WAT ZEGT DE BILT? ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1932 DE LE1DSCHE COURAN1 DERDE BLAD PAG. 11 Een bezoek aan het Kon. Ned. Metereologisch Instituut in De Bilt; iets over de organisatie, inrichting en werk wijze der instelling; wat er zooal aan de opstelling van het dagelijksch weerbericht vast zit. (Van een specialen verslaggever). Het moge voor den journalist een eenigs- zins pijnlijke erkenning zijn, een feit is, dat de weer-rubriek in de krant een van de meest gelezen rubrieken vormt. De paar regelen druks, waaruit het dageiiju&oü weerbericht bestaat, zullen vrijwel geen enkelen lezer ooit ontgaan, en de gretig heid, waarmede meermalen de kopij vuu De Bilt in het lijfblad wordt opgezocht, zal vermoedelijk iedere, geregeld kopij leve rende journalist van harte gaarne zijn eigen bijdragen toewenschen. De overweging uoe De Bilt dag in dag uit in de beboetten van den dagblad-lezer aan inzicht in het weer van morgen voorziet, de vraag welke werk zaamheden zooal aan de aflevering van net dagelijksch weerbericht vast zouden zitten, voerde ons naar het Koninklijk Neder- landsch Meteorologisch Instituut, dat op eenige Kilometers afstand van Utrecht in een groot hoog gebouw temidden van een fraai rustig park, is gevestigd. Met een kort antwoord bleek onze vraag: „Hoe wordt in het instituut het weerbo- richt voor de krant gemaakt'', gelukkig niet volledig te kunnen worden beant woord. Gelukkig niet, want in het andere geval zouden we vermoedelijk gespeend zijn gebleven van een blik in de organisatie en inrichting van het instituut, waar het dagelijksch weerbericht slechte een onder deel is van omvangrijke, ook voor den leek belangwekkende, verrichtingen. De inleiding tot de beantwoording van onze vraag vormde een onderhoud met her hoofd der afdeeling klimatologie, dr. 0. Braak, die in een populaire verhandeling de algemeene inrichting van het metereo logisch instituut uiteen zette. Men onderscheidt de afdeelingen alge meene dienst, weerdienst en algemeene metereologie, klimatologie, oceanograpkie en maritieme metereologie, aardmagnetis me en seismologie. De klimatologie omvat waarnemingen in het instituut zelf, in de 14 secundaire sta tions in ons land verspreid liggen, en op een paar honderd binnenlandsche station*, waar niet gehonoreerde medewerkers den re-genval, onweer en optische Verschijnse len op kaarten vast leggen. Op de secun daire stations wordt 3 maal per dag waar genomen op temperatuur, vochtigheid, wind, bewolking, regenval, en de uitslagen dier waarnemingen komen samen in De Bilt, waar ze met de uitkomsten van een aantal zelf registreerende instrumenten als zonneschijnmeters, wind-meters, barogra- phen en fchermographen, en van de ter plaatse^ gedane waarnemingen, worden ver werkt ten behoeve van het weerbericht en van de maandoverzichten, met behulp waarvan men steeds kan nagaan hoe op een zeker moment „ergens" in ons land de weersgesteldheid is geweest. In de prak tijk blijkt dit laatste nog wel eens ge- wensoht. Zoo zal een verzekeringsmaat schappij in den regel geen stormschade uit- keeren als De Bilt niet heeft uitgemaakt, dat op de plaats en op het oogenblik dat de storm werd aangericht, de wind inder daad een snelheid van 14 M. per secondo of meer heeft gehad. Voor rechtszaken, waarbij het weer in het geding wordt gebracht (b.v. bij aanrij dingen) worden de waarnemingen eveneens te hulp geroepen. Ook werkt De Bilt mede aan het opstellen van nieuwe bouwvoor schriften in verband met de maximaal te verwachten winddruk, en de directies van ontworpen ziekenhuizen willen van het in stituut weten hoe lang de zon er gemid deld op zal schijnen. Verder komen vele vragen in betreffen de regenval, o.a. voor afwatering, betref fende verdamping, enz. De informaties om trent klimatologische gegevens, die De Bilt bereiken, loopen ieder jaar in de honder den. Sedert enkele jaren heeft het instituut ook met de gevreesde aardappel-ziekte een en ander uitstaande. Gebleken is n.l, dat er verband is tusschen die ziekte en vier weerfactoren. Zoodra nu deze vier weer- factoren ergens in den lande worden waar genomen, geeft De Bilt per radio het sein: sproeien in die streek. Dit sproeien voor komt de ziekte, de tijdige waarschuwing voorkomt het ontijdig, dus nutteloos sproeien. Het ligt natuurlijk geheel op den weg van het instituut, dat, voor zoover de elschen der praktijk daarvoor tijd laten, het waarnemingsmateriaal ook voor weten schappelijk onderzoek wordt verwerkt. Dr. Braak bracht ons na zijn inleiding naar een aantal, in het gebouw en in het park verspreid staande instrumenten, waarmede waarnemingen worden verricht. In den hoogen toren van het instituut za gen we apparaten, die windrichting, wind sterkte en zonneschijn meten en registreo- ren, in het park instrumenten voor het op- teekenen van temperatuur, vochtigheid, re genval, verdamping. We zagen hoe men de snelheid van wolken meet, en hoe men de temperatuur in den grond waarneemt. Zóó opmerkelijk is de schijnbare eenvoud van alle instrumenten voor de waarnemin gen, dat zij het vermoeden zouden kunnen wekken, dat de klimatologie een bijster simpele tak van wetenschap is. De eenvou dige bakjes, die regen