Prof.dr.DIETRICH VON Hl' DEBRAND VOOR „SANCTUS AUG TINUS" DONDERDAG 30 MAART 1933 DE LEIDSCHE COURANi TWEEDE BLAD PAG. 6 Wezen en doel der Universiteit, van katholiek standpunt bezien Do R. K. Studentenvcreeniging „Sanctus Augustinus" alhier heeft gisteravond, ter inleiding tot de viering van het achtste lus trum der veieeniging een hooggestemde bij eenkomst gehouden in hot Groot Audito rium der Leidsche Universiteit, voor welke bijeenkomst als spreker was uitgenoodigd prof. dr. Dietrich von Hildebrand, hooglee raar te München. Deze in katholieke kringen welbekende hoogleeraar hield een voordracht over: „Er- kenntnie und Gesamtein stel lung des Men- sohen'. Zeer velen hadden aan den oproep van het öanctus Augustinus-bestuur gehoor ge geven en gaven door hun -tegenwoordigheid blijk van belangstelling voor dit interes sante onderwerp. Onder de aanwezigen merkten we o.m. op den rector magnificus prof. dr. J. Hui- zinga, den secretaris van den Academischen Senaat prof. mr. D. van Blom, den pro secretaris van deh Senaat prof. dr. N. J. Krom, prof. N. van Wijk namens het I. S. S. Comité, prof. G. Welschen, O.P., prof. P. G. Groenen, moderator van de. Unie vaa R. K. Studentenvereenigingen in Neder land, rector R. J. J. Reynen, moderator van „Sanctus Augustinus'',-pastoor J. C. Vijver berg van de St. Jozefparochie en pater dra. B. do Goede, directeur der B. K. H.B S., do katholieke hoogleeraren dr. J. A. J. Barge en dr. G. C. Berg, verder de profes soren v. Vollenhoven, Wcnsinck en van Bommel, afgevaardigden van de zusterver enigingen Veritas uit Utrecht en Thomas Aquinas uit Amsterdam, en verder verte genwoordigers van het Leidsoh Studenten corps, de Ver. voor Vrouwelijke Studenten en alle andere Leidsche studentenvereem- gingen, benever»a vertegenwoordigers van de diverse facukeitea. OPENINGSWOORD PRAESES J. F. M. M0LKENB0ER. Te acht uur, toen de aanwezigen 'hunne plaatsen hadden ingenomen, sprak de prae- ses van „Sanctus Augustinus", de heer J. F. M. Molkenboer, het openingswoord. Spr. heette daarin met name verschei dene hierboven reeds genoemde aanwezigen hartelijk welkom en zette in het kort de beweogredenen uiteen, welke het bestuur van „Sanctus Augustinus" er toe geleid hebben dezen avond te organisoeren. Hot zal wol bekend zijn, aldus spr., dat do Vereeniging in Mei a.s. haar achtste lustrum hoopt te herdenken. Het leek het bestuur het beste om in deze tijden het lustrum niet op de eerste plaats te vieren met groote pracht en praal naar "buiten en met het organisoeren van groote feestelijk heden alleen. "Wanneer wij, vervolgt spr., vandaag rondom óns zien in de wereld, dan moeten wij constateeren een geweldigen chaos op alle gebied van one maatschappelijk leven. Het is thans niet aan de orde de. oorzaken hiervan op te sporen, maar wel is het een onloochenbaar feit, dat deze wanorde naar onze katholieke overtuiging zijn oorsprong vindt in het huidige universitaire leven. Een totaal ontbreken van leidende begin selen kan immers nimmer tot eenig goed resultaat leiden. In het Leid ach Universiteitsblad, wolk blad geboren is uit het zeer loffelijk stre ven om de gemeenschaps-idee aan onze universiteit aan te kweeken en te bevor deren kunnen wij bij iodor nummer een andere zijde van het Universiteitsprobleem belicht, zien, zoowel door professoren als studenten. Het woord „Universitas" treft men van daag aan den dag aan in talrijke bespre kingen over Universiteitsproblemen en tal rijk zijn de fouten, welke aan de huidige