DE LEIDSCHE COURANT
Een vreedzaam duel
Heieen had het den kinderen beloofd al
maanden lang. Als ze altijd zoet waren,
zou Moeder een briefje aan St. Nicolaas
schrijven, of de goede Sint als-'t-u-blieft,
bij hen wou komen. Heieen had van die
belofte al veel profijt gehad. Inderdaad
waren de boterhammen er veel vlugger
door naar binnen gegaan. Had ze ontbijt
en koffieboel weer vlug kunnen opruimen
en Dad ze tijd gewonnen om zich aan het
werk, de correctie van wetenschappelijke
nXgaven. dat ze na Gerards dood op zich
had genomen, te wijden. Ze was gelukkig
niet geheel onbemiddeld achtergebleven.
Het pensioen bracht wat in en ze had nog
haar eigen kapitaaltje, maar.... de drie
kinderen kostten veel geld en ze wou
nog graag wat bewaren voor den tijd dat
de kinderen nog meer zouden kosten. Er
zaten goede koppen in de kinderen, en
als ze wilden studeeren, zou het toch zoo
jammer zijn, als geldgebrek een niet be
geerden levensweg gebood.
Heleen was 'n liefhebbend en ijverig
moedertje, die het verlies van haar man
wel zwaar voelde, maar die levnsvreugde
genoeg bezat, om zich daar over heen te
zetten, en die daarom in ruimen kring be
mind werd.
Wat een rust: het drukkei span lag er
weer in. Heleen kwam even op adem. O,
wat was die Wout toch weer over St. Ni
klaas vervuld geweest. De lieve jongen zou
er bepaald van droomen 't Werd toch tijd,
dat ze zich een St. Niklaas verschafte.
Wie zou de moeite willen doen. Eigenlijk
kende ze niemand, dien ze het durfde vra
gen. Wacht, ze zou het aan Tilde vragen,
die 't is kwart voor acht dadelijk ko
men moet.
Eiken Donderdagavond kwam Tilde nog
een vriendin uit de schooljaren bij Heicen
op bezoek, om haar door de verstelstapel
heen te helpen. Dat was al ingesteld, toen
Heleen haar eerste kleintje verwachtte en
Tilde aan alle hempjes meegeholpen had.
Sedert was er altijd veel te stoppen en te
mazen geweest.
Tilde, een gezellige oude vrijster, di6
zich graag zoo noemde, en die door we'
honderd kinderen tante werd genoemd, hoe
wel ze absoluut geen familieleden had,
wist dadelijk een schaar jongelui op tp, noe
men. die graag voor Heieens spannetje
St. Nicolaas zouden willen spelen. Morgen
had ze vergadering van den Esperanto-
bond, dan zou ze er wel over spreken
Daar was Jaap Boering bij, o ja, die heeft
laatst nog naar je gevraagd, en dan had
je Michiel Doornhuis, ook een geschikt
type
Heleen of liever Tilde, had zich de moei
te kunnen sparen. Daan Heilman liep al
weken lang met het plan rond. Nooit zou
hij zoo|n goede gelegenheid hebben, in haar
huis binnen te dringen. Hij was nog een
verre neef van Heleen, en kon als zoodanig
acces verzoeken. Maardat zou te veel
in de „bijkert" loopen en hij had genoeg
kijk op vrouwen, om te weten, dat He.een
er de vrouw niet naar was. om gevrijd te
willen worden. Neen, a bout portant, dat
was het beste. Ze kende hem. moest hem
althans kennen, moest weten, dat hij
iemand was. op wien niets aan te merken
viel en ze zou wel toehappen, als hii haar
vroeg. Hij deed dan een heusch niet kwa
de partij. En er was meteen voor ziin Lien,
tje gezorgd. Als weduwnaar deed hij de
laatste jaren nu wel niet veel meer aan
vroolijke partijen, maar vroeger was hij
een ..cetapt nummer" geweest en zoo'n
St. Niklaasvertooning zou hem wel ge
lukken.
