P. KEDERLOF Cd CD SMIT HOE BARI IN 1087 HET GEBEENTE VAN ST. NICOLAAS ONTVING f 3Sbd JANVOSSENSTEEG 35-37-39 DE LEIDSCHE COURANT In bet Zuiden van Italië, waar de zomer zon de aarde tot een steen-en vloer bakken kan en de periodieke droogte aan het ge west den onvriendelijken naam van Apuiié schonk, daar ligt Bari, de koningin Uer streek en vooral de stad van St. Nicolaas. Nog altijd, oischoon met zoo vastberaden als vroeger, wendt zij den blik naar de zee, weike haar beurtelings welvaart en over- weldigeis bracht. In den geest gaan wij ruim acht eeuwen terug en bezoeken de havenstad op 9 Mei 1087. Majestueus ontvouwt zij haar tame- lijke senoonkeid en al het karakteristieke, wat een vreemde overheersching va.i Grie ken en Noormannen haar sclionk. Wellicht zou zij zich nog verder uitspreiden over het lange strand der Adriatische zee, ais sterke muren met sterkere bastions haar geen beperkingen voorschreven. Boven het kleurrijke doch lijnlooze dakencomplex staan de massieve torens van domkerk en koninklijk ka-steel uit ais trouwe wachters over stad en lande. Een heerlijk Meiwindje stoeit door de nauwe, kronkelende s-traatjes en verliest overal een weinig van den scherpen, doch aaiigenamen geur der zee. Er is volop le ven en beweging in de straten, want'er heersoht welvaart door den handel. En ter wijl de bevolking steeds'aangroeit en be- drijviger wordt, bewaren het vruchtbare land achter een vischrijke, reeds door den ihooi'schen Horatius bezongen zee, vóór de stdd de beloite van een rijker toekomst. Aan de voeten der stad wringt en kron kelt zich over een uitgestrektheid van ver scheidene mijlen een natuurlijke haven, in welker kalme wateren de handelsvloot na lange reizen veilig komt uitrusten. Be vracht met de beste voortbrengselen van het gewest liggen e-enige schepen zeilree; andere, rijke waren van vreemde landen dragend zijn joiist binnengeloopen; weer an dere laten zich in gedwongen rust door wind en water zachtkens wiegelen. Het is middag. De golven der zee flik keren in de zuivere zonnestralen, weike reeds heet op ons hoofd vallen. Drie nieu we schepen varen met voile zeilen LtjIs de haven in, als kwamen zij zoo juist over winnend uit den strijd. Nauwelijks zijn de ankers uitgeworpen of masten en raas worden met bonte doeken en wapperende vaantjes versierd. Daarna loopt de bemanning zelfbewust en ongedul dig het dek rond of kijkt met ongewoon tintelende oogen naar de stad. In het ge heel teit men zestig gespierde mannen mee verbruinde en verweerde koppen: twee van Monopoli, twee van Taranto, één uit Triës-t, zéven van Polignano, een Jeruza- lemvaarder en zeven en veertig met de priesters van Lupo en Grioma-ldo van Bari zelf. De schepen behoorende aan de Dottüla s, een rijke familie van Byzantijnsche afkomst,- en keerden terug uit de zeeën van Klein- Azië, waarheen zij het koren brachten, dat op de vruchtbare Apulisohe vlakten werd geoogst. En steeds hooger stijgen de trotsohe ge voelens en de feestelijke uitgelatenheid der opvarenden. Als loopend vuur gaat ondertusschen in de stad het bericht rond: „Zij komen regel recht van Myra, de vervallen stad in Ly- cië. Met moeite en opoffering hebben zij het gebeente van onzen H Nicolaas uit do banden der ongelóovigen gered' Op de kade groeit de nieuwsgierige me nigte nog aan, ofschoon reeds tal van roei- bootjos de ongeduldigste menschen, die het buitengewone van nabij zien willen, naar de schepen brengen. De regeering, de geestelijkheid en de adel verschijnen in haar officieel plechtge waad en beklimmen in ernstige waardig heid het dek van het kapiteinschip. Gióva- nocoaro, bevelhebber van de kleine vloot, ontvangt de dragers van het gezag met den verschuldigden eerbied. Uit naam der stad vraagt de geestelijkheid