ZATERDAG 6 MEI 1933 DE LEIDSCHE COURANT 1 "EEDE BLAD PAG. fi ONZE RAADSELWEDSTRIJD. We zijn er! „Eindelijk, hoor ik velen uwer mompe len". Zeker, het heeft lang geduurd, maar des te schittender komen we voor den dag. 30 prijzen liefst en welke? Daar liggen ze voor me! Stapels boe ken en hoopen van kostbare artikelen, die inderdaad iedereen hebben wil en ge bruiken kan. Genoeg! Dat alles is voor jullie; voor mijn Neven en Nichtjes, die meedingen; die opkomen om deel te nemen, aan dien strijd, waarin niemand uwer blauwe sche nen zal krijgen of builen en schrammen zal oploopen. Oh neen! Alles zal vredig en ordelijk verloopen, zooals dat hoort in een net ge zelschap. Ik stel me zoo voor, dat er 500 mee doen. Heb ik te hoog geschat? We zullen zien. Ben ik te laag gebleven? Des te beter. Zouden er 600 zijn, wat ik niet denk, dan geef ik zelf van mij nog een boek apart. En nu: de „voorwaarden." Ik hoop dat jullie goed nota neemt van de regels van den wedstrijd. Ik heb altijd van die domme ganzen ertusschen, die nooit, precies doen, wat gevraagd wordt en die derhalve de kans loopen niet mee te doen en beter deden thuis te blijven. Nu dan! DE REGELS. Regel I: Schrijf ordelijk en netjes. Regel II: Kom op tijd. Regel III: Schrijf je naam en voornaam ouit. Regel IV: Vergeet niet straat en num mer duidelijk op te schrijven. Regel VBeschrijf het vel papier slechts aan één kant. Regel VI: Geef op den verjaardag (dit met het oog op het plaatsen in de rubriek: „Wie zijn jarig?" Regel VII: Frankeer den brief met vol doende postzegels. Regel VIII: Schrijf met inkt. Regel IX: Wie een briefje apart schrijft krijgt onder „Correspondentie" een ant woord terug. Regel X: Stuur alles voor 18 Mei aan: Prijsraadsels. De Leidsche Courant Papengracht 32. LEIDEN. DE PRIJZEN. Ie prijs: Een gouden polshorloge. Se prijs: Een zilveren polshorloge. 3e prijs: Een klokje. 4e prijs: Een couvert (Géro-zilver). 5e prijs: Een tasch. 6e prijs: Een vulpen. 7e prijs: Een kapdoos. 8e prijs: Een vulpen. 9e prijs: Een beursje met patentsluiting 10e prijs: Een actetasch. 11e prijs: Een vulpen. 12e prijs: Een thermometer. 13e prijs: Een groote doos luxe-postpapier 14e prijs: Een schilderij. 15e prijs: Een schooletui. 16e prijs: Een vulpotlood. 17e prijs: Een map papier. 18e prijs: Een photoalbum. 19e prijs: Een vulpotlood. 20e prijs: Een vulpotlood. 21e prijs: Een boek. 22e prijs Een vulpotlood. 23e prijs: Een boek. 24e prijs: Een vulpotlood. 25e prijs: Een spuitflaoon. 26e prijs: Een boek. 27e prijs: Een fietstasch. 2Se prije: Een boek. 29e prijs: Een vulpotlood. 30e prijs: Troostprijs: een boek. Wat dunkt U? Heb ik de vorige week te veel gezegd? Zijn deze prijzen niet even practisch als mooi? Nu dan. Wie n u niet meedoet, waagt nooit een kans, neen, laat ik het beter zeggen, wie nu niet mee doet, is geen prijs waard. En hiermee heb ik voldoende gezegd. RAADSELS. A. Voor de kleinen van 6 tot 10 jaar Raadsel I: Tusschen de namen van twee jongens staat de U. Welke maand bedoel ik? Raadsel II: Hoeveel is 1x2x3x4x5x6x7 x 8 x 9 x 0? Raadsel III: Wie ben ik? Met r ben ik een vogel. Met br ben ik zoet. Met st ben ik lang en smaL Raadsel IV: Wat staat hier? Ik kan er niet uit wijs worden, naj taais ned dnoh tem nee kots Raadsel V Ik ken 'n stad van twee lettergrepen. De eerste lettergreep is iets om op te schrijven. Dr tweede lettergreep is een boom. Welke stad is dat? B. (Voor de grooten boven de 10 jaar). Raadsel I: Zoek uit de volgende zinnen namen van vogels. I. Met veel misbaar en drukte kwam hij de kamer binnen. IL In die val kunnen nooit muizen ko men. III. Ik timmer eiken dag minstens een ha.jf uur. IVIda kwam u schuw tegemoet. V. Hen gaat niet graag naar school. Raadsel II: H e Ie ee ou a r in Vul de puntjes zoodanig in, dat ge een bekend spreekwoord krijgt. Raadsel III: Welke badplaats kimt ge maken van de volgende letters troovdnaz Raadsel IV Plaats onderstaande lettergrepen zóó, dat ze samen een bekend spreekwoord vormen. is te leer es de ding on vin ter der de bes mees Raadsel V: KRUISRAABSEL. a X t X xxxxxxxxx X De te zoeken naam is "n groote stad in Nederland. Ie regel is een klinker. 