ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1932 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Gerard Kieft, 3de Gortestraat I'k heb je geboortedatum genoteerd. Wees voortaan er wat vlugger bij en lees goed, wat gevraagd wordt, dan kom je nooit achterna. Dag Gerard! Luoie Wijtenburg, Leiden, Dank je nog wel voor hartelijke felicitaties ook mama! En nu feliciteer ik je weder- keerig met het welslagen van 't examen. Mooi zoo! Trouwens ik had niet andetrs verwacht. Iemand, die zoo'n mooie dinge tjes kan maken en mij zoo goed helpt, moet slagen. En vier nu nog eenige pret tige vacantiedagen. Dank voor kaart uit Oldenzaal! Met hand en groet en veel liefs voor u allen. Dag Lucie! Henk Castelein, Leiden. Wel, kleine dichter, dat heb je d'r goed afgebracht! En om je nu te toonen, dat ik je versje een plaatsje waard vind, laat ik het hier volgen. Daar komt Henk en ver telt jullie iets van zijn bromtol. MIJN BROMTOL. door Henk Castelein. Op mijn verjaardag kreeg ik Al van mijn lieve Pa, Een mooie groote bromtol Met heel veel kleuren, ja! Die tol speelt mooie deuntjes, En draait daarbij in 't rond, Het is een mooi gezicht hoor Mijn tol zoo op den grond. Laat ik mijn tolletje draaien, Dan hebben we allen pret. En dat duurt zoo een poosje, Tot ik 'm op z'n plaatsje zet. Wat zeggen jullie daarvan? Is dat wat? Mij dunkt, dat onze kleine neef een pluimpje verdiend heeft. Dag Henk! Groet alle huisgenooten van me! Jetje en Bep Castelein, Lei den. Ja, lieve Nichtjes, een wedstrijd is ook altijd fijn. En danwat 'n prij zen geven we, niet? Dezen keer is het jullie niet erg voor den wind gegaan. Maar daarom niet getreurd! Blijven mee doen en denken, hierna beter!" En onze goeie Bep komt met een keurig versje ten tooneele. Mooi zoo! Ik zal het je laten voordragen, ten voorbeeld voor de andere Nichten, die niet probeeren of het niet kunnen. Daar is Bep. DE ZOMER door Bep Castelein. Wat is de zomer een heerlijke tijd, Vol zon en vol bloemen en groen, Je kan zoo heerlijk stoeien aan zee En allerlei spelletjes doen. Je kan zoo genieten in veld en op land, Verzetten zoo heerlijk je zin. Je kan je vermaken in duin en in zand, Met zusje en met je vriendin. Ik vind dan ook van het heele jaar, De zomer 't prettigst getij. De zingende vogels en 't heerlijke groen, Zij maken van zelf je blij. Vooral ook de zomervacantie, Dat is een prettige tijd. Dan ben je voor eenige weken, Van schoolgaan en huiswerk bevrijd. Dan kun je naar hartelust spelen, En heb je in alles wat pret. Dan duren de dagen veel langer, En hoef je pas heel laat naar bed. Zei ik te veel? Is dat een voorbeeld of niet! Dag jongens! Maakt me veel groeten aan vader en moeder en de heeren uit Venray en de dames uit Monster en dan verder groote zus en wie ik nog vergat. Kinder en v. Gerven, Zoeter- woude. Ik ben altijd blij als ik jullie drietjes het strijdperk zie binnentreden. En nu de eerste prijs. Jongen, jongen! Wat kan ik jullie vreugde me voorstellen! Ik had er zelf schik in, dat de eerste prijs bij jullie viel! Loopt het klokje goed Geer tje? En dat lange versje? Wel ik zal dat eens door de kinderen Van Gerven, tot slot van deze correspondentie laten op zeggen. Het is zooals blijkt, voorgedragen door de kinderen Van Gerven bij gelegenheid van het zilveren feest van hun vader en moeder, gevierd den 16en Mei jl. HULDE EN DANK voorgedragen door de Kinderen v. Gerven te Zoeterwoude bij gelegenheid van de 25-jarige echtvereeniging der ouders Dierbare ouders Wat is het dat ook mij Deez' dag zoo dankbaar stemt en blij? Ja, Ouders dankbaar is uw kind, Dat bij u steeds a-1 zijn zorgen vindt. Toen gij te zaam voor vijf en twintig jaar Knielde voor Jezus' Hoog-altaar, Toen gij elkaar zweerde eeuwige