de relieken van den grooten H. Nicolaas in ontvangst te mogen nemen en in de hoofdkerk dor stad voor de vereering der geloovigen t.e bewaren. Zij krijgt een besliste weigering. De zeelieden verklaren, welke moeiten het hun kostte en hoe dikwijls zij hun leven in ernstig gevaar brachten om de eerbied waardige overblijfselen in handen te krij gen. Bovendien hadden zij op den terug weg de plechtige beloften afgelegd om een nieuwe kerk te bouwen en daarin de reli- quieën te plaatsen. Hunne rechten zijn dus zeker. Aanbod van onderpand noch bedreiging vermag iets op den onwil der schippers. Geestelijken, bestuurders en notabeien moeien onverrichterzake het schip verlaten en komen terug naar den wal: beschaamd om hun nederlaag en verontwaardigd over zooveel aanmatiging bij de eenvoudigste burgers. De onverwachte uitslag wordt in de stad door allen besproken en veroor zaakt heftige twis-ten. Bijna ts het een waar volksoproer geworden, als Elia-s, de vredelievende abbt van het Benedictijnen klooster, zijn bemiddeling aanbiedt en de gemoederen eenigszins kalmer stemt. Hij gaat aan boord en wenscht: „Vrede zij met u, broeders en vrede zij met onze stad. Brengt het heilig gebeente in nujn kloosterkerk en ik zal het eerlijk voor u bewaren, totdat gij uw nieuwe kerk ge bouwd hebt''. De eenvoudige woorden van den waardigen prelaat vinden een gunstig verhoor en raken de harten der ruwe zee lieden. Hun onwil wijkt. Het schip wordt korter bij land gebracht en als het slechts een paar roeden van den wal is, dragen de schippers het water vat, waarin zich de eerbiedwaardige over blijfselen van Myra s beroemde bisschop bevinden, aan land. Aanstonds wordt een min of meer ordelijke stoet gevormd, en onder dé gewijde gezangen van priesters en kloosterlingen en onder den luidruchf-i- gen jubel, der bevolking trekt men door de wijdgeopende poort de haastig versier de stad binnen en plaatst de schat in de crypte der Benedictijnenkerk. Maar nog zijn do schippers niet gerust en laten eeni- gen hunner gewapend de deuren en uit gangen bewaken. Urso, de aartsbisschop van Bari, die a!s pelgrim naar het H. Land toog, bevindt zich reeds te Trani. Daar hoort hij Liet groote nieuws en keert terstond terug. Zonder moeite veroorlooft de goede bis schop den zeelieden om hun geloltekerk te bouwen. Er bestaat nog een oude overlevering onder het volk, voigens welke een godsoor deel 'besliste over de nieuwe rustplaats van de heilige overblijfselen. Zij zouden op een ossenwagen zijn gezet, waarna men de die ren vrij liet gaan. Deze begaven zich naar het oude paleis van den vroegeren Byzan- tijnschen gouverneur, wat als een teeken werd beschouwd, dat de H. Nicolaas ze»f daar wilde rusten, l'eitelijk werden de ro- lieken daarheen overgebracht en voorloo- pig geplaatst in een kerkje, dat aan den H. Eustachius of den H. Stephanus was toegewijd en ongeveer in het centrum der schippers wijk lag. Door het verzoenend optreden van abt Elias worden de geschillen spoedig opge lost, terwijl de aartsbisschop het hof van den vroegeren gouverneur, hem door her tog Guiscard geschonken, bereidwillig al- staat voor den bouw der nieuwe kerk. Ook verlangt hij, dat de algemeen geziene abt leiding za-1 geven bij het inzamelen der be- noodigde gelden en de uitvoering der groot- sche bouwplannen. Weldra beginnen onder de persoonlijke hulp én" zorg van den abt'de werkzaamhe den. In twee jaar tijd komt de ruime, rijke krocht met haar zes en twintig zuilen van verschillend marmer en evenzoovele by zantijnsche kapiteelen geheel gereed. Het altaar des Heiligen is uit het fijnste mar mer opgebouwd, waaronder bijna een Me ter lager, zich een tombe van hetzelfde kostbaré materiaal bevindt voor de relie ken. Meer uit vrees voor diefstal