WAT ZEGT DE BILT?
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1932
DE LE1DSCHE COURAN1
DERDE BLAD PAG. 11
Een bezoek aan het Kon. Ned. Metereologisch Instituut
in De Bilt; iets over de organisatie, inrichting en werk
wijze der instelling; wat er zooal aan de opstelling van
het dagelijksch weerbericht vast zit.
(Van een specialen verslaggever).
Het moge voor den journalist een eenigs-
zins pijnlijke erkenning zijn, een feit is,
dat de weer-rubriek in de krant een van
de meest gelezen rubrieken vormt. De paar
regelen druks, waaruit het dageiiju&oü
weerbericht bestaat, zullen vrijwel geen
enkelen lezer ooit ontgaan, en de gretig
heid, waarmede meermalen de kopij vuu
De Bilt in het lijfblad wordt opgezocht, zal
vermoedelijk iedere, geregeld kopij leve
rende journalist van harte gaarne zijn eigen
bijdragen toewenschen. De overweging uoe
De Bilt dag in dag uit in de beboetten van
den dagblad-lezer aan inzicht in het weer
van morgen voorziet, de vraag welke werk
zaamheden zooal aan de aflevering van net
dagelijksch weerbericht vast zouden zitten,
voerde ons naar het Koninklijk Neder-
landsch Meteorologisch Instituut, dat op
eenige Kilometers afstand van Utrecht in
een groot hoog gebouw temidden van een
fraai rustig park, is gevestigd.
Met een kort antwoord bleek onze vraag:
„Hoe wordt in het instituut het weerbo-
richt voor de krant gemaakt'', gelukkig
niet volledig te kunnen worden beant
woord. Gelukkig niet, want in het andere
geval zouden we vermoedelijk gespeend zijn
gebleven van een blik in de organisatie
en inrichting van het instituut, waar het
dagelijksch weerbericht slechte een onder
deel is van omvangrijke, ook voor den leek
belangwekkende, verrichtingen.
De inleiding tot de beantwoording van
onze vraag vormde een onderhoud met her
hoofd der afdeeling klimatologie, dr. 0.
Braak, die in een populaire verhandeling
de algemeene inrichting van het metereo
logisch instituut uiteen zette.
Men onderscheidt de afdeelingen alge
meene dienst, weerdienst en algemeene
metereologie, klimatologie, oceanograpkie
en maritieme metereologie, aardmagnetis
me en seismologie.
De klimatologie omvat waarnemingen
in het instituut zelf, in de 14 secundaire sta
tions in ons land verspreid liggen, en op
een paar honderd binnenlandsche station*,
waar niet gehonoreerde medewerkers den
re-genval, onweer en optische Verschijnse
len op kaarten vast leggen. Op de secun
daire stations wordt 3 maal per dag waar
genomen op temperatuur, vochtigheid,
wind, bewolking, regenval, en de uitslagen
dier waarnemingen komen samen in De
Bilt, waar ze met de uitkomsten van een
aantal zelf registreerende instrumenten als
zonneschijnmeters, wind-meters, barogra-
phen en fchermographen, en van de ter
plaatse^ gedane waarnemingen, worden ver
werkt ten behoeve van het weerbericht en
van de maandoverzichten, met behulp
waarvan men steeds kan nagaan hoe op een
zeker moment „ergens" in ons land de
weersgesteldheid is geweest. In de prak
tijk blijkt dit laatste nog wel eens ge-
wensoht. Zoo zal een verzekeringsmaat
schappij in den regel geen stormschade uit-
keeren als De Bilt niet heeft uitgemaakt,
dat op de plaats en op het oogenblik dat
de storm werd aangericht, de wind inder
daad een snelheid van 14 M. per secondo of
meer heeft gehad.
Voor rechtszaken, waarbij het weer in
het geding wordt gebracht (b.v. bij aanrij
dingen) worden de waarnemingen eveneens
te hulp geroepen. Ook werkt De Bilt mede
aan het opstellen van nieuwe bouwvoor
schriften in verband met de maximaal te
verwachten winddruk, en de directies van
ontworpen ziekenhuizen willen van het in
stituut weten hoe lang de zon er gemid
deld op zal schijnen.
