P. NEDERLOF UE LEIU3CHE COURANT DE KRENTERIGE SINT NICOLAAS door WILLY OOBSARI. Het was werkelijk geen hebzuoht van Josruie, dat ze teleurgesteld was, toen hot gescneiiK van haar venooxde bleek te be staan uit een aaruig tascnje. Het zag er aiieen zoo karig uit, tusschen de veie gu- acuenxen van lamilie en kennissen. Hert zen voexde het. „ik moet zuinig zijn'', zei hij verontschuldigend, „als het aan mij lag. overstroomde ik je met oadeaux". Ze had glimlachend gezegd, dat ze een mooi tascli- je meer dan vokioeude vond, maar ze oad een blik opgevangen van haar lieveiings- broer, ttie .bert niet erg lijnen mocht en ze vocide wel, dat naar royale xamilie men uad bij naar thuis nooit op geid be hoeven te zien Bert voor krenierig hield. Bat kwetste. Daarom hoopte ze stilletjes dat hij haar met Sint .Nicolaas rijxeiijxer beueeien zou. Zuinigneid was heel goed, maar per slot van rexemng vftaien ze pas \erlooid, het was zijn eerste gescnenk aan haar gefeest. En ook hij voelde, dat not een misgreep was geweest, al was hij be zield met de beate bedoelingen van „spa ren voor hun huishoudentje St. Nicolaas naderde. Josine deed haar inkoopen er was bij haa-r tnuis altijd veel we-rx van St. Micolaas gemaakt. En al win kelend zag ze natuurlijs heel wat, waar zij begeenge blikken op wierp. Zoo verklaarde ze naar hart te hebben verloren aan een „scnat van een avondnoedje'', een modol uit Parijs, dat in de etalage van een be rucht dure zaak stond ongeprijsd. Josine ging naar binnen om naar oen prijs te vra gen: Vijltig guluen! Maar het was een mo deler bestond geen tweede van, zwoer de winkeljuixrouw en liet het nietige din getje van brokaat en zijde verleidenjx voor Josine s oogen heen en weer glijden. Josxno besloot, het jaarlijksche-gescnenk-in-igeld van haar peetoom ai te wachten. Elk jaar, ongeveer een week vóór St. Nicolaas, kwam die cheque. Oom behoorde tot de verstan dige mannen, die meeiien, dat ze toch nooit zulien leeren, wat een vrouw graag wil hebben. De chèque kwam en den vierden Decem ber ging Josine het avondiioedje halen en nog snel de vele kleimgneidjes inkoopeu, die men vaak voor het feest blijkt vergeten te hobben. Beladen met pakjes kwam ze thuir, popelend van verlangen om,haar „schat van een avondhoedje" op te zetten. Z» zou dien avond met Bert jiaar een concert gaan, het trof, dat ze dadelijk haar hoedje kon inwijden. Doch 'toen het heer lijke moment kwam, toen ze, in haar avond toiletje, den avondmantel los omgeslagen, voor den spiegel stond en het hoedje wilde opzetten.... was het nergens te vinden. Ze zocht. Eerst rustig, toen allengs steeds zenuwachtiger, ben slotte veftwijfeld. Waar kón ze hot hebben gelaten? Ze was in ver schillende zaken geweest, had een paar malen in-een tram gezeten, had ergens vlug een kopje.thee gedronken.... ze had geen idee, waar het ongeluk kon zijn gebeurd, maar ze stortte eenige bittere tranen, die haar frissohe verschijning totaal bedierven. Doch toen ze eindelijk de trap afkwam naar Bert, die al wachtte, had zij de sporen van haar verdriet uitgewischt. Ze was te verstandig, om een prettigen avond te be derven terwille van iets, waaraan toch niets meer te veranderen viel. „Wat zie je er lief uit!" zei hij. „Ik hèb overigens iets voor je.... ik wou het mor