DE BEGROOTINGSDEBATTEN
IN DEN LEIDSCHEN RAAD
DE REPLIEKEN BEGONNEN
MIXED-FRUIT
DINSDAG 28 FEBRUARI 1933
DE UrIr,S°FE COUP A NT
TWEEDE BLAD PAG. fi
DUEL VAN SOCIALIST MET COMMUNIST.
Wijziging van het reglement van orde ia noodig.
Inzake het verwijt, dat er een slaaf-
sche eenstemigheid heerscht in de S. D.
A. P. verdedigt spr. de groote waarde der
eenheid en hij sluit zich aan bij het ge
zegde van een der socialistische leiders,
dat het beter is met de arbeiders te dwa
len dan tegenover de arbeiders gelijk te
hebben.
Spr. heeft zich verbaasd over de eco
nomische theorieën van den heer Bosman.
Lage loonen kunnen geen redmiddel zijn
om uit de crisis te geraken, omdat het con
sumptievermogen daardoor verlaagd wordt
Men heelt gewezen op het voorbeeld van
de Arbeiderspers. In 't algemeen moet men
zelf doen wat men verkondigt. Doch de
„Arbeiderspers" is gezwicht voor de twee
de loonsverlaging in de typographie. Spr.
vindt dat jammer, doch kan niet beoor-
deelen of de financieele toestand van de
„Arbeiderspers daartoe niet drong.
De heer Wilmer: Zoo besoheiden
moest u meer zijn, meneer v. Eek.
De heer v. Eek: De „Arbeiderspers"
moet rekening houden met de werkelijk-
he'd. moet kunnen conourreeren.
De heer Wilbrink: Wat 'n armzalige
argumenten.
De heer v. Eek: Men mag van de „Ar
beiderspers' niet het onmogelijke eischen.
De heer Knuttel heeft de S.D.A.P. aan
gevallen; dat is jammer, omdat spr. altijd
nog weet een soort band tusschen de so
cialisten en de communisten. De communis
tische tactiek om wantrouwen te zaaien ia
een gevaarlijk wapen. In tegenstelling met
het communisme, dat slechts afbreekt, wil
spr. opbouwen, organisatorisch werken, wat
den communisten nog steeds niet gelukt ia.
De heer Knuttel: Waar haalt u toch
al die onzin vandaan. (De voorz. hamert).
De heer v. Eek: Wat organisatorischen
arbeid betreft kunnen de communisten
slechts verwijzen naar Rusland. Doch Rus
land kan geen voorbeeld zijn voor de rest
van de wereld. In Rusland keerschte geheel
andere toestanden; daar was geen bour
geoisie. Toen men den tsaar van zijn macht
had beroofd, zakte het kapitalisme vanzelf
in elkaar. De heer Knuttel strijdt nu voor
vrijheid van drukpers en wil de Tribune
toelaten tot de leeszaal. Maar als het com
munisme hier komt is het uit met die vrij
heid, zal de Tribune alleen toegelaten zijn
in de leeszaal. De communisten voeren een
geweldig oppervlakkige propaganda. Zij
achten slechts een gewelddadige oplossing
mogelijk. Dat is het groote verschil met de
6.D.A.P.
Voor Nederland deugt de ge weid tactiek
niet; geweld zou de val van het kapitalisme
eerder vertragen dan verhaasten. Verkeerd
is ook de tactiek van het communisme om
den godsdienst te bestrijden.
De heer Knuttel: Leest u Marx en
Engels wel eens na?
De heer v. Eek: Marx en Engels zijn
niet in ieder opzicht autoriteiten voor mij.
De heer Knuttel: Neen, ik geloof zelfs
in geen enkel opzicht.
De heer v. Eek ziet geen heil in op
bouw van het socialisme op een uitgemer
geld proletariaat. Daarom zal spr. het ka
pitalisme steunen, voorzoover dat de arbei
ders voedt, zoolang het socialisme nog niet
kan worden ingevoerd. Het socialisme zaJ
komen zoodra de mensohbeid daartoe
lijp is.
Daarna bespreekt spr. nogmaals zijn voor
stellen en bepaalt hij zijn standpunt t.o.v.
de voorstellen van anderen. Indien de raad
xijn voorstel inzake de verlaagde electrici-
teits- en gastarieven voor de werkloozen
wil aannemen, is hij bereid zijn voorstel
omtrent verlaging der meterhuren terug te
nemen, om het den wethouders niet al te
lastig te maken.