Verder komen vele vragen in betreffen
de regenval, o.a. voor afwatering, betref
fende verdamping, enz. De informaties om
trent klimatologische gegevens, die De Bilt
bereiken, loopen ieder jaar in de honder
den. Sedert enkele jaren heeft het instituut
ook met de gevreesde aardappel-ziekte een
en ander uitstaande. Gebleken is n.l, dat
er verband is tusschen die ziekte en vier
weerfactoren. Zoodra nu deze vier weer-
factoren ergens in den lande worden waar
genomen, geeft De Bilt per radio het sein:
sproeien in die streek. Dit sproeien voor
komt de ziekte, de tijdige waarschuwing
voorkomt het ontijdig, dus nutteloos
sproeien.
Het ligt natuurlijk geheel op den weg
van het instituut, dat, voor zoover de
elschen der praktijk daarvoor tijd laten,
het waarnemingsmateriaal ook voor weten
schappelijk onderzoek wordt verwerkt.
Dr. Braak bracht ons na zijn inleiding
naar een aantal, in het gebouw en in het
park verspreid staande instrumenten,
waarmede waarnemingen worden verricht.
In den hoogen toren van het instituut za
gen we apparaten, die windrichting, wind
sterkte en zonneschijn meten en registreo-
ren, in het park instrumenten voor het op-
teekenen van temperatuur, vochtigheid, re
genval, verdamping. We zagen hoe men
de snelheid van wolken meet, en hoe men
de temperatuur in den grond waarneemt.
Zóó opmerkelijk is de schijnbare eenvoud
van alle instrumenten voor de waarnemin
gen, dat zij het vermoeden zouden kunnen
wekken, dat de klimatologie een bijster
simpele tak van wetenschap is. De eenvou
dige bakjes, die regen qpvangen nooh de
bekende thermometers spreken tot de ver
beelding van den leek. Meer daartoe in
staat is het, met het oog op snelle tempe
ratuurveranderingen, geheel geïsoleerd in
terieur van het paviljoen der afdeeling
aardmagnetisme en seismologie, waar o.a.
ingewikkelde instrumenten aardbevingen
registreeren. Dr. Braak verklaarde ons he
werking der seismographen, die nagenoeg
iederen dag een aardbeving van geringo
beteekenis aantoonen, en die De Bilt in
staat stellen, de plaats, hoe ver weg ook,
waar een aardbeving is, op te sporen. Be
halve De Bilt heeft het station Heerlen in-
strumenten voor seismologische waarnemin
gen, en wel in verband met mogelijke
grondverplaatsingen in de kolen-mijnen in
de omgeving.
De volgend© afdeeling, die dr. Braak ons
deed bezoeken was de afdeeling oceanogra-
phie en maritieme metereologie, waar de
heer Keijser zioh een bereidwillig inleidor
toonde. Hij gunde ons een blik in de ont
zaglijke verrichtingen, die over de geheele
wereld worden gedaan teneinde behoor
lijke gegevens te verzamelen over de mete-
roologische verschijnselen op zee en over
de bewegingen van het water der zeeën
en oceanen, ten prof ij te van de wetenschap,
de scheepvaart en de visscherij. Het mate
riaal voor deze afdeeling wordt voorname
lijk geleverd door de waarnemingen, ver
richt aan boord van Nederlandsohe sche
pen der groote vaart, voorts van oorlog
bodems en lichtschepen.
„Onze zeelieden", zeide de heer Keijser,
„doen daarvoor zulk schiterend werk, dat
men er geen lof genoeg voor kan hebben,
en wij zijn de directies der scheepvaart
maatschappijen, die dit werk belangloos
doen verrichten, dan ook zeer verplicht.
Van ieder binnenvarend schip ontvangen
we metereologische journalen, bevattend
de uitslagen van de om de 4 uur gedane
waarnemingen. Per jaar komen hier circa
600 journalen binnen, die ongeveer 200.000
series waarnemingen bevatten. Al deze
waarnemingen moeten volgens kaart
systeem gerangschikt en bewerkt worden
om als materiaal te kunnen dienen voor de
atlassen voor de zeevaart en wetenschap,
die door het instituut worden uitgegeven.
De complete serie van 4 atlassen van den
Atlantischen Oceaan bevat b.v. zeven mil-
lioen waarnemingen".
„Hoever is men gevorderd met de oceano-
graphie", vroegen we den heer Keijser, na
dat deze ons nog eenige buitenlandscho
recensies getoond had om te bewijzen hoe
gunstig dit Nederlandsohe work in de we
tenschappelijke wereld wordt beoordeeid.
