ZATERDAG 29 APRIL 195o.
CORRESPONDENTIE.
C a d i e r, Leiden. Ik hoop, dat het
«oo naar je genoegen geweest is! Ik hou
me verder aanbevolen. Met groet, hand
en dank!
Oome Kees, Leidon. Eindelijk
weer terug! Het getal medewerkers en
medewerksters, die er zijn mogen
neemt gestaag toe. Deze toename houdt
schoone beloften in voor den bloei van
„Ons Hoekje!" Dag Oom Kees! De hand!
Alles wordt successievelijk geplaatst.
Ant Olde K alter, Oldenzaal.
Hoe gaat het Anton! Laat eens wat
hooren! Je krijgt toch alles geregeld toe
gestuurd. Gedrukt is toch anders, dan in
gewoon schrift. Dag Anton! Groet de fa
milie van me!
J o s S. V., Leiden. Was die ..Graal-
ontboezeming" niet mooi? Of Cadier ook
sympathiseert met die beweging! En nu
Bij voorbaat mijn dank en de plaats is
gereserveerd. Dag Jos! Groeten thuis!
Irma Schöpping, Maastricht.
Zoo'n Carnaval is éénig. 40 jaar gele
den was ik ook van de partij. Je vergat
het program in te sluiten en ik verwacht
ook de photo. Ik geloof dat jullie op de
H. B. S. aardig huishoudt. Ik zal van den
zomer eens informeeren. Dag Irma! Zie
ik je ook op den wedstrijd? Met hand en
gróet! Beterschap met je tanden!
Alyda Agterberg, Utrecht.
Dank voor deze mooie verzen Klacht
van een doove" wordt onmiddellijk ge
plaatst! Ik had voor Pasehen ook iets ver
wacht. Jammer! Dag Aly! Groeten thuis!
Met hand en dank!
Marie F e n n e s. K a t w ij k d.
B ij n. Zoo Marietje, wil je ons ook ko
men helpen. Dank je lief Nichtje! Wie
doet, wat ie kan. is altijd welkom. Wij
moeten ook medewerksters hebben, die
voor de allerkleinste Nichtjes versjes ma
ken. Ik zal ..Voor de kleuters" het versje
van Marie Fenncs eens laten hooren. Daar
komt Marietje!
MIJN ZUSJE
Ik heb 'n"heel klein zusje,
'k Geef 't altijd een kusje,
En wel 's morgens bij 't opstaan,
En 's avonds bij 't slapen gaan.
Ze heeft 'n zwart krullekopje,
't Is een heerlijk popje,
De handjes klein, het mondje rood,
Ik lach om haar me dood.
Lief zusje, kleine meid
Blijf zoo bij mij altijd!
Dan zijn wij samen blij.
Als 't veulentje in de wei.
Cor en Truus dp Haas. Leiden.
Ik wil die kruisraadsels wel eens zien.
Misschien kunnen we zc gebruiken. Ik zie
jullie allen (de club van 4 en "de tooneel-
club) toch zeker aan den wedstrijd. Zor
gen jullie dat ze allen.meedoen. Hoe meer,
hoe liever! Dag Truusjc, dag Cor!
Gerard en A n t j e Keizer, Z u t-
p h e n. Wat een leuk kiekje is dat? Jo-
pie wordt flink. Ik was blij nog eens wat
te hooren. Groeten van Tante Marie! Dag
lieve mensehen! Met hand en groet en
dank! Zie onze Raadselwedstrijd.
Hierbij zullen we het laten.
Ik dank de tientallen Neven en Nich
ten, die mij op het groote feest, dat ach
ter ons ligt. een Zalig Paaschfeest"
wenschten. Ik zal die kaarten en brieven
en verzen bewaren!
Jullie Oom W i m.
WIE ZIJN JARIG?
Van 30 Aril tot en met 6 Mei.
30 April: Wim Kriek, De Ridderstraat 10,
Leiden.
30 April: Paul Gans. Rapenburg 81. Leiden
1 Mei: Petrus Bik. Seringenstr. 4. Leiden
1 Mei: Annie Verhoogt. Sofiastraat 47.
Leiden.
2 Mei: Anton Timmermann, Prins Hen
drikstraat 74. Alphen.
2 Mei: Annie Kager, Doelensteeg 9, Lei
den.
2 Mei: Frans Bekkers, Pelikaanstraat 17
Leiden.
