ZATERDAG 29 APRIL 195o. CORRESPONDENTIE. C a d i e r, Leiden. Ik hoop, dat het «oo naar je genoegen geweest is! Ik hou me verder aanbevolen. Met groet, hand en dank! Oome Kees, Leidon. Eindelijk weer terug! Het getal medewerkers en medewerksters, die er zijn mogen neemt gestaag toe. Deze toename houdt schoone beloften in voor den bloei van „Ons Hoekje!" Dag Oom Kees! De hand! Alles wordt successievelijk geplaatst. Ant Olde K alter, Oldenzaal. Hoe gaat het Anton! Laat eens wat hooren! Je krijgt toch alles geregeld toe gestuurd. Gedrukt is toch anders, dan in gewoon schrift. Dag Anton! Groet de fa milie van me! J o s S. V., Leiden. Was die ..Graal- ontboezeming" niet mooi? Of Cadier ook sympathiseert met die beweging! En nu Bij voorbaat mijn dank en de plaats is gereserveerd. Dag Jos! Groeten thuis! Irma Schöpping, Maastricht. Zoo'n Carnaval is éénig. 40 jaar gele den was ik ook van de partij. Je vergat het program in te sluiten en ik verwacht ook de photo. Ik geloof dat jullie op de H. B. S. aardig huishoudt. Ik zal van den zomer eens informeeren. Dag Irma! Zie ik je ook op den wedstrijd? Met hand en gróet! Beterschap met je tanden! Alyda Agterberg, Utrecht. Dank voor deze mooie verzen Klacht van een doove" wordt onmiddellijk ge plaatst! Ik had voor Pasehen ook iets ver wacht. Jammer! Dag Aly! Groeten thuis! Met hand en dank! Marie F e n n e s. K a t w ij k d. B ij n. Zoo Marietje, wil je ons ook ko men helpen. Dank je lief Nichtje! Wie doet, wat ie kan. is altijd welkom. Wij moeten ook medewerksters hebben, die voor de allerkleinste Nichtjes versjes ma ken. Ik zal ..Voor de kleuters" het versje van Marie Fenncs eens laten hooren. Daar komt Marietje! MIJN ZUSJE Ik heb 'n"heel klein zusje, 'k Geef 't altijd een kusje, En wel 's morgens bij 't opstaan, En 's avonds bij 't slapen gaan. Ze heeft 'n zwart krullekopje, 't Is een heerlijk popje, De handjes klein, het mondje rood, Ik lach om haar me dood. Lief zusje, kleine meid Blijf zoo bij mij altijd! Dan zijn wij samen blij. Als 't veulentje in de wei. Cor en Truus dp Haas. Leiden. Ik wil die kruisraadsels wel eens zien. Misschien kunnen we zc gebruiken. Ik zie jullie allen (de club van 4 en "de tooneel- club) toch zeker aan den wedstrijd. Zor gen jullie dat ze allen.meedoen. Hoe meer, hoe liever! Dag Truusjc, dag Cor! Gerard en A n t j e Keizer, Z u t- p h e n. Wat een leuk kiekje is dat? Jo- pie wordt flink. Ik was blij nog eens wat te hooren. Groeten van Tante Marie! Dag lieve mensehen! Met hand en groet en dank! Zie onze Raadselwedstrijd. Hierbij zullen we het laten. Ik dank de tientallen Neven en Nich ten, die mij op het groote feest, dat ach ter ons ligt. een Zalig Paaschfeest" wenschten. Ik zal die kaarten en brieven en verzen bewaren! Jullie Oom W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 30 Aril tot en met 6 Mei. 30 April: Wim Kriek, De Ridderstraat 10, Leiden. 30 April: Paul Gans. Rapenburg 81. Leiden 1 Mei: Petrus Bik. Seringenstr. 4. Leiden 1 Mei: Annie Verhoogt. Sofiastraat 47. Leiden. 2 Mei: Anton Timmermann, Prins Hen drikstraat 74. Alphen. 2 Mei: Annie Kager, Doelensteeg 9, Lei den. 2 Mei: Frans Bekkers, Pelikaanstraat 17 Leiden. 3 Mei: Jantje Nieuwenhoven, Janvossen- steeg 29, Leiden. 5 Mei: Lou van Bergen Henegouwen, Aalmarkt 12, Leiden. 5 Mei: Marietje Bokern, Hoogewoerd 150a, Leiden. 6 Mei: Rina Verberg, Levendaal no. 119, Leiden. