DE LEIDSCHE COURANT MARIE EN DE JONGE WEDUWE Een verhaal van lief en leed. „Je werkt je dood zei Theodoor, tegen de k eine auto geleund, die hij juist met de tuinslang een grondige reiniging had doen ondergaan. „Zoo erg is het niet", antwoordde Mario Zij leek op haar broer, alleen dat ze veel ouder was en met de jaren corpulenter ge worden was, ..zoo doe ik het alle dagen, maar het schijnt dat je dat niet eens merkt!" „Ik bedoelde, dat je hu!p moest nemen, zoolang mijn verloofde op bezoek is. Het maakt zoo n rare indruk, als jij al het werk doet „En als ik me nu eens in alles bedienen lietZij wierp het tapijt, dat zij juist ge- k.opt had, over den schouder en verdween in huis. Zoodra zij echter binnen was, jiet zij het vallen en liep sne, terug. „Het is natuurlijk te laat, maar ge loof je. dat je werkelijk ge.ukkig met haar wordt 1" „Ben je gek? Wat wil je dan eigen lijk?" Hij trok de schouders op. „Ochik ben toch zoo ongerust! Al weken lang wordt er nergens anders over gesprokenmaar zal zij 't bij ons kun nen wennen? Zij is weduwe en uit betere kringen...." en haaat boo8 voegde Marie er aan toe: „achtbare menschen zijn wij ook Hij was een flinke man. Zijn rond ge zicht was glad en fijn geschoren. De fijn- gevormde mond gaf hem een eigenaardig voorkomen. „Maar.... waarom zou zij hier niet kunnen wennen?" Het is toch geze.- lig bij ons?".... De villa met haar erkers en gevels droeg een goed dak. Men zag de ramen van een wintertuin en achter het huis was een stuk grasland waar Marie haar boomgaard had en haar linnen bleekte. „Ik verzeker je, dat er in heel den omtrek geen betere te vin den isvan een vergissing kan geen sprake zijn". „Je bent geweldig verliefd. Maar goed. Doe wat je wil!Neem zoon waagstuk op jeGod zegene je.... Als jij Het wenscht, wensch ik het ookWij zijn het immers altijd eens geweest'1. Hij luisterde ternauwernood ...met in nerlijk oog volgde hij zijn verloofde op haar reis naar hier. Met iederen polss.ag met iederen ademtocht kwam zij hem na derzijn gezicht Êtraalde.Dat gaf de zuster een steek. Zij riep hem toe: „Waarom treuzelt ge nog? Je kunt veel beter aan het station wachten als hier. De auto is schitterend genoeg, om haar in de oogen te steken." Theodoor haalde jas en pet en draaide den motor aan. Het gaf een helsch spekta kel, Marie kende geen zenuwen, maar nu rende zij toch naar binnen, met de vingeis in de ooren. Zij maakte een grooten, al te bonten ruiker Maar hij bevie, haar. Over de tafel spreidde zij hagelwit, glan zend damast, daarover kwam een kleedje dat zij zelf gehaakt en geborduurd had. De lunch stond gereed, zij behoefde nog slechts de koffiekan te halen. Tenslotte k eedde ze zich feestelijk. Dat scheen haar het meest overbodigewat zocht zij in het salon, terwijl ze toch het souper ge reed te maken had? Maar, dat wist zij ook, al was zij nooit door iemand ge vraagd een bruidspaar had elkander al lerlei lievigheidjes mede te deeien en zij zou niet gemist worden, a.s zij zich in de keuken terugtrok. Had zij met verstandi ger gedaan, op tijd voor zich zelf te zor gen? Met de jonge vrouw kwam er veran dering in huis. Haar eigen uitzet zou ze meebrengenvreemde meubels zouden in huis komen neen, het oude tehuis zou het nooit meer zijn Nauwelijks had zij onder zulke terneer-* drukkende gedachten haar zijden japon aangetrokken, toen de schrille toon van de claxon de stilte verscheurde. Daar zijn ze! V.ug dacht ze na, waar ze zich verbergen kon!maar in verstandige zelfoverwin ning wachtte ze...,, nam de ruiker uit de vaas en hield ze met beide handen voor het kloppend hart Iets slanks, vrooüjks kwam uit het wa gentje te voorschijn. Een prettige stem weerklonk: „Je lieve zuster, nietwaar Theodoor?" Maria's oogen schitterden onder een sluier van ingehouden tranen. Maar de ver loofde bevie. haar. Zij was niet zoo jong als de foto deed vermoeden. Verstandig en ernstig zag ze er uit goed beschouwd kon men het als een eer beschouwen, dat een weduwe, haar broer koos. Marie ver dween met de haar eigen vlugheid om de groote koffiekan op de tafel te zetten. De twee bleven op de trap staan. „Je eerste schrede in het toekomstige te huis", mompelde Theodoor. Wist hij dan zoo zeker of deze toespeling opging?.... Plotse.ing dacht hij. aan de woorden van Marie: „zou Helga hier kunnen wennen?