„Van de Atlantische Oceaan en van het
Noordelijk gedeelto van den Indischen
Oceaan weet men al zeer voel", luidde het
antwoord. „Maar de boido Pacific Oceanen
liggen echter hog zoo goed als geheel
braak. Groote internationale samenwerking
is voor dit gebied noodig, en die bestaat
wel, maar de vorderingen gaan langzaam.
Thans zijn we bezig met het bewerken van
de waarnemingen over het gebied tusschen
Japan en Indië".
„Wat is het praktisch nut van deze we
tenschap", vroegen we vervolgens.
„De verkregen kennis komt ten goede
aan de scheepvaart en de weervoorspelling
op langen termijn; bovendien wordt door
liet verrichten van weernemingen de mete
reologische kennis bevorderd, hetwelk we
derom ten goede komt aan de navigatie.
Om een duidelijk voorbeeld te noemen kan
worden gezegd, dat door vergelijking van
de barometer-waarnemingen aan boord
met de luchtdruk-gegevcus, die in de atlas
sen voorkomen, een schip, dat in de tropi
sche wateren vaart, veelal in staat zal zijn
de gevaarlijke tropische stormen, als ty-
phonen, tijdig te ontloopen".
Na het onderhoud mot den heer Keijser,
en na de bezichtiging van de geweldige
archieven zijner afdeeling, kwamen we te
recht bij dr. H. G. Oaunegieter, die als
medewerker aan de afdeeling weerdienst
en algemeene metereologie, voor den cou
ranten-lezer een der „heeren van De Bilt"
vertegenwoordigt. Het is n.l. deze afdee
ling, die in de courant cn door de radio
aankondigt wat we den anderen dag van
hot weer te verwachten hebben. Bij dr.
Cannegieter was het, dat ons eindelijk hot
slot gewerd van het antwoord op de in
den aanvang van dit artikel gestelde vraag.
Toen we hadden plaats genomen tegenover
dezen weerkundige, die heel wat illusies
wekt en illusies doodt, vooral in den va-
cantie-tijd, voelden we ons geroepen hem
mede te deelen in hoeverre do voorgaande
colleges ons inzicht in zijn taak hadden
doen rijpen.
„U weet dus, dat do in hot binnenland
gedane waarnemingen kier samen komen",
zei dr. Cannegieter. „Andore landen heb
ben eveneens zulke verzamelpunten; de ge
gevens worden 3 maal por dag uitgewisseld,
en zóó ontstaat het weerbericht".
We vroegen een nhdere toelichting van
deze wei zeer korte' verklaring, aan welk
vei zoek de heer Cannegieter ongeveer als
volgt voldeed. i
„De weerdienst berust nagenoeg geheel
op de radiografische ontvangst van de
weerberichten, gesteld in den oode van de
internationale metereologisohe organisatie,
die het laatst in 1929 in Kopenhagen de
weel-berichtgeving internationaal geregeld
heeft. Elk land zendt zijn waarnemingen
op eigen golflengte uit, en op tijden, die zoo
geregeld zijn, dat de gelegenheid tot ont
vangen tot haar recht komt. Indien ge-
wenscht kan men zoodoende driemaal
daags de waarnemingen van pl.m. 500
Eurojieesche stations verzamelen, en boven
dien nog de beknopte mededeelingen uit
de andere weredddeeJen, en zoo een over
zicht verkrijgen van de metereologische ge
steldheid over de geheeel wereld. Deze be
richten worden regelmatig aangevuld met
waarnemingen van schepen op den Oceaan,
waardoor het zeegebied tusschen de we-
relddeelen geheel wordt overbrugd. De in
gekomen gegevens worden door middel van
karakters (het weer hcteft honderd karak
ters) op de werkkaart'gebracht, die ten
slotte uitwijst waar de barometer daalt,
waar hij stijgt, welke luchtstroomingen
heerschen, en waar de koude luchtmassa's
vermoedelijk met de warmte in botsing zul
len komen. Uit de werkkaart trekken wij
de conclusies, die do basis vormen van het
weerbericht, zooals de couranten-lezer dat
kent.
Behalve het weerbericht voor de courant
verzorgt de afdeeling weerdienst den storm-
waarschuwingsdienst, de waarschuwingen
voor stormvloeden, de weerberichten ten
dienste van de luchtvaart cn den nacht
vorstwaarschuwingsdienst.
