DE LEIDSCHE COURANT
CORESPONDENTIE.
Om zooveel mogelijk aan jullie verzoek
te kunnen voldoen zal ik de corresponden
tie wat inkrimpen. Dan winnen we plaats
en kunnen nu wat meer bijdragen inge-
la-seiit worden, temeer daar de volgende
week de heele pagina gevuld zal zijn met
onze deelemers aan de drie afzonderlijke
afdeelingen.
Ca dier, Leiden. Mag ik je nog
eens herinneren, hoe we verleden jaar
een Kerstnummer uitgaven, dat door groot
en klein mooi werd gevonden. Ik reken op
jou! Dag Cadier! Hand en groet en dank!
Alyda Agterberg. Dit vers is
lang niet het minste. Het bundeltje wordt
al grooter. Alles goed bewaren! Waar
schuw mij eens bij no. 50. Dag Aly! Groe
ten thuis. Ook aan broer! Maak nu eens
wat voor ons speciaal Kerstnummer!
Antoon Olde Kal ter, Olden-
z a al. Zie mijn vraag aan AlydaIk
reken op een mooie bijdrage: liefst 14 da
gen voor den tijd. Van H. en W. niets
meer gehoord. Ik heb geschreven hoe het
stond. Wacht het antwoord af! Dag An
toon! Groet alle huisgenooten. Dank voor
bijdrage
Gerard Keizer, Zutphem
En wat ik nu vroeg aan de u beiden be
kenden, vraag ik ook aan Gerard en An-
tje! Het spreekt, dat jullie stukken voor
gaan. Dag Vrienden! Groet Jopie van
me! Tot Zaterdag! Dank voor gezonden
stukken.
Irma Schöpping, Maastricht
Ik was blij je te zienMijn beste schrijf
sters en schrijvers blijven me trouw. Voor
Kerstmis krijg ik weer een mooie bijdrage
is wel? Succes met studie! Tot later!
Dag Irma! Groet je ouders van me!
J o 8. Schermer Voest, Lei
den. No. 1 is binnenNo. 2 enz. ver
wacht ik; voor alles een mooi stukje;
even origineel als doordacht voor Kerst
mis. Kan ik er op rekenen? We geven min
stens één speciaal nummer met Kerstmis
en Nieuwjaar. Dag Jos! Ik groet je en
druk je de hand.
Cor en Annie v. Diest, Sassen-
h e i m. En ook van jullie reken ik, des
noods met Moeders hulp weer op iets moois
voor ons Kerstnummer! Als alle trouwe
medewerkers en werksters een stukje le
veren. is ons nummer verzekerd. Dag
vrienden, met hand en groet, ook voor
vader en moeder!
Bertie, Paul en Theo Fleur.
Zoo kleine vriendjes! Zie ik jullie daar
ook weer? En weer met gevulde handen?
Dat is flink en ferm! En nu wou ik, dat
het geluk voor een van jullie drietjes was,
en dat ik een prijs kon laten afgeven.
Moeders hulp waardeer ik ten volle.
En nu het gedicht van dit drietal! Daar
komen ze en openen de rij van de groot e
schare, die zachtkens zoo week aan
week met hun verzen zullen voor het
voetlicht treden.
EEN LEVENSLES
Als wind en regenvlaag
Jagen tegen 't vensterglas.
Dan kan 't thuis zoo heerlijk zijn,
En waardeer je dat ook pas.
Dan denk je zoo met weemoed
Aan menig arm kind,
Dat zoo'n beschuttend plekje,
Hoe graag gewenscht. niet vindt.
Wii allen, die het hebben
Stemt dankbaar het gemoed.
En stamelen: ..Onze Lieve Heer,
Wat zijt Gij voor ons goed!"
Belovend, waar wij kunnen
Voor 't arme kind steeds veel
Te geven en te bidden:
Zij geluk ook eens hun deel!
7'*odaar. Oom Wim, gedachten,
Hoe klein ook zijn, gevoeld
Door ons in poo'vre regels,
Als levensles bedoeld.
Mocht dit bescheiden gedichtje
Goedkeurend worden aanvaard.
Gaat de dank hier van ons drieën
.Met 'n stevige hand gepaard.
De dank is aan mij kleine vriendjes! En
nu neem ik van jullie afscheid en groet va^
der en moeder er bij. Daag!
Humpv en Dumpy, Leiden.