gen gevenmaar ik dacht.... omdat we nu juist uitgingen...." En toen stond ze en staarde neer op een kleinen hoedendoos, waarop in gulden letters den naam der zeer dure firma prijk te. Ze opende den kleinen dooseu daar lag, in wit vloei gepakte, het brokaten modelletje uit Parijs Zoo lang en zoo star bleef ze er naar kijken, dat hij zenuwachtig zei: „Ik hoop, dat het je bevaltaltijd lastig voor een man, zoo iets koopenmaar ik eh.... zag het toevallig staan...." Tranen welden in Josine's oogen. Dat was dus zijn idee van zuinigheid 1 Door een zonderling toeval had hijergens, in een tram misschien, het doosje gevonden en.... bah! Hoe klein, hoe min, hoe.... „Wil je het niet opzetten?" vroeg Bert. Ze gehoorzaamde, doch zonder eenige vreugde. Het brandde haar op de lippen om te zeggen: „Dit cadeau heb ik zelf oe- taaldl Dit hoedje, waarvan ik toevallig heel zeker weet, dat er maar één bestaat 1" Ze beheerschte zich, doch den heelen avond kostte het haar moeite; ze kon er nauwelijks toe komen te antwoorden, als Bert iets zeide en allengs werd ook hij stil. Vermoedde hij iets? Hij keek zoo on gelukkig, dat ze soms bijna lachte. Maar het bewustzijn, dat hij eigenlijk belachelijk was, deed haar weer zooveel verdriet, dat ze met moeite haar tranen bedwong. Toen het concert was afgeloopen, zou ze er met veel van hebben kunnen na-vertellen. Van Bert nam ze afscheid met een vluchtige kus, snelde de trap op naar haar kamer en voelde zich als een vlinder, die men alle goudstof van de vleugels gestreken heeft. Zij twijfelde zelfs eraan, of ze nog met Bert wilde trouwen. Zuinigheid, maar dit! Zachtjes, om de slapende familieleden niet te wekken, sloot ze haar kamerdeur achter zich, draaide het licht óp en had bijna een kreet geslaakt. Op haar tafel stond een klein hoedendoosjeeen pa^ pier was erbij gelegd. Ze las, met haar va ders handschrift neergekrabbeld „Ze brach ten, toen je weg was, een hoedendoosje, dat je vergeten had mee te nemen". O, zei Josine zachtjes. Vijftig gulden voor een model, dat geen model bleek te zijn.. en Bert, haar arme Bert! Ze wist nu niet meer, of ze moest huilen of lachen. Tenslotte deed ze beide. Den volgenden dag bracht St. Nicolaas een pakje, waarbij een gedicht was gevoegd in Berts handschrift. Het gedicht was kreupel, maar het handschrift ferm en eer lijk genoeg. Bert had zich den heelen vorigen avond suf gepeinsd wat hij Josine kon hebben mis daan. Beviel het hoedje haar niet? Ten laatste begreep hij het: Zij had het niet aardig gevonden, haar Sint-Nicolaasge- schenk vooruit te krijgen. Ze was bang, dat hij weer eon karigen indruk zou maken morgenHet dilemma was opgelost, hij haastte zich, voor een tweede geschenk te zorgen. Josine was tactvol genoeg, hem nooit de ware reden van dien verstoorden avond te laten merken. Wat ze zooal op het hait had, luchtte zein de peperdure zaakvan „exclusieve" Parijsche modellen! DE SCHAATSEN Op den schoorsteen bij Kees van Laar thuis stond een kleine spaarpot. Het was zoo n gezellige spaarpot met een ondeugen- den jongen er op, die door een verschrik kelijk dikken agent werd achterna gezeteu. Kees was er nooit achter gekomen, waarom de jongen zoo hard wegliep; hij begreep alleen, dat hij niet \eei goeds had uitge voerd. Belletje getrokken