Vijf December, zeven uur in de huize
Martens De kelen zijn al haast ..chor ge
zongen. Heleen keek op de klok. De tem
ming zou bekoelen, als nu niet gauw de
„beusche" St. Niklaas kwam. Gaat daar
niet een zacht belletje? De kinderen heb
ben het gelukkig niet gehoord. Me' te veel
kracht zingen ze dat de makkers hun wild
geraas moeten staken. Ja. nu moet meneer
Boerine in het zijkamertje zijn. Al'es las
klaar. Mientje zou het hem wel wiizeri. Zij
zelf kon nu geen moment weg. Nog een
maal. kom Wout. zing mee, zie ginds komt
de stoomboot." Gelukkig, de langverwach
te bel. „Daar is-ie
Waar zijn de zangers van zooeven Stil
kruipen ze achteruit, 't Is toch ook wel
even „eng". Heleen is een en al spanning.
Hij doet het eenig, bewondert ze in stilte
Wat een mooie diep stem heeft ie. Z'n pro
fiel had onder dien muts een werkelijk
klassieke lijn. Wat had ze zoo een heel an
daren kijk op iemand. Hoor de toespraak
die man heeft er toch vreeselijk aardig
slag van met kinderen om 'e gaan.
Hoort ze goed, daar wordt weer gebeld
Een vreemde stem in de gang. Daar is
Mientje al. Wat een geheimzinnig gedoe.
St. Nicolaas houdt de aandaent der kinde
ren geboeid. Wie is daar, wat heeft dat
kaartje te beduiden? D. Heilman, neef
Daan komt die hier Sinterklaas spe
len? Maar dat gaat niet! Dan was het ze
ker zijn rijtuig, dat ze zooeveD hoorde stil
houden.
Honderden gedachten over de inclinaties
van neef Daan vliegen Heleen door het
hoofd, maar handelen ban ze niet meer.
Daar stapt een tweede Sinterklaas de ka
mer binnen.
De situatie is onbeschrijfelijk. Heleen
bijt zich op de lippen, om het niet uit te
schateren. Maar de kinderen, wat moeten
de kinderen ervan denken? Kennelijk is
gen der beide Sinterklasen op deze ont
moeting voorbereid. O, lieve tijd, Boering
vergeet z'n rol. Hij gaat Daan de hand
drukken. Straks zegt hij nog, salonfahig:
„mijn naam is Boering".
Daan, kom man, red je er uit. Heleen
verwacht van Daan een .ontknooping.
„Mijn taak is hier in goede handen, ka
pelaan.- Gegroet kindertjes, ik ga nog
meer kinderen bezoeken."
Sinterklaas keert zich om, wil weggaan.
Daar legt Boering als een verklaring af aan
de kinderen. En kan Heleen even met neef
Daan mee de gang in. hij heeft het in elk
geval toch voed gemeend.
Daan Heilman was nooit om z'n woor-
«den verlegen geweest. Maar de enkele zin.
waarmee hij voor de kinderen de meer dan
precaire situatie had gered, eischten zoo
veel van hem, dat hij in de gang tegenover
Heleen er geen stom woord uit bon bren
gen. Z'n rijtuig stond er gelukkig nog.
Daar kon hij wat op zijn verhaal komen.
Wat had hij zich eigenlijk als een lamme
ling uit het veld laten slaan. Maar had
het anders gekund? Hij was het eigenlijk
toch die de situatie had gered. Daar kon
Heleen hem in ieder geval dankbaar voor
zijn.
Heleen was weer in de kamer terugge
keerd. „Zie jullie, kinderen, Sinterklaas is
al heel oud. En daarom moet ik hem wat
gaan helpen. Maar het zijn heusche ca-
deaux van Sinterklaas, die ik jullie gege
ven heb." Gelukkis dacht Heleen, de ver
klaring schijnt er bij ze in te gaan. Maar
wat had de bij-de-hande Els daar? Die
moet natuurliik het naadie van de kous
weten. „Dus het is eigenlijk een tabbard
van St. Niklaas, die u aan heeft? Dan
heeft u ook zeker zijn b^ard aan."
