ZATERDAG 11 MAART 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Jan v. Vliet, A 1 p h e 11. Dank je
wel Jan -voor de gezonden raadsels. Je
ziet, ik heb er direct werk van gemaakt.
Dag neefje!
Henk Stiphout, Leiden. Dat
opstelletje is niet slecht. Het is alleen
voor ons een beetje kort. Ik wil het nog
eens bewaren! Dag Henk! Groeten thuis!
Irma So höpping, Maastricht
Eindelijk hoor ik eens wat! Dank, je
Irma! Wat waren jullie opstandig bij dat
bewuste feest! Ik verwacht het beloofde
verhaal. Dag lief Nichtje! Hoor ik weer
eens gauw wat? Vei-tel eens iets van
Maastricht en omstreken! Dat interes
seert me altijd. Voor veertig jaar was ik
ook in jouw buurt. Daag!!
Nico Eevzevoort, Leiden.
Jouw verhaal laat ik de volgende week
plaatsen. Het komt precies goed bij het
eerste nummer van onzen grooten roman
„Walewijn" den stooren Graalridder uit
de Middeleeuwen. Dag Nico! 4
Kees v. d. Burg, A1 p h e n. Die
vervolgverhaaltjes lijken me wel Kees!
Zie vandaag eens! Dag Kees! Ik verwacht
de anderes stukjes!
Barend Ouwerkerk, Leiden.
Waarom zoo gauw geschreven Neefje!
Heb je zoo weinig tijd? Leer van mij
en onthoud dat je heele leven „het oog
wil ook wat hebben. Net geschreven en
met zorg afgeleverd, heeft heel wat voor.
Toch laat ik jouw versje na de noodige
correcties plaatsen. Dag BarendMaar
nog wat geduld
Rika en Anna It o m ij n, Noord-
w ij k e r h o u t. Heb je „Jansje Slof"
zelf gemaakt? Ik zou dat eens graag wil
len hooren. vóór ik het versje opneem en
„De Tweeling" van Annie, wordt vast ge
plaatst. Zie de volgende week of nu eens!
Dag lieve Nichtjes!
Nelly Zwetsloot, Warmond.
Als jij „Een blanke sneeuwklok" ge
dicht had, dan plaatste ik jou naast Alyda
Agterberg aan de redactioneele tafel,
maar nu zullen we dit nog eens uitstellen
tot later; tot je de Mulo hebt afgeloopen
en een paar jaartjes op de meisjes H.B.S.
gezeten hebt. Willen we dat eens afspre
ken. Dag Nelly! Groet ook zusje van me!
Truus de Haas, Leiden. Als
je gedichtjes wil leeren maken, moet je
beginnen met veel mooie gedichten te
lezen, en goed letten op maat en rijm.
Het eene en het andere moet met zorg
worden gemaakt. Daar ligt nog heel wat
van jou beste Truus! Daag! Met hand en
groet
Jacob Hoogervorst, Lange-
r a ar. Omdat je. zoo met zorg gewerkt
hebt en zoo keurig geschreven, laat ik
dit opstel de volgende week plaatsen. Zie
dan eens! Dag Jacob! Maak me de groe
ten aan je ouders!
Alie v. Werkhoven, en Cor van
Kesteren. Ik dank jullie wel voor
de raadsels en opstelletjes. Er ligt nog
een stapel copy. De raadsels worden ge
plaatstGeduld slechts! Dag jongens!
Groet Pa en Moe van me Alie!
Hierbij zullen we het voor vandaag la
ten temeer daar er heel wat copy te wach
ten ligt. Tot Zaterdag dan!
LEEST ALLEN „WALEWIJN"
VAN
ANT OLDEKALTER.
Oom W i m.
PLAAGGEESTEN
door Gerarda van Leeuwen.
,,'k Ben moe", zei baas van Pikkelaar,
„En 'k ga een dutje doen".
En hij viel op 'n bankje neer,
En soesde in 't plantsoen.
Daar kwpjnen stoute jongens aan.
