LEIDEN'S BEGROOTING SLUIT
Maar er komt belastingverhooging
DONDERDAG 27 OCTOBER 1932
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
VOOR EEN BEDRAG VAN RUIM EEN MILLIOEN
GULDEN MOET DEKKING WORDEN GEZOCHT
B. enW.wenschen verhooging van het pensioen-verhaal
op het gemeente-personeel
DE FINANCIÈELE TOESTAND „WEL BIJZONDER ERNSTIG
DOCH NIET HOPELOOS"
B. en W. hebben den Baad aangeboden
het ontwerp gemeente-begrooting voor den
dienst 133, vergezeld van de bedrijfsbe-
grootingen.
B. en W. geven daarbij een uitvoerige
toelichting, welke wij hier laten volgen:
DE GEVOLGEN VAN DE CRISIS
IN DE CIJFERS.
Waar deze begrooting, aldus B. en W.
aan den Raad, onder zulke buitengewone
moeilijke omstandigheden, als waarin wij
thans verkeeren, moest worden opgemaakt
zal het ongetwijfeld ook Uwe Vergadering
duidelijk zijn, dat niet zonder meer het
vereischte evenwicht tussohen de ont
vangsten en de uitgaven kon worden ver
kregen.
Het kon toch niet anders, of de gevol
gen van de crisis voor de gemeente moes
ten in de cijfers sterk tot uiting komen en
dat deze gevolgen inderdaad van ernstigen
aard waren, bevestigen de cijfers helaas
maar al te zeer. Het aanvankelijke ont
werp wees een tekort aan van niet min
der dan 602.193.Dit bedrag krijgt
vooral beteekenis, indien men in aanmer
king neemt, dat in dat ontwerp reeds was
verwerkt de in den loop dezes jaars inge
voerde salariskorting met een opbrengst
van pl.m. 100.000.alsmede de meerde
re opbrengst ad pl.m. 90.000.van de
plaats gehad hebbende belastingverhoo-
gingen, terwijl bovendien de ontvangsten
zoo hoog werden geraamd als thans ver
antwoord scheen en daartegenover de uit
gaven onder den drang der bezuiniging zoo
laag mogelijk werden gehouden.
Zoo werden de z. g. fabricage-uitgaven,
buiten de salariskorting ter zake ad
11.300.pl.m. 40.000.lager geraamd
dan voor 1932 en zelfs 120.000.lager
dan de uitgaven over 1931 en werden ver
schillende onderw ijs-uitgaven ongere
kend de mindere fabricage-uitgaven
lager uitgetrokken.
Uiteraard zijn voornamelijk de posten
voor ondersteuning van werkloozen en
subsidie aan de Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon oorzaak
van een zoo ernstige verstoring van het
evenwicht. De eerstgenoemde post, die in
1932 slechts op 150.000.werd uitgetrok
ken, werd gebracht op 500.000.— terwijl
de subsidie aan Maatschappelijk Hulpbe
toon van 220.500.tot 470.000.moest
worden verhoogd, gevende tezamen, al
leen reeds een stijging van uitgaven van
600.000.En hiertegenover kon slechts
als bijdrage van- het Rijk in de ondersteu
ning van werkloozen worden gesteld een
bedrag van 100.000.Als subsidie aan
werkloozenkassen werd verder 87.500.
uitgetrokken tegenover 35.000.in 1932
en voor particuliere bedrijven 37.000.
(1932 nihil).
Doch ook in andere opzichten stonden
de ramingen onder den invloed der crisis.
Kon, wat bijv. de Lichtfabrieken betreft-,
bij vorige bedrijfsbegrootingen steeds met
een vooruitgang van het debiet rekening
worden gehouden, bij de begrooting voor
1933 moest in verband met de sterk ver
minderde bedrijvigheid in handel en in
dustrie voor beide Fabrieken in het bij
zonder voor de Electriciteitsfabriek, op
een teruggang van het debiet worden ge
rekend, hetgeen dan ook in de geraamde
batige saldi tot uitdrukking komt.
