licht- en
rr:— winkelweek
nummer
DINSDAG 27 SEPTEMBER 1932
VIJFDE BLAD PAG. 17
Bijlage van:
gelegenheid van het 25-jarig Jubileum der Lichtfabrieken en voor de te
houden Winkelweek van 27 September tot en met 6 October 1932
THOMAS ALVA EDISON.
EEN EXTRA-NUMMER
AAN 'T BEGIN DER
WINKELWEEK
Onze plicht tot medewerking
Ter gelegenheid van de heden begonnen
winkelweek, ter gelegenheid ook van het
jubileum der Lichtfabrieken, welke twee
feiteh zoozeer in elkaar grijpen, geven wij
vandaag een extra-nummer.
Voordat het besluit tot dit extra-num
mer door ons genomen werd, hebben wij
ons afgevraagd, welke redenen er wel wa
ren om tot de toch wel kostbare uitgave
van een extra nummer over te gaan.
Die redenen lagen niet verborgen in
onze eigen belangen, maar op de eerste
plaats in de belangen van den Leidsohen
Winkelstand.
Natuurlijk behoeft het geen nader be
toog, dat die verschillende belangen èn
van ons èn van den winkelstand zeer ineen-
grijpen, maar de voornaamste reden was
toch, dat wij ons verplicht gevoelden mede
te werken, zooveel in ons vermogen lag
aan het welslagen van de Winkelweek en
dus aan de belangen der Leideohe winke
liers.
De winkelweek staat in verband met
het jubileum der Lichtfabrieken in het toe
ken van licht en als wij in dit extra-num
mer hierop in zulk een uitgebreiden zin de
aandacht vestigen, dan doen wij dit met
dezelfde bedoeling als waarmede het win
kelweekcomité, de Lichtfabrieken en de
winkeliers zelf hebben gearbeid, nL voor
een hernieuwde opleving van het zakenle
ven, om de Konkurrenz-faJhigkeit der Leid-
Bche winkeliers onder de aandacht, maar
dan ook onder de volle aandacht van het
publiek te brengen, om too overtuigend
mogelijk te vertellen alles wat er deze
week in Leiden te doen staat en om ten
slotte aldus mede te werken op onze
wijze, op de meest krachtige wijze,
aan het welslagen van den opzet van deze
winkelweek.
Dat vooral bedoelen wij met dit extra-
winkelweeknummer, dat wij al onzen lezers
hierbij aanbieden.
Wij weten te goed, dat het gaat in de
zen tijd om het behoud van een krach ti-
gen winkel- en middenstand, dat het gaat
om een strijd om het bestaan van een voor
name, zoo niet de voornaamste groep van
menschen, die de onmisbare schakel
vormt tusschen kapitaal en arbeid in onze
maatschappij en wij konden ons dan ook
niet met de enkele berichtgeving in ons
blad van alle bijzonderheden der winkel
week van onzen plicht tot medewerking
ontslagen achten.
Daarom hebben wij aan deze grootsch
opgezette gebeurtenis dit extra-nummer
gewijd, dat een 'beeld moge geven van
al hetgeen er in en om de Winkelweek te
gebeuren staat.
En indien deze winkelweek moge slagen
en het succes zal afwerpen, dat de deelne
mende winkeliers ervan hopen en ver
wachten, dan zal het ons een voldoening
zijn, daaraan zoo heel bijzonder op o n z e
wijze, door onze eigen krant te heb
ben bijgedragen.
STRAATVERLICHTING
LICHT
Voorheen en Thans
Winkelweek-impressie.
De straatverlichting wordt thans alge
meen als taak der Overheid beschouwd.
Niet altijd is dit het geval geweest. Wie
in de Middeleeuwen 's avonds op straat
wilde loopen, moest zelf voor licht zorgen.
Toen echter, vooral in de grootere steden,
allerlei gespuis de duisternis in de stra
ten proiijt begon te trekken, eischte de
Overheid, dat ieder burger een licht voor
zijn huis ophing, of voor een der ramen
plaatste, om zoo de straten te verlichten.
Dat de burgers dezen plicht slechts gebrek
kig vervulden,' blijkt uit de herhaalde ver
maningen en de bedreigingen met straf,
die men in de oude archieven vindt.
Daarom vonden ondernemende zakenlie
den, die tegen een vaste door de burgers
te betalen vergoeding de geheele straat
verlichting op zicb wilden nemen, bij de
magistraten der steden een willig gehoor.
Op deze wijze zijn inderdaad de eerste uit
vindingen, zooals b.v. de reflectorlantaarn,
in exploitatie gekomen, die een betere
straatverlichting met oliepitjes mogelijk
maakte.
In de 18e eeuw werd in Londen, Parijs,
Amsterdam en andere groote steden, de
straatverlichting eindelijk door de Over
heid in eigen handen genomen.