universiteit worden verweten. Het is geen „Universitas", doch „Diversitas". Maar het is niet op de eerste plaats de taak der studenten zelf om fouten, welke zeer zeker kleven aan de huidige Univer sitas rechtstreeks te verbeteren, want hier voor hebben we de hoogleeraren zelf en het is een verheugend feit. dat onlangs de Leid sche Rector Magnificus in eeri interview met een redacteur van ..De Leidsche Cou rant" o.m. zeide: „lm verband met het stre ven naar zakelijkheid en practische vakop leiding is een wijzen op de cultureelo be- tcekeni8 der Universiteit niet overbodig". Het geeft wel blijk, dat de Leidsche Ree tor Magnificus niet blind is voor de geva ren, welke do universiteit van vandaag be dreigen. Maar wel is het de taak der st»ï- dentcn zelf om aan de universiteit onderling dien band te vormen van eenheid in stre ven, om. als leden van de Civitas Academi ca, elkaar de hand te reiken bij het berei ken van een toch gemeenschappelijk doe! Nu is het tijd om de bakens te verzet ten en het is onverantwoordelijk thans om kleinigheden en futiliteiten de gemeenschap te verstoren, daar anders het gevaar geens zins denkbeeldig is te noemen, dat de stu denten zelf do oorzaak worden van den verkeerden toestand aan de Universiteit. Welke mogelijkheden staan er nog open "om de positie van de studenten gemeen schap te verbeteren en hoe vaak mislukken er pogingen door de apathie van de studen ten zelf. Een symptoom, dat de studen ten van vandaag de moeilijkheden onder de oogen willen zien, is het bestaan van het Nedorlandsch S. S. S. Comité, dat onder leiding van prof. van Wijk rijke beloften voor de toekomst inhoudt. Wij, katholieke studenten aan de Loid- scho universiteit, aldus vervolgt spr., wil len ons geenszins afziidig houden om de moeilijkheden mee te heipon onlossen, die er vele zijn op verschillend gebied. Wij hebben dan ook gemeend een eer- eten stap in deze richting to doen om ter Prof. Dr. DIETRICH VON HILDEBRAND gelegenheid van het lustrum deze voor dracht te orgamseeren, die toegankelijk is gesteld voor alle studenten en die, al moge de titel algemeen zijn gestold, het idee „Universitas" van katholiek standpunt zal belichten. Hierna richtte de heer Molkenboer zich tot prof. dr. von Hildebrand. Hij heette dezen gast van harte welkom en verheugde er zioh over, dat prof. Hildebrand zich op eerste aanvrage bereid verklaarde naar Leiden te willen komen. De titel van spr. s voordracht moge eenigszins algemeen zijn, spr. is overtuigd, dat het buitengewoon van belang is den grondslag van een vraagstuk in de eerste plaats te behandelen, waar zich de onbe tamelijkheid om de bijzaken naar voren te brengen los van de hoofdzaak zelfs in uni- versiteitskringen dreigt in te burgeren. Spr. herinnert er vervolgens aan, dat de meesten der Augustijnen prof. von Hilde brand reeds hebben leeren kennen uit zijn verklaringen over deze vraag in het boek „The University in a changing world' door het I. S. S. Comité gepubliceerd in Genève, gedurende den arbeid, die prof. von Hilde brand voor Pax Romana in ons land ver richt heeft en welke zeer op prijs wordt gesteld. Des te meer verheugde het spr. dezen avond het levendige woord van prof. von Hildebrand te mogen hooren. Hierna verleende de heer Molkenboer den spreker het woord tot het houden van zijn voordracht. REDE PROF. VON HILDEBRAND. Wezen en zin eener universiteit (hooge- schooi), aldus betoogde spr., zijn volgens hun natuur afhankelijk van het wezen van ochte kennis en echte wetenschap. De