trouw, Werd gij toen door de Priesterhand Gezegend in den Huw-lijksband, En werdt gij man en vrouw. Nu hebt gij dan in al dien tijd Dien gij met elkaar verbonden zijt, Gedeeld uw zorgen en uw smart, Hetwelk ook trof uw Ouderhart. Maar toch ook op uw huwelijkswegen Ontvingt gij rijke kinderzegen. En van den avond tot den morgen Omringt gij ons met teedere zorgen. Ja, gij beseftet uwen plicht En steundet elkander, zoo viel het lioht. Om zeker toch tot Godes vreugd Ons op te voeden in eer en deugd. Wij zullen den goeden God steeds vragen Dat Hij u dan toch alle dagen Schenke Zijn zegen en geluk, En verre blijve ramp en druk! Terwijl u nu het zilver kroont, Zoo wordt gij nu door Hem beloont. Hem, Die uw stuurman wezen mag, Tot op deez' heugelijken dag! Wij zullen smeeken tot den Heer: Ach schenk nu onze Ouders weer, Dat wij hier allen met elkaar Weer vieren over vijftig jaar Het gouden en diamanten feest Want gij zijt steeds voor ons geweest De hulp en steun en ziekte en strijd, Geen zorg was u teveel altijd. Want zooveel liefde ook als gij Steeds geeft aan uwe kinderrij. Dat stemt ons harte vol dankbaarheid Het mag zoo blijven. Ja altijd! Wij zenden ons gebed tot Hem. Hij sprak eens met Zijn lieven stem: „Laat de kinderen tot Mij komen", En daar nad'ren we Hem nu zonder schromen. Hij zal u steunen, ja 't is waar, Zooals van 't begin op 't Hoogaltaar, Ja, Ouders leef nog menig jaar Zoo gelukkig met elkaar, Dan moogt ge met welgevallen nederzien Op uw kinderschaar van tien. God zal u rijkelijk belooning geven Hier en in het toekomstig leven. Had ik dat geweten Geertje, dan was ik ook van de partij geweest en had ik ook een versje van buiten geleerd, om vader en moeder te felieiteeren met hun 25-jarig huwelijksfeest! Nu ben ik te laat en toch wensch ik jullie brave ouders alle heil en zegen toe! Oom W i m. JARIG ZIJN: 22 Aug. Quirina Magda van Velzen, Zoe terwoude Zuid-buurt T3. 22 Theo Kramp, Prinsenstraat 104a. 22 Leo Tummers, Koniiuginnelaan 56. 22 Clasina Verhaar, Oud-Ade 34. 22 Oor van Diest Zandslootkade 49 Sas- senheim. 25 Annie van Diest, Zandslootkade 49, Sas- senheim. 25 Frans Slingerland, Zuid'buurt, Zoeter woude C 10. 26 Jopie Kager, Doelensteeg 9, Leiden. Ik feliciteer de jarigen! Wie de volgende week? Wie den datum niet opgaf en in de vol gende lijsten wil komen, schrijve minstens 14 dagen voor zijn verjaardag. Wie nog een stel raadsels weet, sture het op. De oplossingen erbij en duidelijk den naam van de(n) afzender of afzendster Oom W i m. WEES GEGROET door Nicolaas Blomert Bij ieder zonnestraaltje, Dat door de takken speelt; Bij ieder vogelliedje, In 't jonge groen gekweeld. Bij ieder jeugdig knopje, Dat schuchter opengaat; Bij ieder bloesemlachje, Op Lentes lief gelaat; Bij ieder Meiekoeltje, Dat door de boomen zweeft; Bij ieder dauwjuweeltje, Dat aan een bloemke beeft; Bij ied're lentevreugde, Die 't hart mij kloppen doet, Wil ik de woorden voegen: „Maria, wees gegroet!" „ONTMASKERD" door 'n H. B. S.'er. XL. Weet je wat? We geven ons uit voor een paar reizigers van de United Vliegtuigen- fabriek Ohars en Robertson, gaan jullie maar mee. Na ongeveer een kwartier tijds belandden zij aan de fabriek van Lionel Warrington. Na even gesproken te hebben begaven zij zich naar het kantoor en zagen Lionel door de glazen deur voor zijn bureau zit>- ten. Opeens stond hij op en liep naar de brandkast en opende hem. Op dit oogen- blik hadden zij gewacht. Zij slopen de ka mer binnen, en de gemaskerde bandiet sprak tegen Warringtno: „Handen op baasje". Warrington gehoorzaamde. Ohars, haal jij het geld uit de kast, doch Warrington was ook niet voor de poes. Als een tijiger wierp hij zich op Chars. Maar de gemaskerde bandiet, bang dat het schot