ZATERDAG 22 APRIL 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 De Lente-roep ruischt door de lucht en Moeder Aarde, mild bevrucht, doet weer haar gaven groeien. Df zon heerscht over windenmacht en tooveri met heur stralenkracht het wonder-blijvend bloeien. *t Gaat alle9 zoo onstuimig ras: de groei van 't kruid, de groei van 't graj de bandelooze bloei der booraen. En der voog'len zang, de bloemenwei: het doet zoo goed, 't maakt zoo blij het dwingt tot wakend droumen. De Lente-roep ruischt door de lucht als 'n uiterst teer, subtiel gerucht; 't is niet bij naam te noemen. De Lente roept, 't wordt weer feest van zonneschijn, van vreugd, maar 't meesf 'n feest van kleur en bloemen. CORRESPONDENTIE. Cadier, Leiden. Ik maak je mijn compliment. Een dergelijke pentee- kening is een prijs waard. Ik zal het mooie vers laten plaatsen en als 't kan de teekening erbij, 't Gaat crescendo I Dag Amice 1 Met hand en groet! Cor van Resteren, Voorhout. - Hoe dikwijls heb ik al gezegd: schrijf met inkt en ordelijk: en dan beschrijf het papier aan één kant. Het oog wil ook wat hebben. Alleen voor een zieke, die van 't bed afschrijft, is met potlood krabbelen verschoonbaar. Dag Corl Neem dit lesje van me ter harte. Alie van Werkhoven, Voor hout. De verhaaltjes zijn niet sleoht Alie, maar voor ons Hoekje wat kort. Wat ik tegen Cor van Resteren zei, moet jij je ook aantrekken. Schrijf met zorg en maak alles ordelijk en netjes. Prutswerk gaat de papiermand in en die is groot, dat beloof ik je. Dag lief Nichtje 1 Binnenkort komen weer „prijsraadsels" en dan hoop ik alle Neven en Nichten uit Voorhout in het strijdperk te vinden. Daag! Veel groeten aan Pa en Moe! Ann.venCorvan Dïesfc, Sas sen h e i m. Ik kom jullie tweetjes nog eens apart de hand drukken en met pa en moe een „Zalig Paschen" wenschen. Ik hoop nog veel en dikwijls wat te hoo ien! Dag Anny! Dag Cor! Tot Zaterdag. Oom Wim. WIE ZIJN JARIG? Van 23 tot en met 30 April. 23 April: Marietje Baak, Oud-Ade Zeven huizen. 24 April: Geerlof Terveen te 25 April: Bertus Verberg, Levendaal 81. 26 April: Kees Hosman, Breestraat 115. 28 April: Marietje v. d. Valk, Leidsoheweg 84, Voorschoten. 28 April: Marietje Wesselingh, Hazerswou- de A 92, Groenendijk. 28 April: Henk Duindam, Heerensteeg 17 Leiden. 29 April: Nelly Vrijburg, Oud-Ade, Zwar- teweg E 73. 29 April: Walter Goddijn, Witte -Singel 102, Leiden. 30 April: Wim Kriek, de Bidderstraat 10, Leiden. 30 AprilPaul Gans, Rapenburg 81, Leiden Ik feliciteer de gelukkigen! Wie zijn of haar naam (van schoolgaande kinderen wel te verstaan!) in deze lijsten wil op genomen zien, schrijve me minstens 14 dag gen vóór den verjaardag. Oom Wim. Dorus van Velzen, Zoeterwoude Zuid- buurt C73, vergat zijn verjaardag op te geven. Oom Wim. PASCHEN. door Oome Kees. Klokke klingelt, klangelt, Over stad en veld! Wie heeft U niet, kinders, Van dien dag verteld? 't Klokske beiert vroolijk In de klare lucht. Wat is toch dat luide Wonderlijk gerucht 't Klokske klepelt Paschen Over bosch en hei; Blijder dan dat klokje Vroolijker zijn wij. 't Klokske noodt ter Tafel Bij den Lieven Heer, En komt volgend jaartje Tot ons, beierend weer! DE LENTE De Lente is weer gekomen, De winter is voorbij. De vogels kwinkeleeren weer, En fluiten liedekes blij. Zij komen aangevlogen "Uit 't verre Zuid, En bouwen nu hun woning Voor zich en voor hun bruid. Dan gaan ze eieren leggen, En broeden, drie weken lang. En komen er dan jongen Dan klinkt luid-op hun zang. En zijn deze groot geworden Dan bouwen ze zelf hun nest En gaan dan voor den winter Met d'andren.mce ten lest. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Theo Kramp. Raadsel I: God ziet het nooit. De koning ziet het niet dikwijls. De mensch ziet het iederen dag. Wat is dat? Raadsel II: Kent ge vijf dagen in de week waarin de letter a niet in voorkomt. Raadsel III: Waarom kan een boer geen muziek lee- ien? Raadsel IV Wat is bij het woord „stilzwijgen" over bodig? Raadsel V Een man stond in het hout En wat hij sprak, sprak hij stout En allen, die hem aanhoorden, Durfden geen een van hen te antwoorden Raadsel VI: *k Bezit gelijk de meeste dieren, Vier pooten van een dun fatsoen. En'kan nochtans met geen van vieren Uit eigen kracht beweging doen. Tc pen fraai of loe1' zwak of stevig. Bekleed met rood, zwart of paars En aan de mode onderhevig, Al naar den staat des eigenaars. Ik moet de weelde en armoe dragen, De huichelaar, de man van eer, De jeugd, de ouderen van da een, De boer, de burger, en de heer. Wie ben ik? Raadsel VII: Keizer Karei had een hond; Ik geef het woord al in je mond. Hoe heet Karei Keizers hond. Raadsel VITT: Hoog in de hoogte, Krom van geboogte. Wonderlijk geschapen Ra, ra, wat is dat? Raadsel IX: Waar haalde Abraham de mosterd? De oplossingen niet insturen. Deze geef ik de volgende week zelf. Wie nog een stel raadsels weet store ze op. De op lossingen op een apart stukje papier erbij! Oom Wim. OM TE ONTHOUDEN. Hoe staat het met onze kerk in Nederl. Oost-lndië. In Indië zijn 337 priesters; 320 broeders en 1216 zusters met een totaal van 353.250 katholieken. Toeneming der telefoon. Het telefoonverkeer heeft zich in de laatste jaren enorm uitgebreid. In Europa zijn er 10.500.000 aansluitingen, waarvan alleen in Duitschland 3.250.000. Op iedere 20 inwoners is daar een toestel beschik baar. Denemarken spant echter de kroon, waar op iedere 10 inwoners een toestel is. Amerika heeft 22.400.000 aansluitingen; Azië 1.300.000; Afrika 250.000 en Australië 795.000. In Duitschland worden de meeste gesprekken gevoerd, terwijl België en Zwitserland daarin het spaarzaamst zijn. Bevolking van Mexico. Volgens de nieuwste cijfers der volks telling van 1932 heeft Mexico thans 16.524.639 inwoners, waarvan alleen reeds in het federale district Mexico 1.229.576. Voor de overige staten bedraagt het aan tal inwoners in Jalisco 1.255.213, in Mi- ohoacan 1.046.269, in Oaxa 1.082.191. in Puebla 1.150.425 en in Veracruz 1.376.476. De overige staten hebben minder dan 1 millioen inwoners. Uit het ongeluk, dat de hemel zendt, is redding mogelijk maar bet kwaad, dat wij onszelf op den hals halen, kunnen wij niet ontgaan. De vlek op een scepter van witte edel steen kan weggeslepen worden maar de vlek van een boos woord wordt nimmer uitgewischt. IN EEN STIL, MAAR KLEIN VERTREKJE door Dora Hoogenboom. In een stil, maar klein vertrekje Kunnen wij naar binnen zien. Daar lag op een veeren bedje Een meisje van een jaar of tien. Zachtjes zei zij tot haar moeder: „Moeder, kus mij voor den laatsten keer; Kom een uurtje bij mij zitten, Morgen ben ik er niet meer! Geef de pop maar aan mijn zusje, En de duifjes maar aan Toon", Toen het meisje dit gezegd had, Sloot ze de oogjes voor altoos. Ach, wat schreide die arme Moeder, Ach, wat schreide die arme vrouw. Dat ze nooit meer Wilhelmientje, Kussen en omhelzen zou, DE GRAAL OPGEDRAGEN AAN JOS S.—V. door Cadier. Ik ken geen krachtiger en schooner schepping, Tegen de huidige geloofsverlepping, Maar tot 't behoud van 't hoogste levensideaal, Dan wel de jeugdbeweging van de Graal Hoor! hoe de blijde Graal-beê juichend luidt Excelsior.Alleluja.Vooruit! Verheven boven 't aardsch genieten levend, En met den geest in reiner sferen zwevend, Den medemensch te zijn tot heil en zegen In 's levens zwaren strijd langs wank'le wegen.. Hoe heerlijk bind van dezen tijd te zijn En voor de Graalleus gansch bereid te zijn. De glorie voor èn Land èn Kerk bevechten: Het ongeloof uitbannen, zedeloosheid knechten. Het wederspannig lichaam overwinnen, De kern, de drang zijn tot een vroom bezinnen O, dat Gods goedheid steeds de Graal omstraalt: De bloem van 't volk in 't streven zegepraalt! Vaak, langs de straten en de sombere stegen. Kom ik de grandiose Graalstoet tegen, En 't jubelt mee in 't hart: wat fiere meisjes-moed, Zóó moet 't wel zijn. dat Christus triomfeeren doet. Hoe heerlijk kind van dezen tijd te zijn En voor de Graalleus gansch bereid te zijn! EEN GELUK BIJ EEN ONGELUK III. door Kees van der Birg. Moeders zorg om een „overall" voor