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam (van de school gaande jeugd wel te verstaan!) in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve minstens 14 dagen voor den verjaardag. Degenen, die bij de prijsraadsels van den vorigen keer dien datum opgaven, behoeven hem niet op te geven, daar die dag reeds ge noteerd staat. Oom Wim. ONZE NIEUWE RAADSELWEDSTRIJD Voor ik aan de Correspondentie begin, wil ik jullie eerst het verheugend nieuws brengen, dat we (let wel op!) de volgende week een nieuwe „Raadselwedstrijd" uit schrijven. Ik heb met de Directie van ons blad een onderhoud gehad en toen zijn we sa men overeengekomen dezen keer iets aparts te geven. Het zullen prijzen zijn, als nooit voor dezen, even practisch als mooi. Let maar eens op! Minstens 25 mooie prijzen, is dat wat? Bij voorbaat dank aan de Directie, die met ons samenwerkt om ons „Hoekje" bij groot en klein interessant te doen blijven. Ik wed dan ook, dat we allen van den vorigen keer plus nog een honderdtal nieu welingen in het strijdperk zullen vinden. Natuurlijk zullen zij, die een mooi ver haal of sprookje of vers insturen en daar boven ook de oplossingen der raadsels geven, een dubbele kans maken. Ik zou dan al vast maar beginnen. Maarniets afschrijven. Wat inge stuurd. wordt, moet zelf verzonnen zijn. En dan moet het opstel MINSTENS twee bladzijden lang zijn, en het versje MIN STENS twaalf regels. Nog wil ik even zeggen: Wie iets voor ons Hoekje schrijft, be- schrijve het papier slechts aan één kant met inkt. Wat met potlood gekrabbeld is. gaat de papiermand in. Dit zeg ik te* waarschuwing en vooraf. Zegt het voort! A-s. Zaterdag: ..PRIJSRAADSELS". Oom Wim. OPLOSSINGEN VAN VERLEDEN WEEK ingestuurd door Theo Kramp. Opl. I: Zijns gelijke. Opl. II: Eergisteren, gisteren, morgen, heden, overmorgen. Opl. III: Omdat hij 'n mol voor "n kruis aanziet (in z'n land). Opl. IV: stil, want zwijgen is al genoeg. Opl. VDe predikant op de preekstoel. Opl VI: De stoel. Opl. VII: Hoe. Opl. VIII:: De regenboog. Opl. IVWaar ie hem krijgen kon. OM TE ONTHOUDEN. De grootste brug ter wereld. Elf km. lang. Men is thans^in Amerika bezig een brug te bouwen, die sedert de wereld be staat niet zijns gelijke heeft. Deze groot ste brug der wereld zal ter hoogte van 90 meter bij een lengte van meer dan 11 kilomeier de steden San Francisco en Oak land (beide in den staat. Californië) ver binden en tevens een straatweg over de groote baai van San Francisco vormen. Hoe geweldig de massa's, voor dezen brug- bouw noodig zijn. bewijst weL dat men van het beton alleen 40 wolkenkrabbers van 30 verdiepingen zou kunnen construee- ren. Verder dat. men met het staaldraad, waaruit, de kabels dezer brug bestaan, drie maal de aarde" zou kunnen omspannen, en dat men van het staal, dat tot den bouw dient, twaalf groote slagschepen zou kun nen bouwen. Tot het schilderen zijn 20.000 vaten verf noodig. Het rijke Ohrid. De stad Ohrid in Joegoslavië was altijd beschouwd als de armste stad van het land. Het was een stad zonder hoop. Zij had zelfs geen hout of andere brandstof fen. De landerijen in de omgeving, welke vroeger gemeentebezit waren geweest, waren de stad door een besluit van het parlement ontnomen. Een armelijk stukje land mocht de stad echter behouden en de burgemeester besloot daarvan een parkje te maken. Werklieden begonnen daarop den grond om te spitten. Toen be-, merkte men, dat er een dikke laag steen kool in den bodem was. Onderzoekingen werden gedaan, die aan het licht brach ten, dat in den grond voor 5 millioen gul den aan steenkool zat! Met de ontginning werd begonnen en alle weikloozen der stad konden te werk worden gesteld. De stad heeft nu