uit de browning oproer kon veroor zaken, trok zijn dolkmes en stiet het tot het heft in Warringtons borst. Deze zakt onmiddellijk ineen. Daarna maakten de bandieten zich meester van het geld doch, toen gebeurde er iets waarop geen der bandieten voor bereid was. Het was wonderlijk 'maar waar, nl. het volgende, zij hadden zonder het zelf te weten op een knopje van een bel gedrukt die in directe verbinding stond met de hoofddetective van New York, nl. John Daron. Nauwelijks hadden zij deze knop aan geraakt of in John Daron's huis klonk schril het noodsein van de vliegtuigenfa- britek Warrington. Het dienstmeisje wist, dat er bliksem snel gehandeld moest worden. Nu moet ik den lezer er even van op de hoogte stel len, dat, wanneer John' Daron uitging, hij altijd een kaartje op zijn bureau lei, waarop stond, waar hij zich op dat oogen- blik bevond, dit was zeer gemakkelijk voor het dienstmeisje. Zij snelde dan ook naar zijn kamer en vond het briefje, hetwelk het opschrift droeg „Parkhotel". Zij snelde vervolgens naar de telefoon en belde John op. John zat met Buck en Harold bij een tafeltje toen een kellner kwam aangehold, zeggende dringende telefoon. Het volgen de oogeniblik sprak John: Hallo Hallo, met Mary. Zoo net een noodsein van de vliegtuigen- fabriek Warrington, kantoor. Dank je sprak John. Het volgende oogenblik waren zij met hun drieën buiten, en riepen gauw een taxi, die al weldra met vliegende vaart vooruit schoot op de fabriek aan. Over dit alles, vanaf het oogeniblik dat de gemaskerde bandiet, zonder het zelf te weten op het geheime noodbelletje drukte, tot op heden, waarop zij al half weg de fabriek waren, waren nog geen zes minuten weggegaan. Zoodra zij bij de fabriek waren, sprak John. Het is op het kantoor, revolvers in de hand. Zij slopen de gang binnen en keken door de glazen deur. Daar zijn ze aan het geld tellen. Laten we ze overrompelen. Wacht eens. M'n God, Warrington is vermoord, het mes steekt in zijn borst, daar ligt hij. Maar nu gaat de gemasker de bandiet er aan. Pas op, een, twee, drie. Met volle kracht smakten zij de deur open en stormden naar binnen. Halt, of ik schiet. Rijkspolitie, bulderde John en hij richtte zijn geladen revolver op de ge maskerde bandiet, de andere twee andere detectives wierpen zich op Chars. (Wordt vervolgd). EEN PRETTIGE VACANTIE. door Jetje Castelein. Marie, Piet en Inia kwamen uit school met de rapporten in hun handen. Marie deed net of ze huilde en Inia zei: „Moe, Marie is niet overgegaan maar ze zegt dat ze er niets aan kan doen". „Kind", zei Moe, „laat mij je rapport eens.zien". Marie gaf d'r rapport aan Moe. Moe las voor Gedrag 8, Vlijt 7, Netheid 81/», Aard rijkskunde 8, Vad. Geschiedenis 8, Hand werken 8 en voor Bijbelsche Geschiedenis 7-K Onder het rapport stond bevorderd tot de zesde klasse. Dat las Moe ook voor. „Ik dacht dat je niet over ging". „Och Moe ik hield u maar voor de grap. .,En Inia", zei Moe. O ik ben ook bevorderd en Piet ook. Nu dan verdienen jullie wel wat. Pa en ik hebben al afgesproken dat we Zondag naar Scheveningen gaan en dan brengen we jul lie meteen naar Oom en Tante en mogen jullie twee weken blijven. Als jullie van middag goed je best doet, kom ik je van middag om 4 uur uit school halen. En dan an we naar de speelgoedwinkel en mo gen jullie ieder een speelstuk meenemen, om bij Oom en Tante met de nichtjes en 't j neefje te spelen. Maar dan neem ik ook wat mee voor de nichtjes en 't neefje. De kinderen deden dien middag heel erg goed hun best en Moeder deed wat ze zei. Zondags gingen ze naar Scheveningen. Daar bleven ze den geheelen dag. 