Dis b©ndon aan 'n draad,
'n Dikko *p'n, toen juichten zij:
„Ha, krik 3©ns hoe dat gaat!"
Hup: op en nee-r, zóó kriebelt hij
Ik?p *!ap»*r in gezicht!
ió»»i Le-w»tje, ga jij nu maar je gang,
Nog dichter bij, héé dicht!
Da^r rw&m nog iemand dichter bij,
Vair dm werd. niet verwacht!
D'a raak1- de hengel»: tioopt! ki!
L/.e r&*Jrt it Wva niet zacht!
Die riep met luide booze stem:
„Wat doe jü daar. schavuit
Toen kreeg de arme Blaper rust.
En het spelletje uit.
(Voor de Grooten),
OM TE ONTHOUDEN.
Flora.
De wetenschap kent ongeveer 200.000
planten: een eeuw geleden kende men er
slechts 50.000. In de Middeleeuwen waren
de botanische wetenschappen zeer ontoe
reikend. In tegenstelling' daarmede was
Plinius, die in de eerste eeuw na Christus
leefde verder gevorderd: hij kende dui
zend planten, wat in zijn tijd iets heel
ongewoons was.
Het Christendom boekt de grootste
winsten in Voor- en Achter-lndië.
Uit de cijfers van de jongste volkstel
ling in Indië blijkt, dat in Indië 225 ver
schillende talen worden gesproken, waar
van alleen in het gebied van Assam en
Birmanië 150. Op een enkele uitzondering
na wordt, ieder van deze talen door min
stens twee millioen menschen gesproken.
Er zijn daar een twintigtal verschillende
schrijfwijzen en soorten van alfabet in
gebruik. Ruim 646.000 menschen spreken
een vreemde taal; door slechts 319.312
menschen wordt Engelsch gesproken.
Wat de verschillende godsdienstige ge
zindten betreft gaf de volkstelling de
volgende cijfers: Hindoes 68.2 procent,
hetgeen een toename beteekent van 1.04
procent: Mahomedanen 22.2 procent (toe
name 1.3 precent); Boedhisten 3.6 procent
(toename 1.05); Christenen 1.8 procent,
hetgeen een vermeerdering is van 13.25
pet.
In Engeland en Wales zijn in 1931 een
12.000 menschen overgegaan naar de Ka
tholieke Kerk?
Weet je, dat Engeland jaarlijks ruim
10.000 bekeerlingen heeft?
Maar weet je ook, dat Engeland nau
welijks 2 y2 millioen Katholieke inwoners
in totaal heeft, dus maar weinig meer dan
het kleine Nederland?
De overgroote meerderheid behoort nog
tot de Anglikaansche kerk. Ook al is het
aantal der bekeeringen op 't oogenblik
zéér gunstig, toch zal het 'bij dir tempo
nog heel lang duren voor heel Engeland
bekeerd is, en heelemaal den Katholieken
geest bezit.
Oom Wim.
WIE IS JARIG?
van 12 tot en met 18 Maart
12 Maart: Herman Goddijn, Anna van
Saksenstraat 8 bis, Leiden.
12 Maart: Net Soupart, H. Rijndijk 43,
Leiden.
12 Maart: Marietje v. d. Burg, 's Graven-
damscheweg 10, Piet Gijzenbrug.
13 Maart: Frans Houps. Geeregr. 24 Leiden
13 Maart: Joosje Hermans, Plantsoen 99
Leiden.
14 Maart: Bea Bernard, W. Singel 47,
Leiden.
15 «Ma-ar: M. v. Kesteren, Hoogstraat 40,
Voorhout.
15 Maart:Agatha v. Stein, Veursche
Stratweg 43, Voorschoten.
15 Maart: Dora v. d. Hoorn. B 339-R'veen.
16 Maart: Riek van Rijn, Öfwegen, Wou-
brugge BlSS
16 Maart: Jan Pastoors, Tulpenstraat 7,
Leiden.
18 Maart: Tonny Baljet, Hooge Rijndijk
99 B, Leiden.
18 Maart: Dora Bakker, Langeweg B 505,
Roelofarendsveen.