3 Mei: Jantje Nieuwenhoven, Janvossen-
steeg 29, Leiden.
5 Mei: Lou van Bergen Henegouwen,
Aalmarkt 12, Leiden.
5 Mei: Marietje Bokern, Hoogewoerd
150a, Leiden.
6 Mei: Rina Verberg, Levendaal no. 119,
Leiden.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam (van de school
gaande jeugd wel te verstaan!) in deze
lijst wil opgenomen zien, schrijve minstens
14 dagen voor den verjaardag. Degenen,
die bij de prijsraadsels van den vorigen
keer dien datum opgaven, behoeven hem
niet op te geven, daar die dag reeds ge
noteerd staat.
Oom Wim.
ONZE NIEUWE RAADSELWEDSTRIJD
Voor ik aan de Correspondentie begin,
wil ik jullie eerst het verheugend nieuws
brengen, dat we (let wel op!) de volgende
week een nieuwe „Raadselwedstrijd" uit
schrijven.
Ik heb met de Directie van ons blad
een onderhoud gehad en toen zijn we sa
men overeengekomen dezen keer iets
aparts te geven. Het zullen prijzen zijn,
als nooit voor dezen, even practisch als
mooi. Let maar eens op! Minstens 25
mooie prijzen, is dat wat?
Bij voorbaat dank aan de Directie, die
met ons samenwerkt om ons „Hoekje" bij
groot en klein interessant te doen blijven.
Ik wed dan ook, dat we allen van den
vorigen keer plus nog een honderdtal nieu
welingen in het strijdperk zullen vinden.
Natuurlijk zullen zij, die een mooi ver
haal of sprookje of vers insturen en daar
boven ook de oplossingen der raadsels
geven, een dubbele kans maken.
Ik zou dan al vast maar beginnen.
Maarniets afschrijven. Wat inge
stuurd. wordt, moet zelf verzonnen zijn.
En dan moet het opstel MINSTENS twee
bladzijden lang zijn, en het versje MIN
STENS twaalf regels.
Nog wil ik even zeggen: Wie iets
voor ons Hoekje schrijft, be-
schrijve het papier slechts aan één kant
met inkt. Wat met potlood gekrabbeld
is. gaat de papiermand in. Dit zeg ik te*
waarschuwing en vooraf.
Zegt het voort! A-s. Zaterdag:
..PRIJSRAADSELS".
Oom Wim.
OPLOSSINGEN VAN VERLEDEN
WEEK
ingestuurd door Theo Kramp.
Opl. I: Zijns gelijke.
Opl. II: Eergisteren, gisteren, morgen,
heden, overmorgen.
Opl. III: Omdat hij 'n mol voor "n kruis
aanziet (in z'n land).
Opl. IV: stil, want zwijgen is al genoeg.
Opl. VDe predikant op de preekstoel.
Opl VI: De stoel.
Opl. VII: Hoe.
Opl. VIII:: De regenboog.
Opl. IVWaar ie hem krijgen kon.
OM TE ONTHOUDEN.
De grootste brug ter wereld. Elf km. lang.
Men is thans^in Amerika bezig een
brug te bouwen, die sedert de wereld be
staat niet zijns gelijke heeft. Deze groot
ste brug der wereld zal ter hoogte van
90 meter bij een lengte van meer dan 11
kilomeier de steden San Francisco en Oak
land (beide in den staat. Californië) ver
binden en tevens een straatweg over de
groote baai van San Francisco vormen.
Hoe geweldig de massa's, voor dezen brug-
bouw noodig zijn. bewijst weL dat men
van het beton alleen 40 wolkenkrabbers
van 30 verdiepingen zou kunnen construee-
ren. Verder dat. men met het staaldraad,
waaruit, de kabels dezer brug bestaan, drie
maal de aarde" zou kunnen omspannen, en
dat men van het staal, dat tot den bouw
dient, twaalf groote slagschepen zou kun
nen bouwen. Tot het schilderen zijn 20.000
vaten verf noodig.
Het rijke Ohrid.