's Avonds brachten Pa en Moe de kinderen weg naar Oom en Tante. Toen ze daar aankwamen lagen Jan, Toosje en Fiene a-1 in bed. Den volgenden dag wisten ze niet, wat ze zagen. Waren de nichtjes en 't neefje er? Ze kon den hun oog'en haast niet gelooven. Eerst zeiden ze elkaar goeden dag Toen gingen de nichtjes met hun vieren naar den tuin en op de bank zitten praten. Maar Jan en Piet gingen naar den zolder met de treinen spelen. Dat vonden ze altijd zoo leuk. Tante ging naar -den tuin en gaf de meis jes allemaal een mooi boek. Toen ging ze naar boven en zei. komen jullie eens met me mee. Bij de buurvrouw is er een jongetje heel erg ziek. Geef aan de arme vrouw nu dit mandje en vraag aan de vrouw of je het mandje meekrijgt. De jongens waren in een kwartier weer terug. Toen gingen ze naar Tante toe en zeiden dat de arme vrouw erg blij was met alles. Den volgenden dag gingen ze met Oom en Tante naar de Dierentuin. Wat was dat 'n heerlijkheid voor de kinderen! Ze gingen met de auto. Nu waren ze bij de dieren, wat was dat allemaal leuk. „Oom", zei Inia, gaan we nu eens naar de apen toe. Dan geef ik ze de apennootjes die ik meegenomen heb, die pellen ze dan zelf en eten ze ze op. Toen ik met Vader en Moeder ging gooide er een aap 'm eerst in de lucht en deed ie z'n bek open en ving ie 'm zoo op. Misschien doet er een het weer. Toen ze 'n tijdje bij de apen gestaan had den gingen ze 'n heeleboel andere dieren bezoeken en toen gingen ze naar huis. Tan te sneed gauw een heerlijke boterham met aardbeien. Wat lieten ze het zich kostelijk smaken. Zoo hebben ze de veertien dagen door gebracht. Ze vonden 't dan ook erg jammer dat de twee weekjes om waren. Maar aan alles komt een eind. Toen ze thuis kwamen konden ze niet uitgepraat komen van de heerlijke- dagen die ze bij Oom en Tante hadden doorgebracht. En Moeder beloofde dan ook als ze het heele jaar goed hun best deden dat zij het volgende weer bij Oom en Tante mochten logeeneji. VACANTIE door Annie van Diest Hoera, leve de vacantie, Heel de lieve jeugd stormt er weer op los Nu weer spelen, stoeien, springen. buitien, In veld en wei, in beemd en bosch. Nu niet meer zuchten voor de sommen, Lezen, schrijven, taal, ja wat nog meer; De bossohen in; naar zee en strand, Wandelen en spelen, steeds maar weer. 's Morgens vroeg opstaan, dan naar buiten, De kamer nu maar steeds ontvlucht! Buiten krijgen we nieuwe krachten, Scheppen we de longen met frissche luchtJ Genieten mogen we zooveel het ons lust Van de schoonheid in de wijde natuur, Van bloemen en planten, van bosch en hei, Van de kabbelende golfjes der zee, en de lucht blauw als azuur. En is de vacantie dan weer voorbij, Is de tijd daar, om weer naar school te gaan, Dan hebben we weer nieuwe moed en kracht, En dan maar weer flink onz' best (Voor de Grooten) DE GEHEIMZINNIGE PATIENT door Gerard Keizer. III. „Waarde vriend, bent U De man vóór hem legde hem door een teeken met z'n vinger het zwijgen op en zeide „De kaart?" Versteeg haalde de halve speelkaart te voorschijn en de man diepte uit z'n zak de andere helft op. Hij legde beide stukken aan elkander en het was één 'geheel. „In orde, bromde de man, volg mij!" Versteeg wijfelde nog een oogenblik voor hij aanstalten maakte den man te volgen. Het was alsof een inwendige stem hem waarschuwde voor een naderend gevaar, Hij voelde eens in z'n achterzak van z'n lantalon, en betastte even z'n klein-model evolver, die hem nooit verliet. Een grimmig lachje overtoog z'n gelaat, en bedaard stapte hij met- den man voort. Zij doorliepen het gansohe park en nog steeds had z'n begeleider géén woord tot hem gezegd. Versteeg wilde al eens iets vraigen over de patiënt, die zijn hulp noodiig had. Maarop al z'n vragen bleef de man het antwoord schuldig. Ten laatste waren ze op een eenzame stille landweg gekomen en nu begon de man te