2e regel is een rivier in Duitschland, be kend om een veel gebruikt zout. 3e regel is een ander woord voor woud 4e regel zijn menschen, die langs de hui zen hun waren verkoopen. 6e regel is de te zoeken stad. 7e regel is een woord van Duitschen oorsprong, dat opgetogen beteekent. 8e regel is een soort vergiftige slang. 9e regel is een stuw. 10e regel is een medeklinker. C. Voor allen. Maak een verhaal; een sprookje; een opstel, of een versje. Zooals ik de vorige week zei, moet wat ingestuurd wordt eigen werk zijn en minstens twee bladzijden lang zijn. Is het een versje, dan minstens twaalf regels. Onthoudt dit goed. Ik zeg dit om niemand teleur te stellen. Daarbij behoud ik me het recht voor om te plaatsen, wat ik wil. Wat niet geschikt is. valt van zelf uit; wat niet ordelijk geschreven is, dito, en wat afgeschreven is, gaat denzelfden weg öP- Om jullie te helpen en ik weet bij on dervinding dat dit noodig is, wil ik jullie eonige onderwerpen opgeven als onder werp voor een vers of verhaal. Luistert! Schrijft om. over: 1. Hemelvaartsdag, 2. Pinksteren, 3. Ma ria Hemelvaart, 4. Petrus en Paulus, 5. De Meimaand. 6. Een uitstapje naar Zee, 7. Op bezoek. 8. De Zcunervacantie. 9. De rupsenplaag. 10. Het nut der vogels. 11. Een Zomeravond. 12. Aan 't Strand. 13. Een schoolreisje. 14. In het bo6ch. 15. De boer op het land. 16. Schooltuintjes, 17. De Zomer. Zietdaar eenige onderwerpen, die zich uitstekend leenen voor een versje of een opsteL Maar een ander onderwerp ie ook goed. Ieder is vrij te schrijven, waarover hij wil Aan t werk nu! Ik wensch U allen veel succes! Oom W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 7 tot en met 13 Mei. 9 Mei: Carl de Koning, Hugo de Groot straat 12,'Leiden. 9 Mei: Kees Belt, Oosterstr. 10, Leiden. 9 Mei: Gerard v. d. Oord, Geverstraat 19, Oegstgeeet. 11 Mei: Hans Bokern, Pieterskerkgr. 1, Leiden. 11 Mei: Jacques van Bergen Henegouwen Aalmarkt 12, Leiden. 12 Mei: Geertrui Wortmans, Rijpwetering D 105. 13 Mei: Henk Duivenvoorde, Voorhout. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam (van de school- gatinde jeugd, wel te versaan!) in deze lijsten wil opgenomen zien, gelieve dit minstens 14 dagen vóór den verjaardag op te geven. En voor de Correspondentie, èn voor de andere raadsels, was nu geen plaats. Oom W i m. DE BARON VAN R0UFFIGNAC. door Theo. In 1472 woonde er in een der meest afgelegen deelen van Gascogne in Frank rijk een edelman, die in heel den om trek bekend was, als de baron van Rouf- fignac. Zijn kasteel had meer van een ruïne, dan van een slot en verdiende dien deftigen naam dan ook allerminst. Behalve de baron bestond zijn huishou den uit vrouw en drie kinderen, een paard en vier honden. De baron was een hartstochtelijk jager en als hij door gaans platzak thuis kwam, lag dat nooit aan hem zelf, maar altijd aan een of ander ongelukkig toeval. Niettegenstaan de die armoede en die voortdurende pec-h op jacht, was de baron een opge wekt en doortastend man. Hij had een innemend karakter en was een uitmun tend verteller. Van zijn jeugd af, had hij gehoopt nog eens een beroemd man te worden wiens naam ver buiten Gas cogne met eerbied .:ou genoemd worden, maar hoewel hij al vijftig jaar geduldig gehoopt had, de