Mevr. Braggaar-de Does dringt o.a.
aan op ruimere moederschapszorg en zui
gelingenzorg, en op de aanstelling van een
vol-gesalarieerde vrouwelijke kracht bij de
politie. Zij ontwikkelt verder weer haar ge
dachten over ket consultatie-bureau voor
moeilijke kinderen (waarbij zij gelegenheid
vindt te protesteeren tegen de h.i. licht
vaardige bestrijding door dr. v. Es); haar
voorstel inzake de subsidie aan dat bureau
wil zij in praeadvies geven. Inzake M. H.
constateert spr. thans geen scherpe protes
ten tegen haar critiek op dat college. Zou
men thans erkennen, dat zij verleden jaar
ook de waarheid heeft gesproken? Maar
dan heeft zij recht, op rehabilitatie, waar
van zij tot nu toe evenwel niets gehoord
heeft.
H.i. heeft zij te weinig antwoord gekre
gen van den wethouder of van het col
lege, dat immers solidair is met hem
op enkele van haar vragen. Waarom heeft
de heer Knuttel niet over M. H. gesproken?
Zij ging nog eens in op deze materie, be
twijfelend, dat de reorganisatie-commissie
alles zal behandelen, wat zij te berde
bracht. Als dit zoo is, gaat de commissie
feitelijk buiten de opdracht, al heeft zij
daartegen geen bezwaar. Ook beklaagt zij
zich over het optreden van den wethouder
op een vergadering van M. H. en over een
uitlating van deze over een partijgenoot
van spr.
De heer Wilmer spreekt zijn waardee
ring uit over de wijze waarop B. en W. bun
beleid hebben uiteengezet. Wethouder Ro-
mijn heeft aan spr. het bewijs gevraagd
van zijn beschuldiging, dat de wethouder
teveel rekenmeester is geweest. Spr. heeft
echter geen beschuldiging geuit, doch den
wethouder slechts gewaarschuwd teeen het
„teveel-rekenmeester-spelen". Aanleiding
tot die waarschuwing was de gemotiveerde
vrees dat het zoover wel eens kon komen.
Gemotiveerd o.a. door de houding van den
wethouder tegenover het gewijzigde voor-
stel-Elkerbout. die allosn van de wefchou-
ders tegenstemde. Spr. hoopt evenwel dat
zijn waarschuwing overbodig is geweest.
Wethouder Goslinga heeft concentree-
rende reorganisatie zonder dat er slacht- I
offers vallen een onmogelijkheid genoemd.
Spr. wenschte echter geen bezuiniging ab
soluut zonder ontslag; hij dacht aan pen-
sioengerechtigden. Al had hij dat ge- I
wenscht, dan nog zou dat geen onmogelijk
heid zijn, want het is hier reeds gebeurd,
zooals bij de Bank van Leening. waar con-
oentreerende bezuiniging is ingevoerd zon
der ontslag. En bij de reorganisatie van het
openbaar lager onderwijs.
Inzake het voorstel-v. Stralen omtrent de
verstrekking van een waarde-bon voor
brandstoffen, merkt spr. op, dat, als de heer
v. Stralen er prijs op stelt om iets te be
reiken, hij zijn voorstel moet intrekken en
tevreden zijn met de toezegging van den
wethoudec, dat de kwaliteit der kolen zal
worden verbeterd. Aan de andere voorstel-
len-v. Stralen zal spr. zijn stem slechts ge
ven, als er kans bestond, dat de regeering
er mee accoord gaat. Het nut van het voor
ste!-Kuyper inzake de- losse werklieden be
twijfelt spr. Het gaat hier slechts om 4 per
sonen.
Op de breede principieele beschouwingen
van den heer v. Eek zal spr. niet diep in
gaan. Hij vreest, dat de heer v. Eek het
type zal worden van de S.D.A.P. in ons
land. Dat zou jammer zijn, want dan weet
men niet, wat men aan de partij heeft.
Hij wil geen rekening houden met de
economische omstandigheden behalve daar
waar de S.D.A.P. de macht heeft.
De heer v. Eek keurt de tactiek van den
heer Knuttel af, doch een afkeuring van
een geweld-politiek in 't algemeen heeft
spr. niet gehoord. Voor Nederland deugt de
godsdienstbestrijding niet, doek keurt hij
alle godsdienstbestrijding af?
Do heer v. Eek: Dat blijkt uit mijn heele
betoog.
De heer Wilmer: Dat verheugt mii.