Terwijl toch aan de begrooting 1932 een
winst van 978.400.ten goede kon wor
den gebracht, werd op de door Commissa
rissen ingediende begrooting 1933 slechts
een gezamenlijke winst van 815.910.—
uitgetrokken, op een teruggang dus van
162.490.waarvan 158.350.op reke
ning van de Electriciteitsfabriek komt.
De opbrengst van de gemeentefondsbe
lasting in wezen een inkomstenbelasting
loopt natuurlijk eveneens achteruit.
Tegenover een vermoedelijke opbrengst
(bij een heffing van 60 opcenten) over het
belastingjaar 1931'32 van 425.000.d.i.
ruim 7000.per opcent, mag volgens me-
dedeeling van den Rijksinspecteur, voor
het belastingjaar 1933'34 (waarvan 8
maanden tot de begrooting 1933 behooren)
geen hoogere opbrengst dan 340.000.
d. i. pl.m. 5.660.per opcent, worden
verwacht.
Daarnaast moest het raadzaam worden
geoordeeld, de opcenten op de dividend- en
tantièmebelasting, die in 1931 nog ruim
50.000.opbrachten, slechts op 35.000
uit te trekken, of 10.000.minder dan
voor 1932.
Er waren echter ook uitgaafposten, die,
zonder dat de crisis daarvan de onmiddel
lijke oorzaak was, aanzienlijk moesten
worden verhoogd. Wegens rente en aflos
singen van aangegane geldleeningen, ren
te van op te nemen kasgeld en afschrijvin
gen op niet in een vaste leening opgeno
men kapitaalsuitgaven was tezamen
55.000.meer vereischt.
Voorts was het nadeelig saldo van den
Reinigings- en Ontsmettingsdienst, mede in
verband met de reorganisatie, ruim 16.000
hooger; werd voor verdere huurnivellee-
ring 12.000.gereserveerd; vorderden
„Verkiezingen" 6500.meer; stegen de
uitgaven voor de bestrijding der tuberculo
se met 8000.enz.
Bij het zoeken naar dekkingsmïddelen
voor het tekort 1933, moest ook aandacht
worden geschonken aan de positie van den
dienst 1932.
Immers, hoewel in de maand Juli de sub
sidie aan Maatschappelijk Hulpbetoon met
60.000.en de post voor steun aan
Werkloozen met 120.000.werden ver
hoogd, is andermaal versterking van beide
posten met een zeer belangrijk bedrag noo-
dig.
Ofschoon ook thans nog slechts op glo
bale ramingen kan worden afgegaan, zoo
moet toch een nieuwe verhooging van de
subsidie aan Maatschappelijk Hulpbetoon
met 160.000.— (conform de aanvrage van
de Gemeentelijke Commissie) en van den
Hteunpost met 230.000.noodig worden
geacht. Voorts moet de subsidie aan de
vereeniging Schoolkindervoeding en -klee
ding, welke thans op een bedrag van
23.500.is uitgetrokken, met 9600.—
worden verhoogd, mede als gevolg van het
besluit om de voeding ook gedurende de
zomervacantie te doen plaats hebben. In
totaal moet alzoo worden voorzien in een
bedrag van 399.600.waarvoor op de
begrooting zelve geen dekking is te vin
den.
Ons College st-ond dus voor de noodzake
lijkheid in totaal voor een bedrag van ruim
één millioen gulden dekking te vinden.
BESCHIKKING OVER RESERVES.
Gelet op de belangrijke beteekenis, die
de Lichtfabrieken ten aanzien van de ge-
meente-financiën hebben, lag het voor de
hand, dat ons College zich tot Commissa
rissen wendde met de vraag, of en in hoe
verre door eenigerlei maatregel de Fa
brieken in deze de helpende hand zouden
kunnen bieden. Dit overleg heeft in de
eerste plaats geleid tot wijziging met be
trekking tot de afschrijvingen op de be
zittingen (en de aflossing van de schuld
aan de gemeente).