Eindelijk! Welkom! Dubbel welkom! Maa-
nu beide Nichtjes één keer van de
partij geweest ziin. wed ik. dat ze ook
Kerstmis iets zullen opdisschen. zoo'n fiin
literair schoteltje, dat zelf onze lekkerbek
ken iets te smuEen vinden! Zie vandaag
eens. Dag lieve Nichtjes. Groet vader en
moeder van me en groote broer.
Jan on Annie Griindemann.
Leiden. Alles was in ordeDat
zusje heeft meegedaan, vind ik fijn! Hoe
meer zielen,vul zelf eens in! Blijven
meedoen! En als een prijsje zou vallen!.,
dan., zou ik het zelf leuk vinden voor
jullie. Groet vader en moeder van me en
ontvangt jullie de hand. Daag!
Frans Filbry, Leiden. Wel
Franske, heb je ook eens nieegedaan Neef
je? Mooi zoo! En nu voortaan, prijs of
geen prijs van de partij zijn! Wees welkom
in ons midden Frans en blijf trouw onze
Rubriek lezen. Veel groeten aan vader en
moeder
Bennie en Pierre Hosman,
Leiden. Ja, Neefjes, de raadsels wa
ren ook niet moeilijk, maar werden ze ge
maakt zonder hulp en dus alleen, dan wa
ren ze moeilijk genoeg Ik was blij jullie
te zien en ik verwachtte dan ook niet an
ders. Mijn vriendjes zijn en blijven van
de partij. Zoo hoort het. En nu nog het
stukje van Pierre. Ik laat het onmiddel
lijk plaatsen. Daar is Pierre.
DE SMEERPOES
door Pierre Hosman.
Op een Zaterdagmiddag zat Jan met
zijn verfdoos te verven. Maar opeens dacht
Jan, ik ga me eens zwart maken, dan ga
ik Moeder en mijn broertje eens foppen.
Dat zal leuk worden. Hij begon zich zwart
te maken. Twee minuten later was hij
klaar. Hij ging met een ernstig gezicht
naar beneden. Klopte aan. de kamerdeur,
en vroeg: „Zijn hier nog stoute kinderen,
mevrouw?" Neen zwarte Piet. „Nou, dan
ik ze wat geven! Waar is Jan, me
vrouw? O, die zit te verven op de speel
kamer! Roept u hem dan eens mevrouw!
Jan kom eens hier!
Er kwam geen antwoord. Mevrouw ging
eens kijken. Hij was er niet, dat vond ze
el vreemd, Nou, dan krijgen jullie wat
en Jan niet. Wat wil je Wim? 'n Bouw-
dooc! En jij Hans? 'n Mecano! O, die me.
cano moet ik nog koopen. maar de bouw
doos heb ik wel. Dus Wim, ik ga vlug 'n
mecano woopen, wees jij nu maar erg zoet
dan kom ik gauw terug en krijg jij hem.
Jan zal ik later wel eens spreken. Maar
Moeder had allang gemerkt, dat Zwarte
Piet, zwarte Jan was en met z'n allen heb
ben zij er hartelijk om gelachen.
Dag jongens! Maak me veel groeten aan
vader en moeder en André!
Voor jullie beidjes de hand!
En hiermee zullen we het laten. De vol
gende week ga ik door.
En nu een vraag?
Wie doet mee? Voor ons speciaal Kerst
nummer!? Ik verloot een boek onder de
deelnemers?
De vraag is: Wie wil een opstel, een
verhaal, een sprookje, een vers maken
over: Kerstmis! Het Kerstfeest! De ge
boorte van Jesus! Oud-jaar. Nieuwjaar,
Drie Koningen! Kerstvacantie
Insturen veertien dagen vóór Kerstmis.
Tot Zaterdag!
Jullie liefhebbende
Oom Wim.
ONZE WEDSTRIJD.
Een woord vooraf.
Ziezoo! De wedstrijd is afgeloopen.
Het getal is vastgesteld.
De lijsten ingevuld.
De verhalen en opstellen en versjes na
gezien en gesorteerd. Na den uitslag van
den wedstrijd geef ik de volledige teksten
van de verschillende bijdragen, die ik ter
plaatsing ontving.
De volgende Zaterdag ben ik met alles
klaar.