18 Maart: Piet v. d. Zwet, Voorkade 37,
Boskoop.
18 Maart: Helena Prins. Hoornstraat 2,
Alphen aan den Rijn.
Wie is Ml Voortaan den voornaam
voluit of ik neem den naam van de(n)
jarige niet meer op.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten
wil opgenomen zien, schrijve mij alsnog,
maar dan minstens 14 dagen voor het
verjaringsfeest. (Ik plaats alleen de na
men van schoolgaande kindeden) en zie
boven: denk aan den voornaam voluit te
schrijven
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Jan van Vliet, Alphen.
Raadsel I:
Mijn eerste is het hoofd van het Huis
gezin, zet men er een letter achter en ik
wordt 's middags aan tafel gebruikt.
Raadsel II:
Trek vijf van vijf af en houdt toch vijf
ever.
Raadsel III:
Ik besta uit een vrucht met een zeer
harde schil., keer mij om en ik ben een
jongensnaam?
Raadsel IV
Lk ben een huisdier, maar men vindt mij
veel op colder.
Raadsel V
Welke bakker bakt geen brood?
Raadsel VI:
Mijn eerste is in de Kerk, mijn tweede
vindt men in Ierland. Mijn geheel vindt
men op een kantoor.
Raadsel VII:
Mijn eerste valt in den Winter. Mijn
tweede wordt gebruikt om te schoppen
mijn geheel wordt in den winter gegooid.
Raadsel VIII:
Mijn eerste steekt men in een zakdoek;
mijn tweede zit aan den kop van een koe,
mijn geheel vindt men in Artis.
Raadsel IX:
Welke is de sterkste letter.
Raadsel X:
Ik zit om hetgeen een kip legt; men
vindt mij ook in de keukenkast. Wat be
doel ik?
De oplossingen niet opsturen. Deze
geef ik de volgende week zelf. Wie nog
een stel nieuwe raadsels weet, sture ze
op, met de oplossingen erbij op een apart
stuk papier.
Oom Wim.
OPLOSSINGEN VAN VERLEDEN
WEEK
ingestuurd door Jan Duindam (Nowdwijk).
Opl. I: Tusschen zijn geboorte en zijn
sterfdag.
Opl. II: Toorn Hoorn.
Opl. III: De paarden in de draaimolen.
Opl. IVDe bijenkorf.
Opl. VDie de grootste voeten hebben.
Opl. VI: Zijn eigen naam.
Opl. VII: Niet veel.
Opl. VIII: De hond liep niet aan beide
zijden maar aan één zijde.
Opl. IX: Niets.
Opl. XFrau-cules.
Opl. XI: Toeval.
Opl. XII: Zpepbel.
Opl. 13: Huisraad Raadhuis.
Opl. XIVDe regenboog.
Opl. XV: De laatste neemt den schotel
mét het ei, dat hij er op laat liggen?
GELUK OF TOEVAL
door Oom Wim,
II.
De slagers, die geen medelijden hebben,
zooals Janus en geen hartelijkheid zou
den toonen als Trui.
De koop is gesloten.
Bet is verkocht. Een vetweider heeft
Janus' koetje voor een zacht prijsje ge
kocht. Het bedrag heeft hij in een buil
gestopt en diep weggeborgen onder zijn
wollen trui.
Nog even heeft Janus naar Bet geke
ken, toen heeft ie ze een slag op de dij
gegeven en „arme Bet" gezegd en toen
heeft hij zich verwijderd met een traan in
het oog en een brok in de keel en is om
het verdriet te boven te komen een café
binnen gestapt, waar ie een glaasje bran
dewijn in één teug leeg dronk en een
tweede volgen liet.
En toengaat ie huiswaarts heen, en
zonder Bet vervolgt ie langzaam zijn weg.
De zon staat brandend boven zijn hoofd
En dat arme hoofd wordt moe van het
denken aan Bet. die achter bleef en een
maal zijn eigendom was. En zijn beenen
werden loom en zwaar en hij voelt zich te
moede, als een zwerver, die tenslotte ge
dachteloos zich voortsleept, tot zijn krach
ten het begeven en hij neervalt van ver
moeidheid naar lichaam en geest.