De toepassing van de gasverlichting,
waarvoor in de straten buizen gelegd wei
den, maakte een aanzienlijke verbetering
van de straatverlichting mogelijk. De over
gang van olie naar gas werd dan ook door
het publiek enthousiast opgenomen. Eu
toch ontbraken er, ook in het begin van de
19e eeuw, de menschen niet, die zich als
tegenstanders van betere straatverlichting
deden kennen. In 1816 haalde de „Kölni-
sche Zeitung" b.v. de volgende argumenten
tegen de straatverlichting aan:
1. De straatverlichting is een poging, om
de indeeling in dag en nacht volgens de
Goddelijke - wereldorde te verstoren.
2. Het is een onrecht, van menschen, die
de straatverlichting niet noodig hebben,
te verlangen, dat zij daarvoor meebetalen.
3. De dampen van de gasverlichting zijn
schadelijk. Het publiek zal, tengevolge van
de betere straatverlichting, des avonds ook
langer op straat vertoeven en daardoor
meer kou vatten.
4. De vrees voor de duisternis zal ver
dwijnen; dronkenschap en verdorvenheid
van zeden zullen daardoor toenemen.
5. De paarden zullen door de sterke ver
lichting schrikken. Ook zal de straatver
lichting de dieven nog ondernemender ma
ken.
6. Veel geld zal voor de straatverlichting
naar het buitenland gaan.
7. Door de permanente verlichting der
straten zullen de illuminaties bij feestelijke
gelegenheden minder aantrekkelijk worden.
Oorspronkelijk slechts middel tot bevei
liging van lijf en goed der burgers, kreeg de
straatverlichting in de 19e eeuw grootere
beteekenis, toen het maatschappelijk leven
een geregeld verkeer op straat vóór en ni
zonsondergang begon te eisohen. Zonder
goede verlichting zou in de wintermaan
den in de straten der steden de groote trek
der arbeiders naar en van het werk on-
Daarmede zijn wij gekomen tot een nieu
we beteekenis der straatverlichting. Goe-
de straatverlichting is nJ. de beste licht
reclame die een gemeente voor zichzelf
kan maken. Goed opgevatte stedelijke
lichtreclame eischt ook het verlichten van
de gevels der openbare gebouwen, vaa
stadhuis, postkantoor, beurs, concertge
bouw, schouwburg en museum. Stedelijke
lichtreclame omvat het verlichten van par
ken en plantsoenen. Stedelijke lichtreclame
oriënteert den vreemdeling door goed ver
lichte wegwijzers, zij verlicht de bordjes
met de straatnamen en zorgt voor goede
verlichting der huisnummers.
I Vanuit dit oogpunt bekeken, staat alles,
Iwat wij totnutoe als straatverlichting be
schouwden, niet aan het einde, maar pa»
aan het begin eener belangrijke ontwikke
ling.
EEN MET PHILIPS' NATRIUMLAM PEN VERLICHTE WEG. (NOG NIET GEPUBLICEERDE FOTO).
Vooruit 1 Vooruit! Kijk niet zoo zwart,
Al zijn de tijden ook benard,
Maar liever met een frisschen kop
En moedig, frisch er tegen op!
Wat heb je aan zoo'n pessimist,
Die altijd alleeslechter wist,
Want zit je bij de pakken neer,
Dan ben je volgend jaar niet meer.
Vooruit dus, maakt je niet van streek,
Het is in Leiden winkelweek,
Dat isdat is een praahtig feest,
Dat strijdt met den malaisegeest.
Dat is een feest van durf en moed,
Dat maakt de dagen weer eens goed,
Dat is een feest vol frissohen geur,
Een klop op de malaise-deur,
Die open zal en open moet
En als je wilt, het zeker doet.
Toe, zakenman, wees nu paraat
En wacht niet op een anders daad.
't Was al malaise, keer op keer,
Daarover spreken wij niet meer.
Het gaat nu om een nieuwen tijd
En om de vraag: Is u bereid?
Dan: klaag niet meer zoo «teen en been,
Waar moet het heen, waar moet het
heenl
Steek niet de handen in het haar,
Maar slaat z' eendrachtig in elkaar.
EEN "SPREKENDE ETALAGE, MET TOEPASSING VAN Z. G.
„CASSETTEN-PLAFOND".
Wanneer je nooit een lichtpunt ziet
In 't donker ia 't zoo lollig niet
Dan zakt de moed versehrikk'lijk snel,
Tenslotte dan geloof je 't wel,
Voor u dus is het donker fout,
't Is goed dat u dat vast onthoudt,
En dus is heel dees .week gericht
't Is een symbool op 't gloeilamp-
licht.
TROUBADOUR.
mogelijk zijn, zouden post en krant niet
vóór het ontbijt bezorgd kunnen worden,
zouden de winkelsin den laten namiddag
geen koopers meer zien en zou des avonds
geen ontspanning in schouwburg, concert
zaal, of bioscoop geboden kunnen worden.