moderne universiteit gaat van een fundamenteele stelling uit, n.l., dat kennen een zelfstandige functie van den menscüe- lijken geest is, die van zijn wil, zijn mora liteit, van zijn wijsgeerig of zelfs van zijn religieus standpunt ouafhankelijk is en on afhankelijk moet zijn. De menschelijke keunis omvat verschil lende graden vanaf het eenvoudige ken nisnemen tot aan het diep wijsgeerig in zien, en met moet constateeren, dat het tot stand komen van onze kennis zich vol trekt buiten dien wil om. Maar toch bestaat er zooveel samenhang tusschen onze ken nis en ons algemeen stelling nemen, dat een isoleerèn van onze kennis onmogelijk is. Een verkeerde levensopvatting verblindt ons geestesoog, ons karakter kan ons in zicht in verschillend opzicht beinvloeden. De geschiedenis der dwaalleeren speciaal op filosofisch gebied toont duidelijk de zen samengiang aan. Een van de menschelijke eigenschappen, die de kennis negatief beinvloeden, is de denktraagheid, die het diep indringen in het wezen der dingen verhindert. Een ty pisch voorbeeld daarvan levert bet mate rialisme, dat zich slechts bezighoudt met hetgeen in het meest bekrompen gezichts veld ligt. Een tweede oorzaak, die onze kennis verduistert is de in hoogmoed wor telende ongeschiktheid om te luisteren paar wat de dingen zelf te „zeggen" hebben. Er zijn menschen, die tot de dingen gaan zon der dorst naar waarheid, doch veeleer vol zelfgenoegzaamheid. Zulke menschen zijn vóór-ingenómenon. Een typisch voorbeeld hiervan is het rationalisme, dat niet geloo- ven kan, dat er iets is tusschen hemel en aarde, wat zij met hun schoolwijsheid nog niet kennen. Nog erger is de vooropgezette meening, die zich kant tegen de objectiviteit der din gen. Dezulken kunnen zich niet laten in lichten, omdat zij in den grond niet willen zien. Dat zijn do sceptici, tegen wie geen argument bestand is. Tenslotte is er nog de aarzeling, om iets in te zien, een zeker wantrouwen in eigen kennis. Hieruit blijkt, dat een juiste le venshouding noodzakelijk is om onzen geest te bevrijden van belemmerende ban den. De liberale wetenschap voelt zich ook vrij van vóór-ingenome\iheid, doch dat is slechts schijn en berust op zelfbedrog. Wij verlangen meer, n.l. de ware vrijheid, wel ke slechts door een juist „grond-standpunt" wordt gegarandeerd. Dit juiste grond-stand- punt is te vinden in de katholieke leer om trent het wereldbeeld, zooals de openba ring ons heeft getoond. Een werkelijke ka tholiek is steeds een dorstige naai' de waarheid, een deemoedige, een methaphy- siek moedige, een geloovige. Wanneer een katholiek tegenspraak meent te ontdekken tusschen de geopenbaarde en de natuurlijke waarheid, zal hij overtuigd zijn, dat deze tegenspraak slechts schijnbaar is en zal hij dieper graven. Welk een boschermmiddei ligt daarin legen oppervlakkigheid. De katholiek weet te luisteren, hetgeen hem bewaren zal tegen overijlden systeem opbouw. Wanneer men van een juist grond-stand punt uitgaat, is daarmee met gezegd, dat men alleen daardoor een hoogen trap van wetenschap bereiken kan. Dat hangt verder van de begaafdheid af. Doch het katho liek-zijn is allerminst een belemmering van echte wetenschappelijkheid, ihtegendeel. Vandaar onze eisch tot instelling van Ka tholieke universiteiten, welken eisch wij stellen in naam van een werkelijk objectie- I ve wetenschap. Een katholieke universiteit zou geen zin hebben, als zij slechts een sa menvatting zou zijn van katholieke geleer den en onderzoekers, maar overigens