24ste Jaargang DINSDAG 21 FEBRUARI 1933 No. 7438 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN De Handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Duitschland. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 oent per week*f2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week f2.60 per kwartaal Franco per post f2.95 per kwartaal Het Geillustreerd Zondagsblad is vöor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 oent, met Geillustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103C03, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES, van ten hoogste 30 woorden, waarin be trekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop f 0.50. Dit nummer bestaat uit DRIE bladen. S==== V Zwijgen is niet altijd goud Er zijn tal van gevallen, waarin in te genstelling met de bewering in het bekende spreekwoord spreken in verhouding tot zwijgen zoo waardevol en kostbaar is, dat iedere minuut, dat men langer zwijgt, als slecht gebruikte tijd moet worden be schouwd. Zoo is er na het gebeurde met „De Ze ven Provinciën" door de regeering een ge- ruimen tijd gezwegen over een belangrijk feit in de rij dier gebeurtenissen, dat zij al lang moet hebben geweten en dat eerst gisteren is gepubliceerd in een verklaring van den Commandant der Zeemacht in de vergadering van den Volksraad te Bata via. Ongetwijfeld had de regeering wel een weg kunnen vinden, en móeten bewande len, om onmiddellijk, nadat haar het feit bekend was geworden, mede te deelen, dat de op „De Zeven Provinciën" geworpen bom bedoeld wa-s als een waarschu- wingsbom! Velen heben zich afge vraagd: waarom is er niet eerst een waarschuwingsliom geworden? Zou dat niet plicht zijn geweest? Is misschien de bom, die een zoo bloedig effect heeft ge had, bedoeld geweest als waarschu- wingsbom? Op deze vragen zijn wij lang in het onzekere gelaten. En intusschen —en dat is het ergste heeft zich bij velen een zekere afkeuring van en ontstemming over het gebeurde vastgezetl WÜ zijn het eens met wat de „Maas bode vanmorgen schreef „Ten slotte zouden wij nog. onze verba zing er over willen uitspreken, dat niet terstond het bericht is verspreid, dat de bom, die zoo'n slachting aanrichtte, niet als treffer was bedoeld. Waarom mochten wij dat eerst gisteren vernemen? Een vroeger bericht had aan onze „Ar beiderspers" heel wat opwindingen kunnen besparen alsmede de afgrijselijke, belee- digende plaat: Buys met de bloed vingers." Natuurlijk blijven er nog vele vragen over o.m. in verband met het o n b e- d o e 1 d treffen van het schip door de waarchuwingsbom maar wij (begrijpen het volkomen, dat daarop n u nog geen beslist antwoord kan worden gegeven. Ge ruststellend klinkt de mededeeling in de bovengenoemde verklaring, dat een onder zoek zal worden gedaan „nauwkeurig en volledig, zonder iets of iemand te ont zien."' En wij willen vertrouwen, dat dit onderzoek zoo spoedig mogelijk gedaan en beëindigd zal zijn en gepubli ceerd zal worden. BINNENLAND DE STEUNMAATREGELEN VOOR DEN LANDBOUW. Het Tweede Kamerlid Van den Heu vel heeft de volgende vragen gesteld aan den minister van oeconomisohe za ken en arbeid: 1. Is de minister niet van oordeel, dat met het oog op het naderend voorjaar zeer dringend noodig is, dat er zeker heid kome ten aanzien van de steun maatregelen voor den oogst 1933? 2. Is de minister met het oog hierop bereid, ondanks de ingetreden par'emen- taire stagnatie, bij de Kamer aanhangig te maken de toegezegde voorstellen: a. tot steun aan den .Veenkolonialen aardappel verbouw, omdat zonder zeker heid van dien steun niet tot be we: king van veel landerijen kan worden overge gaan; b. tot steun aan de vlascultuur: c. tot steun aan de beebwortelcultuur? 