Ook verheugt het spr., dat de heer v. Eek
al zoover is gekomen, dat hij het een vraag
acht, of degenen die een godsdienstige over
tuiging hebben, in de soc. kringen wel
thuis hooren. Voor ons is dat allang geen
vraag meer.
Tenslotte maakt. spr. de opmerking en
hij heeft de pretentie dit te doen namen*
95 pet. der bevolking dat als de partijen
er niet in slagen, om een middel te
vinden tot bekorting der debatten, het zeer
wenschelijk zal zijn, zoo niet noodzakelijk,
een zoodanige wijziging in het reglement
van orde aan te brengen, dat een dergelijke
wijdloopige behandeling der begroobtng
wordt voorkomen.
Daarna schorsing tot 's avonds 8 uur.
AVONDZITTING.
Na heropening der zitting te 8 uur is het
woord aan den heer Eikerbout, die
nogmaa ls den wethouder van soc. zake a
gemis aan soepelheid verwijt, naar aanlei
ding van eenige recente feiten. Met den
heer v. Eek verschilt spr., in dit opzicht,
dat hij geen moties handhaaft, die toch ve:-
worpen worden.
Tegenover den heer v. Eek betwist hij.
dat de christelijke arbeiders zich achter
het kapitalisme scharen. Zij hechten geen
geloof aan het socialisme, volgen eigen lei
ding, ofschoon er zoo nu en dan wel ©ens
samenwerking mogelijk is.
De heer V e r w e y acht het in tegenstel
ling tot den heer Donders wel practisch
mogelijk, om nu reeds ©en begin te makeu
met de omzetting der L. D. M. in een ge
meentebedrijf. In 1925 was spr. tegen
naasting, thans niet meer, zoodat er alle
aanleiding is om nu voorbereidende maat
regelen te treffen, om over eenige jaren tot
naasting over te gaan.
Hij breekt vervolgens ©en lans voor bot
doen uitvoeren van verschillende groote
productieve werken, welke hij wil financip-
ren door middel van een leening. Men moet
niet te zuinig zijn met de personeelbezei-
ting bij de gemeentebedrijven en van con-
oentreerende bezuiniging verwacht hij wei
nig. Wanneer spr. het voorstel tot herclas-
sificatie inzake de gemeentefondsbelasting
zou accepteeren, zou hij daarmee het re-
geeringsbeleid steunen, wat van hem niet
kan worden verwacht. Een sluitende be
grooting is goed, maar niet elk middel
daartoe is goed.
Wethouder R o m ij n: Hoe wilt u dan
aan geld komen?
De heer Verwey meent, dat de christe
lijke democratie hierop neerkomt, dat men
in goede tijden zich zoo lang mogelijk ver
zet tegen loonsverhooging, maar in slechte
tijden aandringt op zoo snel mogelijke
loonsverlaging. Spr. is genegen om zijn
voorstel inzake de subsidie aan het L. Mu
ziekcorps in te trekken, mits aan de andere
muziekcorpsen wordt tegemoet gekomen in
den vorm van een subsidie aan h$t Leid-
schen Harmonie- en Fanfare-corps.
De heer Vos stemt in met de woorden
van den voorz. inzake de uitgebreidheid
der debatten en den stroom voorstellen.
Waarom is het noodig, dat alle leden van
een fractie het woord voeren? Ook heerscht
hier nog sterk het euvel der interrupties;
hoewel deze de debatten wel eens kunnen
verlevendigen, werken zij nadeelig op den
duur der debatten. Spr. is weinig bevre
digd over het antwoord van den wethouder
inzake zijn klacht omtrent den langzamen
gang van zaken bij Onderwijs, welke klacht
hij onverminderd handhaaft.
De heer Coster merkt op, dat de heer
v. Eek de drankbestrijding wil steunen,
maar geen steekhoudende argumenten heeft
aangevoerd. Zelfs het Volksgebouw heeft
de heer v. Eek niet alcoholvrij kunnen hou
den. Bekeerd door den voorz. zal spr. thans
stemmen vóór de subsidie aan de Politie
sportvereeniging. Hij dringt aan op meer
spoed bij de reorganisatie van de Stedelijke
Werkinrichting.
De heer v. Stralen meent, dat de cij
fers, welke de wethouder van fabricage
heeft, genoemd, van werken, welke in uit
voering of voorbereiding zijn, weinig zog
gen, daar niet vaststaat, hoeveel daarvan
ten goede komt aan de werkverruiming.
Spr. meent ;-uist. dat dit niet het geval is.