*' Juist toen zijn verloofde het huis bin nentrad, kwam hem de vervulling zijner droomen als iets ongelooflijks, iets onbe reikbaars voor. Helga greep zijn hand. „Jij moet me eerst eens overal rondleiden". De vestibule stond vol kasten. Maar geen mooie, lieve eerbiedwaardige, zooals oude dingen soms zijn. Achter de deur stond een zak aardappelen en bijna was zij in een kluit boter gestapt, die in bladeren gehuld op de steen lag. Theodoor deed de deur open. Het was goed, dat zij nu eenigszias voorbereid was. De kamers waren bijna leeg. Maar tusschen versleten huisraad, voor een bureau zag men een hyper-mo dern stalen stoel met blauw leer bekleed. Theodoor volgde de richting van haar oogen. „Een prachtig stuk, nietwaar? Daar verraste Marie mij mee." Alleen de laatste kamer was gezo lig. de groote slaapka mer. die sedert den dood der ouders onbe woond was. Theodoor bicef aan den drem pel staan, toen Helga uit de kamer terug keerde, stak hij haar verlegen de rechter hand toe. De kleine wintertuin scheen de jonge weduwe wel te bevallen. „Heb je een kachel hier? Ook mijn cactusp.anten zullen hier goed groeien evenals ik mij op de verzorging van al je bloemen verheug!" Marie's schaduw verscheen achter de ra menKon het een vergissing zijn, of was het een bitter, boos gezicht? Zij leidde het bezoek de keuken binnen, waar kisten en kasten volstonden met allerlei voorraad en in het sa.on opende zij met een trom- fantelijk gebaar de bibliotheek, om te ge nieten van Helga's verbazing; in plaats van met boeken waren de vakken gevuld met jampotten De bruid zag er nu bleek en vermoeid uit. Theodoor schonk koffie in haar kopje, legde iets op haar bord en drong haar met mannelijke beslistheid een g aasje likeur op. Zij waagde het niet meer rond te zien. Alleen wanneer zij Theodoor aankeek, dan trachtte zij te lachen; maar het ging o zoo moeilijk. Marie voerde het woord. Er moest toch iemand spreken. Dat het de verloofde hier niet beviel, maakte haar argwaan gaande en dat zij zich te goed achtte, spijs en drank aan te raken, trof haar bijzonder ge voelig. „Wi', je de koek niet eens proeven? Hij is volgens een oud recept klaar gemaakt.*' Door deze vriendelijke woorden heen klonk een bittere jalousie. „Waarom ben je gekomen?.. Mijn broer ontneem je me.... mijn bloemen wil je ook. en eigenlijk is al.es je veel te mini" Al minder en minder kon zij haar kwaad humeur verbergen.... meer en meer voel de zij haar jaloesie opvlammen.... ieder van haar woorden was een steek.... Helga verweerde zich zoo goed zij kon.... Tot het haar ook meesleurde.... Zonder iets te vermoeden zat Theodoor tusschen de beide vrouwen, die elkander dingen, waarvan hij de beteekenis niet zoo sne. begreep, met een laatste overblijfsel van fatsoen, maar telkens robder wordende hoofden toewierpen. In het schuldbesef, het gastrecht met voeten getreden te aeb- ben, snelde Marie de kamer uit. verborg zich in haar keuken, sloot deze aan beide zijden af om tenslotte in een weldoende tranenstroom uit te barsten. Theodoor stelde een wandeling in de stad voor. Helga oferde gaarne haar behoefte naar rust a.les was te prefereeren boven een verblijf in dit huis en toen hij haar arm in den zijnen schoof, trok zij hem niet terug. Iets in haar hart trok haar, zij voel de do*, de zachte, weekhartige man van haar hieldalles had rijn loop kunnen nemen, zelfs de woning had zij met