Goed verlichte straten hebben het ver
keer naar zich toe getrokken; uit slecht
verlichte straten gaat het verkeer, dat er
overdag nog is, des avonds verdwijnen.
Overtuigd, dat de Overheid bij de ver
deeling van de straatverlichting de eene
straat niet zonder goede gronden boven
de andere kan bevoordeelen, hebben in ver
schillende steden in de Vereenigde Staten
de huiseigenaars van belangrijke straten
zich vereenigd, om de middelen bijeen to
brengen voor het installeeren en in be
drijf houden van een buitengewoon goede
verlichting en deze steun is aldaar door do
Overheid aanvaard. Daarmede is me» weer
teruggekeerd tot den toestand, zooals die
©enige eeuwen geleden bestond, toen de
bewoners zelf de straat voor hunne hui
zen moesten verlichten. Trouwens, de win
keliers doen zulks tegenwoordig overal.
Het licht, dat uit de winkelramen op straat
valt, is een belangrijke factor bij de straat
verlichting.
In 1929, het laatste jaar, waarover sta
tistische gegevens ter beschikking staan,
werden door de Nederlandsche electrici-
teitsbedrijven 30 millioen kWh voor de
openbare verlichting gebruikt. Van den
totalen afzet van ruim 1,5 milliard kWh.
is dit ^lechts 2 pet. Hierbij overweegt het
aandeel der steden; de vier groote steden
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag
Utrecht verbruikten samen 2/3 van de
kWh., die in Nederland voor de openbare
verlichting werden besteed, terwijl de be
volking dezer steden maar rond 1/4 bedroeg
van de totale bevolking in Nederland.
Voor de beoordeeling van de hoeveel
heid electriciteit, die voor de openbare ver
lichting wordt gebruikt, is het aantal kWh.
per jaar en per inwoner ©en goede maat
staf.
Aan de spits staan in dit opzicht in Ne
derland
Amsterdam: 11,4 kWh. p. inwoner en p. j.
Nijmegen: 10,7 n
Arnhem: 9,2
Den Haag: 8,5
Leeuwarden: 7,5
Utrecht: 7,0
Rotterdam: 6,8
Wanneer andere steden een veel gerin
ger verbruik hebben, dan is dat mede to©
te schrijven aan het feit, dat daar een ge
deelte van de straatverlichting nog door
gas geschiedt.
10 kWh. per inwoner en por jaar mag
als een normaal getal gelden voor dat, wat
tegenwoordig als goede straatverlichting
wordt beschouwd.
Wanneer de straatverlichting gedurende
den geheelen nacht, d.w.z. 3500 uur per
jaar, is ingeschakeld, dan beteekent dit
dus, dat het aandeel van iederen bewoner
aan d© straatverlichting door een lampje
van 3 Watt voorgesteld zou kunnen wor
den, hetgeen, vergeleken bij het overige
lichtverbruik, wel als zeer bescheiden mag
worden beschouwd.
Inderdaad in menig opzicht is de straat
verlichting zooals zij tegenwoordig wordt
toegepast nog zeer bescheiden. Weer is het
de veiligheid der burgers die vooral in de
buitenwijken, ©en betere verlichting eischt.
Maar ditmaal zijn het niet, zooals vroeger,
roovers en dieven, d» de veiligheid in ge
vaar brengen; nu ii het het drukke rijver-
koer, dat in de 20e eeuw door de automo
biel is ontstaan. Daar, waar totnutoe geen
verlichting voorhanden was, op de buiten
wegen, zorgt de automobilist voor zijn
eigen weg verlichting, zooals in de Middel
eeuwen de voetgangers dat op straat ook
moesten doen. Maar in de bebouwde kom
wordt juist verwacht, dat de automobilist
de z.g. koplichten dooft en met stadslich
ten verder rijdt, die slechts zijn naderen
aan het publiek kombaar maken en tot d©
verlichting van den weg daarentegen nau-
elijks bijdragen. In die bebouwde kom
zijn de straten immers verlicht, maar deze
verlichting is in den regel niet zoodanig,
dat de automobilist zonder koplichten vei
lig kan rijden. Zoodoende voelt hij zioh,
de stad binnenkomende, minder op zijn
gemak dan daarbuiten, op den grooten
weg, toen hij nog zelf voor zijn verlichting
zorgde.
Nu men echter begint aandacht te be
steden aan de verlichting der hoofdver
keerswegen zelf zal ook do verlichting der
straten die het automobiel verkeer in de
steden binnenleiden verbeterd moeten wor
den. Geen beter welkom kan een stad den
automobilist des avond» toeroepen dan
hem zijn intrede gemakkelijk te maken
langs goed verlichte straten die naar hei
stadscentrum leiden.