Misschien vindt u het vreemd, maar van
onzen 8tormwaarschuwingsdienst wordt o.a.
gebruik gemaakt door eigenaren van cir-
HOE HET ONWEER
ONTSTAAT
In ons land zijn dezen zomer reeds vrij
veel onweders voorgekomen. Hoewel on
weer oen veelvoorkomend natuurverschijn
sel is, zijn zeer vele menschen angstig tij
dens een hevige onweersbui. Deze angst
kan men zich zeer goed verklaren, daar
meermalen tijdens oen onweersbui doode-
lijke ongelukken voorkomen. Het is dan
ook begrijpelijk, dat in de Oudheid do men
schen het onweer beschouwden als een
uiting van toorn der goden; de weerkunde
was voor hen immers nog een gesloten
boek. Met do vorderingen dor wetenschap
zijn zeer veel theorieën beteffendo het ont
staan van onweer opgezet. Wat verstaat
men nu eigenlijk onder onweer. Onweer is
de eleetrische ontlading van de wolken,
welke ontlading gepaard gaat met bliksem
en donder. Meestentijds gaan deze ontla
dingen vergezeld met een sterken regen
val, en somtijds ook wel van hagel. Het on
weer is een natuurverschijnsel, dat over do
geheele aarde voorkomt. Het meest echter
kan men onweders waarnemen in do tropi
sche streken, terwijl het in de gematigde
streken bijna uitsluitend in het warme jaar
getijde voorkomt. Wol typisch is hot, dat
gedurende de zomermaandon onweders op
zee slechts zelden voorkomen; in ieder ge
val veel minder dan op het land, terwijl
daarentegen in den winter op zee meer
malen een onweer woedt. Do onweders,
wolke in de zomermaanden woedden, bre
ken meestal eerst in de namiddag- of
avonduren uit, terwijl het winteronweer
niet aan een bepaald uur van don dag is
gobondon. Door het Koninklijk Nedor-
landsoh Meteorologisch Instituut te 13e
Bilt werd in het jaar 1830 een aanvang ge
maakt met de publicatie van een geregeld
onwoersverslag, hetwelk wordt samengo-
steld aan de hand van gegevens, welke
door een aantal waarnemers worden inge
zonden. Aan de hand van deze verslagen
heeft men een statistiek kunnen opmaken,
waaruit blijkt, dat het aantal onwoersda-
gen voor ons land oagoveer 110 per jaar is.
Als onweersdag geldt elke dag, waarop
ergens in het land onweer wordt waargeno
men. Do onweders kan men naar hun ka
rakter in twee groepen verdoelen en wel
de zoogenaamde warmte-onweders en de
trekonwedere. De warmte-onweders ont
staan in de namiddaguren van warme voor-
jaars- en zomerdagen. Deze woeden door
gaans zeer hevig over een kleine opper
vlakte en verplaatsen zich slechts lang
zaam; tegen den avond houden zij gewoon
lijk geheel en al op. Het ontstaan van het
warmte-onweer kan men toeschrijven aan
de overhitting van de onderste luchtlagen.
De luaht in deze luchtlagen wordt dan voel
lichter dan de lucht in de hooger gelegen
lagen en stijgt dus omhoog. Hierdoor vor-
cussen. De nacbtvorstwaarschnwingen heb
ben de belangstelling van boeren, tuinders,
schippers en steen fabrikanten. Men vraagt
ons van alles. Een aardig voorbeeld daar
van vind ik het telefoontje van iemand, die
een schip in Riga had liggen en die ons
vroeg of hij het daar, wat de vorstkansen
betrof, 12 dagen kon laten voor repara
ties I
Dr. Cannegieter weidde vervolgens aan
dacht aan de prachtige werkwijze der in
ternationale metereologische organisatie,
welker voorzitter en secretaris aan het in
stituut in De Bilt verbonden zijn, en hij be
ëindigde het onderhoud na een uiteenzet
ting van de waarnemingen in de boven
lucht, die per vliegtuig in Soesterberg en
Den Helder worden verricht, en die een
waardevolle bijdrage leveren voor het to-
taal-beold van de atmospherische circula
tie, voor de temperatuur- en vochtigheids-
verhoudingen in de atmosfeer.
„Welk weer geeft u ons voorloopig",
vroegen we bij het afscheid.