3. Is de minister eveneens bereid ten aanzien van andere dringende crisis maatregelen, waaromtrent wel geen po sitieve toezegg ng is gedaan, maar ern stige overweging is toegezegd, voorstel len te doen: a. betreffende den verbouw van rogge; b. ten aanzien van den steun aan con sumptie-aardappelen c. betreffende de tuinbouw-steunwet 1933? TWEEDE KAMER Een Interpellatie over de ont binding der Tweede Kamer Voor Staatsrecht-theoretici is de ont binding van de Tweede Kamer ongetwij feld een allersmakelijkst brokje. Het valt niet te ontkennen dat de gewone figuur de zer ontbinding, die is van een beroep door de regeering op het volk nadat zij over een bepaald gewichtig punt met de Ka mer in conflict is geraakt. En nu kon men natuurlijk hier gaan betoogen ten eerste: dat er van een belangrijk conflict tus schen regeering en Kamer geen sprake was, ten tweede: dat er dus geen aanlei ding bestond om de kabinetskwestie te stellen en ten derde dat, toen het conflict er eenmaal wa6, ontbinding niet gerecht vaardigd was, doch het kabinet had moe ten aftreden. Op deze drie stellingen kwam de uitvoerige interpellatie van den heer Knottenbelt (V.B.) eigenlijk neer. Het sterkste stond hij daarbij in het betoog dat er eigenlijk geen ernstig con flict tusschen Kamer en Regeering be stond, al werd dit ook ontsierd door een oratie pro domo, waarvan de korte inhoud was dat de Vrijheidsbond tooh zoo trouw aan de bezuiniging had meegewerkt. Be paald zwak daarentegen was de argumen tatie van den interpellant, toen hij tracht te te betooggen, dat, nadat eenmaal het conflict ingetreden was, de Regeering had moeten aftreden en de Koningin dan, evenals in België was geschied, het ont slag van het Kabinet had moeten weige ren. Tegen deze laatste argumentatie kon Minister Ruys met groot succes aan voeren, dat, op het oogenblik van het con flict, en de week daarna de toestand in ons land eenvoudig niet was te vergelijken met dien in het nabuurland en dat de om standigheden van dat oogenblik het aftre den der Regeering te eenenmale beletten. Minder overtuigend daarentegen was het betoog van den Minister, toen hij aanne melijk trachtte te maken, dat de verwer ping van het wetsontwerp tot opheffing van rechtbanken en kantonrechten een voldoende aanleiding was, om het tot een conflict met de Kamer te Laten komen. De Minister-president maakte echter dank baar gebruik van de kans, welke de heer Knottenbelt hem bood, om den bezuini- gingswil van den Vrijheidsbond eons na der aan den tand te voelen. Bepaald pijn lijk was zelfs de repliek van den Minister voor den Vrijheidsbond, toen hij zijne rede begon met een scherpe afwijzing van het ook wel zeer ongelukkige beroep des heeren Knottenbelt op de noodzakelijk heid van „kracht" bij de Regeering. De minister herinnerde n.m. den heer Knot tenbelt aan hetgeen vijftien jaren geleden was voorgevallen (de Kamer grijnsde hier- Rij) en stelde de vraag waar toen kraoht was gebleken en waar zwakheid. Zoowel de heer Knottenbelt als de heeren Mar- chant (V. D.), A 1 b a r d a (S. D.) en Snoeck Henkemans (C.H.) vielen over de passage in het rapport aan de Ko ningin, waarin wordt gezegd, dat het Ka binet de spoedige tot 6tandkoming van een parlementaire regeering wilde bevor deren. Zij deden dat echter op geheel ver schillende wijzen. De heer Knottenbelt noemde het verbijsterend, dat dit als re den voor Kamerontbinding werd genoemd. De heer Marchant daarentegen vond er een bewijs in dat de Regeering n u had moeten aftreden om des te eerder de tot standkoming van zulk een kabinet moge lijk te maken. En van zijn kan heeft de heer Snoeck-Henkemans deze passage aangegrepen om zich van het verleden los te maken en te verklaren dat dit nu eigen lijk het voornaamste was en de Kamer toch eigenlijk blij moest zijn dat de Re geering blijk gaf van zooveel liefde voor het parlementaire stelsel. Den interpel lant werd door minister Ruys geantwoord dat het optreden van een parlementair ka binet in het rapport aan de Koningin niet wordt genoemd als een reden tot ontbin ding der Tweede Kamer, doch alleen als een bijkomstig voordeel. Den heer Mar chant antwoordde de minister, dat hij be twijfelde, of bij aftreden der regeering op ziohzelf wegens de aangevoerde redenen reeds ongewenscht, thans wel dadelijk een parlementair kabinet had kunnen tot stand komen. Op de lyriek van den heer Snoeck Henkemans ging de minister niet in. Men kan zich bij