In de ter visie gelegde stukken wijzen
Commissarissen er op, dat ondere de vaste
kosten, als onderdeel van den kostprijs, de
rente en afschrijvingen der bezittingen,
vooral die der mechanische inrichtingen,
een belangrijke plaats innemen. Het is
steeds het streven geweest, deze kosten
niet onevenredig den kostprijs te doen
drukken, doch het evenwicht dreigt nu
verstoord te worden; de malaise heeft, ge
lijk reeds in een ander verband werd op
gemerkt, een sterk afgenomen bedrijvig
heid in handel en industrie tengevolge ge
had, zich uitende, zoowel hier, a-ls elders in
het verzorgingsgebied, in een teruggang
van de productie.
Deze toestand is des te moeilijker nu
men zich bevindt in een tijd van stijgen
de kapitaalslasten tengevolge van de uit
breidingswerken en deze meerdede lasten
toch al bezwaarlijk compensatie zouden
kunnen vinden in den groei van het de
biet. Intussohen moeten de fabrieken er op
bedacht zijn, dat het debiet in de naaste
toekomst weer snel kan worden herwon
nen. Een zoo laag mogelijke kostprijs is
voor de bevordering van dit doel een der
belangrijkste factoren.
Een middel, om tot verlaging van den
kostprijs te geraken, is om de waarde der
oude bezittingen, welke door de nieuwe in
richtingen voortaan slechte reserve-waarde
hebben, geheel ten laste van het vernieu
wingsfonds af te schrijven, en de restant
schuld aan de gemeente uit de middelen
van het fonds af te lossen; de exploitatie
wordt dan nu en in de toekomst niet meer
belast met afschrijvingen te dier zake, noch
met de toevoeging aan het vernieuwings
fonds ad 2 pet. van het desbetreffende
oorspronkelijke kapitaal. Voor verdere bij
zonderheden betreffende deze aangelegen
heid naar de ter visie liggende stukken
verwijzende, merken wij op, dat de netto
mindere lasten (in verrekening met de
meerdere winst, aan de gemeente ten goe
de komende) voor 1932 105.224.en voor
1933 96.110.zullen bedragen.
Wij kunnen ons met de door Commissa
rissen voorgestelde maatregelen alleszins
vereenigen, en dit te meer, nu deze maat
regel niet slechts het bedrijfsbelang dienen
en geheel in overeenstemming zijn met het
doel van het vernieuwingsfonds, maar te
gelijk ook het middel vormen om het te
kort van den algemeenén dienst in belang
rijke mate te verkleinen.
Verder kan voor het jaar 1932 worden
beschikt over de in 1931 uit de winst der
Lichtfabrieken afgezonderde reserves ad
175.000.—.
Van dit bedrag staat 35.000.op de
balans van de Gasfabriek met de recht-
streeksche bedoeling, om te dienen als
weerstand voor eventueele winstfluctuaties
Het restant ad 140.000.is bij de Elec
triciteitsfabriek gereserveerd.
Ook deze reserves ad 140.000.— kun
nen aldus vervolgen B. en W. worden
aangemerkt als middelen tot bescherming
van cle winstuitkeeringeii en nu voor den
dienst 1932 in de gemeentebegrooting zel
ve geen dekkingsmiddelen zijn te vinden,
is het o. i. zeker gewettigd, het gezamen
lijk bedrag van 175.000.ten bate van
den algemeenen dienst aan te wenden.
Thans moet nog in een bedrag van
119.376.voor het jaar 1932 worden voor
zien. Wij achten termen aanwezig deze
som van de Algemeene Reserve te nemen,
die nog pl.m. 485.000.groot is. Op dit
oogenblik, nu het jaar 1932 reeds zoo ver
is gevorderd, kunnen geen andere maatre
gelen meer worden genomen om het te
kort te overbruggen. ^Niettemin moet er
evenwicht zijn. Het is dus logisch en ge
oorloofd, dat in afwachting van het eind
resultaat van den dienst voorloopig op de
Algemeene Reserve een beroep wordt ge
daan.
Bij een afzonderlijk voorstel bieden wij
U de vaststelling van den staat tot wijzi
ging van de begrooting 1932 aan:
Tot gedeeltelijke dekking van het tekort
voor 1933 ad 602.193.kunnen de vol
gende middelen worden aangewezen:
lo. de bovengenoemde besparing op de
exploitatielasten der Liohtfabrieken
96.110.—.