me te maken, was juist gezien. Dat is een pakje, dat alle jongens zou lijken. Van des morgens vroeg tot des avonds de hei op, naar het bosch om wierook te zoeken en klein Doruske, het kleine neefje van 3 jaar steeds bij me. Sommige dagen mocht ik met oom mee naar de stad, om voeder te halen; varkens naar de markt te bren gen of andere boodschappen te doen. Dat reisje duurde lang en we moesten ons haasten om voor etenstijd weer thuis te zijn. Al spoedig had oom bedacht, dat ik wel met de wagen vooruit kon gaan, en dan kwam hij wat later met de fiets, zoo iets spaart veel tijd voor hem; 's morgens vroeg uit bed. de knol voor de kar, soms 'n stuk of 6 varkens er in. en ik er bij. Ik •kon goed en wel over het hout kijken, maar 't was fijn. 't Paard wist zelf den weg wel te vin den. Soms dicht bij stad gekomen, kwam oom achter op. Hij zette de fiets bij mij op den wagen en kwam zelf naast me zitten. Stel jullie eens zoo'n wagen voor, zonder bok, alleen een vierkante bak. Dan deden we onze boodschappen. Oom sprong wel op de fiets en na een paar uurtjes gehobbeld te heb ben, kwam ik alleen weer thuis aan. Soms als het staan me verveelde, bond ik de teugels vast, en ging wat naast het paard loopen. Dit pretje maakte aan m'n heele vacantie een eind, maar ik zal het nooit vergeten. Maar alles komt een eind, ik moest zoetjesaan weer naar school. Va der en moeder kwamen me halen. Weer 's morgens vroeg met de knol op stap. 'k Geloof dat het een mal gezicht was; zoo'n groote kar en zoo'n kleine koetsier. Ik bleef op 't Stationsplein te Weert wach ten. Oom haalde aan de meelfabriek een paar zakken meel, een deken er over en de zetel van moeder was klaar. Ik zag de trein aankomen. Vader en moeder waren heel blij, toen ze mij zagen, en ik evenzoo. We reden naar huis en ik besteedde den dag om alles eens te laten zien. 's Middags moesten we de reis per fiets maken. Daar zou moeder nog wel meer over weten te vertellen. Ik dankte Tante en Oom en Ida het dienstmeisje voor alles wat ik genoten had. Doruske miste me het meest. In Weert aangekomen, zag ik de trein aan komen, een kaartje genomen en gauw er in. De terugreis was nifet zoo heel bijzon der. maar ik zat temet aldoor te slapen. Een ding weet ik nog, dat ze er thuis om vochten wie bij me mocht slapen. DE GOUDEN SCHOEN Er was eens een arme man. die geen geld had om brood te koopen voor zijn vrouw en kinderen. Ten einde raad. ging hij bij het beeld van Maria zijn nood kla gen Toen hij alles aan Maria verteld had, zei ze: „Hier heb je mijn gouden schoen, verkoop hem maar, en koop voor het geld maar brood voor u, uw vrouw en uwe kinderen." De arme man bedankte Maria en ging het eerst naar een goudsmidswinkel, en zei tegen de baas: „Hier heb ik een gou den schoen, wil je hem van me koopen!" En de arme man vertelde zijn wedervaren bij het beeld van Maria. De baas wou het niet gelooven. en zei: „Je hebt hem ge stolen!" En h ijliet de politie halen. Deze nam hem mee naar het politiebureau, waar hij al dadelijk aan een verhoor werd onderworpen. Zij zeiden: „Je hebt hem gestolen!" Een week daarna was de uit spraak. De arme man zou gedood worden. Hij mocht eerst nog een wensch doen. Hij wou. dat alle mensohen meegingen, naar het beeld van Maria. Dit werd hem toege staan. Toen hij bij het beeld van Maria was, begon hij zijn nood weer te klagen. En Maria zei: .Hier hebt ge ook mijn tweede schoen." Al de menschen zagen het en waren diep ontroerd. Zie vroegen den ar men man om vergeving. De arme man werd natuurlijk niet gedood maar in zijn eer hersteld. De twee gouden schoenen kreeg Maria weer aan haar voeten. En de menschen zorgden goed voor den armen man, zoodat hij nooit geen honger meer behoefde te lijden. WALEWEIN Een verhaal uit den Riddertijd door Ant 01de Kalter. V. Op dat oogenblik ging een der deuren open, welke zich aan het boveneinde der zaal bevonden, en trad Koningin Genove- re, omringd door hare dienaressen, de zaal binnen. Een purperrood kleed, van de fijn ste zijde vervaardigd, aan