de beschouwingen over de ontbinding ook losmaken van histori sche voorbeelden die willen, dat zulk een ontbinding altijd zou moeten berusten op een conflict tusschen Kamer en Regeering dat tot een beroep op het volk leidt. Vast staat, dat artikel 73 van de grendwet, eenige beperking van het ontbindingsrecht der Kroon niet kent. Deze beperking tot een conflict met als gevolg een beroep van de regeerig op het volk, berust uitsluitend op het historisch gewordene. Maar het is niet in te zien, aldus de heer Aalberse (R.K.) dat in bepaalde bijzondere omstan digheden geen ander motief voor de ont binding zou mogen gelden. Die bijzondere omstandigheden zijn er, en daarin ligt het motief der ontbinding. Afgezien vaD de vraag of er aanleiding was tot een con flict, kon de Regeering, juist wegens de bijzondere omstandigheden waarin het land verkeerde niet aftreden en bestond er dus reden tot ontbinding, welke onte- genzeggelijk bijkomstige voordeelen heeft, j zooals bijvoorbeeld een verkorting van j den verkiezingsstrijd. De heer B e u m e r I (A.R.) ging ten deze nog wat verder en sprak er zijne verbazing over uit, dat lie den die als vooruitstrevend willen gelden, niet inzien dat de inhoud van reühten, on der den invloed der gewijzigde tijdsom standigheden, voor verandering vatbaar is. Dit is ook met het ontbindingsrecht het geval, ten aanzien waarvan men zich niet alleen moet beroepen op „gemummificeer de staatsrechterlijke theorieën" doch ook wel degelijk rekening moet houden met veranderde omstandigheden. Het debat ging tenslotte uit als een nachtkaars; want de heer Albarda, die een motie had willen voorstellen, deed dit niet uit vrees, dat verwerping ervan zou kunnen worden uitgelegd als een goedkeuring door de Ka mer van het. ohtbindingsbesluit; en bur ger W ij n k o o p (C.P.) stelde wel een mo tie van afkeuring voor, doch deze werd niet gesteund en kon dus niet in behande ling komen. Het bleef dus bij louter praten. Wij besluiten met de misschien overbo dige mededeeling, dat dominee Zandt (S.G.) er in slaagde ook bij deze gelegen heid weer het gevaar van Rome te doen opdoemen in den vorm eener nieuwe Coa litie-regeering, welke, als gevolg van de ontbinding, onze arme „Protestantsohe natie" zou bedreigen. UIT DE R. K. STAATSPARTIJ. „POLITIEKE ADVIEZEN". In aansluiting aan wat wij gisteren mede deelden volgen hier nog andere „politieke adviezen''. Arnhem-Nijmegen. Na langdurige discussies werd het poli tiek advies als volgt samengesteld: 1 (voor den omschreven zete.) mr. J. R H. van Scha ik, 2 (voor den eersten vrijen zetel) baron Van Voorst tot Voorst te Twello; 3 (voor den tweeden vrijen zetel) de heer J. J. W. IJsselmuiden. 's-HertogenboschZeeland. In de Zondag gehouden vergadering van den Rijkskieskring 's-Hertogenbosch met de afgevaardigden van Zeeland, werd het po litiek advies als volgt samengesteld 1. Mr. dr. L. N. Deckers, Den Haag, kwa liteitszetel voor vraagstukken op het ge bied der defensie. 2. A. N. Fleskens, Gel drop, kwaliteitszetel op het gebied der fi nanciën. Niet omschreven zetels (reeds gisteren medegedee d): 3. mr. F. G. C. J. Teulings, Den Bosch. 4. K. L. M. van der Putt, Eind hoven; 5. Max van Poll, Helmond. SPOORWEGONTVANGSTEN IN 1932. Over 10 maanden 22 millioen minder. Wij laten hier volgen den staat der de finitieve ontvangsten over de maand Oc tober 1932. Deze staat vermeldt, dat aan reizigers- en bagagevervoer ontvangen is een bedrag van 5.377.977.60 (vorig jaar 6.118.805.80); voor goederen en levende dieren 5.624.099.54 (vorig jaar 7.300.832.94 en voor diversen 200.111.15 (v.j. 226.898.8). Over alle hoofden valt dus weer een ach teruitgang vergeleken met 1931 te consta- teeren en wel met een bedrag van resp. 740.828.20, 1.676.733.40 en 66.787.66, ot in totaal 2.484.349.26. Wij kunnen hieraan nog toevoegen dat over de geheele periode van Januari tot en met October 1932 in totaal een bedrag van 22.238.629.96 minder werd ontvangen dan in de overeenkomstige maanden van het daaraan voorafgaande jaar 1931 „Tel" PRINSES JULIANA UIT ZWITSERLAND TERUG. Gisternamiddag 