verwachte roem wilde maar niet komen. Zijn oudstse zoon Raymond was het trouwe evenbeeld zijns vaders. Zijn opvoeding evenals die van Caspard en Christine, leidde de baron zelf. Op het oogenblik dat ons verhaal begint was Raymond twaalf jaar, Cas pard tien en Christine negen jaar en alle drie waren reeds zeer bedreven in de kennis die hun vader hun had bijge bracht. Dit was echter niet zoo heel veel, want hoewel de 'baron in zijn om geving voor heel geleerd doorging, be stond geheel zijn wetenschap alleen in de stamboom van zijn huis en de ge- sohiedenis der Rouffignacs. Eerlijk moe ten wij er bijvoegen, dat hij ook nog de kunst verstond om de hoorn te bla zen, vogels te vangen en de luie land lieden met de zweep aan het werk te zetten. Al deze dingen leerde hij aan zijn zonen, terwijl hij zijn doohter naar 't voorbeeld van haar moeder de barones liet onderrichten in de bezigheid: ver stellen, geiten melken, boter karnen, de kippen verzorgen en in den herfst het fruit inzamelen. Zoo verliep het leven op het kasteel van Rouffignac kalm als een kabbelend beexje, tot er plotseling iets gebeurde, waardoor de baron in he vige opwinding geraakte. De slotbe waarder van het koninklijk kasteel van Castagnac stierf, 'gedeeltelijk door ouder dom, gedeeltelijk door ziekte en liet nu een vacante plaats achter waaraan be halve veel andere voordeelen nog een goede honderd kronen 's je ars verbonden waren. Nauwelijks hahd de baron het nieuws gehoord, of een schitterend vergezicht opende zich voor zijn oogen en hij zei tot zijn vrouw Madame hier is een ge val dat van het allerhoogste belang kan zijn voor ons. „Wat is er gebeurd, mijnheer de ba ron?" vroeg zijn vrouw. De Gouverneur van 't kasteel van Castagnac 's dood. Hij was zeer oud. En wat zou dat? Dat er natuurlijk een nieuwe benoemd moet worden. Nou? Madame u hindert me met uw „nou"! en uw „wat zoo dat"? Waarom zou ik die nieuwe niet kunnen zijn? Dat is waar. Waarom zoudt gij da' niet kun nen zijn? Waar vindt de Koning een dapperder ridder voor de verdediging van zijn kasteel. Dat- is waarl Of een bekwame zaakwaarnemer? Dat is ook waar. Wiens voorouders hebben meer gedaan dan de mijne? Ik weet 't alle maal, mijnheer de baron, maar ik vrees, dat 't moeilijk is dat ambt te verkrijgen. Dat hangt heelemaal van den Koning af. Ik zal naar den Koning gaan en het hem vragen. Naar Plessis les Tours gaan? Waar anders? Dat is de residentie van den Koning van Frankrijk, onzen roemruchten Lodewijk XIL Het is zoo ver. Kan me niet schelen, maar gaan zal ik. Men zal u niet bij den Koning toe laten. Een Rouffignac weet overal door te dringen. Haal mijn valies en laat de rest aan mij bver. Morgen reeds hoop ik te vertrekken. De barones gehoorzaamde en den volgenden dag, na zijn kinderen gezegend te hebben, en z:jn vier honden aan de zorgen van den ouden knecht te hebben toevertrouwd, begaf de baron zich op weg. Zoo snel de magere beenen van zijn afgeleefden knol hem dragen konden, ging 't in de richting van Ples sis les Tours, waar de Koning verblijf hield. Onderweg vroeg hij gastvrijheid aan de verschillende kasteelen in ruil voor romantische verhalen, die hij dan opdischte. Eindelijk na een langen tocht vol avonturen, kwamen beiden, de ba ron en zijn ponny, goed en wel in de oihgeving van Plessis des Tours aan. Maar nu kwam nog 't moeilijkste van zijn reis. Alvorens de poorten van de vesting te naderen, waar de sombere en listige Lodewijk XII zich had opgesloten waren er nog allerlei moeilijkheden van poortwachters en schuldwachten te over winnen. Maar Rouffignac kende die din gen, men had er hem herhaaldelijk voor gewaarschuwd. Het bloed van zijn dap pere voorvaderen vloeide