Gelukkig ziet Janus, even van den
straatweg aan den zoom van een dennen
bosch je een café, waar hij voor een wijle
rusten zal en waar een frissche dronk
hem kracht zal geven om verder te gaan.
HeL je wat te drinken voor me,
baas? Ik ben vermoeid van den langen
weg en van de zon, die blakert op mijn
hoofd.
Zeker, heb ik heerlijk bier in 't vat,
daf nu zeker smaken zal.
En Janus drinkt met volle teugen en
vertelt, zooals een eenvoudige, brave boer
vertellen kan van Bet en van de markt;
van het geld en waar hij het verborgen
heeft; van zijn Trui en zijn zorgen en van
alles, wat hem op het oogenblik voor den
geest komt, onbewust, van 't gevaar, dat
hem bedreigt. Ware hij minder oprecht en
meer wantrouwend en kende hij de wereld
beter, dan had hij het zien lichten in de
oogen van den /aard, toen hij sprak van
het geld en waar hij het bewaarde; dan
had hij de blikken opgevangen van ver
standhouding, die gewisseld werden, door
de twee ongure kerels, die in den hoek
van de kamer aan eenzelfde tafel te luis
teren zaten, danhad hij gezwegen en
was hij nooit binnen gekomen en had hij
nog minder gesproken van het geld, dat
hij bij zich droeg en dat weldra van be
zitter veranderden zou.
Kom baas, dat bier is goed. Geef nog
een glas en dan ga ik naar Trui.
Daar heeft de waard op gewaoht. Een
slaapdrankje gevoegd bij het bier, is even
gauw gedaan, als gezegd, en de boer
drinkt envalt binnen het kwartier in
een diepen, vasten slaap en droomt wis
voort zijn landelijken droom van bosch en
veld en gaard en vruchten zonder tal,
maar vooral, van zijn Bet, die ook in zijn
slaap hem zeker voor den geest komen
zal.
Hij slaapt en middelerwijl wordt hij
door het drietal van zijn geld beroofd.
Hij slaapt, tot de zon in het Westen is
ondergedaakL Met een zucht wordt hij
wakker enspringt op terwijl hij, ver
ward in het rond ziet, naar de gast.en, die
geen nota, naar het schijnt van hem ge
nomen hebben, en hem stilletjes zijn dutje
hebben laten doen.
Wat ben ik schuldig waard, ik moet
opstappen.
Het wordt al donker en de avond valt
zoo.
Maar wat is dat? Ik voel den buil niet
meer, waarin ik het geld verborg. Geef op
mijn ge-ld baas! ofik haal de politie.
Geef op, gij hebt het en niemand anders!
Ik zei, waar ik het gestoken had, en nie
mand dan jullie drieën was hier, toen ik
het zei.
Wat? Wat, durf je ons van diefstal te
betichten? Weg uit mijn huis, eer ik je
de ribben kraak in je ouwe karkas, weg.
(Slot volgt).
HOE HET MET EEN GRAPJE AFLIEP
door Theo Kramp.
Heintje, het zoontje van een weduwe,
liep zich te vervelen. Niet dat hij anders
zoo druk was, o. nee! hij deed 'z'n moeder
meer verdriet dan gemak. Hij wandelde
het dorp wat rond, en op z'n wandeling
kwam hij langs baas van Stolm die kas
tanjes op het vuur pofte en verkocht.
He. baas, geef mij d'r een paar, riep
Hein? Kim je begrijpen bromde van Stolm
Wat een gierigaard dacht Heintje, maar
ik zal hem wel krijgen! Hij voelde is in
zijn zakken, diepte er een stuk touw uit
op, en wachtte tot van Stolm naar bin
nen ging. Eindelijk ging hij even weg en
Hein bond het touw vast aan een bakkers
wagen en aan de steel van de koekepan
en liep toen hard weg. Om den hoek van
de straat wachtte hij en keek naar de
dingen die komen zouden.