4 u. 25 is Prinses Ju liana, terugkeerende van haar verblijf in Zwitserland, aan het Staatsspoorsta tion in Den Haag aangekomen. De Ko ningin was op het perron aanwezig ter begroeting van haar dochter. Op het perron als in de Rijnstraat stonden vele belangstellenden. Vandaag zdu de Prinses naar het Loo gaan. VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. Nieuwe instructie van Göring aan de Duitsche politie. (2de glad). Proteststakingen te Parijs. (2de blad). Tokio besluit uit den Volkenbond te tre den, als het rapport der Commissie van XIX wordt aangenomen. (2de blad) BINNENLAND. De Commandant van de Zeemacht over het gebeurde met de „Zeven Provinciën". (2de blad). Oude rran te Schayk zoodanig mishan deld, dat hij aan de gevolgen is overleden. (Gem. Ber. 3de Blad). Noodlottige auto-botsing te Moergestel. Bestuurder uit Wassenaar gedood. (Gem. Ber. 3de Blad). Verschillende branden. (Gem. Ber. 3de Blad). SPORT EN WEDSTRIJDEN. Pijnenbrug—Richli nog steeds aan den kop dor Zosdaagsche te Stuttgart. (3de en 1st© Blad). Een voordracht van dr. Raymond Köhler, beantwoord door dr. L. G. Kortenhorst In een te Den Haag gehouden conferen- tie, waarin behalve vertegenwoordigers van de pers o.a. aanwezig waren dr. L. G. Kortenhorst, secretaris van de R.K. Ver- eeniging van Werkgever®, A. Ram. Colthoff, secretaris van het Verbond van Neüerland- sche Werkgevers, dr. Bolze van het Duit sche gezantschap te Den Haag, de secre taris van de Kamer van Koophandel te Den Haag, Mr. J. W. Claringbould en ande re leden dier Kamer, heeft de president van het Leipziger Messamt, dr. Raymond Köhler, die teven bestuurslid is van het Duitsche Industrie verbond, een voordraont gehouden over actucele economische vraag stukken 'tusschen Nederland en Duitscn- land. Dr. Köhler erkende in zijn inleiding, dat het tijdstip, waarop hij naar Nederland is gekomen om het Duitsche standpunt in zake de handelspolitiek tegenover Neder land uiteen te zetten, niet gelukkig is. Ter wijl vroeger de internationale handel zich vrij kon ontwikkelen, grijpen de staten te genwoordig in ernstige mate in de inter nationale handelsbetrekkingen in. Men heeft den indruk, dat het solidariteitsge voel van de staten onderling is opgeheven en dat zich een strijd ontwikkeld heeft van allen tegen allen, waarbij ieder verklaart in het defensief te zijn. Na de verschillende vormen van handels belemmeringen te hebben beproken in voerverboden, hooge en prohibitieve in voerrechten, contingenteeringen, deviezen- bepalingen, regeeringssteun aan bepaalde takken van industrie, enz. wees de spre ker op de noodzakelijkheid van Duitsch land, als arm land een. actieve handelsba lans te hebben. Een betrekkelijk rijk land als Nederland heett zich altijd de weelde kunnen veroorloven en kan dit ook nu nog, een passieve handelsbalans te hebben, daar de betalingsbalans op andere wijze in evenwicht gehouden wordt. Om de buitea- landsohe schulden te kunnen betalen moet Duitschland exportee.en en tegelijkertijd moet de Duitsche regeering steun verleenen aan den Duibschen landbouw om dezen voor ondergang te behoeden. Spr. wees hierbij aan den eenen kant op de noodzakelijkheid van het handhaven van den standaard, op dat de valuta niet in gevaar wordt gebracht en aan den anderen kant op het dreigende bolsjewisme in Duitschland. Aan de hand van cijfers trachte di. Köhler verder aan te toonen, dat de be perking van den handel tusschen Duitsch land en Nederland verhoudingsgewijze voor Duitschland ernstiger is, dan voor ons land. Hij besloot zijn betoog met er op te wij zen, dat de Duitsche industrie in veel ge vallen aan de zijde van Nederland staat, wanneer de Duitsche regeering den invoer van Nederlandsche land- en tuinbouwpro ducten wil beperken. Hij is slechts naar Nederland gekomen om te wijzen op de noodzakelijkheid van goede handelsbetrek kingen tusschen de beide landen en hij hoopt, dat bij de in Maart te hervatten on derhandelingen voor beide partijen bevre digende resultaten zouden worden bereikt. Als president van het Leipziger Messamt herinnerde