dan uit ver- et uig heeft men de bewaarplaats zoo diep onder' liét 'altaar gegraven. Nog in 1132 be loofden Roger II, koning van Sicilië, en de voornaam-: e edelen van Apulië plechtig bij eed en geschrift, dat ze nooit iemand de relieken of ook maar een klein gedeeite daarvan uit de tombe zouden laten nemen. Zelfs maakt een oude kroniek melding van een toren, enkel ter beveiliging van Nico laas' gebeente opgericht en met een ge wapende macht voorzien. Toen aartbisschop Urso in Februari 1039 Stierf, verlangde het volk" abt* Elias tót op volger. In September van hetzelfde jaar kwam paus Urbanus II naar Ba-ri en wijdde hem tot bisschop. Tevens consacreerde de paus 'het altaar der krocht, sloot de re! e- ken in de tombe, verklaarde den sterfdag van den H. Nicolaas en den dag van de aan komst te Bari, 6 Dec. en 9 Mei, tot ver- uw HUIS VOOR FIJNE VLEESCHWAREN, CROQUETTEN EN S SPECIAAL ADRES VOOR DE ST. NICDLAAS STEENSTRAAT 49, TELEFOON 485 plichte feestdagen, vergunde aan de stad twee jaarmarkten van zes dagen en liet de afbeelding des Heiligen in het stede lijk wapen plaatsen. De magistraat had reeds aan een kloosterling opdracht gege ven om alle bijzonderheden der overbren ging te boek te stéllen. Nicephorus kweet zien zoo nauwgezet van zijn taak, dat de namen van alle betrokken zeelieden ons beleend zijn, zell's handelingen en woorden van bepaalde mannen. Een der eerste grootste weldoeners was de Noorman en graaf Robert I, die in 10b9 verschillende huizen, en landerijen met al les, wat erin of erop was, aan de nieuwe kerk afstond. Zijn leven lang toonde nij evenals zijn volk zich een groot vereerder van den patroon der zeevarenden. Met hem ijverden de kleinere landsheeren in edel moedigheid. Het volk, dat in zijn vereering niet wilde achterblijven, koos den Heilige tot hoofd patroon der stad en liet'de plechtige keuze voor altijd vastleggen in het register der privilegiën. Met vernieuwden ijver werd de bouw der eigenlijke kerk daarna voortgezet: eerst de geweldige fondamenten; dan de zware mu ren en eindelijk het breede dak. Onciertus- schen ontstond hier een der beroemdste bedevaartplaatsen van Italië, waar zelfs Franschen, 'Duibschers en Nederlanders in vroom gebed kwamen nederknielen. De kerk was nog niet geheel klaar, toen de schippers alweder eischen stelden, wel ke men noodgedwongen moest inwilligen. De overbrengers, beter gezegd: de onver schrokken dieven der relieken verlangden voor zich on hun schtgénoöten een eigen gestoelte in de kerk gelijk alleen de groote heeren bezaten. Verkozen zij in eigen huis als geestelijke personen zonder wijding te leven, dan ruoest hun een beneficie worden geschonken; wilden zij eehter me. de an dere geestelijken komen samen wenen, dan moesten zij uiil vangen worden zonder eeni- ge gelde lijke vergoeding of gilt. van hun nen kant. Verviel een hunner tot armoede, dan zou hij het recht hebben op ondersteu ning uit de inkomsten der kerk. Ook vor derden zij vóór zich" een hepaaTcï gedeelte van de offergaven, welke het vrome volk ieder jaar op den 9den Mei bracht. Boven dien eischten zij voor ieder hunner een eigen graf tegen den muur der kerk. Ten slotte moest het hun vrij staan al deze voorrechten, welke op hun afstammelin gen zouden overgaan, als huwelijksgift aan Gen £osd bnd.