De stad Ohrid in Joegoslavië was altijd
beschouwd als de armste stad van het
land. Het was een stad zonder hoop. Zij
had zelfs geen hout of andere brandstof
fen. De landerijen in de omgeving, welke
vroeger gemeentebezit waren geweest,
waren de stad door een besluit van het
parlement ontnomen. Een armelijk stukje
land mocht de stad echter behouden en
de burgemeester besloot daarvan een
parkje te maken. Werklieden begonnen
daarop den grond om te spitten. Toen be-,
merkte men, dat er een dikke laag steen
kool in den bodem was. Onderzoekingen
werden gedaan, die aan het licht brach
ten, dat in den grond voor 5 millioen gul
den aan steenkool zat! Met de ontginning
werd begonnen en alle weikloozen der
stad konden te werk worden gesteld. De
stad heeft nu nieuwe straten, badinrich
tingen, hotels en gas- en elect ricit ei tscen-
trales en thans beschouwt men Ohrid als
een der rijkste steden van het land.
SPAART DE VOGELS
doop Oom Wim.
Is het onze plicht de vogels den kouden
winter door te helpen, niet minder is het
onze plicht ze te sparen en ze rustig hun
jongen te laten grootbrengen, want we
kunnen ze niet missen.
Als ik zeg: wij kunnen ze niet missen,
dan bedoel ik niet alleen en uitsluitend,
dat ze ons leven veraangenamen en op-
vroolijken, maar dan heb ik tevens op het
oog het groote nut, dat ze doen voor den
landbouw en de boschcultuur.
En dat nu is onberekenbaar groot;
grooter zelfs dan wij oppervlakkig zouden
denken.
DE LEIDSCHE COURANT
dere doosvruchten; de hoenders brengen
zaden, wortels, knollen en dergelijke voe
dingsmiddelen aan het licht door in den
grond te krabben.
De vruchteneters plukken bessen of an
dere sappig vruchten met den 6navel af;
eenige van hen, doen dit, onder het vliegen
zelfs.
De insecteneters zoeken hun buit van
Het is daarom dan ook, dat door de
opvoeders der jeugd, hetzij de onderwij
zers in school of de ouders in huis, er
steeds het kind aan herinnerd wordt, hoe
groot het kwaad is van hen, die zich mis
dragen tegenover de vogels. Geen enkel
belang wordt er door gediend en de na-
deelen der vermindering van den vogel
stand zijn vele:
I. het gevaar voor insecten-, slakken- en
muizenplaag neemt toe;
II. schepselen, die den mensch beko
ren door vorm en beweging, kleur en ge
zang, gaan noodeloos verloren
III. het kind verliest eerbied en be
wondering voor de natuur.
Laten we deze drie punten, in het be
lang der goede zaak, nader onder het oog
zien.
Hoeveel schade kunnen de insecten en
slakken en de muizen niet aanrichten,
daar waar ze vrij hof hebben en niemand
er is, om ze uit te roeien en paal en perk
te stellen aan haar vernielzucht. Wat 'n
treurige aanblik levert een boom of een
struik, waar de rupsen alles wegvreten,
wat groen is en eetbaar?
Hoe kunnen de slakken het jonge
groen en de opschietende veld- en tuinge
wassen in betrekkelijk korten tijd beder
ven en achteruitzetten voor weken?
En de muizenplaag? Niets is voor dat
voortwoekerend gespuis veilig. Waar zoo'n
plaag den landbouw en tuinbouw treft,
daar zijn' de resultaten van den noesten
airbeid van den landman zoo goed als
niets.
En v,at doen de vogels daar tegen? Hoe
helpen ze den mensch in den strijd tegen
die plagen?
's Morgens vroeg voor dag en dauw zijn
de kleine gevederde zangers in de weer
om et"n te zoeken voor de kleintjes, die
gapen "an honger en hun halsje uitstrek
ken ver boven den rand van het nest. En
die bedrijvigheid van de ouden, duurt tot
de zon ondergaat aan de westerkim; al
door vliegend van het nest naar het veld,
naar de sloot; naar den tuin; naar den
boom; naar den weg enweer terug.
Het is een gejaag en gezoek; een gespeur
en gespied naar wormpjes en zaadjes;
naar rupsjes en torren en larven en slak
ken. in één woord naar alles vooral wat
eetbaar is en door de kleintjes met graag
te wordt gegeten.
Het aantal rupsen en vliegen en mug
gen en andere schadelijke insecten, die
door de vogels in dezen tijd worden ge
dood, is legio. En juist daardoor zijn de
vogels zoo nuttig voor den land- en tuin
bouw en daarom moeten wij noch de
eitjes uit de nestjes halen, noch de jonge
vogeltjes uithalen en in nauwe kooitjes
opsluiten, waar ze meestendeels erbarme
lijk omkomen, noch de oude vogels vangen
en dooden.