Hoe durft het kind! Een rukje en
de baard laat los.
Alle tegenwoordigheid van geest is noo-
dig, om nu bij de kinderen er de ware
ernst in te houden. Haast hulpeloos kukt
Sinterklaas nummer een, Heleen aan.
„Heusc.h Wout. dit is St. Niklaas, want
hij is toch door hem zelf gestuurd". De
woorden klinken ook Heleen heel hulpe
loos in de ooren. Ze zal het nu maar over
andrwe boe? gooien.
„Meneer St. Niklaas", och. daar begaat
ze een nieuwe flater, wie had er nu p""t
van .Mijnheer St. Niklaas" cehoord? „Nu
St. Niklaas zelf naar de andere kinderen
gaat. heeft u zeker wel t'"d. hier een kopie
thee te blijven drinken. Wilt de kinderen
dan intusschen van het leven van Piit0"-
klaas in Spanje vertellen. Hoe groot is de
s^eelgoedkamc-. die in het kasteel van St.
Niklaas is. wel
La*er heeft Heleen zich nooit meer kun
nen begriioen. hoe ze dien avond de kin
deren rustig naar bed heeft eekreven. V>?k
herinnerde ze zich tot in de kleinste bij
zonderheden. hop ze met Boering. die on
der het naar bed gaan van de' kinderen
zijn vermomming had afgelegd, had zitten
nanraten.
Neef Daan beleefde weinig pleizier van
ziin plannetje. Zijn St. Niklaasavo^d was
niet alleen er door in de war gestuurd, maai
bovendien werd hem den daaroovolvelden
Nieuwjaarsdag het humeur verstoord. Toen
bij als naar gewoonte zijn oude tante
Doortje kwam gelukwensten, vree? deze
„en weet je het al van Heleen Martens?
Die gaat trouwen, 't Is een zekere me
neer Boerin?, 't Moet een kennis van haar
vriendin Tilde zijn."
Het keerpunt
Zachtkens in zichzelf 'n deuntje fluitend,
liep Piet Dcvos door de drukke winkelstra
ten van Botterdam, op weg naar zijn kost
huis. 't Was 5 December, St. Nicolaas, en
alle winkels hadden hun uiterste best ee-
daan, hun waren zoo aantrekke'ijk mocelijk
te etaleeren, opdat 't ootr der voorbijean-
gers er door bekoord zou worden. Het
spreekt vanzelf, dat de kundige winkeliers
daarin ten volle waren geslaagd. Met wel
gevallen bekeek Piet nu en dan een étalage.
Dat was wat anders, dan zij bii hem in het
stille dorpje gewoon waren. Eenige jaren
was hij nu al in Botterdam en langzamer
hand was hii alles, wat zijn vroegere woon
plaats betrof, als bekrompen en achte-lijk
gaan beschouwen En toch zoo'n St. Nico
laasdag bracht altijd herinneringen met
zich. dan voelde je je even week worden
bij de gedachte aan den gezedigen huise-
lijken kring, aan de avonden, waarop met
spanning de pakjes wérden uitgepakt, en
het gelukkige gevoel, dat hem beving, als
zijn liefste wenschen vervuld waren. En
zelfs nu nog was hij nieuwsgierig naar het
pakje van thuis, dat hem ieder jaar nog
trouw werd toegezonden. Zes en twintig
was hij, dus de jaren der kinderlijke nieuws-
gferigneid te boven, en toch voelde hij al
tijd even de spanning van vroeger, als hij
het zorgvuldig ingepakte kistje openbrak
en de touwtjes van het pakje los peuterde,
't Zou er nu al wel zijn. hij zou wat vlug
ger doorstappen, nog twee straten door, een
stukje gracht en dan was hij in zijn pen
sion.
Vlug liep hij de trappen op, opende zijn
kamerdeur. Waarachtig, daar stond het al
gereed. Maar er waren twee pakjes. Een
schaduw gleed over zijn gezicht. Hoe dom,
dat hij daar niet aan gedacht had.