Daar stapte de bakker in z'n wagen en
zette Bles aan en met een flink drafje
reed hij de dorpstraat uit. Juist kwam van
Stolm buiten en toen ie z'n pan achter
den wagen zag huppelen vloog hij den
wagen actherna. Bakker, bakker, bakker
tje geef m'n pan terug, riep van Stolm.
Eindelijk hield de bakker z'n wagen in
en stapte uit. Daar kwam van Stolm aan
vliegen. Maar goede manbegon de
bakker, maar meteen vloog hij achteruit,
want hij zag dat van Stolm een mes
pakte.
Maar het was van Stolm niet te doen
om den bakker het hoekje om te helpen
maar om het touw door te snijden, en rood
van woede stapte ie nu weg met z'n pan
in de eene hand.
Terwijl van Stolm den bakker achterna
liep, had Hein de kastanjes bemachtigd
en zat ze smakelijk op te eten.
Zachtjes sloop van Stolm naar hem
toe, pakte 'm bij zijn kraag, lei 'm over
z'n knie, en gaf 'm met de pak op z'n
broek
En als Hein voortaan kastanjes zag,
voeldei hij altijd pijn. Waar ergens?
EEN GELUK BIJ EEN ONGELUK
door Kees van der Burgt
I.
Ik had de griep gehad, doch de tempe
ratuur bleef hoog staan en ik mocht er
niet uit. Ik had niets te doen, en daarom
vroeg ik de Mecano-doos van Piet Ver-
kleij. een neefje van mij. Ik zeide zoolang
tot ik mijn zin kreeg. Ik had ze 'n paar
dagen gehad, toen werd ik beter. Doch in
den zomer moest ik weg voor mijn gezond
heid. Waar naar toe wisten wij nog niet.
Naar een vacantie-kolonie of naar een
neef van moe in Limburg? Tot dit laatste
werd besloten. Ik zou 's morgecis om
kwart over 7 met de trein weggaan. Va
der zou me wegbrengen. Ik had al mijn
goed ingepakt, en ging dus met de boemel
naar Utrecht. Ik keek mijn oogen uit, wat
'n station!! Nu met de sneltrein naar
Den Bosch. Even eten in een hotel, en ja
wat toen, vader had op zijn spoorboekje
gekeken en wij moesten een uur wachten.
Ik genoot alleen al door het kijken van
reclame- fen. Dc tijd vloog om en toen
de sneltrein kwam, gingen we rechtdoor
naar Weert. We hadden afgesproken, dat
oom ons zou afhalen, maar we zagen hem
niet. Maar vader wist wel raadeven een
fiets huren, maar jawel dat ging zoomaar
niet. Vader moest zijn horloge tot pand
geven. Van een fiets voorzien vervolgden
wij onzen tocht. Waar naar toe, we na
men den eersten, den besten weg. Het
was ongeveer twee uur loo en Maar denk nu
niet dat we fietsen konden, 't was mee:
gat dan weg. Dat kan je in Holland niet
begrijpen.
We kwamen met veel gehobbel en ge-
stoot aan een huis en vroegen of ze een
Wesseling wisten te wonen. Ze wisten wel
wat, maar wat ze wisten konden wij niet
verstaan, zoo n taal leeren wij op de U.
L. O. niet. Ik kon er tenminste geen touw
aan vastknoopen. We horredden verder,
ik achter op de fiests was al bijna beursch
Dan weer eens op en dan weer eens van
de fiets, bereikten we eindelijk een wit
kerkje. Wat lag dat daar mooi op de hei.
(Wordt vervolgd.)
EEN NARE MIDDAG
door Cor de Haas.
Het was Dinsdags 12 uur. De jongens
van de 3de klas sprongen blij naar bui
ten. „Jongens, fijn ijsvrij", riep Piet! met
een opgewekte stem, wie gaat er vanmid
dag mee naar de polders?
Ik. ik, riepen een aantal stemmen. Dus
afgesproken, om 2 uur bij de pomp!