misschien? Die spaarpot was iets waar Kees heel trotsch op was. En dat was geen wonder. Alles wat hij kreeg op zijn verjaardag oi bij een onverwacht bezoek van een oom uf een tante van buiten de stad stopte hij in de smalle gleuf bovenin. En niet alleen alles wat hij kreeg, maar ook als hij wat verdiende. Wanneer hij oij- voorbeeld voor zijn vader een paar schoe nen wegbracht de vader van Kees wao namelijk schoenmaker dan gebeurde tiet wel, dat hij even moest wachten. Dan kreeg hij nu eens een paar centen, dan weer eens een stuiver. Dat was eigen ve.diend geld en ook dat gmg de spaarpot in. Kees Juio- terde altijd aandachtig naar het geluid, waarmee het geld m het busje viel. En of het nu verbeelding was of niet, maar het was net of dat zelf \erdiende geld met een veel mooier geluid naar binnen rinkelde ais dat wat je zoo maar kreeg en waar je niets voor hoeide te doen. Hot was midden November, toen Kees meer dan anders naar zijn spaarpot toeriep, hij nam het busje telkens op en woog net op zijn hand. Af en toe wilde hij wel Jat hij er doorheen kon zien. Maar dat guig niet: blik is nu eenmaal geen glas. liot eenige wat Kees kon doen was een flink sohudden. Dan hoorde je tenminste den in houd rammelen, maar veel schoot je er toch niet mee op. Aan het geluid alleen kon je niet hooren hoeveel er in zat. Waarom stelde Kees vooral zooveel oo- lang in zijn spaarpot toen het midden No- vermber was? Dat zal ik jullie vertellen. Als het de laatste, dus den 30sten No vember was, dan haalde de vader van Kees een groot stuk bruin pakpapier te voor schijn, zoo'n stuk waar anders altijd de schoenen in werden gepakt. Ditmaal was het echter niet voor schoenen bestemd. Waar dan wèl voor? Wel, voor de spaarpot van Kees. Daar werd een keurig pakje van gemaakt en vader schreef er op in mooie rondschrift- letters: Aan Sint Nicolaas, Madrid. Spanje. Zoo ging de spaarpot van Kees de deur uit en er was een briefje bij ingesloten, dat Kees niet te lezen kreeg, hoewel hij wel een beetje wist, wat zijn vader er in ge schreven had. Kees had ditmaal met nog meer span ning dau anders den 30sten November af gewacht. Toen het eindelijk zoover was, mocht hij zelf zijn spaarpot inpakken, wam. zijn vader had het te druk. En ook de moe der van Kees nad geen tijd om te helpen Dat kwam omdat de familie van Laar juist twee dagen van te voren verhuisd was. Kees had deze keer een hee.e groote wensch. Hij wilde dolgraag een paar schaat sen, een paar echte Eriesche schaatsen. D.o waren niet goedkoop. En nu zat er wel aardig wat in het busje en het woog vrij zwaar, maar het waren toch meest centen, die er in zaten.... Toch had Kees het er maar op gewaagd en zijn vader zijn lievelingswensch verteid. Haastig had vader van Laar het adres en het begeleidend briefje geschreven en zoo ging de spaarpot van Kees de deur uit. Het was 3 December, toen moeder van Laar 's morgens wat op bed bleef liggen. Ze had hooidpijn. Later op den dag moc<ït de dokter komen en toen bleek, dat ze een flinke griep had. Het was de schuld ge weest van de verhuizing, die midden in de gure winterdagen had plaats gehad. Dat werd een trieste dag in het huis van den schoenmaker. Kees moest thuis blijven van school en met zijn vader moest hij al de dingen doen, die moeder