„De eerste dagen mooi zonnig, niet te
warm zomerweer", gaf dr. Cannegieter ons
ten antwoord.
En hij is zijn belofte trouw nageko
men.
men zich stapelwolken, welke neerslag
veroorzaken cn tenslotte de eleetrische ont
lading teweegbrengen. Deze warm to-on
weors zijn van voorbijgaanden aard en
hebben slechts zelden oen woorsomsla^
tengevolge. Goheol anders is dit met de
groote trekonwoders, welke over oen groo-
to oppervlakte voorkomen on met oon be
paald ontwikkeld front met rogelmatige
snelheid voorttrekken. Deze onweders be-
teokenen dikwijls het einde van oen perio
de van mooi zomerweer. Do o\orvloodige
oondensatie van den waterdamp bij een on-
weder hangt samen met do sterke opatij-
gonde beweging, welke de lucht in oen
onweerswolk moet hebben. Bij hot opstij
gen naar de hoogere luchtlagen zet do
lucht uit, waardoor minder drukking ont
staat, hetgeen afkoeling tengevolge heeft.
De in de lucht aanwezige waterdamp oon-
denaeert. dus ten deele en valt als regen,
sneeuw of hagel naar beneden. Doordat er
echter nog voortdurend een warme lucht
stroom naar boven stijgt, blijven dezo
druppels langen tijd zwevende, waarbij zij
aangroeien tot groote druppels, welke dan
weer op hun beurt in kleiner© en grootere
druppols uiteenspatten. Do grootore drup-
pols krijgen hierbij en positieve lading. Al
leen de groote druppels kunnen, door hun
zwaarte, tegen de stijgende beweging der
lucht in vallen, terwijl do kleine druppels
naar do hoogere gedeelten der onweers
wolken worden medegevoerd. Dr. G. O.
Simpson, de directeur van hot Meteorologi
cal Office te Londen, heeft door metingen
van de eleetrische lading van don regen
bij onweers uitgemaakt, dat de groot©
druppels, dus die, welke tegen den stijgen
den luchtstroom invallen, positief geladen
zijn, terwijl de opstijgende lucht zelf een
nogatieve lading bergt. Volgens genoemden
geloerde zijn de spanningsverschillen tus
schen do lagere en de hooger wolksgedeel
ten hieraan te wijten, dat de eerste de
gro toopositief geladen druppels bevatten
en de laatste de kleinere negatief goladen
druppels. Deze druppels zijn ontstaan door
condensatie van waterdamp en negatiov©
kernen, wolke bij het splitsen der regen
druppels zijn vrijgekomen. De onweders,
wolke in de tropen voorkomon, zijn meestal
van hot karakter van onze warmte-onwo-
ders. De nachtonweders zijn echter in Indië
volstrekt geen zeldzaamheid; dezo komen
echter hoofdzakelijk voor tijdens den
Noord-West Moesson.
DISTEL
Middag.In diepe, holle straat
eenzaam-treurig de distel staat.
„Distel, wat ziet er zoo bleek uw
gelaat 1"
,,'k Wacht haar wat warmte, 'k tracht
naar wat licht,
'k Smacht naar een laöh van het
zonnegezicht!"
Avond.... In ddepe, holle straat
droever no-g de eenzame distel staat.....
„Distel, nog bleeker werd uw gelaat!"
„Uit bleef de warmte.... Weg bleef
het licht.
Niet wilde lachen het zonnegezicht.."
Rood door de wolken brak de zon,
vonkelde en flonkerde, wat zij kon....,
goot al haar goud op de distel neer,
zoende ze, zoende ze, zoende ze weer..
Ach! In do diepe, holle straat
dood lag do distelDe zon kwam te
laat.
POL DE MONT.
Uit: „Zomervlammen"..
MODERNE KRUISRIDDER
ii
De kerkelijke zedeleer heeft nooit
dq natuurdriften ontkent, ze heeft
integendeel haar heele systema
tiek hierop gebouwd
Uit: Katholiek Verzet.
In zijn strijdschrift, dat het boek „Katho
liek Verzet" ongetwijfeld is, heeft v. Duin
kerken in een der hoofdstukken afgerekend
met een bepaald soort romanschrijvers, die
lijdende zijn een moderne ziekte van den
geest, die hij psychologie noemt. Niet tegen
de psychologie als zoodanig trekt van Duin
kerken ten strijde, maar wel tegen den zie-
kelij,ken toestand van den geest, die een
overmatige en onkritische bestudeering van
deze wetenschap der ziel bij sommige onzer
vade-rlandsche schrijvers heeft teweeg ge
bracht.