nieuwe straten, badinrich tingen, hotels en gas- en elect ricit ei tscen- trales en thans beschouwt men Ohrid als een der rijkste steden van het land. SPAART DE VOGELS doop Oom Wim. Is het onze plicht de vogels den kouden winter door te helpen, niet minder is het onze plicht ze te sparen en ze rustig hun jongen te laten grootbrengen, want we kunnen ze niet missen. Als ik zeg: wij kunnen ze niet missen, dan bedoel ik niet alleen en uitsluitend, dat ze ons leven veraangenamen en op- vroolijken, maar dan heb ik tevens op het oog het groote nut, dat ze doen voor den landbouw en de boschcultuur. En dat nu is onberekenbaar groot; grooter zelfs dan wij oppervlakkig zouden denken. DE LEIDSCHE COURANT dere doosvruchten; de hoenders brengen zaden, wortels, knollen en dergelijke voe dingsmiddelen aan het licht door in den grond te krabben. De vruchteneters plukken bessen of an dere sappig vruchten met den 6navel af; eenige van hen, doen dit, onder het vliegen zelfs. De insecteneters zoeken hun buit van Het is daarom dan ook, dat door de opvoeders der jeugd, hetzij de onderwij zers in school of de ouders in huis, er steeds het kind aan herinnerd wordt, hoe groot het kwaad is van hen, die zich mis dragen tegenover de vogels. Geen enkel belang wordt er door gediend en de na- deelen der vermindering van den vogel stand zijn vele: I. het gevaar voor insecten-, slakken- en muizenplaag neemt toe; II. schepselen, die den mensch beko ren door vorm en beweging, kleur en ge zang, gaan noodeloos verloren III. het kind verliest eerbied en be wondering voor de natuur. Laten we deze drie punten, in het be lang der goede zaak, nader onder het oog zien. Hoeveel schade kunnen de insecten en slakken en de muizen niet aanrichten, daar waar ze vrij hof hebben en niemand er is, om ze uit te roeien en paal en perk te stellen aan haar vernielzucht. Wat 'n treurige aanblik levert een boom of een struik, waar de rupsen alles wegvreten, wat groen is en eetbaar? Hoe kunnen de slakken het jonge groen en de opschietende veld- en tuinge wassen in betrekkelijk korten tijd beder ven en achteruitzetten voor weken? En de muizenplaag? Niets is voor dat voortwoekerend gespuis veilig. Waar zoo'n plaag den landbouw en tuinbouw treft, daar zijn' de resultaten van den noesten airbeid van den landman zoo goed als niets. En v,at doen de vogels daar tegen? Hoe helpen ze den mensch in den strijd tegen die plagen? 's Morgens vroeg voor dag en dauw zijn de kleine gevederde zangers in de weer om et"n te zoeken voor de kleintjes, die gapen "an honger en hun halsje uitstrek ken ver boven den rand van het nest. En die bedrijvigheid van de ouden, duurt tot de zon ondergaat aan de westerkim; al door vliegend van het nest naar het veld, naar de sloot; naar den tuin; naar den boom; naar den weg enweer terug. Het is een gejaag en gezoek; een gespeur en gespied naar wormpjes en zaadjes; naar rupsjes en torren en larven en slak ken. in één woord naar alles vooral wat eetbaar is en door de kleintjes met graag te wordt gegeten. Het aantal rupsen en vliegen en mug gen en andere schadelijke insecten, die door de vogels in dezen tijd worden ge dood, is legio. En juist daardoor zijn de vogels zoo nuttig voor den land- en tuin bouw en daarom moeten wij noch de eitjes uit de nestjes halen, noch de jonge vogeltjes uithalen en in nauwe kooitjes opsluiten, waar ze meestendeels erbarme lijk omkomen, noch de oude vogels vangen en dooden. Iedere vogel, die op die manier gedood wordt, vertegenwoordigt een waarde voor' den landbouw, die