anders deed. Moeder zeif lag met een bleek gezicht op bed. Als Kees kwam vragen hoe üei ging, dan lachte ze een beetje en zei, dat ze den volgenden dag weer beter was, maar Kees gelooide het maar half. Er was den volgenden dag dan ook nog geen sprake van, dat ze op mocht. Het ge wone eten mocht ze ook met hebben, alleen maar pap en melk en een ei. En verder vruchten, veel vruchten. „Vaderzei Kees dien middag, „ik wou, dat u een nieuw briefje schreef naar Sint Nicolaas". „Waarom?" vroeg deze verbaasd. „Um mijn spaarpot terug te vragen", zei Kees. „Voor het geld, dat er in zat, hadden we mooie druiven voor moeder kunnen koopen. Daar houdt moeder zoo van en dan zou ze vast weer gauw beier zijn". „En je schaatsen dan, Kees". „Die kan ik het volgend jaar wel krij gen", antwoordde Kees, „en misschien is er dit jaar niet eens ijs, dan zou ik er toch niets aan hebben". „Je bent een lieve jongen". Vadea van Laar streek zijn zoon over zijn donkere krullen. Dien zelfden middag nog zag Kees zija vader een briefje schrijven. Dat werd da delijk weggebracht en des avonds al kwam er een mandje met prachtige druiven, en er kwamen nog peren en perziken ook bij. „Aan wie heb ik dat te danken! vroeg Kees' moeder blij en verrast. „Aan Sint Nicolaas", zei Kees en hij knipoogde eens tegen zijn vader. Hij had afgesproken, dat ze niet tegen moeder zeg gen zouden, dat het van het geld uit Kees spaarpot was. Moeder van Laar werd vlug beter. „Ik geloof werkelijk, dat het van die heerlijke vruchten van Sint Nicolaas komt', zei ze telkens weer en dan moest Kees zich omdraaien, want dan kreeg hij een kleur van blijdschap. Toen het 5 December was, mocht moeder het bed uit. Kees en zijn vader hadden er voor gezorgd, dat de kachel flink brandde, en daar zat moeder nu weer met een ge lukkig gezicht. 's Avonds werd er als gewoonlijk dam pende chocolademelk geschonken. Toen net tegen half acht liep en er nog steeds niet heltig aan de deur gebeld was, zei moe der: „Ik begrijp niet waar Sint Nicolaas blijft". „Nee", zei vader, terwijl hij zijn zoon aankeek, „ik begrijp het ook niet goed". Toen schoot Kees plotseling iets te Diu- nen, een prachtige oplossing. „Lk weet het", riep hij uit. „Sint Nioo- laas weet natuurlijk niet, dat wij verhuisd zijn. Toen is hij naar het oude huis gegaan en daar wisten ze niet waar we woonden. Hij had nog niet uitgesproken toen er geweldig hard aan de bel getrokken werd. „Wat zou dat zijn", vroeg Kees' va der. Hij liep naar de voordeur. Kees en zijn moeder hoorden even later druk praten in de gang. Toen kwam vader van Laar terug. Hij droeg een pakje, dat hij dadelijk aan Kees gaf. „Wie was het", vroeg moeder. Vader glimlachte. „Onze jongen had gelijk", zei hij. „Sint Nicolaas had zich in het adres vergist en er niet aan gedacht, dat wij verhuisd wa ren. Maar Piet den knecht schoot het op het laatste oogenblik nog te binnen. Piot dacht ineens aan het extra-briefje, dat hij gekregen had en toen wist hij meteen weer ons nieuwe adres". „Wat was dat voor een extra-briefje?" vroeg moeder nieuwsgierig en ze keek Kees aan. Maar die hoorde niet dat hem wat ge vraagd werd. Met een hoogroode kleur zat 'hij te kijken naar wat hij zoo juist had uitgepakt. Het waren een paar fonkelnieuwe schaat sen. SIMON. CARMIGGELT. BELLO