Dan is geloot en kunnen we zeggen, wie
de gelukkigen waren en tevens zal ik dan
voorzoover de ruimte het toelaat nog het
een en ander vertellen. Ik vrees echter
dat die nabetrachting heel kort zal zijn,
gezien het reuzegetal, dat ik te boeken
kreeg en aanstaande week in onze kolom
men zal gepubliceerd worden.
Onze wedstrijd was dan ook, zooals ik
zei een reuzesucces Nooit was het getal
zoo groot.
We naderden de zeshonderd, zegge en
schrijve 600.
Het juiste getal was 573, waarbij er
twintig uitvielen, zoodat er 553 overbleven
doe meegeloot hebben.
Ik had voor afdeeling A 240 deelnemers
voor afdeeling B 210
voor afdeeling C 123
Samen 573
Hiervan vielen er nit:
voor afdeeling A 8 deelnemers
voor afdeeling B 9
voor afdeeling C 3
Samen 20
Zoodat er meelootten 573 20 is 553
deelnemers.
Met deze twintig heb ik een apart ap
peltje te schillen.
Zij kwamen te laat; zij maakten het
werk slordig; zij schreven af; of ze
brachten van de raadsels niets of niet veel
terecht.
Of ik tevreden ben?
Meer dan tevreden?
Ik zag mijn ouwe, getrouwe vnenoen te
rug en tal van nieuwe deelnemers zag ik
mede het strijdperk binnentreden.
Mijn getrouwe vrienden vooral breng ik
dank!
En de nieuwelingen? Van harte druk ik
jullie allen de hand en ik hoop in de toe
komst, bij volgende gelegenheden, jullie
te mogen verwelkomen.
Wie niet meededen hadden groot gelijk.
Wij kunnen ze best missen en het feest
gaat zonder dezen evengoed door en
de kans voor de welwillenden wordt er te
grooter door.
En nu tot Zaterdag! Dan is de uitslag!
Nog wil ik even zeggen, dat ik 123 op
stellen en verzen kreeg en ik 85 brieven
zal beantwoorden.
wensch ik U allen!
Oom Wim.
WIE ZIJN JARIG?
Van 27 Nov. tot 3 December.
27 Nov. Albert van Schie, Zijleinde D 17,
Warmond.
28 Nov. Christiaan Straathof, Weipoort,
Zoeterwoude.
29 Nov.: Annie v. d. Poel, Zwarte weg,
Oud-Ade.
29 Nov.: Pierre Hosman, Breestraat 11.
.29 Nov. Ali v. Haasteren, Stadhoudersl. 2
29 Nov.: Gerard Keizer, Komsteeg 11
Zutphen.
30 Nov. Gerrit Haverkamp, Alphen a.d. R.
30 Nov.: Marietje v. d. Voort v. Heem
strastraat 21, Sassenheim.
2 Dec.: Jan v. d. Meer, R'veen B 131.
3 Dec.: Willem. Mulder, Timorstr. 4.
3 Dec.: Gerard v. d. Lubbe Weipoort B 109
Zoeterwoude.
3 Dec.: Wimmy van Zijp, Molenstraat 12a
Dec.: Greet je van Zijp, idem.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie volgen?
Wie zijn of haai' naam in deze lijsten
wil opgenomen zien en den datum van
geboorte nog niet opstuurde of bij de raad
sels voegde, doe dit alsnog, maar dan
minstens 14 dagen voor het verjarings
feest.
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS
Voor vandaag geven we deze vier raad
selrijmpjes.
De volgende week geef ik de oplossing
zelf, dus niets insturen.
RAADSELRIJMPJES
-door Bertus Rooyakkers.
Met eet haar niet en drinkt haar niet,
Men hoopt haar niet en men draagt
haar niet;
Er leeft geen kind, geen vrouw,
geen man,
Geen schepsel, die haar missen kan?
Wat is dat?
Een slager kon een vette koe
Voor honderd gulden koopen gaan,
7eg mij nu F'lei eens terstond,
Waarop komt dan een kalf te staan?
Het heet te zijn voor een vogel.
En 't is toch voor een man,
Dat men aan boord der schepen
Geregeld vinden kan.
Op deze vraag had ik van u
Goed antwoord graag gehoord;
Wat is een onderdeel der straat,
Of hoofddeel van een woord?
ZICH ZELF VERRADEN
door Theo v. d. Heijden.
Een rijke Amerikaan, die veel planta
ges bezat, had vele negers aan het werk.