Iedere vogel, die op die manier gedood
wordt, vertegenwoordigt een waarde voor'
den landbouw, die des te grooter is, nüar-
mate hij meer dezer schadelijke insecten
doodt.
Wat zou er van onze jonge groente wor
den, waren er geen vogels om de torren
en rupsen te vangen, die het op die jonge,
teere, sappige blaadjes vooral gemund
hebbetn
Hoe zouden onze vruchtboomen er naar
aan toe zijn, als de rupsen vrij spel had
den en wat zou er dan van de vruchten te
recht komen, wanneer de boomen daar
kaal gevreten stonden, door die rupsen-
plaag, waren de lieve zangertjes er niet,
om dat tuig te vangen, bij duizenden en
nogmaals duizenden bij dag.
Laten we nu eens zien, hoe de verschil
lende soorten hun voedsel machtig wor
den.
De vogels verstaan zoo meestelijk de
kunst om van een bepaald gebied partij te
trekken.
Zij doorzoeken elke spleet; alle schuil
hoeken, alle woonplaatsen van dieren;
al wat eetbaar is pikken zij op.
Als men let op de soort van voedsel en
de wijze, waarop het verkregen wordt, kan
men ook bij hen van verschillende beroe
pen of handwerken spreken.
Eenigen zooals vele zadeneters en de
duiven, gebruiken geen andere voedings
middelen dan die, welke open en bloot
liggen; andere zaadetende vogels halen
den gewenschten buit uit de peulen en an-
den bodem op, nemen hem van de takken
of bladeren af, trekken hem uit bloemen
en knoppen en spleten en barsten naar
buiten, brengen hem dikwijls eerst na een
laiigdurigen en moeilijken arbeid te voor
schijn of vervolgen hem fcot in de verst af
gelegen hoeken van zijn schuilplaatsen.
De raven o-a. verrichten al deze bezig
heden hierboven genoemd en befhebberea
ook op het terrein der echte roofvogels.
Onder deze laatsten vooral heb je eigen
aardige snuiters. Men vindt onder hen de
bedelaars of tafelschuimers, straat reinigers
en verzamelaars van afval; sommigen
eten alleen aas, weer anderen hoofdzake
lijk beenderen; velen die geen afkeer heb
ben van krengen, maken bovendien ook
jacht r'j) levende dieren.
Er zijn er, die groote insecten vervol
gen en vallen slechts zelden kleine, gewer
velde dieren aan, die weer hoofdzakelijk
door andere leden van 't zelfde gilde
worden verslonden.
Er zijn er, die alleen zittend of loopend,
anderen die alleen vliegend wild trachten
to vermeesteren.
Bij de moeras- en watervogels is het
eveneens zoo gesteld. Velen van hen, zoe
ken ook op wat open en bloot ligt; andere
doorzoeken ook de schuilplaatsen van die
ren eenigen eten plantaardige en dierlijke
stoffen; weer anderen uitsluitend de
laatstgenoemde; dezen verkrijgen him
voedsel door het ziften van het vloeibare
slijk, genen duiken hun buit van 'n soms
niet onbelangrijke diepte uit het water op;
sommigen zoeken hun slachtoffers onder
water; anderen schieten uit de lucht neer
op een te voren uitgekozen prooi. Er is
geen landstreek, geen plekje op aarde, dat
niet door vogels geëxploiteerd wordt.
Ieder tracht zijn instinct op de best mo
gelijke wijze in practijk te brengen en
tracht zoo goed als het kan in zijn onder
houd te voorzien.
Zij worden door de wet niet voor niets
beschermd. Het is eigenlijk beschamend
voor ons allen, dat een dergelijke wet is
moeten gemaakt worden. Ieder onzer
moest doordrongen zijn van het groote nut
der vogels en het moest niemand in zijn
hoofd opkomen, om ook maar in het min
ste, die lieve diertjes kwaad te doen of
te hinderen.
Wel verdient hij dan ook gestraft te wor
den èn in school en in huis, die uit balda
digheid, ruwheid, onverschilligheid of uit
domheid, onze voxels doodt of hun nestjes
vernielt, of de eitjes uithaalt en ze uit dom
me liefhebberij verzamelt en bewaart.