EN ST. NICOLAAS door SUZE LANDSTRA. Eello strekte zioh behagelijk uit voor het vuur en liet zijn ruige rug eens heer lijk roosteren. Hè hè, dat was fijn! Bui ten woei een scherpe Oostenwind; het was in zijn hok niet om uit te houden geweest, het water in zijn bak was hee- lemaal bevroren, zoodat hij zijn dorst niet kon lessclien. Het vrouwtje had me delijden met Bello gekregen en nu mocht hij binnen bij het vuur liggen. Ze had hem ernstig op zijn honden- hart gedrukt, vooral rustig te blijven en niet te hollen, want anders zou hij do boel breken en mocht hij nooit meer binnen komen Nu wat hem betrof, ze kon hem heuseh wel vertrouwen en bovendien werd hij zoo lui van de warmte, dat hij al gauw in slaap viel. Hij werd pas wakker, toen de kinderen uit school kwamen. Van Frans, de oudste, hield Bello het meest. Die kon me even - - fr Stofzuigers met 7 hulpstukken met 2 j. volBe garan "f38 Electrische Rijwiellampen voor f 2.86, 4.50, 5.50, 6.50 Rijwielen geheel uitgerust met Irager, bel, tasch, jasbe- bescherWr en electr. lantaarn met 2 j. voile garantce f38- Horloges Wekkers f 0.96 1.36, 2.08 -0.96, 1.56, 2.08 BIJ Miniatuur Wekkertjes 12.08 JANVOSSENSTEEG 35-37-39 TELEFOON 1344 - LE8DEN V hollen en draven! Hij nam hem dikwijls mee uit en dan deden ze wie hot eerste er was. Dail waren er do meisjes, Bep en Lietjo, maar die wilden hem steods pop- penkleeren aandoen en mutsjes opzetten en dat was voor een flinke hond als Bello een ware ellende, temeer omdat Oaro, de hond van den buurman het eens gezien had en hem erg had uitgelachen. Dat had hij natuurlijk niet op zich la ten zitten! Daarom was hij maar het liefst bij Frans. Terwijl de kinderen bij het vuur hun handen warmden, spraken ze druk met elkaar. Opeens spitste Bello zijn ooren. Daar had je die naam weer: Sint Nico laas! Wie was dat toch? Hij kende ver schillende menscben: Mina, de werkster, Piet, den tuinman, den me'kboor, den postbode, meneer v. d. Heuvel die altijd eenmaal per week kwam, en dan met een stok over een kistje streek, waardoor er een geluid uitkwam, waarvan hij altijd pijn in zijn buik kreeg. Maar wie was nu Sint Nicolaas? „Geloof je, dat hij ons zelf op komt zoeken?" zei Frans. „Ja, ik denk het wol" antwoordde Bep. „Moeder heeft hem tenminste een brief geschreven, om het te vragen". „Ik ben toch wel een beetje bang" zei kleine Lietje, die haar geweten niet hec- lemaal zuiver voelde. „Zoo" dacht Bello, „dus St. Nicolaas is iemand, waar je bang voor moot zijn? Nu we zoillen wel zien, hoe hij eruit ziet". Het was 5 December. De tafel was net afgeruimd en de kinderen zaten met roode kleurtjes op de wangen elkaar aan to zien. Ze waren een beetje zenuwach tig en schrokken bij ieder geluid. Ook Bello, die gehoord had dat nu St. Nicolaas misschien kwam, zat met zijn Zondagsohe halsband om te wach ten. Het was heel stil in de kamer. De baas en het vrouwtje lazen in de cou rant. Eensklaps werd er heel hard gebeld en geklopt en gerammeld alsof er brand was! Daar had je het alDe kinde ren verloren hun blosjes en Bello voe'de, 'hoe zijn nekharen omhoog rezen. Was me dat bellen I Even later ging de deur open en.... Nee maar, Bello keek zijn oogen uit. Daar zag hij een ouden hoer binnenko men, een groote stok met eon gouden, knop in