2o. beschikking over de z.g. bouwreserve
der Lichtfabrieken 69.819.
3o. overboeking van het nadeelig saldo
van den gewonen dienst van het Grondbe
drijf naar de reserve van dat bedrijf
81.222.
4o. beschikking over het batig slot van
den dienst 1931 214.708.—.
5o. vermindering uitgaven wegens sub
sidies en dgl. 17.334.
Totaal 479.193.
B. en W. geven bij de verschillende
punten 2, 3, 4 en 5 een toelichting.
VERMINDERING VAN SUBSIDIES.
Ad. 5. Nu de gemeente zich genoodzaakt
ziet op allerlei gebied te bezuinigen, is het
logisch, dat ook de verschillende instellin
gen, die met financieelen steun der ge
meente werken, zich in haar uitgaven be
perken. Reeds op dezen grond is het der
halve alleszins gerechtvaardigd de subsi
dies en de uitgaven voor lidmaatschappen
zoo eenigszins mogelijk te verminderen;
echter kan ook de prijsdaling een reden
hiervoor zijn. Intusschen worden subsidies
als die aan Schoolkindervoeding en -klee
ding, om zeer verklaarbare reden, niet voor
vermindering voorgedragen.
Ten aanzien van de subsidies, die wel
voor vermindering in aanmerking kwa
men, bedraagt het kortingspercentage in
het algemeen 15 pet.; er zijn echter ook
gevallen, waarin een hoogere korting of
zelfs intrekking wordt voorgesteld, al naar
gelang van het doel waarvoor de subsidie
werd toegekend.
De bezuiniging uit dezen hoofde be
draagt blijkens dien staat, 17.334.
VERMINDERING PERSONEELS
UITGAVEN.
Er is thans nog te voorzien in een be
drag van 602.193.479.193.—
123.000.—.
Wij achten het een onafwijsbare noodza
kelijkheid, dat de begrooting reëel sluit,
dat wil zeggen, dat de begrooting tegen
over het bedrag der uitgaven een gelijk
bedrag aan inkomsten heeft. Om aan de
zen eisch te voldoen kan niet worden ont
komen aan een verdere verlaging van de
uitgaven ©enerzijds en aan ©en verhooging
van belasting anderzijds.
Wat het eerste punt betreft, meenen wij,
dat in de gegeven omstandigheden aanlei
ding bestaat tot een vermindering van de
personeelsuitgaven in dien zin, dat het
verhaal van pensioensbijdragen voor bet
geheele personeel op het tot het bij de wet
toegelaten maximum plaats vindt, d.i. 3
pet. voor eigen pensioen en 5}^ pet. voor
weduwen- en weezenpensioen (dit laatste
beperkt tot 3000.Zooals u bekend
is, bestaat in deze gemeente als beginsel
reeds sedert 1 Juni 1924 het maximumver-
haal; ingevolge raadsbesluit van 26 Januari
1925 gelden genoemde percentages n.l. voor
de ambtenaren, die na 1 Juni 1924 in dienst
der gemeente traden, doch voor de op
dien datum in dienst zijnde ambtenaren
bleef het verhaal beperkt tot 3 pet. voor
het eigen pensioen en een y« pet. voor het
weduwen- en weezenpensioen.
Nu in dezen tijd van dreigende ontwrich
ting der gemeente-financiën een verdere
bezuiniging op de personeelsuitgaven niet
is te vermijden, achten wij het oogenblik
aangebroken dit ten bate van de oude
ambtenaren bestaande verschil af te schaf
fen en mitsdien over de geheele linie het
maximum-verhaal in te voeren.
In den vorm van meerdere ontvangst we
gens pensioensbijdrage bespaart de ge
meente alsdan een som van pl.m. 100.000.
Met inbegrip van de in Mei j.l. inge
voerde tijdelijke verlaging van gemiddeld
3 pet. bedraagt de korting voor het perso
neel in zijn geheel dan nog maar pl.m.