Op zekeren dag bemerkte hij, dat hij
een groote som geld miste. Hij verdacht
er één van de negers van, die bij hem
arbeidde.
Na even nagedacht te hebben, vond hij
een plannetje om den dader te pakken
to krijgen.
Den volgenden dag, na den arbeid riep
hij alle negers bij zich en beval hun allen
op een rij te gaan staan, en sprak: „Man
nen, er is mij een groote som gelds ont
stolen, maaj ik ken den dader, omdat er
op puntje van zijn neus een wit veertje
zit." Alle negers bleven onbewegelijk
staan, behalve één, die met zijn hand over
zijn neus streek om te voelen of er een
veertje op zat.
Daarna mochten alle negers naar huis
gaan. behalve die ééne, die over zijn neus
streek, moest nablijven. Hij kreeg een ge
ducht standje en werd direct ontslagen.
Maar dat hij zichzelf verraden heeft,
dat heeft hij nooit begrepen.
flIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIi;
AAN MIJN VIOOL
door Alyda Agterberg. 5
't Is of mijn liefde groeit bij 't klimmen mijner jaren
't Is of ik uw bezit hoe langer meer waardeer,
Gij schenkt een rein genot met uw gespannen snaren
Uw zuiv're, zoete toon, verrukt mij immer meer.
Al zijt gij jaren oud. toch doet U dat niet hind'ren, S
't Is of daardoor uw stem, juist voller, schooner wordt,
E Gij schalt zoo blij uw lier, als vroolijk-hupsche kind'ren
't Is of gij blijdschap ook mij in het harte stort. jj
Nooit kom ik ook vergeefs bij U vertroosting zoeken
Heeft 's levenszorg mij soms, verbitterd of vermoeid, S
Dan beeft gij door mijn ziel tot in de diepste hoeken
En voel ik dat gij heel met mij zijt saangegroeid.
't Is of gij dan verhaalt van lang vervlogen tijden, jj
E En spreekt van droef verleen, verganklijkheid en dood,
E Van velen die reeds uit dit leven zijn. gescheiden
s Dien gij weleer geluk en zielsverrukking boodt.
Ik zie u in de hand van ranke Eng'lenscharen,
Vaak afgebeeld wanneer zij loven God den Heer,
Als schoon het Sanctus ruischt bij 't trillen van hun snaren,
Van zulke hemelzang, spreekt gij mij telkens meer
Ik heb U innig lief en min uw reine klanken
Gij ligt mij toch zoo na en tee der aan het hart, 5
Neen, nooit kan ik genoeg uw trouwe vriendschap danken S
Mijn levensgezellinin vreugde en in smart!
Als eens mijn doode hand U niet meer kan bespelen
Als eens een ander hart wordt door uw stem bekoord
Dan hoop ik dat uw lied nog mijne ziel mag streelen
Uw klankenweelde dan door mij nog wordt gehoord. 5
Dan zal ik toch gestaag nog naar uw zingen luist'ren,
Dan zal mijn zielezang zich mengen met uw toon,
Dan zal ik ook vandaar nog van mijn liefde fluist'ren
Mijn dierbare viool, mijn al, wat zijt gij schoon!
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII
TOEN ALBERT VAN SCHOOL WAS
door Marietje Stipdonk.
Albert, een vlugge, vroolijke knaap,
was van school gegaan, en vader had er
voor gezorgd, dat hij in een nette smede
rij kwam. maar ach! Heel spoedig zagen
vader en moeder dat hij niet meer zoo
braaf was als vroeger. Hoe kwam dat?
Ja, de baas vertelde het aan Alberts va
der: „Uw zoon gaat het liefst om met
luie, ruwe jongens, van wien hij niets an
ders leert, dan vloeken en brutale woor
den! En als hij zich niet betert, kan ik
hem niet in mijn smederij houden. Ik
kan geen luie bengels gebruiken."
Bedroefd zaten vader en moeder des
aivonds om de tafel met de andere kinde
ren, toen Albert binnen kwam. Hij groette
met norsch gelaat, wierp de pot onder zijn
stoel, maakte slordig een kruis en begon
te eten. Toen de kleinen naar bed waren,
zei Albert op ongepaste toon. De baas
heeft over mij geklaagd tegen vader, en
ik heb hem gezegd, dat ik niet meer bij
hem terug kom.