De invloed van den wethouder van finan
ciën neutraliseert die van den wethouder
van fabricage. Hij betwist, dat er aanlei
ding is, om de doortrekking van den Was-
senaarschen weg en van de Oegstgeester-
laan in werkverschaffing uit te voeren. Ver
schillende groote werken moeten juist
thans uitgevoerd worden, omdat het geld
en de materialen nu goedkoop zijn.
Wethouder Goslinga: Maak u nu eens
duidelijk., hoe ik de begrooting sluitend
kan maken met al die uitgaven.
De heer v. Stralen: Jawel, maar er
worden toch zooveel gelden uitgetrokken
voor steun. Kunnen B. en W. er niet naar
streven om deze bedragen als loon uit te
keeren? In den Haag heeft wethouder
Drees zelfs gezegd, dat hij liever de rijks
subsidie zou willen missen, dan bepaalde
verslechteringen te aanvaarden. Dat is
krachtig gesproken.
Wethouder Goslinga: Den Haag is
de rijkste gemeente van het heele land.
De heer v. Stralen gelooft niet, dat
wethouder Romijn een rekenmeester is. Hij
is eerder advocaat, en een gladde doch op
pervlakkige redenaar. Met voorbeelden
tracht spr. aan te toonen, hoe weinig soepel
deze wethouder is. Sociaal inzicht zal ce
wethouder wel hebben, doch geen sociaal
gevoel. Met zijn persoon heeft deze critiek
niets te maken, doch alleen met de politiek
van de partij, waarvan hij lid is. Hij pleit
voor overleg tussohan den dienst v. soc.
zaken en de vakcentrales; de wethouder
hooft daar niet telkens bij te zijn.
Wethouder Romijn: Ik ben er liever
zelf bij.
De heer v. Stralen handhaaft verder
zijn voorstellen en verdedigt ze nader. Hij
vraagt B. en W., waarom de steunregeli-Lg
voor de ongeorganiseerde werkloozen hier
slechter moet zijn dan in andere plaatsen
Ten slotte geeft spr. toe. dat de wethouder
v. soc. zaken een buitengewoon moeilijke
taak heeft, doch hij geeft hem den raad, met
het oor te leenen aan de opmerkingen der
organisaties.
De heer Bosman is in alle opzichten
teleurgesteld door het antwoord van den
wethouder van financiën. Spr. verduidelijkt
nog eens zijn standount. zooaJs hij dat in
eerste instantie heeft uiteengezet.
Wat B. en W. willen, is uitsluitend een
geknoei in de boe', en. Een sluitende be
grooting moet men krijgen door bezuiniging
en desnoods door belastingverhooging. Wij
moeten ook rekening houden met de jaren
1934 en 1935. Over het aanspreken der re
serves heeft een accountant zich geen oor
deel aan te matigen, zoodat een beroep op
een goedkeuring van den accountant niet
opgaat. Verder kruist spr. den degen met
do heeren v. Eek en Knuttel over de eco
nomische waarde van loonsverlaging.
De heer Beekenkamp protesteert
tegen de insinuatie van de heeren Schüller
en Kuyper inzake de politieke integriteit
van hem en zijn partij. Dat was naar aan
leiding van zijn uitdrukking „kiezersbe
drog"; hij handhaaft dat woord, omdat hij
niet inziet, dat het gemeentebelang gediend
wordt door al dat gepraat van soc. zijde
over onaanvaardbare oorstellen, welk ge
praat* de gemeente reeds 900.gekost
heeft.
De S.D.A.P. verzet zich tegen elke loons
verlaging, doch in Amsterdam werkt zij
mede om gemeente-arbeiders te ontslaan en
over te brengen naar de Gem. Arbeids
reserve, waar zij een belangrijk deel vao
hun loon derven. Dat verzet tegen loons
verlaging is dus zuiver kiezersbedrog. De
logica van den heer v. Eek bij diens ver
dediging van de loontactiek der Arbeiders
pers ontgaat sipr. volkomen. Hij polemiseert
vervolgens met den heer v. Eek inzake de
staatsrechtelijke belemmeringen der ge
meentelijke autonomie.
Aangaande de loonsverlaging haalt spr.
de opmerking van dr. lijn aan, dat de
De Woekerbestrijding
De Directeur der Gemeentelijke Bank
van Leening te Leiden sehrijit ons:
De Geld8chieterswet treedt morgen, 1
Maart 1933, in werking.
Deze wet feluit zich geheel aan bij de
eenige hier te lande bestaande anti-woe-
kerwet, nl. de Pandhuiswet.