6 pet., een percentage, dat zeker matig is
te nopmen, te meer, waar ook bij den in
overweging genomen nieuwen maatregel
de pensioensgrondslag, waarnaar de pen
sioenen worden berekend, geen verminde
ring ondergaat.
Ons College heeft inmiddels bij het Ge
organiseerd Overleg de gelijkmaking van
het pensioenverhaal, ingaande 1 April 1933,
aanhangig gemaakt, terwijl in de begroo
ting bereids de hoogere ontvangst ad
ƒ75.000.— van 100.000.—) is ver
werkt.
In dit verband vestigen wij de aandacht
op het bij de Regeering bestaande voor
nemen om bij aanneming door de Staten-
Generaal van een ingediend desbetreffend
wetsontwerp, het pensioenverhaal ten aan
zien van rijksambtenaren, die reeds het
thans geldende maximum betalen, nog met
5 pet. te verhoogen en om den 3 pet. aftrek
voor ongehuwden te veranderen in een 5
pet. aftrek.
Deze maatregelen zouden ook doorwer
ken op het onderwijzend personeel der ge
meente bij het lager, middelbaar- en aoo-
ger onderwijs, zoodat, vonden zij doorgang,
eveneens de gemeentekas hierdoor zou wor
den gebaat, en wel naar raming tot een
bedrag van 20.000.In de begrooting
kon er uiteraard nog geen rekening mede
worden gehouden.
BELASTING-VERHOOGING.
Nog slechts een besluit in beginsel.
In Maart of April de beslissing.
Dat belastingverhooging moet plaat9
hebben, juist in dezen tijd, nu zoo groote
behoefte aan verlichting van lasten bestaat,
betreuren wij in hooge mate wij zouden
dan ook dezen maatregel zeker niet ovor-
Wegen, indien de dringende noodzakelijk
heid de financiën der gemeente in het be
lang van alle groepen der bevolking nog
zoo veel mogelijk in orde te houden, daar
toe niet absoluut dwong. Evenmin als
elders is hieraan echter bij den huidigen
6tand van zaken te ontkomen, wil ncn
een sluitend budget behouden, een eisch,
dien men niet mag loslaten.
Voor 1933 wordt blijkens het voorgaan
de in zeer belangrijke mate een beroep ge
daan op reservefondsen, enz.; men dieno
echter te bedenken, dat dit niet elk jaar
weer terugkeerende mogelijkheden zijn; het
is b.v. weinig waarschijnlijk, dat ons voor
het dienstjaar 1934 weer een batig slot van
ruim 200.000.ten dienste zal staan. Men
kan er in tegendeel zeker van zijn, dat 1934
ons voor nog grootere moeilijkheden zal
plaatsen dan wij thans hadden te overwin
nen. Wij zouden het dan ook niet verant
woord achten met deze moeilijkheden in
het vooruitzicht en na een zoo groote
intering vail reserves de belas
tingverhooging voor overbrugging van het
nog ongedekte gedeelte van het tekort
achterwege te laten, aangezien de gemeen
te anders voor een groot bedrag nog die
per den put ingaat. Te minder zouden wij
dit verantwoord achten, omdat, in verge
lijking met het bedrag, dat reservefondsen
en andere middelen tot dekking van het
tekort gezamenlijk bijdragen, het deel het
welk volgens onderstaand voorstel van de
burgerij voor dit doel wordt gevraagd zeer
bescheiden is.
Wij hebben het nuttig geoordeeld voor
loopig met de Commissie van Financiën
overleg te plegen over de vraag, welke be
lasting het eerst voor verhooging in aan
merking zou komen. De volgende mogelijk
heden bestaan:
lo. verhooging van de opcenten op de
Personeele belasting;
2o. plaatsing van de gemeente voor de
heffing van de Gemeentefondsbelasting in
een numeriek hoogere klasse;
3o. verhooging van de opcenten op de
Gemeentefondsbelasting.