haar eigen bezittingen mooier en prettiger ge- maak' maar God behoede iemand voor Marie! Zij leunde eenigszins zwaar op Theodoor's arm. zooals men ets omjc'emt, dat men spoedig los moet laten. Mocht hij zich vandaag nog vloien met een hoop morgen zou zij een of snder voorwendsel verzinnen dat zij van idee veranderd was., een brief was misschien het beste om aan alles een einde te maken. Zij passeerden het raadhuis met de mooie barokfigurenhe donker van overoude, overgroeide lanen ging voor hun blikken open. Bijna onder iederen boog, die een gedee'te van het marktplein begrensde zat onbeweeglijk een hond met gespitste ooren en bewaakte een winkel op den achter grond. Daar kwam reeds de apotheker aan gesneld: ..Uw dienaarmijn compli ment, juffrouw pardon, mevrouw Hoe bevalt het u bij ons? Wel aardig, niet waar?" Hij haalde een schaa tje bonbons dat hij voor zijn klanten gereed hield. Hel ga lachte, babbelde, snoepteZoo gauw de villa uit het oog was, voelde zij zich ver lost, bevrijd. Toon zei plotseling de apotheker: „En uw zuster laat zeker het nestje aan het jonge jaar?" „Hoe komt U er bij 1" antwoordde Theo door, „zij heeft niemand dan mij en het huis is groot genoeg voor ons allen". Morgen. morgen is alles uit! dacht Helga en het deed haar hart pijn. Ondertus8chen zat Marie in haar keuken. De tranen waren opgedroogd. De storm was veranderd in doffo stilte. Zij peins de# en peinsdeOnze Lieve Heer heeft iets met me voor, zei ze bij zich zelf. Haar behui.d gezicht vertoonde plotseling fijne, zachte trekken.... Den anderen morgen ging zij met het ontbijt naar de kamer van de jonge we duwe. Verschrikt vloog Helga uit de kus sens omhoog. „Ik heb me zeker versla pen maar je moet geen moeite voor me maken „O, dat is niets! Waarom niet? Werken is mijn lust en mijn leven. Ik ben niet zoo ontwikkeld als jij. Wat was mijn leven? Ik heb mij aan 't dagelijkseh werk gewoon gemaakt. Theodoor had me noodig. Als de kast ben ik.... of as de melkkanik druk me misschien gek uit. maar je weet wel, dat ik, daarmee bedoel, dat de toe stand, de orde van het huis in mij beli chaamd waren en daar ben ik ook nu nog goed voor. Met het gewone alleen, zonder hoogere ideëen en gedachten is een man zooals Theodoor niet tevreden. Hij droeg van oudsher iets ideaals in zich en thans, nu we beiden al een zijn, zeg ik het je nog een maal. en het is de heilige waarheid, dat ik je welkom heet!" Vertrouwelijk legde Marie den arm om haar hals en keek toon vragend in het ge- zich. Op <ft moment ontwaakt echter op nieuw een jaloersche gedachte. „Zul je ech ter ook veel van hem houden?" Haar tra nen begonnen te vloeien zoodat Helga's wangen er nat van werden. Eenigszins onwillig trok deze zich terug. Misschien wind je je op voor n:ets, ik ben immers nog niet eens vast besloten". „Neem je Theodoor niet? En is dat mijn schuld? Omdat ik herrie maak.... omdat ik een oude draak benomdat ik het verkeerd aangepakt heb?" „Laten we daar niet verder over spre ken", weerde Helga met de terughouding van haar gevoelige natuur eigen, „ik weet, dat je het heel goed meende, tenminste de kamer binnenkwam, en ik zal je daar altijd voor danken Danken? Wat wil ze daarmee zeggen? mopperde Marie, toen zij zich aan haar huise ijke bezigheden begafHet stof warrelt opzij had een doek als een tulband om het haar gebonden. Zij kwam voorbij een spiegel en staarde daarbij in een radeloos gezicht. Eer Helga gelegenheid had, om een goed voorwendsel te vinden, haar verloving af te breken st ede Theodoor haar voor haar zijn boomkweekerij te laten zien. Het was in de salon. Zij zat op den stalen stoel en hield een album op haar knieën. Theodoor legde haar de foto s uit die hij zelf genomen had. Ook ontwikkelde hij ze.f de platen. „Bijna iedereen heeft vermogen in zich nietwaar? Meer is het niet. De opnamen uit mijn kweekerij zijn