Natuurlijk zou Lies hem ook nog een
pakje gestuurd hebben, zij wist nog niets,
vanavond pas zou zij zijn brief ontvangen,
waarin hij a.le banden verbrak!
Dat hij daar niet eerder aan gedacht
had! Als hij een paar dagen eerder geschre
ven had, had hij het kunnen voorkomen, dat
ze hem nog wat gezonden had. Veel pijn
lijks was dan hun beiden gespaard geble
ven. Maar lang had hij er over nagedacht,
eer hij den gewichtigen stap had gedaan.
Hij kende Lies al jaren en jaren, en toen
hij naar Rotterdam vertrok, was hij dol op I
haar. Zij beteekende voor hem alles, zij I
was het toonbeeld van vrouwelijke goed
heid.
En in het eerste jaar was zij dat geble- I
ven. Maar toen had hij Hetty leeren ken-
nen, de vroolijke, wereldsche Hetty. Wat j
een verschil was er tusschen die twee, an
tipoden leken zij haast wel.
Meer en meer was hij van Hetty gaan
houden Hij had haar innig lief. Lies' beeld
was op den achtergrond geraakt, slechts als
hij eens een paar dagen met verlof in zijn
dorpje was, voelde hij iets als berouw, nam
hij zich vast voor, Hetty niet meer terug te
zien. Maar éénmaal weer in Botterdam, ver
dwenen alle goede voornemens, en wist
Hetty hem weer volkomen in te palmen.
Totdat hij gisteien een besluit nam, en
Lies de volle waarheid schreef en haar zei,
dat hij niet genoeg meer van haar hield,
om later een huweij'.k aan te gaan. 't- Had I
hem veel moeite gekost, den brief te schrij
ven, hij wist, dat Lies er veel verdriet van
zou hebben, maar beter dat, dan te liegen
en te huichelen.
Dat alles bepeinsde hij toen hij de twee
pakjes op tafel zag staan. Met een mat ge
baar haalde hij een beitel te voorschijn, om
de pakjes open te breken. Alle lust er toe
was bij hem verdwenen. Krakend vloog het
deksel van het eerste pakje af, het pakje
van Lies.
Een brief lag er boven op. Dien maar
eerst even lezen. Nog onbewust van het
verdriet, dat Piet haar zou aandoen, had
ze dien brief geschreven.
Vol liefde had ze zijn pakje samengesteld,
en uit haar brief bleek overduidelijk haar
innige liefde voor Piet. Hij werd er door
getroffen. Langzaam begon hij het/ kistje uit
te pakken. Een paar boterletters, een zil
veren sigarettenkoker, een paar doosjes si- I
garetten en nog wat andere kleinigheden.
Toen opende hij het kistje van zijn ouders
Ook uit hun brief bleek, hoezeer zij op Lies
gesteld waren, dat Piet later zoo'n goed
rouwtje zou krijgen. Wrevelig sloot hij I
beide kistjes in zijn kast, nam zijn hoed en I
jas en liep weer naar buiten. Wat hadden
ze er t-och aan. hem zijn besluit zoo zwaar j
te maken? Lies was aardig, zeker, 't was
een goed lief meisje, maar ze was hem te
kalm, te weinig opgewekt, te rustig.
Hemel, als je daar Hetty meer vergeleek,
dat was één en al leven, één en al plezier.
Piet stapte een café op het Hofplein bin
nen. Een paar glaasjes zouden hem wel
weer in stemming brengen, dacht hij. Maar
steeds weer keerden zijn gedachten' terug I
naar Lies, zag hij als m een visioen, hoe zij I
z'n brief zou ontvangen, de teleurstel'ing,
die haar die brief zou veroorzaken. Had
hij eigenlijk wel goed gedaan? Er bestond
toch ook nog zoo iets als verplichting. En
zou die plicht wel zoo heel zwaar te ver
vul.en zijn? Altijd had hij toch veel van
Lies gehouden en hij kon ervan overtuigd
zijn, dat zij ook dol was op hem. Dat hij er
een goed, huiselijk vrouwtje aan zou krij
gen, dat zeiden zijn ouders herhaaldelijk.