den hals geslo ten met diamanten knoopen, aan de mou wen omzoomd door het prachtigste bont, en om het middel nauw aangehaald door een met allerlei soorten edelgesteenten bezetten band, bedekte nagenoeg haar geheele liohaam. Haar kleine voetjes wa ren gestoken in half zilveren, half fluwee- len schoentjes, geheel door parels om rand. Een gouden kroontje, met fraai in gelegde diamanten, bedekte voor een deel haar prachtig blond haar, dat, natuurlijk krullend, tot op hare lenden nederhing. Aan haar kleine ranke vingertjes prijkte een schitterende ring, terwijl een arm band, van het zuiverste goud, om heur dunnen pols bevestigd wae. Een zijden sluier bedekte, tot ergernis van verschil lende ridders haar zeldzaam schoon ge laat. Allen verhieven zich van hunne zit plaatsen en bogen diep voor haar. Zij be antwoordde dezen groet door zachtjes met haar rechterhand te wuiven, kuste eerst haren Gemaal, keerde zich toen naar Per ceval. knikte, en stak hem haar hand toe, zeggende: „Ik bewonder nwen moed heer ridder, en wensch U geluk met den Hei'i- gen Schotel" De Graalkoning boog diep, kuste haar zachte handje en antwoordde: „Ik dank U, edele Vrouwe". Ondertusschen verrichtten de slaven on der Balbo's leiding met ijver hunnen ar beid. Heerlijke dranken en spijzen werden aangebracht. Zoodra de tafel gedekt was, verhief de Koning zich van ziin zetel; allen volgden zijn voorbeeld. Zijn oogen sluitende, maakte hij eerbiedig het toeken des Krui- ses, en bad tot Hem, die hun dit eten schonk, en tot de HePige Maagd Maria; allen baden zacht mede; na het korte maar oprecht gemeende gebed maakten allen wederom het toeken des kruises, en zetten zich vervolgens naar rang en ouder dom aan den overheerlijken disch. Vooral prior Cecarius liet zich het eten goed sma ken, niettegenstaande hij in zijn klooster het lekkerste eten gewoon was. En zou het niet? Malsch vleech van verschillende soorten wild; gevogelte; kalfsvleeschal lerlei soort visch en bovendien overvloedig wijn; kortom, het ontbrak den gasten aan niets. De meesten spraken tijdens het maal, geen woord; echter kon Keij, een ridder van Arthurs Tafelronde, die zoo nu en dan van terzijde een schalkschen blik op den prior wierp, niet nalaten, terwijl een oolijk glimlachje aan zijn gelaat een spot tende uitdrukking gaf tot deze laatste, die juist bezig was. zijn mond aan een tot den rand toe gevulden beker wijn te zetten, luid, zoodat allen het konden verstaan, te vragen: „Strijdt het niet met nw klooster regels, heer prior, uwen beker driemaal achtereen te ledigen?" De aangesprokene werd rood tot achter zijn van belletjes voorziene ooren, maar zich ras herstellen de, wierp hij zijn aanvaller een uitdagen- den blik toe. zeggende: ..Heeft de Heiland zelf geen water in wijn veranderd, ten einde dit aan de gasten een er bruiloft voor te zetten?" Keij zette het gesprek niet voort, doch verlustigde zich met een vet fazanten boutje; de Koning echter wierp den prior een goedkeurenden blik toe. die door de zen laatste met een zegevierend knikje werd in ontvangst genomen. Verder wer den er tusschen de aanzittenden tijdens het maal geen woorden gewisseld. Zoodra de gasten waren verzadigd, dankte de Ko ning wederom zijnen Heer met dezelfde gebeden, welke hij voor het maal had ge bezigd. Vervolgens schoten een tiental slaven toe, om de tafel te ontruimen, en eenige andere wanordelijkheden te herstellen: tafels werden verschoven, stoelen verzet, meerdere lichten ontstoken en het vuur opgerakeld. (Wordt vervolgd). MIJN BOKJE door Jannie v. d. Bosch. Ik had eens een bokje klein, Dat wou niet in zijn hokje zijn. Dat wou maar loopen, op de straat. Van 's morgens vroeg, tot 's avonds laat Nu is mijn bokje groot en sterk, En moe hij dikwijls aan 't werk. Nu moet hij mee, straat uit. straat in, Dat is hem heel niet naar zijn zin. De wagen is hem veel tc_ zwaar, Hij toont zich koppig, lui en naar, Nu zou voortaan dat bokje fijn, Veel liever in zijn hokje ziin!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8