De Commissie deelde onze meening, dat,
aangezien de personeele belasting, door de
indeeling van de gemeente in de 4e klasse,
reeds w'erd opgevoerd, het geen aanbeve
ling verdiende door verhooging van de op-
oenten, nu andermaal den druk dier belas
ting te verzwaren. Blijft over de gemeente-
fondsibelasting, waarvoor ook pleit, dat een
wijziging met betrekking tot die belasting
eerst kan werken ten aanzien van in
komsten-opgaven voor het belastingjaar 1
Mei 1933/'34; deze inkomsten-opgaven zul
len sterk de gevolgen der crisis weergeven,
m.a.w. er zal dan tusschen inkomens en
belastingheffing meer aanpassing zijn.
Wat nu betreft de vraag, of indeeling
van de gemeente in de 2e kla-sse of ver
hooging van het aantal opcenten op de ge
meentefondsbelasting moest plaats heb
ben, ontraadde althans de meerderheid van
de Commissie, indien belastingverhooging
op grond van de begrootingspositie inder
daad onafwijsbaar is, de indeeling in de
2e klasse. Zij voerde daarvoor o,a. als grond
aan, dat dan een groep mensohen met zeer
kleine inkomens in de belasting wordt be
trokken, die thans vrij is en vrij behoort
te blijven.
Naar onze aanvankelijke meening moet
echter de voorkeur worden gegeven aan
indeeling in de tweede klasse, welke in
deeling ten gevolge heeft, dat het inko
men geacht wordt 100.hooger te zijn,
terwijl de daaruit voortvloeiende meerdere
belastingopbrengst geheel aan de gemeen
te ten goede komt.
Voor ongehuwden en gehuwden zonder
kinderen vangt dan de heffing aan bij een
inkomen van 600.resp. 700.tegen
over thans 700.resp. 800.
In gemeenten der 2e klasse bedraagt de
belasting bij een belastbare som van
800.tot 1400.in hoofdsom 2.
meer dan in de eerste klasse. Bij een hef
fing van 60 opcenten moet in een gemeen
te der 2e klasse bij een belastbare som
van niet meer dan 1400.dus 3.20 per
jaar meer worden betaald, dan in een ge
meente der eerste klasse. Worden daaren
tegen de opoenten verhoogd van 60 tot 80,
dan bedraagt de verhooging in een gemeen
te der le klasse bij een belastbare som van
800.slechts 0.20 en bij 1400.2.60.
Verhooging van opcenten zou daarom voor
de minder draagkrachtigen voordeeliger
zijn dan rangschikking van de gemeente in
de 2e klasse. Toch weegt dit argument niet
zoo heel zwaar, vermits de aangeslagenen
met de laagste inkorpens voor het grootste
gedeelte ongehuwd zijn. Over het belasting
jaar 1931/'32 zijn n.l. 2521 belastingplichti
gen aangeslagen naar een zuiver inkomen
van 800.1000.waaronder 2023
ongehuwden. Onder de 2411 belastingplich
tigen met een inkomen van 1000.tob
beneden 1200.bevinden zich 1386 onge
huwden. Ook degenen, die door plaatsing
van de gemeente in de 2e klasse in de bo-
lasting worden betrokken, zullen voor het
grootste gedeelte ongehuwden zijn, die een
klein bedrag aan belasting als regel zeer
wel kunnen betalen, temeer, omdat zij in
de overige gemeentelijke heffingen (met
uitzondering van de vermakelijkheidsbe
lasting) niet of slechts zelden kunnen wor
den betrokken.
Wat voorts de gehuwden betreft, kan
worden gewezen op de gunstige regeling
van den kinderaftrek, een omstandigheid,
die eveneens indeeling in de tweede klas
se vergemakkelijkt.
Tegen verhooging van de opoenten heb
ben wij vooral deze ernstige bedenking, dat
zij de verzwaring van belasting voorname
lijk leggen op de enkele hooge aanslagen.
Over het belastingjaar 1931/'32 werd door
de aangeslagenen met een inkomen van
minder dan 5000.(94.82 pet. van het to
taal aantal aangeslagenen) slechts 38.47 pet-
van de belasting opgebracht, terwijl door
5.18 pet. van het aantal aangeslagenen
61.53 pet. van de belasting moest worden
betaald.