Wat hij in het hoofdstuk „Wij lijden aan
psychologie" vertelt, kan van speciaal nut
zijn voor een zekere kategorie van lezers,
wier belangstelling in de literatuur niet
verder gaat dan het verslinden der produc
ten van een bepaald genre der letterkunde:
de roman. Het lijkt ons daarom niet geheel
zonder eenig nut, juist ten gerieve van deze
groep lezers, op den inhoud van bedoeld
hoofdstuk wat nader in te gaan. Want hoe
belangrijk wij het boek van v. Duinkerken
ook achten, het wil ons voorkomen, dat de
zoo even genoemde kategorie naar alle
waarschijnlijkheid niet tot een persoonlijke
kennisname zal overgaan louter en alleen,
omdat „KatholVerzet" geen roman is.
Dit nu achten paald jammer en daar
om lijkt het ons Oewonscht ook al moge
dit feit als zoodanig beschamend zijn
Viermede een weinig rekening te houden.
In bovengenoemd hoofdstuk dan, trekt
v. Duinkerken ten strijde tegen een groep
auteurs, die systematisch een der meest
hechte fundamenten van Kerk en Staat, het
huwelijk, trachten te ondermijnen. Gelijk
weleer de kruisridders uittogen om het rijk
Gods op aarde te verdedigen tegen de aan
vallen der ongeloovige menschen, zoo is
v. Duinkerken in zijn „Katholiek Verzet"
gestoken in de glanzende wapenrusting van
zijn katholieke overtuiging en met het
tweesnijdende zwaard van zijn onverbidde
lijke logica in de vuist, uitgetrokken om de
ongeloovige geesten van dezen tijd te be
strijden.
Op zich zelf kan v. Duinkerken er na
tuurlijk niets tegen hebben, dat de roman
schrijvers de psychologie beoefenen als do
wetenschap, die de samenstellende deelen
der menschelijke persoonlijkheid tot on
derwerp barer naspeuringen heeft. Hij
vindt dit ook tot op zekere hoogte vanzelf
sprekend, omdat een romanschrijver een
groote dosis menschenkennis en inzicht in
de geheime roerselen van den menschelijken
geest moet bezitten. Dit is zelfs een eerste
vereischte om een goede zielkundige roman
te kunnen schrijven. Maar hij ontkent ten-
stelligste het recht om de psychologie te
gebruiken als het middel om wat krom is
recht en wat kwaad is goed te praten.
Dit laatste nu gebeurt sinds jaar en dag
in de roman waar het de verhouding der
geslachten betreft. Het is werkelijk een
angstwekkend verschijnsel te moeten kon-
sta teeren, dat het overgroote deel der psy
chologische romanschrijvers 't onderscheid
tusschen goed en kwaad volmaakt over
boord hebben gegooid, terwijl er bij hen,
die dit onderscheid nog niet geheel verloren
hebben een ontstellend gebrek aan logica
valt waar te nemen.