En Hetty? Hield ze werkelijk van hem?
Heel zeker was het niet. Nu en dan had hij
haar met anderen gezien. Wel had ze dan
gezegd, dat dat niets beteekende, dat dat
kennissen van haar ouders waren, dat ze
daartegen toch moeilijk onbe eefd kon zijn
enz., maar overtuigd had ze hem niet.
Peinzend zat hij naar buiten te staren.
Plotseling keek hij scherper. Waarachtig,
dat was Hetty en weer met dien kerel, met
wien hij haar al een paar maal gezien had.
Zooals altijd had ze weer uitbundig ple
zier. natuurlijk, stel je Hetty eens een
oogenblik anders voor 1
Steeds duidelijker werd het hem, dat hij
op het punt stond, een dommen streek uit
te halen, of liever gezegd, dat hij dat reeds
gedaan had. Maar was dat niet meer te
verhelpen? Als hij eens een telegram stuur
de, dat de brief een vergissing was? Na
tuurlijk, dat moest-ie doen. Per slot van
rekening was Lies toch heel wat meer
waard, dan een wuft wezentje als Hetty;
een diep zielelcven had ze zeer zeker Piet
zou trachten ongedaan te maken, wat hij in
een bui van overspanning had gedaan.
Vlug betaalde hij den kellner. haastig
stak hij het Hofplein over. spoedde zich
langs de drukte, om maar vlug bij het post
kantoor te komen En met vaste hand
schreef hij het te'egram: „Brief vergissing.
Pakje en verstandiger brief volgen". En een
zucht van verlichting ontsnapte hem, toen
hij het telegram had aangeboden. Toen ging
hij winkelen. Nooit had Lies zoo'n goede
St. Nicolaas gehad! En dien avond schreef
hij een langen brief, waarin duidelijk uit
kwam, dat deze St. Nicolaasdag een keer-
i punt in zijn leven was geworden.
Eens... maar nooit meer
De gewichtigste dagen van mijn leven
zijn de 5de December en de 28ste Februari.
Gp 28 Februari ben ik geboren en op 5
December werd voor 't eerst een penne-
vrucht van mij gedrukt.
't Was voor een St. Nicolaasnummer van
de Zoeteveensche Courant, een destijds
enorm gelezen dagblad in mijn geboorte
stad.
Het was een humoreske van niet minder
dan 64 pagina s schrift.
Slapelooze nachten had ik er voor door
gebracht en mijn rustige woning wekenlang
in opschudding gebracht. De spanning was
vele atmosferen grooter geweest.
Kunt u zich nu voorstellen, dat ik ver
bazend trotsch was?
Voor de eerste maal van mijn leven zou
mijn arbeid door duizenden oogen vers.on-
den worden.
Maar dat was niet genoeg De menschen
zouden 't moeten zien, dat ik litterator
was.
Ik knoopte 'n wapperenden das onder
den kraag van mijn overhemd en drukte op
m'n kruliebol een grooten slappen zwarten
hoed van mijn oom, die decoratieschilder is.
Mijn kapper zette groote oogen op, toen
ik zoo uitgedost zijn winkel binnenstapte.
Maar was natuurlijk wel zoo beleefd om
zijn verbazing niet onder woorden te bren
gen.
„Heeft u al 't laatste nummer van de
Zoeteveensche Courant gelezen?" vroeg hij,
terwijl hij mij inzeepte.
Daar had je 't alHij had natuurlijk
mijn humoreske gelezen en wilde mij feli-
citeeren.
Ik nam me vast voor, den goeden man
voor dezen keer een dubbele fooi te geven
en zeide heel on verschil.ig:
„Ja, ja.
„Dus u weet 't al?"....
Ik glimlachte eens onder mijn wolk van
schuim.
„Natuurlijk!"....
„Denk u nou 'ns, daar heb ik zestig gul
den mee verdiend''.
Het was mij niet heelemaal duidelijk, hoe
mjjn barbier door mijn humoreske 60 gul
den verdiend zou kunnen hebben.
„Waarmee dan?'