En gij, mijn Neefjes, die mij leest, wat
dunkt u van een jongen, die het wagen zou
zich schuldig te maken aan eenzelfde feit?
Zou hij de straf door de wet opgelegd of
een flinke aframmeling van vader of van
zijn meester op school, verdiend hebben,
ja dan neen?
Stel u voor een nestje van vijf jongen,
bijna naakte vogeltjes! Zij zijn haast te
zwak om de vleugeltjes uit te slaan en
zitten op een dik propje bij elkaar in het
warme nestje neergehurkt en wachten
met ongeduld or» de moe-'rr, die hun bij
beurten eten zal brengen. Ze wachten op
een lekker rupsje of een vet wormpje of
een ander lekker hapje! Maar stil, daar
nadert een valsche kat. Zij heeft nauwkeu
rig achtgeslagen waar de ouden heenvlo-
gen en is den boom genaderd, waarop het
nestje, verborgen voor het oog, is neerge
zet. Zij heeft geluisterd en., hoorde pie
pen, zachtjes, klagelijk piepen! Ha! hier
is het nestje. Behoedzaam klautert zij
hooger en hooger. Scherp ziet zij toeRoef
daar vliegt de oude vogel heen. Jubelend
werpt zij zich in de lucht en gaat weer
voedsel halen voor de jongen! En zie! Al
dichterbij nadert, de kat enmet gebo
gen rug en scherpe klauwen nadert zij het
nest endaar verschijnt boven den
rand van het nest. de grijze, ronde kop
van den vijand en., in minder dan geen
tijd verslindt ze de angstige kleintjes en
gaat likkebaardend heen, vóór do moeder
weerom is met eten voor haar kindertjes..
Wat i« dat? Het nest is leeg! De klein
tjes zijn weg! En schreiend, en krijschend
van moederleed, vliegt ze heen, zoekend
en speurend, maar tevergeefs. Zij vindt ze
niet en keert weer terug naar 't nest en
zet zich daar in doffe wanhoop neer, de
arme moeder, en wacht haar kleintjes, die
maar niet komen willen.
Wat zoudt gij doen, als gij die poes kon
te pakken krijgen? Ik.ik zou ze met den
kop tegen dienzelfden boom slaan, of ze
met een stuk hout bewerken, tot ze ge
noeg had.
Maarde kat heeft geen verstand.
Zij laat zich alleen leiden door het dierlijk
instinct. Zij vindt een jong vogeltje lekker;
dus vangt zij *t vogeltje en.eet het op.
Dat is haar aard.
Maar wijwij hebben verstand. Wij
leeren wat mag en niet mag; wat goed is
en niet goed. Wij worden gewaarschuwd
\«n alle kanten.
Daarom zijn wij dubbel slecht, als wij
toch de vogeltjes hinderen, uithalen, doo
den of hun nestjes vernielen en de eitjes
verzamelen.
Denkt hieraan! Weest flink en doet aldus:
Spaart de vogels!
Oom Wim.
Ik schrijf dit stuk vooral in verband
met en als gevolg op het art. van verle
den Woensdag, m ons blad geplaatst door
de Nederlandscbe Vereeciging tot be-
Ecnenning vac. vogels.
TWEEDE BLAD PAG 8
WALEWEIN
Een verfraai uit den Riddertijd door
Anton 01de Kalter.
VI.
De gasten verspreidden zich nu in alle i(,
deelen van de ruime zaal, teneinde Ar- k
thurs schilderstukken, jachtbenoodigdhe- I
den en verschillende onderdeelen van
strijdwapens te bezichtigen, of stonden,
afzonderlijke groepjes vormende, onder
werpen van politiek of persoonlijk belang,
met elkander te bespreken. Koningin Ge-
novere, die tijdens den maaltijd niet had
gesproken, was nu in een gesprek gewik
keld met den prior, die haar op een wenk
van een harer dienstmaagden tot op eeni
ge schreden afstand van haren zetel was
genaderd. Eenigszins vanuit de hoogte, I
sprak zij, terwijl ze met haar voetjes zacht
den vloer raakte, en haar hoofdje zich on
willekeurig op en neer bewoog, nu juist tot I
den prior, die niet gewoon met dames van
haren stand om te gaan, haar verlegen
aankeek: „En, heer prior, hebt gij reeds
tijding ontvangen van den Bisschop, om
trent vestiging van een tweede klooster in
dezen streek?"