m haar structuur het evenbeeld zou zijn der liberale universiteiten. De katholieke uni versiteit moet streven naar een van Chris tus geheel vervulde atmosfeer, zij moet een milieu van gebed zijn, zij moet in haar ge meenschapsleven door en door katholiek zijn. In haar navorschingen moet zij het natuurlijk kenbare en de geopenbaarde waarheid duidelijk uit elkander houden, maar het resultaat van een door het katho lieke grond-standpunt bevrijde en verloste kennis zal een dieper gaande zijn dan de moderne wetenschap. Laten wij ons niet bedriegen. Ook al wer ken eenige katholieke docenten aan een liberale universiteit, dan nog blijft de at mosfeer er anti-katholiek en katholieke studenten worden er vaak ingeënt met een valsche onbevooroordeeldheid en verliezen het katholieke grondstandpunt. Wordt tegenwoordig vaak van den stu dent meer zelfstandigheid geëischt ra een katholieke universiteit zal vastgehou den moeten worden aan een werkelijke be reidheid om te leeren, aan een deemoedig willen aanvaarden. Het moet een tijd vao rijpen zijn, van verdiepen en opnemen, waarbij de activiteit ligt in de verwerking van het opgenomene. Maar van den ande ren kant mag in een katholieke universiteit geen professorale waardigheid vertoond worden, welke de leeraren op ongenaak bare hoogten doet tronen buiten het bereik der studenten. Liefderijke leiding en diep gemeenschapsbewusfzijn, verankerd in den „godsdienst" van het zoeken naar de waar heid, moet leeraar met leerlingen verbin den. De universiteit mag niet de belachelijke pretentie hebben, het brandpunt van de we reld te zijn; de katholieke professoren mo gen niets weg hebben van dien z.g. profes sor, die de universiteit voor de heele we reld houdt en tegenover zijn vak vergeet, dat hij een mensch is, wiens eigenlijke be stemming is God te erkennen en lief te hebben. Want bij alle toewijding aan het eigen vak kan nooit één woord van Chris tus opgeheven worden Martha," Martha, gij bekommert u om vele dingen} slechts één is echter noodig. Toen het applaus op deze rede bedaard was, sprak de praeses van „Sanctus Augus tinus" een hartelijk woord van dank voor de woorden van prof. von Hildebrand, waarna hij alle aanwezigen dank zegde voor hunne belangstelling en de bijoen- komst sloot. Op het „Eigen Huis" aan het Rapenburg vereenigden zich na afloop tal van Augus tijnen met hun gast, prof. von Hildebrand, en een aantal genoodigden voor een in tieme bijeenkomst. DE „VERSCHIJNINGEN" TE BANNEUX. Er schijnt geen woord van waar. De vorige week hebben wii een relaas overgenomen uit den (Brusselsehen) „Standaard" betreffende wonderbare ver schoningen te Banneux bij Luik. Een redacteur van de „Eindhovensche en Meijerijsohe Courant" heeft de kwestie ter plaatse onderzocht. Zijn bevindingen te Banneux zijn van dien aard. dat er weinig twijfel meer be staat of het geheele verhaal in de „Stan daard" is verzonnen. Bij de familie Béco. Onze redacteur, aldus het Eindhoven sche blad trof te Banneux de geheele fa milie Béco thuis. De kinderen waren aan het wafelen eten ook de bevoorrechte Mariete, een stug en blijkbaar zeer onhebbelijk kindje, dat te onbeleefd was om aanvankelijk antwoord te geven op de vragön van onzen redac teur. Het begon pas te praten, toen haar moeder het dit uitdrukkelijk beval. Maar het wist niet veel te verteilen. De moeder wist er meer van dan 't kind zelf! We zullen niet alles meedeelen wat onze redacteur bij de Béco's ervoer. Alleen het volgende ter typeering. De vliet nabij