De woekerbestrijding staat dus thans
aan het begin van een nieuwe periode,
waarin wij vinden 2 wetten, die tot doei
hebben misstanden in het volkscreuietwe-
zen dus woeker te onderdrukken, nl.
de Pandhuiswet en de Geldschieterswet.
Het ge.dsohieteisberoep is tnans geen
vrij beroep moer.
Immers, om een geldsohietbank te mo
gen houden is een vergunning van Burge
meester en Wethouuers vereisoht.
Op het uitoefenen van het geldschie-
tersbeurijf zonder toelating staat niet min
der dan 2 jaar gevangenisstraf of twee
duizend gulden boete, terwijl het wel
haast van zelf spreekt, dat alle geldlee-
ningen in een niet boegelaten bedrijf ge
sleten, nietig zijn.
De wet verstaat onder geldschieters alle
natuurlijke of rechtspersonen, die onder
welken naam of in welken vorm ook, een
beroep of, al of niet met het oogmerk om
winst te behalen, een bedrijf maken van
het uitleenen van geldsommen, uitsluitend
r.f voor een overwegend deel 500.of
minder bedragend. Onder het uitleenen
van geldsommen wordt mede begrepen het
onmiddellijk of middellijk ter beschikking
stellen van geldsommen of geldswaarden
aan personen, die zich verplichten gelijke
of grootere geldsommen of geldswaarden
terug te geven.
De bepalingen van deze wet gelden dus
voor alle soorten geldschieters, of zij be
dragen uitleenen van 500.of 5.of
door middel van zegels of cheques (spaar-
zegelkassen of betaalzegel-ondernemingen)
of op andere wijze, het is alles onder de
wet begrepen.
De wet bevat enkele uitzonderingen op
de algemeene regel, waarvan wij hier noe
men: boerenleenbanken, mits aangesloten
bij een van de beide centrales, verzeke
raars volgens de wet oo het levénsverze-
keringsbedrijf, en instellingen voorkomen
de op de lijst, bedoeld in art. 3 der Armen
wet.
De geldschieterswet geeft voorschriften
omtrent de aanvrage om als geldsohiet
bank te worden toegelaten en somt de ge
vallen op, waarin toelating door Burge
meester en Wethouders kan worden ge
weigerd. Binnen een week wordt het ver
zoek om toelating ter openbare kennis ge
bracht. terwijl ieder teven de inwi'liging
bij Burgen1 eester en Wethouders bezwa
ren kar inbrengen.
Binnen twee maanden wordt op het ver
zoek schriftelijk beslist. Beroep tegen wei-
ergste loonsverlaging de werkloosheid is en
dat het bij de bestrijding dier werkloosheid
wel tot loonsverlaging zal moeten komen.
Hij spreekt zich uit tegen een nivelleerende
rijksregeling voor alle werkloozen, werkloo-
zensteun kan beter locaal geschieden, met
rijkssubsidie, zooals thans gebeurt.
De heer v. Eek heeft gedwaarschuwd te
gen het zaaien van wantrouwen, doch zijn
partij hanteert dit wapen zelf. Leiders, die
geen verantwoording aanvaarden, kan spr.
niet beschouwen als dienende het algemeen
belang.
De heer Wilbrink dringt nog eens aan
op soberheid bij het bouwen. Ten aanzien
van spr.'s critiek op den wethouder van
soc. zaken, kan spr. genoegen nemen mot
diens toezeggingen.
Spr. betreurt de uitdrukking van den
heer Bosman, als zou de administratie bij
de Lichtfabrieken een „knoeiboel" zijn. Hij
bestrijdt overigens het betoog van. den
heer Bosman inzake de afschrijvingen.
Omtrent de voorstellen inzake de verbe
tering in de steunregeling merkt spr. op,
dat hij tevreden is met de werkzaamheden
van den wethouder in dit opzicht. Mede
zeggenschap, zooals de heer v. Eek wil,
is z.i. niet noodzakelijk. Verlaging van gas
en electriciteitsprijzen voor werkloozen is
een werkloozensteun, waarmede de Lichtfa
brieken zich niet kunnen belasten. Spr. kan
niet gelooven, dat vervoer van materialeu
in eigen beheer, voordeeliger is, hetgeen
spr. nader berekent. Hij doet ten slotte nog
een goed woordje voor zijn subsidie-voor
stellen en verdedigt het regeerinzsbeleid
met het oog op den internationalen too-
stand.
Daarna wordt de vergadering geschorst
tot Dinsdagmiddag 2 uur.
gering bestaat bij Gedeputeerde Staten en
op de Kroon.