immers door zijn aderen en hij had die verre reis niet afgelegd, om weer onverrichter zake terug te keeren. Hij nam zijn intrek in de aanzienlijk ste herberg, die hij vinden kon en den volgenden morgen, reeds bij 't aanbreken van den dag, liep hij behoedzaam langs de geweidie muren van 't kasteel van Plessis lee Tours, om den ingang te vin den en de mogelijkheid te overwegen, hoe er binnen te komen. Nauwelijks echter was hij eenmaal om de geweldige bouwwerken gereden of daar grepen hem plotseling twee soldaten van de wacht bij zijn kraag. Rouffignac schrok geweldig en greep naar zijn zwaard om zich te verdedigen. Maar toen hij zag, dat ze hem het kasteel binnen brachten, waar hij juist wezen wilde, liet hij zich gewillig meevoeren. De soldaten brach ten hem eerst bij Tristan l'Ermite, den uitvoerder van alle geheime schelmstuk ken van Lodewijk XII. Deze dacht op 't eerste gezioht niet anders dan dat er een misdadiger werd binnengebracht, goed voor het koord of de bijl. Zijn ge zicht nam een strenge uitdrukking aan en op barschen toon vroeg hij: „Wie ben je en waarom sloop je rond in de omge ving van 't kasteel!" De baron liet zich echter niet uit 't veld slaan en zei dap per: „ik ben de baron van Rouffignac en ik liep hier rond 't kasteel om een gat, te zoeken, waardoor ik binnen kon komen". „O, gij zijt een edelman", zei Triston iets vriendelijker. „Waarom zijt ge dan hier naar toe ge komen"? Toen hij alles verteld had, werd hij bij den Koning gebracht en toen kreeg hij bet Gouverneurschap en toog blijmoedig naar huis. Dit, is de geschiedenis van den Baron van Rouffignac. AVE MARIA door Cor van Diest. Als op het groene grastapijt De lente haar bloemen heeft gespreid: Dan komt ook de maand van Maria I Dan klinken onze stemmen, zacht en teer Gegroet, o Moeder van den Heer, Avé, Avé Maria. Als reeds bij het eerste zonnegloren, 't Juicht en jubelt in der vooglenkoren: Dan komt weer de maand van MariaI En weerklinkt met zilv'ren klank Dei voog'lenlied van lof en dank: Avé, Aio Maria. èls de vlinderkens fladd'ren vroolijk en bljj Dan komt er de schoone maand van Mei: De schoone maand van Maria! Dan klinkt vroolijk ook ons lied: O, Maria, verlaat uw kind'ren niet: Avé, Ave Maria. Als weer de rozen bloeien in den hof, Zingen w' U ter eer 't lied van dank en lof: O, zoete Maagd Maria 1 Van 's morgens vroeg tot in d' avondstond Weerklinke 't alom in 't rond: Avé, Avé Maria. O, Gij schoonste aller bloemen, U mogen wij onze Moeder noemen: O, hemelsche Moeder Maria! Wij smeeken U, verhoor ook onze bêe Als wij tot U bidden 't schoone Avé Avé, Avé Maria. DE MAAND VAN MARIA door Cadier. De maand van Maria kwam, de heerlijke Mei, Salve Regina! Nu looft haar in 't blijde getij. Looft nu vooral de hemelvoretinne, zoo rein en zoo goed. Schenk alle eer haar en minne van het vrome gemoed. En de praohtigste bloemen voor haar beeltenis gezet als vereering, als roem en als 'n bijzonder gebed. WALEWEIN een verhaal uit den Riddertijd door Anton 01de Kalter. VIIL Een algemeen instemmig „ja" klonk ale antwoord. Vooral prior Ceoanua, welke een hartstochtelijk jager was, schepte groot genoegen in 's Konings besluit. Als blijk van instemming hieven allen hun bekers en riepen„Heil Arthur, onzen Koning 1" Nadat hij zijn beker had gele digd, vervolgde de Koning: „Omdat deze dag reeds ten einde loopt, zullen door ons onmiddellijk maatregelen worden getrof fen, om de jachtpartij zoo goed mogelijk te doen slagen. Voordat wij echter hiertoe overgaan willen wij eerst een jacht koning aanwijzen en hebben gedacht in die functie voor den dag van morgen te benoèmen den geduchtcn Graalridder Perceval. Gaan allen hiermede accoord, of willen zij, dat