den boschrand, waarvan de „Standaard"-reporter in zijn relaas spreekt, is een heel klein stroompje, vlak tegenover het woonhuis der Béco's, dat daar opborrelt, zooals dat in bergstreken het geval .is (Banneux ligt hoog in de buurt van Spa) en waarvan het water sa menstroomt in een door de familie Béco gegraven kuiltje, waaruit deze het voor de huishouding benoodigd water schept. Ten dage dor eerste verschijningen was het volop winter en het kuiltje stevig be vroren. Deze omstandigheid houdo men goed in het oog. wanneer men in het „Standaard" verhaal het volgende leest: De verschijning heeft driemaal het meis je geleid naar een kleine vliet waar de ouders het water gingen putten, nabij den boschkant. Onderweg van den voortuin van het huis tot aan de Ideine vliet hield de Verschijning driemaal stil en bad. Op den steen nabij de vliet zette de Verschij ning haar voet waarop een gouden roos glansde. De Verschijning boog zich over den armen waterput en liet haar rozen krans daarin glijden. Volgens de verklaring der moeder speel de zich deze geschiedenis aldus af. De H. Maagd verscheen aan het meisje, ging achterwaarts, wenkte het meisje met de oogen, dat haar, aan het putje volgde. Toen beval de Verschijning steeds achter uitgaande naar het putje aan het kind zijn handjes in "t (n.l. bevroren) putje te steken. Bij die gelegenheid liet het kind zijn rozenkrans dus niet de H. Maagd haar rozenkrans in het kuiltje vallen. In de ijskorst ontstond een klein gaatje, juist groot genoeg, om den rozen krans door te laten en deze kans te geven, om naar beneden te zakken! Op de vraag van onzen redacteur," na dat dit laatste door een der omstanders was verteld, hoe het kind, gezien deze ijs korst, gevolg kon geven aan de opdracht der verschijning: om zijn handjes in het water van 't kuiltje te steken, werd vader Béco boos en zei tot zijn vrouw: „vrouw, vertel dien mijnheer maar niets meer, an ders komt het nog gelijk verkeerd in de krant. Als mijnheer weten wil, hoe het is gegaan, moet hij de „Standaard" uit Brus sel maar lezen, daar staat liet allemaal in." Natuurlijk heeft het gerucht der ver schijningen weer véle lichtgeloovigen naar Banneux gelokt. Die komen daar vanzelf sprekend water drinken uit het putje, dat na de „verschijningen" door de familie Béco ten behoeve en ten gomakke van de pelgrims-drinkers, wat breeder en wat die per is uitgegraven! Ten gevolge waarvan het water troebel en ter oorzake van nog andere hier niet noembare omstandighe den, vies is. Maar de pelgrims drinken het. Onze redacteur had den indruk gekre gen, dat de familie Béco water uit het putje verkocht. Toen hij zich hiervan bij een groep pelgrims wilde vergewissen viel er op zijn vraag daarnaar een veelzeggend zwijgen in. Maar van de 25 door de „Standaard" vermelde genezingen, wilde onze redacteur het zijne hebben. Hij vroeg er kapelaan Jamin naar, hoe het daar nu mee zat. Kapelaan Jamin antwoordde: „Ja ziet u dat is nu juist het vervelende in deze genezingen-geschiedenis. Daar zijn zoo ongeveer 25 menschen aan de familie Béco komen vertellen, dat zij na het drinken van water uit het putje, genezen zijn of gunsten hebben bekomen, maar de familie Béco heeft natuurlijk vergeten naar hun namen te vragen en deze te no- teerett. Wij weten niet, wie de genezenen zijn." Ziedaar, de gebeurtenissen van Banneux Ziedaar, hoe soms „verschijningen" en „wonderbare genezingen" ontstaan 1 Hoe is het mogelijk, dat één verstandig mensch dat gelooven en één ernstig blad dat alles navertellen kan 11 LAND- EN TUINBOUW MEER BOTER DOOR DE MARGARINE? Waarschijnlijk met Ingang van Maandag a.s. Naar bet „Hbld." verneemt, moet zeer ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid der uitvaardiging van een ministerieel besluit, om met ingang van Maandag a.s. het voorgeschreven percen tage, dat door de margarine moet worden gemengd, te verhoogen van 25 op 40 pet. Er zal, door middel van den accijns, naar gestreefd worden, dat de prijs der 40 pct.