het beet geslaagd, ik heb mo n.l. voorgenomen den grond, dien ik van mijn ouders erfde, beter to ex- ploiteeren. Öinds jaren ben ik daarmee bezig en het gaat steeds beier. Mijn blauw- dennen moet je zien.... Dat kun je me niet weigeren 1' Zoo stapten zij in de kleine auto. Marie voelde zich zonder.ing te mcede. Zij drukte Helga's hand, dat hei pyu deed. Haar bl'k ging haar door de ziei. De ander voelde het als een beklemming. Morgen ga ik.... zei ze bij zich zelf.... morgen ben je van me verlost.... maar gun me vandaag nog een paar goede uren.... Hot was een he.dere. licht koele Herfst dag, met veel zon. De teerblauwe hemel met slechts dunne wolkjes welfde zich m heerlijke klaarheid. De kweekerij leek een k.ein boach. Zóóveei ruimte was de boompjes toegewezen, dat elk op zich ze f zich volkomen ontwikkelen kon. Met een stokje beklopte Theodoot de stammen, die hem vaak niet tot den schouder reikten. Hij wist van alles te vertellen omtrent den aard en ontwikke ing van zijn pleegkinde ren. Ook met uitheemsche houtsoorten nam hij proeven en verzond ze wijd en zijd.... Meer en meer wond hij zich op.... de woorden stroomden hem van de lippen., de vrouw aan zijn zijde had hem liever dan ooit. „Deze jonge, teeie boompjes hebben mij den laat sten tijd aan jou doen den ken.... het was mij, als stond jij daar, zaoht wiegendterwijl je je naar me toe boog. Nu echter mag ik je toch behouden en je zult wortel slaan in den grond van mijn hart, waarin ik je verplaatst heb, niet waar?" Zijn genegenheid was op dit oogenb.ik zóó groot, dat het zijn aanvankelijke aar zeling overwon. De fijne, droevige lijn om zijn mond veranderde in een gelukkig lachje. HTj sloot haar, de eenigo, die hij niet wilde verliezen, heftig in de armen. Zij gaf zich over en legde vol vertrouwen het hoofd tegen zijn schouder. „Geweldig lief kan men je hebben en gehoor gevend aan een plotselinge op welling voegde zij er aan toe: „Ja,ik blijf,niets zal ons meer scheiden Op hetze.fde oogenblik echter maakte zij zich los uit zijn arm. „Kom nu! Dan, zoo verrast te worden hoor ik geen schreden?" „Neen, ik hoor niets!" Zij liet het hoofd zakkennadenkend luisterde zij: „Ik hoor schreden, die zich langzaam verwijderenblijven staan en zich verwijderen". „Droom je, lieveling?" Zij drong aan om nu heen te gaan. Theo door's zoekende, tastende stem omvatte haar hart. Zij sloot het. Het paar keerde in de stad terug. De honden waakten in do overdekte lanen, geen enke.e maakte aan stalten de vlugge auto na te snellen. De apotheker liep op het trottoir en nam zijn slappen hoed af. Eenige minuten later stop ten zij voor de villa. „Is Marie er niet?" Theodoor fronste het voorhoofd en voor het eerst kreeg hij arg waan, dat er iets niet in orde was tusschen beide vrouwen. „Ik sta altijd aan jouw zijde'", voegde hij er dapper aan toe. „Laat maar', 'zei Helga en dacht bij zich zelf: ik moet het met Marie uitvechten, want zoo bekrompen is ze eigenlijk niet. Van dit gesprek hangt met Gods hulp al les af. Maar waar bleef Marie? In de keu ken wachtte het middageten men behoefde het s echts in de kamer te brengen. De tafel was gedekt. Niets ontbrak. Er lag een brief. Men zag hem niet direct op hot witte damast. Theo door scheurde het enveloppe open. Helga hing aan zijn zijde. „Wat is dat nu Zij is weg. weg. Weet jij daar iets van?" Helga nam het papier. Haar gezicht werd vuurrood. De handen, d:e het papier als iets bijzonders en kostbaars vasthiel den, beefden licht. Zoo stond zij zwijgend. „Dat zij iemand zoon beleediging aan doetwegoopt.... haar bezittingen wil zij later halenzij gaat heen, om niet zwak te worden.... heb je ooit zooiets dwaas gehoord?" „Gehoord...." antwoordde Helga, „maar weet je dan niet meer, hoe wij in hot bosch gestaan hebben? Die zware, aarzelende schreden, dio ik meende te hooren, ik wed, dat zij toen van