het lot den gelukkige aanwijst?" Perocval echter werd met algemeone stemmen ge kozen tot Jachtkoning, hetwelk door de zen met vreugde werd aangenomen. Arthur wenkte een schildknaap en be val hem zorg te dragen, dat allee in ge reedheid moest worden gebracht voor de op den komenden dag te houden jacht partij. Even later was alles in rep en roer; paarden werden gerost; het tuig werd gepoetst, totdat het blonk als een spiegel; pijlen, lansen en bogen werden aan een grondige inspectie door Arthur's wapen smeden onderworpen; de mooie edele jachthonden werden in een afzonderlijk vertrek bijeen gebracht, de valken even eens: kortom, het was en bleef geheel den verderen avond een geweldige drukte op den burcht. Na verloop van ongeveer een half uur tijde kwam een dienaar dos Ko nings de aanwezige ridders en monniken mededeelen, dat de jachtpartij den vol genden dag des morgens om acht uur een aanvang zou nemen, en de deelnemers mitsdien op genoemd tijdstip verzocht werden aanwezig te zijn op do binnen plaats. Een weinig later kwamen Arthur en zijn Gemalin wederom bij hen aanzitten. Terstond verhieven zich allen van hunne plaatsen, vulden hun beker, en spraken, na een diepe buiging gemaakt te hebben, tot Genovere: „Op uw welzijn, edele Vrouwe!" Onmiddellijk daarop werden de bekers driemaal achtereen in ecnen teug geledigd. Langzamerhand had Bachus veld gewonnen: de meeston voelden hun hoofd reeds zwaar worden; het beste was de prior er nog aan toe; hij dronk maar steeds door zonder den minsten invloed er door te ondervinden. Echter vertoonden zioh bij Peroeval en Merlyn duidelijke tooke- nen van het teveel van 't edele druiven nat. Na een paar dienaren gewenkt te heb ben, sprak nu do Koning: Het wil on# voorkomen, dat allen in vroolijke stem ming verkeeren: wie von de edele hoeren is genegen een partij met ons te schaken? Wij zijn in het bezit van een der fraaiste schaakborden ter wereld. Het is afkomstig uit hot Heilige Land; men vertelt zelfs, dat het in Christus' dagen hooft toebe hoord aan Pilatus, den Romeinschen Land voogd. Door toedoen van den grooten too- verridder Merlyn, hier in ons midden aan wezig, waren wij in staat dit schaakbord te bemachtigen. Onmiddellijk gingen uit allo monden goedkeurende stemmen op. Nadat de be kers nogmaals op Merlyns welzijn waren geledigd, sprak de Koning tot de dienaren: „Brengt ons hot prachtige schaakbord, hetwelk zich op het oogenblik in onze slaapkamer bevindt; hier hebt gij de sleiv- tels: ga!" De dienaren spoedden zioh weg om 's Konings bevel te volbrengen. Wie sohetst echter Arthurs verbazing, toen zijn dienaren een weinig later terug keerden zonder het sohaakbord mede te brengen. Onmiddellijk stelde hij hun de vraag: „Waar hebt gij het schaakbord?" Verlegen antwoordden zij: „Het is ver dwenen, Heer Koning!" „Verdwenen", herhaalde de Konning, „Het is verdwenen.... zooala het ver schenen ia 1" Allen waren bij de woorden van de die naren opgesprongen en staarden den Ko ning vo! angstige spanning aan; niemand duifde een woord te zeggen. Arthur zelf verbrak het zwijgen, door de aanwezigen toe te spreken: „Dit gaat boven het na tuurlijke; het sohaakbord is uit Ouzen burcht verdwenen, zonder dat iemand zich ten Onzent heeft vervoegd om het op te vragen." Nu waagde het de Britsche ridder Hugo den l.eefterinck Bon den Koning te vra gen: Hce kwam het schaakbord in uw be zit, Hee: Koning!" Even neg zweeg de Koning: toen sprak hij plotseling: „Op een tocht door Ons Ocb't-d ontmoette ridder Morlijn van Onze Tafehonde een vreemdeling, welke later een ndder bleek te zijn, die het fraaie schaakbord onder zijn berusting had. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11