Het gevolg hiervan is, dat de psycholo
gische romanschrijver den argeloozen lezer
vaak de meest onzedelijke verhoudingen be
schrijft als iets, dat geheel goed en toe
laatbaar is, omdat het zoo echt diep men-
schelijk is
Hiertegen trekt van Duinkerken als volgt
van leer: „Wanneer de psychologische ro
manschrijver ons duidelijk maakt, dat een
knorrig ouderling zich deerlijk vergist, in
dien hij aardsch geluk verwacht van zijn
echtverbintenis met het ontembaar-levens
lustige cabaretmeisje, dat door hem bijna
van den zedelijken ondergang werd gered,
toen het juist iets te laat was, maakt de
psychologische romanschrijver door heel
deze onderhoudende demonstratie geen zier
waarschijnlijker, dat de knorrige ouderling
het recht zou hebben ontrouw te worden
aan het zangeresje of dat het zangeresje
zedelijk verantwoord zou zijn, als zij den
ouderling bedroog. De psychologische ro
man kan aantoonen, hoe moeilijk het vallen
moet aan een rechtschapen, doch vurig
jongmensch, deugdzaam to blijven in een
groote stad, maar de psychologische roman
heeft daarmee niet bewezen, dat de jonge
menschen in een groote stad hun deugd
niet behoeven te bewaren. De psychologi
sche roman kan ons do aandoenlijke ge
schiedenis vertellen van een bijzondere
krankzinnige, die klaarblijkelijk meer naas
tenliefde aan den dag legt dan zijn rnede-
menschen plegen te doen bij hun volle ver
stand, maar de psychologische roman kan
ons daardoor niet wijs maken, dat krank
zinnigheid de natuurlijke voorwaarde zou
zijn tot naastenliefde. Ook kan de psycho
logische roman ons in kennis stellen met
de argeloosheid van een verminktgeborene,
maar hij mag ons niet voorhouden, dat wij
ons moeten verminken om argeloos te blij
ven als de duiven. Al kunnen ze ons den
lustmoord van een bepaald individu onder
zekere omstandigheden aannemelijk maken,
daarom mogen ze den lustmoord nog niet
aanbevelen of voorstellen als een onschul
dig tijdverdrijf, want dat is de lustmoord
niet, zelfs niet voor een bepaald individu
onder zekere omstandigheden''.
Het wil ons voorkomen, dat de romanle
zer in het algemeen er goed aan doet bo
venstaande aanhaling uit het werk van v.
Duinkerken eens aandachtig te overwegen
en zich af te vragen, of hij, als goed Katho
liek, zich wel verantwoord acht romans
met een dergelijk onderwerp zelf to lezen of
wat veel ernstiger is zijn kinderen te
laten lezen. Want hoewel het ons toeschijnt
dat v. Duinkerken een voorstelling van za
ken geeft, die op enkele plaatsen misschien
een tikje gekleurd is, toch is het een feit,
dat de psychologische romanschrijver over
het algemeen zeer wonderlijk omspringt
mot de berippen van goed en kwaad. En
evenzeer is het een feit, dat tengevolge van
deze jammerlijke begripsverwarring, dat
gene, wat de Katholieke Kerk nog altijd als
zonde beschouwt voor sommige schrijvers
totaal hoeft opgehouden te bestaan. Voor
deze heeren bestaat alleen nog maar de
menschelijke begeerte. En het bevredigen
van de lijfelijke begeerte heeft voor hen
meer waarde dan de eeuwige gelukzaligheid
van den mcnsch. Aan de bevrediging van
deze begeerte maken zij alles ondergeschikt
en daarom verklaren zij alles, wat volgens
hun jammerlijk ontwrichte opvattingen de
bestiale uitleving der lijfelijke driften be-
lemert, ftls in strijd met de menschelijke
natuur.
Dat het Christelijke huwelijk als zooda
nig hiervoor het eerst in aanmerking komt,
spreekt haast van zelf, evenals het vanzelf
spreekt, dat zij de Kerk, als de verheven
Beschermster der heiligheid en onverbreek
baarheid van het huwelijk, door middel van
een uiterst geraffineerd leugonstelsel van
onmenschelijkheid trachten te beschuldigen,
wanneer Zij sommige waanwijze stervelin
gen er op attent maakt, dat het aangaan
van een huwelijksverbintenis niet hetzelf
de is, als het consumeercn van een ge
smeerd broodje. En waar van Duinkerken
nu dezo vunzige en perverse bestrijders van
het Christelijk huwelijk koel en zakelijk
ontmaskert, door er op te wijzen, dat de
kerkelijke zedeleer do natuurlijke driften
van den mensch nooit heeft ontkent, maar
integendeel haar heele systematiek ge
bouwd heeft op de stelling, dat dezo drif
ten zich hevig doen gelden, daar groeit zijn
betoog uit tot een meesterlijke apologie
van het Christelijke huwelijk. Een apologie
geschreven in mannelijke taal, hot is waar,
maar die zich niet te buiten gaat aan een
onzuivere of opgewonden bestrijding. Van
iemand, dio zoo diep overtuigd is de zui
vere waarheid te bezitten, kan men zooiets
ook moeilijk verwachten. Daarom is dit
boek, dafc zoovele jammerlijke uitwassen
van het moderne geestesleven bestrijdt, ge
worden tot een nobel en waardig verzet,
jaisb doordot dit verzot in alle dooien zoo
door en door Katholiek isl
H. v. d. DE EN EC AMP.