- mélange niet of zeer weinig hooger zal zijn dan die der 25 pct.-mélange. Deze maatregel, waarvan wij do noodza kelijkheid reeds eenige malen zij het ook contre coeur bepleitten, is uit den aard der zaak een gevolg van de thans bij den dag toenemende -melkproductie (kalftijd der koeien en dus het intreden eener nieu we dactatie-periode), gepaard gaande met gedecimeerde export-mogelijkheden voor boter en kaas. De groote moeilijkheid is en wordt voor al aanstonds om door de groote hoeveel heden boter heen to komen, óók door die, welke geproduceerd zullen worden in de plaats van de volvette kaas, die thans als gevolg der jongste invoerrecht-verdrievou- diging in Duitschland, in sterk verminder de mate kan worden uitgevoerd. De overheid heeft moeten kiezen tus schen sterke verlaging van den crisis-boter- accijns, waardoor het verbruik sterk zou stijgen, doch minder geld in het steunfonds zou vloeien, en verhooging van het meng- percentage. De vraag is echter, of thans niet vele boter-consumenten mélange-eters zullen worden, want van „margarine" kan men bij 40 pet. niet meer spreken. Het is nu eenmaal een zeer moeilijke kwestie; laat ons hopen in het belang der boeren, die van een marktprijs van 47 cents per ki lo boter toch niet kunnen leven, dat dit een verstandige keuze zal blijken te zijn! BOTER IN KOELHUIZEN. Tot en met 5 April des avonds zes uur. De Crièis-Zinvelcentrale maakt bekend, dat tot en met Woensdag 5 April a.s, des avonds om zes uur boter in erkende koel huizen kan worden opgeslagen oftder de bepalingen van de binnenkort tot stand te komen regeling voor koelhuisboter. OEGSTGEEST. 25-JARIG AMBTS-JUBILEUM. Zaterdag 1 April zal de heer C. P. Paarde- kooper, hoofd onzer Kath. school, den dag herdenken, dat hij 25 jaar als hoofd bij het R K. onderwijs werk zaam is. Deze dag zal niet on gemerkt voorbijgaan. We mogen echter niet uit de school klappen en daarom volstaan-we met de mededeeling, dat Zaterdagochtend om acht uur een H. Mis tot zijne intentie zal worden opgedragen met alg. H. Communie der schoolkinderen. Na het behalen van de onderwijzersakte en verschillende andere bevoegdheden en het hulp-onderwijzersambt te hebben be kleed te Weesp en Leiden, werd in 1908 de heer Paardekooper benoemd tot hoofd der R. K. school te Zoeterwoude (Rijndijk), waar hij spoedig aller achting en sympathie had verworven, wat vooral tot uiting kwam door de groote, warme hulde die hem werd gebracht bij zijn vertrek in 1925 naar Oegstgeest. Acht jaar is de jubilaris nu verbonden aan onze school waar hij even eens met vaste hand de teugels in handen heeft. Zijn bekwaamheid in onderwijszaken zijn zoo algemeen bekend, dat een leidende functie in de vereeniging van schoolhoof den niet kon uitblijven. Zooals bekend mag worden verondersteld zal men n& Paschen beginnen met de ver bouwing en moderniseering van het school gebouw en kunnen wij voorzeker het school bestuur gelukkig prijzen, dat het zich bij de bespreking der bouwplannen heeft kun nen laten voorlichten door een