naar alles aan te passen en te richten op het alge meen belang. Dot deze doelstelling niet al tijd door zijn kortzichtige omgeving ge waardeerd kon worden, is niet de «chutd van Dr. Seipel. Want hij was steeds door middel van vergaderingen, voordrachten en duidelijke artikelen er op uit om in ruimen kring bekendheid te geven ann zijn plan nen en inzichten en zoo het volk langza merhand te leiden naar den weg, welke het om eigen bestwil gnan moest. Kortzichtige bestrijders bemoeilijkten hem iedere, schre de. Men trachtte hem op de gevoeligste Vlaate te troffen toen men een wilde cam pagne begon tegen zijn persoon als katho liek priester en teg<-n het katholiek© ge loof. Ook dit heeft hij als een beproeving verdragen omwille van het hooger doel waardoor heel zijn leven gedragen werd. Maar alle ingenomenheid tegen hem ver dween met één slag bij zijn dood Ook zijn tegenstanders brachten toen hn'de aan de monumentale bouw van zijn wil en zijn werk, waarnaar tijdgenooten nageslacht bewonderend opzien Hot is treurig, maar telkens herhaalt, het zich, dat mensrhclijke grootheid bij kleine medeburgers nijd en tegenstand uitlokt, woTjp toenemen naarmate de hervormer van zijn tijd grooter i*. F.n Dr. Ignaz Sei pel was een hervormer in den waren zin des woords. Zijn hervormingen bepaalden zich echter niet tot het politiek en econo misch terrein; bovenal gold hij hem de her vorming van den Reft, do wedergeboorte van den zuiver geestelijken wil <-n dit hoog© ideaal heeft hij tot aan zijn dood geen mi nuut uit het oog verloren. Mei hoongelach werd destijds door de kleine geesten zijn oproep om de wedergeboorte der zielen ontvangen, en nu is de/e wensch reeds ge meengoed der menschheid geworden. Maar wij, die zijn werk van nabij moch ten volgen, zijn trotsch en gelukkig, dat zijn «rfenis ons in staat stelt verder te bouwen op den grondslag door hem met veel moeite 'gelegd. Als onze arbeid niet zonder succes gebleven is, danken wij dit aar. den gcesf van Dr. Keipol, die ons bij al on* werken leiding geeft. Als wij, die de zware taak op ons namen, om zijn werk voort te zetten, ons aan dit woord houden, door hem in J923 in Stiermarken gespro ken: „Wij Oo* ton rijkers behooren bij el- knar cn al» wij hijeenblijvcn en samen werken dan zal Oostenrijk gelukkig zijn", a's wij ons daaraan houden, kan ook voor ons tenslotte hel succes niet uitblijven. Koopt bij hen, die in UW dagblad adverteeren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 13