hij hierbij aan de taak van de Leipziger Mcsso, nl. den internationalen handel te bevorderen. Hij deed mededee ling van een officieele verklaring der Duitsche regeering, dat buitenlandsche kooplieden en met name Joodsche hande laren, die naar de Leipziger Messe komen, niets te vreezen hebben van het nieuwe be wind en gelijke bescherming genieien als de Duibsohe onderdanen. Het betoog van dr. Raymond Kohier werd beantwoord door het Tweede Kamerlid dr. L. G. Kortenhorst, secretaris van de R.K. Vereeniging van Werkgevers. Deze begon met te wijzen op het protest, dat het Nationaal Instituut to bevordering van het normale handelsverkeer tusschen Nederland en Duitschland juist dezer da gen heeft gepubliceerd tegen do nieuwe maatregelen der Duitsche regering, waar door de invoor van Nederlandvche land- en tuinbouwproducten in Duitschland nog veel meer wordt beperkt. Zonder to willen drei gen, verklaarde hij, dat Nederland genood zaakt zal zijn op andere wijze dan tot diw- ver op de maatregelen van de Duitsche ic- geering te reageeren. Hij meende dit hier in het eigen belang van Duitschland to moeten zeggen. Het internationaal handels verkeer is geen kwestie van gevoel, maar van leven: wanneer wij niet kunnen ver- koopen, dan kunnen wij ook niet koopen! Spr. weos op do historische gegroeide positie van Noucrland als uitvoorland van agrarische producten. Wanneer deze uit voer onmogolijk wordt gemaakt, dan wor den de levensbelangen van Nederland aan getast. Dr. Kortenhorst herinnerde verder aan de vele maatregelen, die de Neder landsche regeoring reeds heeft moeten no men om den land- en tuinbouw voor onder gang te behoeden. Deze steunmaatregelen waren echter gebaseerd op den uitvoer van de producten zooals dc-zc tot voor kort ge- schioddo. Wordt deze uitvoer nu ook nog onmogelijk gemaakt, dan valt het geheolo stelsel van steunmaatregelen ineen on staat Nederland voor een catastropne. Voor de industrie waren tot dusver na genoeg geen steunmaatregelen genomen. Spr. wees er echter op, dat de Nederland sche industrie mede de lasten heeft te dra gen van de steunmaatregelen voor den land en tuinbouw en dat bij verergering de too- stand hopeloos wordt. Per jaar wordt in ons land naar soliatting in totaal reeds eon bodrag van drie honderd millioen gulden voor steunmaatregelen van diversen aarJ uitgegeven. Het nationaal inkomen ia ge daald van 4.5 tot ongeveer 2,5 milliard en Nederland i« zeker evenals Duitschland een arm land geworden. Inkomsten, die vroeger de betalingsbalans gunstig beinvloeden baten uit Nederlandsch-lndië, opbreng sten van de scheepvaartreederijOn, die thans zelf noodlijdend zijn geworden, enz. zijn thans verdwenen. De economische instorting in Nederland zal veel ernstiger zijn dan in Duitschland, omdat Nederland niet den oorlog gekend heeft en zelfs na den oorlog nog ©en gunstige periode heeit gehad, ter wijl Duitschland eigenlijk na den oorlog van onder af moest beginnen en het Duit sche volk door het vele lijden van na den oorlog veel meer verdragen kan. Spr. besloot zijn betoog met de waar schuwing: Duitschland keer terug op den weg \an het gezonde verstand. Benadeol Uw boste klant niet. Wij wenschen niets liever dan op goeden voet samen to wer ken en do agressie is noodt van onzen kant gekomen. Laat de verhouding van in- cn uitvoer 21 gehandhaafd blijven, maar tracht niet Uw eigen economisch leven op te bouwen op de economische ruine van ons land. Tot de Duitsche rogeering richtte spr. do waarschuwing do consequenties te wil len bedenken van do economische maatre gelen, welke thans genomen worden. Straks, wanneer de prijzen in Duitschland als ge volg van den verminderden invoer uit Ne derland zullen stijgen, zal de reactie komen en zullen de gevolgen voor Duitschland zelf niet te overzien zijn. Aan den gezamenlijke maaltijd, welke op de conferentie volgde, hebben verscheidene sprekers nog het woord geveerd, waarbij allen wezen op de noodzakelijkheid van economische toenadering tusschen Neder land en Duitschland.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 1