-Holland, een bedje, nork hun dochters te schenken of voor geld te verkoopen. Men staat verbaasd over de verregaan de aanmatiging dezer eenvoudige schippers en verwondert zich dan dan ook niet, dat de buitengewone 'rechten slechts kort van duur waren. Zoodra mogelijk kochten de kanunniken der kerk ze af of wisten de na komelingen te bewegen ze gratis aan het heiligdom te schenken. Het eigen graf ble ven de families echter behouden, totdat wettelijke voorschriften het begraven tegen den kerkmuur verboden. In 1105 stierf abt en aartsbisschop Elias. die zich voor de relieken zoo verdienstelijk had gemaakt. Paleizen voor de vroegere .f"-- ■-;*>($*:>>? "V 1 Stofzuigers met 7 hulpstukken met 2 j. voBEe garantie Rijwielen geheel uitgerust met bagagedrager, bel, tasch, jasbe- beschermer en electr. lantaarn met 2 j. voBBe garantce Electrische Rijwiellampen voor f 2.86, 4.53, 5.58, 6.50 f 3üi Horloges Wekkers f 0.96 1.36, -0.96, 1.56, BBJ Miniatuur Wekkertjes 2.08 2.08 f 2.08 TELEFOON 1344 - LEIDEN talrijke kanunniken, een ruim tehuis voor de arme pelgrims, een prachtige overhui ving boven het hoofdaltaar getuigen nog heden van zijn verstandigen ijver. Natuur lijk werd hij begraven in de kerk door zijn zorgen gebouwd. Afdalend naar de crypte ziet men in den muur naast den trap zijn ongeschonden grafstede. De groote mar meren deksteen draagt een inschrift op vers, dat' den vredestichter en onvermoei- den ij veraar van Nicolaas' glorie in de dankbare vereering van 'het nageslacnt aanbeveelt. Er zijn nog meer gedenkstukken, die her inneren aan de groote gebeurtenis der over brenging van de relieken en haar oudo vereering. De grauwe muren van het machtige bouw werk in den merkwaardigen stijl der Noor mannen zijn ais groote bladzijden, waarop de wereldgeschiedenis haar sporen achter liet. Hier hield paus Urbanus in 1098 met '185 bisschoppen een synode, waar het wel sprekend woord van den II. Anselmus, den verdreven aartsbisschop van Kantelberg, werd bewonderd; hier kwamen de kruis vaarders hulp afsmeeken op hun heldhafti ge onderneming of bedanken voor behou den terugkeer. Hier, op het graf van St. Nicolaas, kwamen tientallen van heilige personen zich voor God vernederen en zich stellen onder de bijzondere bescherming van Zijn grooten dienaar: Peter de Kluize naar, Godfried van Amiens, Bernard van Clairvaux, Bruno van Keulen, Franciseus van Assisi, Brigitta van Zweden, de heilige bedelaar Benedictus Labre, enz. Hier zongen prinsen en koningen gewij de psalmen met de kanunniken; hier werd een kwart eeuw geleden de toekomstige koningin van Italië in de Katholieke Kerk opgenomen en heeft de koning van Italië steeds zijn vaste plaats tegenover de prior in de koorbanken. Nog bestaat de oorspronkelijke crypte, maar haar muren en gewelven zijn zwart geworden door kaarsenwalru en stof der eeuwen, haar mooie marmeren zuilen gepo lijst door het komen en gaan der pelgrims. Het altaar weid in de 17e eeuw geheel met zilver belegd, waarin het leven des Heili gen is gedreven. Hoe kostbaar en kunstig dit nieuwe werk ook zij, toch mist men hier noode het .vroegere altaar met zijn ontzag wekkende voorstelling van den Byzan- tijnsch-strengen bisschop. Onaangetast en onveranderd bleef even wel het heilig gebeente, dat altijd het man na of wonderdadig water blijft uitzweeten. In de rijke archieven der basiliek wor den nog perkamenten akten uit de 12de en 13de eeuw bewaard, waarbij sommige schip pers of hun nakomelingen afstand deden van hun rechten of hun gedeelte daarvan. In den zuidelijken buitenmuur en bij den hoofdingang kan fnen nog eenvoudige stee- nen vinden, die met een kruisje en een kor ten naam het familiegraf aanduiden van een der betrokken zeelieden. Doch treffender is het, dat de kanunnik, telkens wanneer hij het zilveren deurtje on der het altaar gaat openen om het heilig gebeente aan vrome bezoekers te laten zien, altijd eerst een „De Profundus" bidt voor de zielerust der zeelieden, die meer dan acht eeuwen geleden met de beste be doelingen de relieken naar Bari brachten en zich weldra zoo baatzuchtig toonden. Fr. DONATUS VAN ADRfCHEM, O.F.M. „De St. Nicolaas Klomp". Florence.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 21