De abt boog diep en antwoordde: „Tot
dusverre nog niet, edele vrouwe, niettemin
de bisschop zich dienaangaande wel heeft
uitgelaten. Mijn eerwaarde medebroeder
Johannes van Cristophen hoopt zulks ech
ter vurig, omreden hij groote kans maakt,
als prior van het in plan zijnde klooster k
benoemd te worden. Ik voor mij echter a
meen geenszins, dat we, tenminste de eerst f
komende jaren, mogen rekenen op een
tweede tehuis in dezen streek voor men-
schen, die afgezonderd van de geheele we
reld, alleen hun leven willen wijden aan
hun Schepper; we leven in dagen van woe
ling en strijd, en de menschen zijn boven
dien lang niet meer zoo vrijgevig, als zij 8
in vroeger jaren waren.
Wij bewandelen den eenvoudigsten le- g.
vensweg, en leven van de giften- welke^ wij
uit de handen van oprecht kerkgezinde
menschen ontvangen.
Gonovere, inziende, waar de prior op
doelde, bracht het gesprek op een ander
onderwerp, door te zeggen: Hebben heb- B
zuchtige An gelen of Saksen den laatsten I
tijd nog aanvallen gepleegd op uw klooster c
heer prior?
„Gode zij dank, neen", antwoordde de
prior, „behoudens dat eenige onzer leeke-
broeders, die wat klein wild en een paar
vaten wijn vervoerden, van hunne lasten I
werden beroofd.
Daar het gesprek verder over onbedui- I
dende onderwerpen ging, zullen we ons I
niet meer met deze beiden bezighouden, .1
doch ons verplaatsen naar het benedenein- I
de der zaal, waar eenige ridders, welke 2
aan een kleine tafel hadden plaats geno-
men, een druk gesprek voerden. Het wa- g
ren de ridders Reginald van den Walde- I
ringe, Walewein, Merlijn en Keij, welke I
laatste op het oogenblik juist het woord
voerde tot Walewein: zijn beker in een J
teug ledigende, sprak hij:
„Het is algemeen bekend, dat Gij een 5
der hartstochtelijkste liefhebbers der
jacht zijt, heer Walewein,- mitsdien de eer
dus aan U is, Arthur voor te stellen, mor- t
gen een jachtpartij te beleggen.
Ga dus tot hem en meld hem ons voor-I
stel: ik wed met U om mijn beste paard,
dat hij zal toestemmen. Bovendien is het
zeker, dat de monniken van de partij zul
len zijn.
Walewein, geen lust hebbende om den
Koning voor te stellen een jachtpartij te
geven, antwoordde: Gijzelf, heer Key,
hebt de jachtpartij aan ons voorgesteld:
volvoer dus zelf uw plan."
„Zooals gij verkiest", sprak Key ge
krenkt, „ik zal het Arthur vragen". Hij .1
verhief zich van zijn plaats en liep op Ar-
thur, die in het rechter boveneinde der
zaal met Perceval stond te praten.
Een weinig later kwam de Koning hun
zelf mededeelen, dat hij genegen was de
door Key voorgeslagen jachtpartij door
te doen gaan, en tot een pas-
seerenden schildknaap sprak hij: „Zeg aan
alle aanwezige Heeren en Prior Cecarius
van de Monckt-abdij, dat zij te dezer
plaatse worden ontboden, ter bespreking
van een voor den komenden dag te geven
jachtpartij: ga!" De aangesprokene
maakte een diepe buiging en spoedde zich
het hem door zijn heer opgedragene te
volbrengen."
Eeoige dienaren des Konings sohoven
stoelen aan, en vulden de leege bekers tot
aan den rand met den heerlijksten wijn.
Zoodra alle ontbodenen bijeen waren,
sprak de Koning, zich van zijn zetel ver
heffende: „Edele Heeren, het voorstel van
ridder Key, om morgen een jachtpartij to
geven, nemen wij met genoegen aan. Wen-
schen allen van de partij te zijn? Onzo
bosschen bieden ons de mooiste jachtge-
legenheid, uitgezonderd het Bergwoud,
dat voor eenige weken geleden nog door
onze ridders afgejaagd is."
(Wordt vervolgd).