spreken. „Mijnheer Versteeg, U moet het mij niet euvel duiden, dat ik U zoolang op ant woord heb laten wachten, maar.ik moet werken volgens de instructies, die mijn baas mij heeft gegeven!" „Ha, de eenzaamheid schijnt uw tong los te maken," zei lachend Piet, „nu krij'g ik werkelijk iets te hooren!" „Neen, toch niet, mijnheer, mijn instruc ties luiden: „Breng den dokter spoedig bij den patiënt en zeg hem verder niets!" „O, ho, maar als ik nu eens in gebreke was gebleven, om met u mee te gaan!?" „Dan meneer, had ik U moeten dwingen mij te volgen, met dit voorwerp!" Meteen haalde de man een revolver van geweldige afmetingen uit z'n broekzak! „Nou, nou, u bent wel zeker van u-w zaak. Heel kalm had Piet Versteeg dit gezegd maar toch voelde hij een rilling over z'n rug gaan! „Ja, sprak nu de man weer. Wij zijn ze ker van onze zaak, zóó zeker zelfs, dat ik u nu moet verzoeken even halt te houden en mij gelegenheid te geven u te blinddoe ken!" „Daar protesteer ik ten sterkste tegen!" weerstreefde Versteeg. Maar daar voelde hij de koude loop van de angstwekkende revolver reeds op z'n slaap „Bedenk, dat hier het recht van de sterkste geldt, ik geef u mijn eerewoord dat er niets tegen u ondernomen zal wor den, als gij toegeeft." „Wee u echter, als gij tegenstribbelt, want dan kon u wel eens aan het kortste eind trekken. Versteeg had eenige ©ogenblikken nage dacht en toen scheen het, alsof hij zich in het onvermijdelijke schikte. „Vooruit dan -maar, blinddoek mij maar al vind ik dit dan ook een rare manier om een patiënt te gaan bezoeken!" „Ja, dat zijn natuurlijk onze zaken!" meesmuilde de man, terwijl hij Versteeg handig een zakdoek voor de oogen bond. „Ziezoo, geef mij nu je hand en volg mij maar Zoo sprekend greep hij Piet bij de hand en vervolgde zijn weg. Versteeg merkte dat hij in een wijden kring op vrijwel dezelfde plek werd te ruggebracht. Dit was heel eenvoudig voor Versteeg waar te nemen, omdat de man iets verge ten had. Het wa-s de witte poedel. Toen zij eerst naast elkander hadden voortgeloopen, hoorde Versteeg den heelen weg de trippelpasjes van den hond naast zich. Nu echter, nu hij geblinddoekt was, hoorde hij het bekende geluid niet. Hij leidde dus hieruit af, dat de hond bij een of ander hol of kuil was blijven staan. Toen Versteeg tenminste de kring ge loop en had, hoorde hij, dat de hond weer zacht jankend tegen zijn baas opsprong. (Wordt vervolgd). HOE DE BRAND GEBLUSCHT WERD. Boer Jansen was op weg naar de stad om iets weg te brengen naar een klant. Hij was met zijn paard en wagen. Het paard scheen nogal pleizier te hebben, want hij holde er dan ook lustig op los, zoodat de boer van links naar rechts hobbelde. Nu kwamen zij langs een grooten weg, dan weer door een kleine straat. Zoo kwamen ze op den hoek van de straat, toen het paard al te dol werd. De boer liet van sohrik de teugels los en het paard holde pardoes de deur van een restaurant bin nen, waar een erg zenuwachtig heertje zat die een glaasje wijn voor zich had en z'n sigaartje rookte. Van schrik slikte hij het laatste eindje van z'n sigaar in. Onder hand was er een heel oploopje voor de deur gekomen die het geschreeuw gehoord hadden. De kellner liep als een dolle heen en weer. Eindelijk kwam hij met een glas spuit water aandragen om de brand in het heer tje z'n maag te blusschen. Daar werd het nog erger door. Toen er een politieagent kwam moest het boertje als schadevergoeding een paar gulden betalen voor de glazen, die er ge broken waren. Langzamerhand droop de menigte weer af en spoedig daarop ging het gewone leven weer voort en werd er niet meer gedacht aan de brandende sigaar in de maag van het zenuwachtige heertje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8