huis is gegaan. En een beleediging heeft zij er niet mee be doeldzoo kan men dat niet noemen.. maar een groote liefde 1 Dat geldt ook voor mij een beetje zij wilde het mij gemak- ke.ijker maken. „Daar begrijp ik geen woord van. Wat moet er dan gedaan worden?'" „Ze terughalen!" klonk het sterk en vroolijk uit ha"ar mond: „thans weet ik mijn weg. Ik haal je zusteren ik zal ze wel vinden BIJ DE VIOOLBOUWERS IN MITTENWALD HONDERD JAAR „VERSTROOIDE PROFESSOR" Een verdwijnend handwerk. Wanneer men over het bouwen van vio len spree&t dan deukt men onwillekeurig aan Utemona en toch is dit zoo verkeerd mogeiijk. L>e bloeitijd van den vioolbouw in Lremona ia voorbij. De groot Italiaanse he meesters Amau, Stradivarius en Guarneri zijn al lang dooa. En wanneer ergens een viool met byzou- der mooi klank6enaite aaugetruiten wordt, kan men er haast zeker van zijn, dat zy niet van Cremona maar uit Mitienwaid komt en alleen een oud kleurtje gekregon heeft, zoodat zij er uit ziet als oen eotite Cremoneesche. Mitienwaid is een klein plaatsje in Beie ren, gelegen tusschen het Wetterstein on Karwendelgebergte, er is daar sedert 200 jaar reeds een bekende vioohndustno ge vestigd, die in ooi sprong direct terug te voeren is op de oude Ltaliaansciie meesters. In dien tijd werd de later zoo beroemde Maihius Klok door zijn vader in Padua by een ltaliaansciie meester in ue loer gedaan. Na zijn terugkeer begon hij zeil vioien te bouwen die absoluut niet behoelden onder te doen voor die der Italiaansche meeste» s. Zyu traditie, die van vader op zoon, van. meester op leerjongen overging, leeft thaus nog verder in de werkplaatsen van Mit ten wald. Hoe lang nog.... dat is niet met zeker heid te zoggen. Evenals alle handwerk, be leeft cie vioolbouw momenteel ook een zwa re crisistijd. Üok op dit gebied is de al machtige industrie doorgedrongen. Zij ver vaardigt de violen machinaal, en gros als het ware, en brengt ze voor een prijs \an 25 uiet inbegrip van strijkstok, étui on vioolhars op ue markt, terwijl een goede, met de hand vervaardigde viool altijd f 60 tot 350 kost, hetgeen van het klankgehal te afhankelijk is. Deze som wordt begrijpelijk, wanneer men eens nagaat hoeveel arbeid, hoeveei „prutswerk" er aan een viool besteed moet worden, veel meer in ieder geval, dan men zich kan voorstellen, wanneer men zoon gracieus ding in de vingers houdt. Reeds het materieel vereischt veel tijd. Wanneer men meent, dat het hout direct verwerkt kan worden, heeft men het mis. Het gc zaagde en gesneden hout moet 10 tot 20 jaar in de open lucht liggen om langzaam te drogen. En hoeveel sooiten hout! Vooreerst ahornhout voor de rugzijde en de zijdeelen, dat vaak tot uit Bosnië en Roemenië gehaald wordt; dan grenenhout voor den bovenkant en tenslotte ebben hout uit Afrika of Oost-Indië voor de kin houder en do schroeven. Waarom juist de onderkant uit ahorn, de bovenkant en ook alleen deze uit grenenhout moeten bestaan, weet de vioolbouwer evenmin als wij. He1, is een beginsel dat natuurlijk recht van bestaan heeft, en dat door de ondervin ding gestaafd wordt. Het is echter een vaststaand feit, dat van de kwaliteit der bovenste plaat, het resonneerend gedeelte, voor het grootste gedeelte het klankgehalte afhankelijk is. Dit alles wordt zorgvuldig met de hand gezaagd en gesneden. Evenals do oudo Italiaansche meesters werken de vioolbou wers van Mittenwald volgens bepaalde vor men. De zijgedeelten worden over heet ijzer uitgebogen en dan aan den vorm bevestigd. Bodem en deksel worden precies naar den vorm geteekend en uitgesneden. Met een beitel worden de mooie welvingen uitge hold. die telkens door den vioolbouwer met een speciaal daarvoor Reconstrueerden pas ser gecontroleerd worden. Een echt moeilijk en geduld ei schend werk is hot snijden der omtrekken en het aanbrengen der versieringen en uitsnijdin