De toegelaten bank moet de naam van
geldschietbank voeren. Burgemeester en
Wethouders kunnen echter een andere
naam goedkeuren. Deze -bepalingen richten
zich tegen het bekende misbruik, dat de
geldschietbanken(jes) plegen te maken van
fraai klinkende namen, die aan het be
drijf een schijn van bonafide-bankinstel
ling, spaarbank, verzekeringsmaatschap
pij of zelfs instelling van liefdadigheid
trachten te geven.
De wet bevat voorschriften welke door
de geldschietbank in acht moeten worden
genomen. Zoo moet o.m. een register wor
den aangelegd, waarvan de bladen door of
vanwege het hoofd der plaatselijke poli
tie worden gewaarmerkt. De gemeente
raad kan bij verordening verschillende
voorschriften geven betreffende de eischen
waaraan lokaliteiten waarin een particu
liere geldschietbank wordt gehouden, moe
ten voldoen, bijzonderheden ten aanzien
van het hiervoor genoemde register en de
uren, gedurende welke de geldschietban-
ken gesloten moeten zijn.
De toelating tot het houden van een
particuliere geldschietbank kan door Bur
gemeester en Wethouders worden inge
trokken
le. Indien zich omstandigheden voor
doen, op grond waarvan, zoo zij vroeger
bekend of te duchten geweest ware, de
toelating zou zijn geweigerd.
2e. Indien aan den geldschieter bij her
haling een waarschuwing moet worden ge
zonden.
Verder is nog een belangrijke bepaling
in de wet, dat aan den geldleener een af
schrift van het leenings-contract moet wor
den gezonden.
Verder is nog een belangrijke bepaling
in de wet, dat aan den geldleener een af
schrift van het leeningscontract moet wor
den uitgereikt.
Deze acte moet in de gemeente, waar
de geldschietbank gehouden wordt, wor
den onderteekend, en wel in beginsel door
den geldleener zelf.
De toegelaten particuliere banken wor
den derhalve aan een scherp toezicht van
de zijde der overheid onderworpen; het
bedrijf wordt aan strenge regelen gebon
den; de overeenkomst van gelduitleening
wordt nader met tal van bepalingen ge
regeld. De voorwaarden waaronder de
geldschieter zijn gelden mag uitleenen zijn
beperkt; als belangrijkste bepalingen noe
men wij het verbond van overdracht van
recht op salaris (looncessie); de verplich
tingen van het opmaken van een acte van
iedere geldleenirg, en niet te vergeten het
maximum-bedrag aan interest en andere
onkosten, die de geldschieter den geldlee
ner in rekening mag brengen.
De handelingen in strijd met de wet,
worden in het algemeen zwaar gestraft.
De woeker zal echter talrijke nieuwe
vormen trachten te vinden, vaak in een
zeer onschuldig kleed gehuld. Het publiek
zij echter gewaarschuwd. In wat voor vorm
de bedragen worden uitgeleend, alle geld
schieters vallen onder de wet, behoudens
de reeds eerder genoemde uitzonderingen.
Het wcekerbedrijf, uitgeoefend door
leenvrouwen, buurtwinke'tjes enz. is door
de wet, bij een behoorlijke medewerking
van het publiek, tot ondergang gedoemd.
Al hetgeen we hierboven schreven aan
gaande de geldschieterswet, betreft de
z g. negatieve woekerbestrijding; de be
strijding van den woeker door bestrijding
van den woekeraar!
Naast de negatieve woekerbestrijding is
een positieve: het verstrekken van voor
schotten op redelijke voorwaarden aan
hen, die ze werkelijk noodig hebben. Lei
den verkeert in dit opzicht in een bevoor-
reohte positie, daar hier ter stede immers
de positieve woekerbestrijding voldoende
is geregeld, vooral sedert de oprichting in
1928 van de Stichting Leidsoh Borgstel
lingsfonds.
Ieder die meent, dat hij zelf of een an
der in handen is gevallen van een clandes-
tienen woekeraar, of een geldschieter die
de gestelde voorschriften niet in acht
neemt, kan zich wenden tot den heer P.
A. van Aggelen, directeur der gemeente
lijke bank van leening en secretaris van
de Stichting Leidech Borgstellingsfonds,
Nieuwsteeg no. 4.
Wij willen dit artikel besluiten met een
woord van hulde aan Mr. Dr. G. v. d.
Bergh. Lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, aan wiens initiatief de
Geldschieterswet te danken is.