des te grooter is, nüar- mate hij meer dezer schadelijke insecten doodt. Wat zou er van onze jonge groente wor den, waren er geen vogels om de torren en rupsen te vangen, die het op die jonge, teere, sappige blaadjes vooral gemund hebbetn Hoe zouden onze vruchtboomen er naar aan toe zijn, als de rupsen vrij spel had den en wat zou er dan van de vruchten te recht komen, wanneer de boomen daar kaal gevreten stonden, door die rupsen- plaag, waren de lieve zangertjes er niet, om dat tuig te vangen, bij duizenden en nogmaals duizenden bij dag. Laten we nu eens zien, hoe de verschil lende soorten hun voedsel machtig wor den. De vogels verstaan zoo meestelijk de kunst om van een bepaald gebied partij te trekken. Zij doorzoeken elke spleet; alle schuil hoeken, alle woonplaatsen van dieren; al wat eetbaar is pikken zij op. Als men let op de soort van voedsel en de wijze, waarop het verkregen wordt, kan men ook bij hen van verschillende beroe pen of handwerken spreken. Eenigen zooals vele zadeneters en de duiven, gebruiken geen andere voedings middelen dan die, welke open en bloot liggen; andere zaadetende vogels halen den gewenschten buit uit de peulen en an- den bodem op, nemen hem van de takken of bladeren af, trekken hem uit bloemen en knoppen en spleten en barsten naar buiten, brengen hem dikwijls eerst na een laiigdurigen en moeilijken arbeid te voor schijn of vervolgen hem fcot in de verst af gelegen hoeken van zijn schuilplaatsen. De raven o-a. verrichten al deze bezig heden hierboven genoemd en befhebberea ook op het terrein der echte roofvogels. Onder deze laatsten vooral heb je eigen aardige snuiters. Men vindt onder hen de bedelaars of tafelschuimers, straat reinigers en verzamelaars van afval; sommigen eten alleen aas, weer anderen hoofdzake lijk beenderen; velen die geen afkeer heb ben van krengen, maken bovendien ook jacht r'j) levende dieren. Er zijn er, die groote insecten vervol gen en vallen slechts zelden kleine, gewer velde dieren aan, die weer hoofdzakelijk door andere leden van 't zelfde gilde worden verslonden. Er zijn er, die alleen zittend of loopend, anderen die alleen vliegend wild trachten to vermeesteren. Bij de moeras- en watervogels is het eveneens zoo gesteld. Velen van hen, zoe ken ook op wat open en bloot ligt; andere doorzoeken ook de schuilplaatsen van die ren eenigen eten plantaardige en dierlijke stoffen; weer anderen uitsluitend de laatstgenoemde; dezen verkrijgen him voedsel door het ziften van het vloeibare slijk, genen duiken hun buit van 'n soms niet onbelangrijke diepte uit het water op; sommigen zoeken hun slachtoffers onder water; anderen schieten uit de lucht neer op een te voren uitgekozen prooi. Er is geen landstreek, geen plekje op aarde, dat niet door vogels geëxploiteerd wordt. Ieder tracht zijn instinct op de best mo gelijke wijze in practijk te brengen en tracht zoo goed als het kan in zijn onder houd te voorzien. Zij worden door de wet niet voor niets beschermd. Het is eigenlijk beschamend voor ons allen, dat een dergelijke wet is moeten gemaakt worden. Ieder onzer moest doordrongen zijn van het groote nut der vogels en het moest niemand in zijn hoofd opkomen, om ook maar in het min ste, die lieve diertjes kwaad te doen of te hinderen. Wel verdient hij dan ook gestraft te wor den èn in school en in huis, die uit balda digheid, ruwheid, onverschilligheid of uit domheid, onze voxels doodt of hun nestjes vernielt, of de eitjes uithaalt en ze uit dom me liefhebberij verzamelt en bewaart. En gij, mijn Neefjes, die