gen. Verder is vooral niet te vergeten de kam. het staartstuk of de schroeven met de vei lengde stukken waarop de snaren gespan nen worden, hetgeen heel veel tijd vordert. En dan is de riool nog niet klaar. Zij ver huist nu naar het vertrek, waar rij gelakt wordt en waar zij maandenlang te samen met andere instrumenten te drogen wordt gehangen. Is zij dan gebeitst en gelakt en heeft zij dan haar eigenlijken klank gekre gen. dan kan zij de wereld in.... Heel dikwijls heeft men de vraag gesteld, waar toch wel het geheim van den wonder baren toon dor oude violen zou liggen er altijd meende men het te moeten zoeken in een bijzondere kunstgreep in de construc tie. Toch bestaat er geen geheim hierom trent. Het is niets anders, dan dat een goe Ibewerkte viool mettertijd vanzelf beter en beter wordt, wanneer zij voortdurend be speeld wordt en zich in goede handen be vindt. De toontrillingen die zich aan he< hout mededeelen, veranderen haar kwali teit en vervolmaken haar klankgehalte on toon. Mogelijk, dat over enkele eeuwen het een of ander instrument uit Mittenwald met tienduizenden guldens betaald zal wor denHoe verleidelijk dit vooruitzicht ook is, toch hebben de rioolbouwers uit Mittenwald er momentcel weinig voordeel van. Niemand koopt er iets van hen. Als men nu hoort, dat hier altijd nog meer dan 150 vioolbouwers werkzaam zijn, dan be grijpt men. dat zij met angst en vrees aan de toekomst denken. Velen hebben reed» naar iets anders moeten omzien. Ook de nakomelingen sterven uit. omdat de ouders hun kinderen „was Gescheidweres" d.i. „iets beters" laten leoren. Mittenwald heolt een uitstekende en bekende school voor vioolbouwers. Niet lang geleden telde zij nog 26 leerlingen. Doch maar drie van hon komen uit Mittenwald zelf, de anderen wa ren afkomstig van Zwitserland, Oostenrijk en andere Duitsche landen. De voornaamste bezienswaardigheid van Mittenwald is zijn museum voor vioolbouw waarvan ontegenzeggelijk het huis zelf wc het origineelste is. Hoe lang zal het nog duren dat men van den laatsten vioolbouwer uit Mittenw-ald spreken zal? Techniek en industrie doen alle moeite om een nieuwe overwinning over dezen ouden tak van huisindustrie te behalen. In 1830 verscheen de eerste anecdote over professor Neander. Het oorspronkelijk beeld vergeten door E. R. In het algemeen wordt aangenomen, dat de verstrooido profossor oen uitvind sel is, een fictieve figuur, dio overal zoo veel bijval vond, omdat de professoren dikwijls werkelijk zoo verstrooid zijn. Zij worden meestal te zeer door een bepaalde materie in beslag genomen, zoodat zij vaak hulpeloos staan tegenover de meest gewono alledaag8cho dingen. Do verstrooi- de professor is echter geen fictieve figuur, maar hij hoeft wel degelijk geleefd en do eerste, dio wij konnen ir professor August Neander, die in 1780 geboren werd on in 1850 stierf. Neander was een Jood van af komst. Hij werd geboren te Gottingen en heette David Mendel. Op 17-jarigen leeftijd liet hij zich doopen, ging over tot do Evan- oelisch-Luthersclio kerk. maakte een ver bazende carrière, vestigde zich als privaat docent, studeerde kerkelijk recht en werd een jaar daarop benoemd tot buitenge woon professor. In 1813 kwam hij als gewoon profoRRor aan de universiteit van Berlijn. Toen was David Mendel, dio den naam August Neander aangenomen had pas 24 jaar oud. Liter is hij lid van het consistorie dor pro vincie Brandenburg geworden en nadat hij talrijke geleerde werken uitgegeven had. stierf hij in 1850 to Berlijn. Deze geleerde was buitengewoon ver strooid. zóó zelfs, dat het zijn verstrooide collega's opviel. In 1830 bevatte oen hu moristisch blad do eernte anecdote over een verstrooido professor en allen, dio Neander kenden, wisten dat niemand an ders dan hij hier bedoeld kon zijn, want zóó verstrooid was niemand. Het was do geschiedenis van don