Het was 2 uur. Wat was het een drukte
bij de pomp!
Piet en ook de anderen hadden hun
schaatsen meegenomen. „Nu j'ongens,
riep Piet, zijn jullie gereed? „Ja", riepen
ze tegelijk als uit een mond! Eindelijk
waren ze bij de polders aangekomen. Ze
hadden him schaatsen vlug aangebonden
Nu jongens vooruit, riep Piet, en daar
ging het. Ze reden eerst de sloot af, toen
kwamen ze bij een meer. Hierin waren
verscheidene zwakke plekken. In het mid
den van het meer stond een bord „Ge
vaarlijk"! Dus mochten zij er niet komen.
Piet was nog al onvoorzichtig! Jongens
riep hij, zou ik niet over die zwakke plek
ken durven rijden? De jongens raadden
het hem sterk af. Maar Piet luisterde niet
en ging tooh.
Piet nam een vaartje en daar ging hij.
Eerst ging het goed, maar toen hij te diohfc
bij het bord kwam ging het eensklaps
krak! En de jongens zagen Piet door het
ijs zakken! Help! help! riep Piet maar
de jongens konden hem niet helpen. Een
der jongens kreeg een inval. Hij liep hard
naar een in aanbouw zijnd gebouw. Hij
vroeg aan de werklieden met hem mee
te gaan. Deze weigerden dit niet en gin
gen met hem mee, met een paar planken
en touwen bij zich. Toen ze daar aange
komen waren zagen ze dat Piet's hoofd
nog net boven was.
Vlug legden ze de planken neer, en
konden Piet er uit halen. Ze zagen dat
Piet bewusteloos was en pasten de kunst
matige ademhaling toe. Een der mannen
belde de eerste hulpdienst op. Deze was
spoedig ter plaatse. Piet, die ondertus-
söhen bij was gekomen, werd voorziohtig
in de auto geplaatst en daar ging heb
naar Piet zijn huis. Toen zij daar aanbel
den, deed de moeder van Piet verschrikt
open. De dokter echter stelde haar go-
rust met de woorden: „het is niet zoo
erg" wat haar geruststelde. De dokter
legde hem voorziohtig in bed. Toen hij
wegging, zeide hij tegen de moeder, dat
hij den volgenden ochtend kwam kijken,
hoe het stond.
Toen de dokter weer kwam, zag hij dat
Piet zware longontsteking had. Dit zou
verscheidene maanden duren. De jongens
kwamen hem dikwijls bezoeken en ook de
meester.
Na eenige maanden kwam Piet op
school. Hij werd met vreugde ontvangen.
Nu had Piet zijn onvoorzichtigheid afge
leerd, en ook voorgoed.
J0 EN DO.
door Truus de Haas.
XII.
Een Aprilgrap.
Het was 31 Maart, en Jo en Do's vrien
dinnen zaten op een kamer heur plannen
te smeden voor 1 April. Zeg, komen jul
lie eens hier Jo, ik weet een reuze leuke
mop voor 1 April. Ja. zeg! vertel het eens
vielen de anderen bij. Nu luister dan: De
groote bel die geluid wordt 's morgens bij
het. opstaan en 's middags voor het aan
tafel gaan, halen wij de klepel uit en
wanneer dan des morgens de juffrouw
flink aan de bel wil luiden, om ons allen
om 7 uur te wekken om op te staan, dan
hoort zij niets en ze laten ons fijn een
uurtje uitslapen." Nou dat plan vond lui
de bijvalsbetuigingen en ze spraken af
om 's avonds voor ze zouden gaan sla
pen het plan ten uitvoer tc brengen.
't Bracht wel veel lastigheden mee, maar
zij waren met zijn tweeën en zouden alles
zoo stil mogelijk doen. 't Was reeds avond
en. de Juffrouw Stube die om half tien
rond gegaan was om zich te overtuigen,
dat alles slie-o en in orde was, ging daar
ze geen geluid meer vernam, naar bene
den, naar haar eigen slaapvertrek.
(Wordt vervolgd).