mij leest, wat dunkt u van een jongen, die het wagen zou zich schuldig te maken aan eenzelfde feit? Zou hij de straf door de wet opgelegd of een flinke aframmeling van vader of van zijn meester op school, verdiend hebben, ja dan neen? Stel u voor een nestje van vijf jongen, bijna naakte vogeltjes! Zij zijn haast te zwak om de vleugeltjes uit te slaan en zitten op een dik propje bij elkaar in het warme nestje neergehurkt en wachten met ongeduld or» de moe-'rr, die hun bij beurten eten zal brengen. Ze wachten op een lekker rupsje of een vet wormpje of een ander lekker hapje! Maar stil, daar nadert een valsche kat. Zij heeft nauwkeu rig achtgeslagen waar de ouden heenvlo- gen en is den boom genaderd, waarop het nestje, verborgen voor het oog, is neerge zet. Zij heeft geluisterd en., hoorde pie pen, zachtjes, klagelijk piepen! Ha! hier is het nestje. Behoedzaam klautert zij hooger en hooger. Scherp ziet zij toeRoef daar vliegt de oude vogel heen. Jubelend werpt zij zich in de lucht en gaat weer voedsel halen voor de jongen! En zie! Al dichterbij nadert, de kat enmet gebo gen rug en scherpe klauwen nadert zij het nest endaar verschijnt boven den rand van het nest. de grijze, ronde kop van den vijand en., in minder dan geen tijd verslindt ze de angstige kleintjes en gaat likkebaardend heen, vóór do moeder weerom is met eten voor haar kindertjes.. Wat i« dat? Het nest is leeg! De klein tjes zijn weg! En schreiend, en krijschend van moederleed, vliegt ze heen, zoekend en speurend, maar tevergeefs. Zij vindt ze niet en keert weer terug naar 't nest en zet zich daar in doffe wanhoop neer, de arme moeder, en wacht haar kleintjes, die maar niet komen willen. Wat zoudt gij doen, als gij die poes kon te pakken krijgen? Ik.ik zou ze met den kop tegen dienzelfden boom slaan, of ze met een stuk hout bewerken, tot ze ge noeg had. Maarde kat heeft geen verstand. Zij laat zich alleen leiden door het dierlijk instinct. Zij vindt een jong vogeltje lekker; dus vangt zij *t vogeltje en.eet het op. Dat is haar aard. Maar wijwij hebben verstand. Wij leeren wat mag en niet mag; wat goed is en niet goed. Wij worden gewaarschuwd \«n alle kanten. Daarom zijn wij dubbel slecht, als wij toch de vogeltjes hinderen, uithalen, doo den of hun nestjes vernielen en de eitjes verzamelen. Denkt hieraan! Weest flink en doet aldus: Spaart de vogels! Oom Wim. Ik schrijf dit stuk vooral in verband met en als gevolg op het art. van verle den Woensdag, m ons blad geplaatst door de Nederlandscbe Vereeciging tot be- Ecnenning vac. vogels. TWEEDE BLAD PAG 8 WALEWEIN Een verfraai uit den Riddertijd door Anton 01de Kalter. VI. De gasten verspreidden zich nu in alle i(, deelen van de ruime zaal, teneinde Ar- k thurs schilderstukken, jachtbenoodigdhe- I den en verschillende onderdeelen van strijdwapens te bezichtigen, of stonden, afzonderlijke groepjes vormende, onder werpen van politiek of persoonlijk belang, met elkander te bespreken. Koningin Ge- novere, die tijdens den maaltijd niet had gesproken, was nu in een gesprek gewik keld met den prior, die haar op een wenk van een harer dienstmaagden tot op eeni ge schreden afstand van haren zetel was genaderd. Eenigszins vanuit de hoogte, I sprak zij, terwijl ze met haar voetjes zacht den vloer raakte, en haar hoofdje zich on willekeurig op en neer bewoog, nu juist tot I den prior, die niet gewoon met dames van haren stand om te gaan, haar verlegen aankeek: „En, heer prior, hebt gij reeds tijding ontvangen van den Bisschop, om trent vestiging van een