verwisselden jas. Op zokoron morgen kwam Neander in het colletro, en bemerkte, dat hij zijn bril, die altijd in zim rechter jaszak stak, niet bij zioh had. Hij had namelijk een ver keerde jas aangetrokkenverzocht den studenten even te vrachten en ijlde naar huis. Daar nam hij zijn bril uit don goe den jas en stak hem in den zak van den jas. dien hij aanhad. Toen verwisseMo hij de jassen en was later zeer verbaasd, toen hij op zijn katheder gezeten weer in zijn zak greep en den bril niet vond Honderden anecdoten over Neander zijn verspreid, maar veel zijn natuurlijk maar verzonnen. Zoo beweert men, dat hij de parapluie zelf uitgevonden heeft om hem ergens te laten staan. Over zijn pa rapluie is trouwens ook nog een vermake lijk geval bekend. In een restaurant greep hij naar oen paranluio dio hom niet toebehoorde en werd er door den eigenaar attent op ge maakt. Neander had namelijk heelemaal geen parapluie meegenomen, maar zou die van zijn vrouw en zijn dochters in den win kel halen. Dat had hij verwisseld. Later, met drie parapluic's gewapend, ontmoet te hij den man weer. wiens parapluie hij in het restaurant mee had willen nemen en die hem" daarop spottend vroeg, of hij goede zaken gemaakt had. Op zekeren morgen, toen hij weer zijn lessenaar in het college besteeg, merkte hij dat hij zijn horloge vergeten had en stuurde een student naar ziin huis om het te halen. Juist toen de student in de deur stond, pakte Neander in zijn zak en.... het horloge kwam er uit. „Nu", zei hij tot den student, terwijl hij op het horloge keek: het is nu juist kwart over 9. u kunt om 10 minuten over half tien terug zijn." Dnar deze grappen, die gedeeltelijk echt gebeurd, gedeeltelijk verzonnen wa ren, over het heele rijk en spoedig over de heele wereld bekend waren, en geap precieerd wedden. maakten de anecdoten- schrijvers jacht op allerlei grappen en schreven alias wat hun inviel of wat zo hoorden over a«derc verstrooide professo ren aan prof. Neander toe en niet lang daarna werd hij niet ander meer "onoemd dan ,.de'" verstrooide professor. Men ver gat zelfs zim naam en hu bleef het gelief koosd middelpunt van allo humoristische bladen der wereld, tot op den huiditren dag. Natuurlijk werd er in den loop der" tijden schrikkelijk overdreven, want zoo verstrooid als sommivo professoren voor gesteld worden, zijn ze toch niet. al mag ook het laten staan van parapltiie's, over schoenen en andere dingen speciaal voor pro'essorcn zijn weggelegd. Wanneer men echter leest, dat dn „verstrooido professor" de theepot in bed locde en zelf op do kachel ging Z'tten en dat niet eerder bemerkte dan toen hij begon te zingen, dan is dat natuurlijk een reuzenoverdrijving, evengoed als din anec dote van den professor, die den kellner in de hand Rouwde en twee kwart es in het kwispeldoortje wierp. Maar de volgende episodes zouden toch echt gebeurd zijn. Professor Neander ging op zekeren dag uit en bevestigde een plaatje aan zijn deur. „Ben van 35 afwe zig. Wachten s.v.pl. Prof, Neander." Om vier uur. dus vroeger dan hii gedacht had kwam hij terug, las hot kaartje en ging op de trap zitten om on zichzelf te wachten. Of: op zekeren middag, toen hij naar gewoonte „Onder de Linden" wandelde, vroeg een vreemdeling hem of prof. Nean der hier niet in den omtrek woonde. „O ja", antwoordde do geleerde vriendelijk, „hij woont op No. 51 maar of hij thuis is, weet ik werkelijk niet." Hij woonde samen met zijn zuster Han- na, die buitengewoon goed voor hem zorgde. Op zekeren midag zocht de pro fessor een boek en klom daarvoor op een ladder. Deze was echter te kort en toen klauterde hij boven op de kachel. Daar bleef hij verschillende uren zitten lezen, zonder ook maar te vermoeden d-*t het heele huis in rep en roer was omdat de professor nergens te vinden was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 15