zijn hand. Wat was hij vreemd gekleed. Nog nooit was hij zoon meneer tegengekomen op straat en zoo iemand was ook nog nooit eerder op visite ge weest. Het was een lieve heer en hij had zoo'n goede zachte stem! Er werd een gemakkelijke stoel bij het vuur gezet en daarin ging de vriendelijke baas zitten, terwijl hij in het voorbijgaan Bello over zijn kop aaide. Doch plotseling sprong Bello overeind. Wat moest die andere? Wat moest die hier in huis doen? Dat was vast niet pluis. Die moest hij er maar eens gauw uitjagen! Stellig wilde die kerel met dat zwarte gezicht en die muts met veeron de kinderen en St. Nicolaas kwaad doen. Woedend begon hij to blaffen en voor iemand er iets tegen icon doon, was hij op Pieterbaas, want die was het, afge sprongen en beet hem in zijn broek. „Bello hier!" riep het vrouwtje en ..Bello, Bello, Bello' rieren ze allemaal in koor met groote schrik in hun Rtemmen en Bello, Bello riep zelfs St. Nicolaas, terwijl hij met zijn stok op den grond sta mpte. Verschrikt door al dat geschreeuw liet Bello los. maar kon toch niet laten met zijn tanden een scheur in Pieterbaas' brrek te maken. Toen gingen ze allemaal tegen hem to keer, de baas, het vrouwtje, de kinderen, allemaal noemden ze hem een ondou- gende, stoute domme hond en voor straf moest hij direct naar do keuken. Tre-rig ging hij heen. Hij ha*l ze toch willen verdedigen tegen dien zwarten man met zijn rollende oogen Hij hoorde de kinderen binnen zingen, lachen en dansen. Het ging er vrool.'jk toe. Och, hij was er zoo graag bij ge weest! Eindelnk kwam er iemand naar do keuken. Het was Frans. „Kom hier, Bello, je moet bij St. Nicolaas komen". Ver heugd sprong Bello op on liep achter Frans aan naar do kamer, terwijl hij zich afvroeg of dio kerel er nog zou zijn. Toen hii binnenkwam, zat me daar zoo waar die zwarte on de leuning van St Nicolaas stoel! Vn! verbazing bleef Bello naaj dat schouwspel kijken. „Kom eens hier, boste jongen", zei Sfc. Nicolaas-' stom. ..Wil je mii niet oen poot geven?" Nu dat wilde Be'ln wol doch ondorwijl keek hii naar Piot. dio daar maar op de leuning bleof zitten. ..Ja, kiik hom maar eens aan" zei St. Nicolaas. ..dit is Piot, miin knecht, miin goeie, trouwe knecht, die mij bii al'es behulpzaam is en heusch niemand kwnad doet Je bent vel en bootje onnaden kend <mWeesfci Bollo'tio. Nu heeft die arme Piet oen scheur in zijn broek. f*»r- w,jl hij toch zoo goed om jou heeft ge dacht. Ja zeker Iaat he* oons zien, wat. je voor hem gekocht hebt". Piet haalde eeo nakie uit een groote zak en liet het Bolle zien. Hii snuffeMo even aan het napier en nlntse'ine kwis pelde hii met ziin spaart, ferwiil hii vroo- liik beiron te blaffen. T.o verworst, nee maar, wat fijn het heerlijkste wat, er bestond! Danbboar keeV hij St Nicolaas aan. maar die ze': N"e. npe. Pe"o. je moet nie^ mn. maar Ptet bed"nVon". Dien beschaamd gin" Bello naar Piet. toe en Wde be'*de nooten on ziin Vn:e«n, ferwiil hii bem smoe'-end aankeek Zou' hn willen vervpw/»n? Pipeline lachte Piet en fint zijn nr-r.bt.tre witte tanden zien. Fii klonfe Pello o" d»n rvsr eaf hem het. pakio m zno boV wflflrTr,0d« de?o zich zoo crsuw mocpl-k uit de vo°ten maakte, lachend nagezien door in de V-mer. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 21