Vader keek heel bedroefd en antwoordde:
„Volg mij eens even in het voorkamertje
jongen".
Dat deed Albert, en nu hield vader hem
ernstig voor, wat er van hem zou worden,
als hij zoo doorging. „Je bent te groot ora
door mij getraft te worden, maar Onze Lie
ve Heer schenkt geen zegen aan een kind
dat de oorzaak is van de tranen zijner
moeder en je hebt wel gezien dat je moe
der straks schreide om jouw verhard ge
drag." Deze woorden troffen Albert zóó,
dat hij voelde hoe slecht hij gehandeld
had en aan zijn ouders beloofde het niet
meer te zullen doen en of deze hem wil
den vergeven. Ook aan z'n baas vroeg ie
vergiffenis, dat hem dadelijk geschonken
werd. Hij heeft woord gehouden en de
verkeerde makkers laten loopen. Wel deed
Albert verkeer, maar hij beterde zich.
BROER'S TITELVERS
naar de opgave van Oom Wim in
„Voor de Jeugd"
door Alyda Agterberg.
„De herfst" is vol kleurenpracht
„De storm" woedt in file kracht,
„Het najaar" is de druiventijd
„De oogst is binnen" vroolijkheid,
„De vogels zijn nu heen" gegaan
We schuilen „om de kachel" saam
„In den langen avond" stond
„De Octobermaand"? niet, ongezond
„Allerheiligen" vreugde zangen
„Allerzielen" droef verlangen,
„De najaarswedstrijd", zie dit lied
„Herfstvacantie" heb ik niet.
„Het stille strand" doet huiv'rig aan
Zoo voegde broer de titels saam.
En zei: op deze wijz'
Krijg ik beslist een prijs.
DE AVONTUREN VAN J0 EN DO
door Truus de Haas.
IX.
De groote lichten ging aan; het was
vrij donker en de garagedeuren waren wijd
open. En daar ging het toet-toetü Wat
reed hij fijn! In één woord goddelijk. Ze
waren de kostschool haast vergeten. Maar
Jo, herinnerde Do eraan. Den 21en kost
school O ja, zei Do, zeg Jo, laten wij maar
net doen of we het niet erg vinden, want
anders vindt vader het natuurlijk ook
naar! Het was slechts zeer fluisterend ge
sproken door Do, maar hoe zacht ook ge
zegd, tooh had Pa er iets van verstaan. Het
ontroerde hem zeer en ook meteen voelde
hij het weer, wat zal dat stil zijn zonder
mijn tweeling. Wat houden ze veel van mij!
Zullen wij teruggaan meisjes. Ja Pa, goed
hoor, hij rijdt zalig, fijn hoor. Dergelijke
uitroepen weerklonken.
Ze waren er bijna, toe-oetttoet heel hard
Hendrik kwam haastig aansloffen, opende
de garagedeuren. En daar reden ze weer,
veilig en wel, de garage binnen.
Een, twee, drie! hoepla! sprongen ze
eruit, in vaders armen.
Kom, dan gaan wij gauw naar binnen!
Zou je niet even in de muziekkamer licht
willen maken Jo. Voor het eerst sinds
langen tijd werd de sleutel weer in het
slot gestoken. Door vader. Jo nam plaats
aan de piano en Do hanteerde de viool.
Vroeger speelde moeder piano. Do viool en
Jo cello. Doch allebei konden ze piano
spelen. Ze namen een mooi stuk van Bach.
Eerst even stemmen. En daarna zongen
ze samen 'n tweestemmig lied en begeleid
den zich zelf. Zacht en kalm melodieus
klonk haar spel en vader luisterde in volle
aandacht en met diepe ontroering naar
de muziek zijner kinderen.
(Wordt vervolgd).
HET OUDE GELOOF
door Irma.
Vast in den grond geworteld
Bleef hier het oud geloof bestaan,
Eeuwen lang ervoor geworsteld
Haar grondvesten zijn niet vergaan;
Het oud geloof onzer vaad'ren
Blijven wij getrouw,
^elfs al mocht de vijand naad'ren
Wordt niemand z'n geloof ontrouw.
tegen
Haar granieten rots,
Neen verraad zou niemand plegen,
Van 't geloof der vaad'ren trots,
Dan nog liever sterven
Want valsch was des vijands leer,
't Nageslacht zou zeker erven
De „Katholieke Roomsche leer".