„Nou, zooals ik u zeg. Zestig gulden ver
diend met de oplosing van dat kruiswoor-
denpuzzle.
Ik had den eersten prijs".
Van louter vreugde sneed de goede
kerel mij in de kin
Ik was woedend. Niet om die snee, maar
louter om het feit. dat ik in mijn kunste
naarstrots diep gekrenkt was. Als ik mij
niet zoo goed had kunnen beheerschen, had
Iik hem neergebokst. Maar hij was in 't
voordeel. Hij scheerde juist mijn keel
Geen woord sprak ik meer en besloot mij
direct bij een ander te laten scheren.
Hij kreeg geen fooi
J Mistroostig stapte ik de deur uit en
kocht aan de dichst bijzijnde kiosk 5 exem
plaren van de Zoeteveensche.
Dat doe je altijd, als er voor 't eerst wat
van je in de krant staat.
Toen ik mijn humoreske met zijn naam
onderteekend zag staan, klaarde mijn bui
j weer op.
I Het was als zonneschijn na regen.
Met vederlicht hart stapte ik in de tram.
De wagen was bijna vol. Daar was ik blij
om, want ik had een reusachtig plan.
Demonstratief ontvouwde ik de Zoete
veensche. Schijnbaar bijna zonder eenige
interesse bladerde ik de krant door, totdat
ik aan m'n humoreske kwam.
„Aha;'' sprak ik hardop, zoodat alle pas
sagiers mij verwonderd aanstaarden.
Ik deed, alsof ik mijn humoreske met de
grootste belangstelling las. Ik glim.achte,
glimlachte sterker: „kostelijk, kostelijk!''
De passagiers werden nieuwsgierig. Ik
lachte .uid, sterk.
Ik lachte twee tranen, drie tranen, vin
gerhoeden cognacglazen, bierglazen, regen
stralen, ik hield me met beide handen vast:
„Allemachtig, heerlijk,!".
De passagiers vo.gden mijn doen en labsn
met spanning. Uitgeput liet ik de krant
vallen.
Aller oogen waren op mij gericht. Ver
trouwelijk reikte ik mijn krant over aan een
eerbiedwaardigen ouden heer, die tegen
over mij zat.
„Leest u 't eens!" zeide ik, niet zonder
trotsch in mijn stemmen te leggen.
„Het is een humoreske van den bekenden
humorist Van Wellen. Een overweldigend
goed idee. dat daarin verwerkt is''.
De eerbiedwaardige heer nam de krant,
zette zich gemakkelijk in den hoek, nam
zijn bril en begon te lezen.
Aandachtig sloeg ik hem gade.
Zoo nu en dan lachte ik aanmoedigend,
maar mijn aanmoediging miste alle uitwer
king. De oude heer bleef doodernstig. Hij
vertrok geen spier.
Na eenigen tijd gaf hij mij de krant terug
en merkte weemoedig op: „Ach ja. het
drukfoutenduiveltje is toch wel 'n erg boos
aardig kereltje.
„Watwat zegt uwat bedoelt ui"
•Ik geloofde waarachtig niet goed geluis
terd te hebben
„Jaoch lipve hemeldit werke
lijk goed geschreven dramatisch schetsje, is
helaas heelemaal in 't water geva len door
dezen ondertitel: Humoreske, die er na
tuurlijk per abuis bij geplaatst is.
„Maar, mijnheer!' onderbrak ik ten
stérkste verontwaardigd; „Hoe komt u
daarbij?! Ik heb deze schets zelf als een
humoreske betj.... be... bebegre
penMaar, ik zie 't wel. u heeft niet 't
minste idee van deze schrijfkunst''.
De oude heer glim'achte.
„Och. zegt u dat niet Ik ben namelijk de
redacteur, die deze treurige geschiedenis
ten einde raad maar heb opgenomen, 't Is
niet veel zaaks"
Als een zoutzak plofte ik op mijn plaats
terug.
Dg passagiers keken me medelijdend aan,
zooals men wel kijkt naar iemand, die
krankzinnig is.
Ik wankelde den wagen uit....