man als de heer Paardekooper met rijpe ervaring, prac tische kennis en doorkneed in onderwijl- aangelegenheden, wiens adviezen inzake de verbouw en inrichting der schoollokalen men zeer zeker gaarne heeft gehoord en aanvaard. Wij spreken dan ook de wensch uit, dat de heer Paardekooper nog vele jaren in de vernieuwde school mag arbeiden tot vor ming van do Oegstgeester jeugd. HET MOOIE LENTEWEER. Het mooie lenteweer der laatste dagen is een voor den tijd van het jaar ongewoon en tot op zekere hoogte abnormaal ver schijnsel. Wel kan de maand Maart in sommige jaren eenige lentedagen brengen maar het is veel meer gewoonte, dat zij ons tal van koude dagen en buiig weer met Noord-Westelijken wind geeft. Daar bij komt, dat wij nu reeds de tweede pe riode van mooi en rustig weer in deze maand beleven. Het ligt dan ook voor de hand te den ken, dat daar iets bijzonders achter steekt En dit is ook werkelijk het geval. Wanneer wij in Maart koud en buiig weer hebben is de oorzaak een over ge heel Europa waaiende krachtige en koude luchtstroom, die uit het hooge Noorden komt. De hoogste luohtdrukking vindt men dan boven den Atlantisohen Oceaan, de lage drukking boven Oost- en Midden- Europa. Men moet daarbij wel in aanmer king nemen, dat in het voorjaar groote massa's koude lucht door het Noordpool gebied naar het Zuiden gespuid worden, een geheel normaal verschijnsel. De nu heerschende luchbdrukverdeelïng hooge druk over Midden-Europa, lage over den Atlantische Oceaan is dus ge heel in strijd met den voor dezen tijd nor malen toestand, daar zij gepaard gaat met Zuidelijke winden over de Westelijke dee- len van Europa en de afstrooming van koude luehtmassa's uit het hooge Noorden indien deze al mocht plaats hebben, langs een geheel anderen weg leidt, die niet over West-Europa voert. De gewone weg voor deze koude Noor delijke luchtstroomen is in dezen tijd van het jaar over Groenland en de Westelijke deelen van Europa. Gewoonlijk baant deze koude luchtstroom zich eerst een weg over Groenland naar het Zuiden terwijl een warm-vochtigo luchtstroom langs de West kust van ons werelddeel loopt. Er vormen zich dan in het seheidingsgebied tusschen deze twee luchtstroomen depressies, die ongestadig weer veroorzaken. Beide lucht stroomen verplaatsen zich gaandeweg in Oostelijke richting, waarvan het gevolg is, dat de koude Noordelijke stroom meer en meer West-Europa overstroomt. Dan krij gen wij het bekende koude voorjaarsweer. In den laa,tsten tijd kwamen dergelijke koude luchtstroomen hier bijna niet voor. Dit kan wijzen óf op een aanzienlijke ver zwakking van de afstrooming van koude lucht uit het poolgebied, óf op een zooda nig gewijzigde verdeeling van de lucht- drukking over Europa en den Atlantisohen Oceaan, dat de koude luchtstroomen een anderen weg dan do gewone zoeken. In beide gevallen gelof ik, dat wij te doen hebben met een verschijnsel van langeren duur en met de daaruit voortvloeiende kans, dat het weer nog langeren tijd een beide gevallen geloof, ik dat wij te doen abnormaal karakter zal dragen. Reeds eenigen tijd geleden heb ik ge wezen op de kans, dat de lente sterk ver vroegd zou worden. De tegen woordige weerstoestand is daarmede niet in tegen spraak. De geleidelijke daling van den ba rometer in de laatste dagen voorspelt een spoedige verandering (welke verandering inmiddels ingetreden is. Red.) maar dan toch niet in den zin van het doorkomen van een kouden Noordenwind.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6