tweede klooster in dezen streek?" De abt boog diep en antwoordde: „Tot dusverre nog niet, edele vrouwe, niettemin de bisschop zich dienaangaande wel heeft uitgelaten. Mijn eerwaarde medebroeder Johannes van Cristophen hoopt zulks ech ter vurig, omreden hij groote kans maakt, als prior van het in plan zijnde klooster k benoemd te worden. Ik voor mij echter a meen geenszins, dat we, tenminste de eerst f komende jaren, mogen rekenen op een tweede tehuis in dezen streek voor men- schen, die afgezonderd van de geheele we reld, alleen hun leven willen wijden aan hun Schepper; we leven in dagen van woe ling en strijd, en de menschen zijn boven dien lang niet meer zoo vrijgevig, als zij 8 in vroeger jaren waren. Wij bewandelen den eenvoudigsten le- g. vensweg, en leven van de giften- welke^ wij uit de handen van oprecht kerkgezinde menschen ontvangen. Gonovere, inziende, waar de prior op doelde, bracht het gesprek op een ander onderwerp, door te zeggen: Hebben heb- B zuchtige An gelen of Saksen den laatsten I tijd nog aanvallen gepleegd op uw klooster c heer prior? „Gode zij dank, neen", antwoordde de prior, „behoudens dat eenige onzer leeke- broeders, die wat klein wild en een paar vaten wijn vervoerden, van hunne lasten I werden beroofd. Daar het gesprek verder over onbedui- I dende onderwerpen ging, zullen we ons I niet meer met deze beiden bezighouden, .1 doch ons verplaatsen naar het benedenein- I de der zaal, waar eenige ridders, welke 2 aan een kleine tafel hadden plaats geno- men, een druk gesprek voerden. Het wa- g ren de ridders Reginald van den Walde- I ringe, Walewein, Merlijn en Keij, welke I laatste op het oogenblik juist het woord voerde tot Walewein: zijn beker in een J teug ledigende, sprak hij: „Het is algemeen bekend, dat Gij een 5 der hartstochtelijkste liefhebbers der jacht zijt, heer Walewein,- mitsdien de eer dus aan U is, Arthur voor te stellen, mor- t gen een jachtpartij te beleggen. Ga dus tot hem en meld hem ons voor-I stel: ik wed met U om mijn beste paard, dat hij zal toestemmen. Bovendien is het zeker, dat de monniken van de partij zul len zijn. Walewein, geen lust hebbende om den Koning voor te stellen een jachtpartij te geven, antwoordde: Gijzelf, heer Key, hebt de jachtpartij aan ons voorgesteld: volvoer dus zelf uw plan." „Zooals gij verkiest", sprak Key ge krenkt, „ik zal het Arthur vragen". Hij .1 verhief zich van zijn plaats en liep op Ar- thur, die in het rechter boveneinde der zaal met Perceval stond te praten. Een weinig later kwam de Koning hun zelf mededeelen, dat hij genegen was de door Key voorgeslagen jachtpartij door te doen gaan, en tot een pas- seerenden schildknaap sprak hij: „Zeg aan alle aanwezige Heeren en Prior Cecarius van de Monckt-abdij, dat zij te dezer plaatse worden ontboden, ter bespreking van een voor den komenden dag te geven jachtpartij: ga!" De aangesprokene maakte een diepe buiging en spoedde zich het hem door zijn heer opgedragene te volbrengen." Eeoige dienaren des Konings sohoven stoelen aan, en vulden de leege bekers tot aan den rand met den heerlijksten wijn. Zoodra alle ontbodenen bijeen waren, sprak de Koning, zich van zijn zetel ver heffende: „Edele Heeren, het voorstel van ridder Key, om morgen een jachtpartij to geven, nemen wij met genoegen aan. Wen- schen allen van de partij te zijn? Onzo bosschen bieden ons de mooiste jachtge- legenheid, uitgezonderd het Bergwoud, dat voor eenige weken geleden nog door onze ridders afgejaagd is." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8