De meerdere belasting bij opoenten-ver-
hooging zou uiteraard in ongeveer dezelfde
verhouding worden verdeeld, en dus de hoo
gere inkomens het meest belasten. In de
tegenwoordige tijdsomstandigheden, nu
juist de hoogere inkomens zeer sterk da'.cn,
is dit hoogst ongewenscht., vooral nu het
Rijk voornemens is te zijnen behoeve 30 op
centen, met stijging tot 150 opoenten, voor
de hoogste inkomens, op de gemeentefonds
belasting te heffen. Niet ongewenscht ter
zake van de financieele belangen dier
hoogstaangeslagenen, maar omdat de er
varing geleerd heeft., dat dit systeem na
korter of langer tijd neerkomt op een
zwaardere belasting van de kleine belas
tingbetalers, die aan de gemeente gebon
den, niet naar veiliger oorden kunnen ver
huizen. Er moet derhalve naar worden ge
streefd, om de groep der belastingbetalers
zooveel mogelijk uit te breiden. Indeeling
in de 2e klasse nu gaat geheel in die rich
ting, een maatregel, waartoe, blijkens het
onlangs verschenen Maandschrift van het
Centraal Bureau voor de Statistiek per 30
September 1932, reeds voor het belasting
jaar 1932/33 64 gemeenten zijn overgegaan,
terwij] het aantal 2e klasse-gemeenten zich
nog dagelijks uitbreidt. Bovendien heeft
deze maatregel nog het voordeel, dat., be
halve de meerdere belasting in hoofdsom,
ook de in te voeren rijksopcenten over het
classificatie-verschil ten bate van de ge
meente komen.
De meerdere opbrengst der hoofdsom
raamt de Rijksinspecteur voor 1933/'3l op
ƒ45.000.de bestaande 60 gemeentelijke
opoenten over de meerdere hoofdsom leve
ren nog 27.000.op, zoodat de bate uit
indeeling in de 2e klasse kan worden ge
raamd op 72.000.voor een vol belasting
jaar, waarvan 2/3 of 48.000.ten goodo
komt aan de begrooting 1933.
Bereikt het ingediende wetsontwerp tot
ihefiing van rijkaopoentcn het Staatsblad
dan zal bovendien nog een soon van pl.m.
14.400.worden ontvangen. Bij het sa
menstellen van de begrooting is uiteraard
ook hiermede geen rekening kunnen wor
den gehouden.
Wij hebben er prijs op gesteld nu reeds
van onze voorloopige meemng in dezen te
doen blijken, vermite in de ontwerp-bc-
grooting ter verkrijging van het evenwicht,
de dekkingsmiddelen volledig behoorden
te worden voorgedragen.
Toch behoeft nog met bij de behandeling
van de begrooting de definitieve beslissing
omtrent den te bewandelen weg te wor
den genomen; aangezien het belastingjaar
1933/ 34 eerst op 1 Mei a.s. aanvangt, kan
de aangelegenheid in Maart of April na
der onder oogen worden gezien.
Aan dit uitstel is tevens het voordcel
verbonden, dat dan^nog rekening kan wor
den gehouden met eventueele wijzigingen
in den financieelen toestand, als b.v. van
het Rijk aanmerkelijk hoogere bijdragen
in den crisis-werkloozensteun mochten wor
den ontvangen dan thans geraamd zijn.
Verslechtering is natuurlijk ook mogelijk,
indien b.v. de werkloosheid zich nog meer
uitbreidt.
Reoapituleerende, wordt het tekort over
1932 en 1933 als volgt gedekt:
Tekort 1932 399.600.—
Dekkingsmiddelen
Besparing exploitatielasten
Lichtfabrieken 105.224
Reserves voor winstfluctua
ties en voor verschillende
voorzieningen 175.000.—
399.600
Tekort 1033 602.103
Dekkingsmiddelen
Besparing exploitatielasten
Lichtfabrieken 96.110
Bouwreserve idem 69.819
Reserve Grondbedrijf 81.222
Batig saldo 1931 214.708
Vermindering subsidies, enz. 17.334
Verhaal pensioensbijdragen 75.000
Indeeling gemeente 2e kl.
gera. fondsbelasting 48.000
602.193