qpvangen nooh de bekende thermometers spreken tot de ver beelding van den leek. Meer daartoe in staat is het, met het oog op snelle tempe ratuurveranderingen, geheel geïsoleerd in terieur van het paviljoen der afdeeling aardmagnetisme en seismologie, waar o.a. ingewikkelde instrumenten aardbevingen registreeren. Dr. Braak verklaarde ons he werking der seismographen, die nagenoeg iederen dag een aardbeving van geringo beteekenis aantoonen, en die De Bilt in staat stellen, de plaats, hoe ver weg ook, waar een aardbeving is, op te sporen. Be halve De Bilt heeft het station Heerlen in- strumenten voor seismologische waarnemin gen, en wel in verband met mogelijke grondverplaatsingen in de kolen-mijnen in de omgeving. De volgend© afdeeling, die dr. Braak ons deed bezoeken was de afdeeling oceanogra- phie en maritieme metereologie, waar de heer Keijser zioh een bereidwillig inleidor toonde. Hij gunde ons een blik in de ont zaglijke verrichtingen, die over de geheele wereld worden gedaan teneinde behoor lijke gegevens te verzamelen over de mete- roologische verschijnselen op zee en over de bewegingen van het water der zeeën en oceanen, ten prof ij te van de wetenschap, de scheepvaart en de visscherij. Het mate riaal voor deze afdeeling wordt voorname lijk geleverd door de waarnemingen, ver richt aan boord van Nederlandsohe sche pen der groote vaart, voorts van oorlog bodems en lichtschepen. „Onze zeelieden", zeide de heer Keijser, „doen daarvoor zulk schiterend werk, dat men er geen lof genoeg voor kan hebben, en wij zijn de directies der scheepvaart maatschappijen, die dit werk belangloos doen verrichten, dan ook zeer verplicht. Van ieder binnenvarend schip ontvangen we metereologische journalen, bevattend de uitslagen van de om de 4 uur gedane waarnemingen. Per jaar komen hier circa 600 journalen binnen, die ongeveer 200.000 series waarnemingen bevatten. Al deze waarnemingen moeten volgens kaart systeem gerangschikt en bewerkt worden om als materiaal te kunnen dienen voor de atlassen voor de zeevaart en wetenschap, die door het instituut worden uitgegeven. De complete serie van 4 atlassen van den Atlantischen Oceaan bevat b.v. zeven mil- lioen waarnemingen". „Hoever is men gevorderd met de oceano- graphie", vroegen we den heer Keijser, na dat deze ons nog eenige buitenlandscho recensies getoond had om te bewijzen hoe gunstig dit Nederlandsohe work in de we tenschappelijke wereld wordt beoordeeid. „Van de Atlantische Oceaan en van het Noordelijk gedeelto van den Indischen Oceaan weet men al zeer voel", luidde het antwoord. „Maar de boido Pacific Oceanen liggen echter hog zoo goed als geheel braak. Groote internationale samenwerking is voor dit gebied noodig, en die bestaat wel, maar de vorderingen gaan langzaam. Thans zijn we bezig met het bewerken van de waarnemingen over het gebied tusschen Japan en Indië". „Wat is het praktisch nut van deze we tenschap", vroegen we vervolgens. „De verkregen kennis komt ten goede aan de scheepvaart en de weervoorspelling op langen termijn; bovendien wordt door liet verrichten van weernemingen de mete reologische kennis bevorderd, hetwelk we derom ten goede komt aan de navigatie. Om een duidelijk voorbeeld te noemen kan worden gezegd, dat door vergelijking van de barometer-waarnemingen aan boord met de luchtdruk-gegevcus, die in de atlas sen voorkomen, een schip, dat in de tropi sche wateren vaart, veelal in staat zal zijn de gevaarlijke tropische stormen, als ty- phonen, tijdig te ontloopen". Na het onderhoud mot den heer Keijser, en na de bezichtiging van de geweldige archieven zijner afdeeling, kwamen we te recht bij dr. H. G. Oaunegieter, die als medewerker aan de afdeeling weerdienst en algemeene metereologie, voor den cou ranten-lezer een der „heeren van De Bilt" vertegenwoordigt. Het is n.l. deze afdee ling, die in de courant cn door de radio aankondigt wat we den anderen dag van hot weer te verwachten hebben. Bij dr. Cannegieter was het, dat ons eindelijk hot slot gewerd van het antwoord op de in den aanvang van dit artikel gestelde vraag. Toen we hadden plaats genomen tegenover dezen weerkundige, die heel wat illusies wekt en illusies doodt, vooral in den va- cantie-tijd, voelden we ons geroepen hem mede te deelen in hoeverre do voorgaande colleges ons inzicht in zijn taak hadden doen rijpen. „U weet dus, dat do in hot binnenland gedane waarnemingen kier samen komen", zei dr. Cannegieter. „Andore landen heb ben eveneens zulke verzamelpunten; de ge gevens worden 3 maal por dag uitgewisseld, en zóó ontstaat het weerbericht". We vroegen een nhdere toelichting van deze wei zeer korte' verklaring, aan welk vei zoek de heer Cannegieter ongeveer als volgt voldeed. i „De weerdienst berust nagenoeg geheel op de radiografische ontvangst van de weerberichten, gesteld in den oode van de internationale metereologisohe organisatie, die het laatst in 1929 in Kopenhagen de weel-berichtgeving internationaal geregeld heeft. Elk land zendt zijn waarnemingen op eigen golflengte uit, en op tijden, die zoo geregeld zijn, dat de gelegenheid tot ont vangen tot haar recht komt. Indien ge- wenscht kan men zoodoende driemaal daags de waarnemingen van pl.m. 500 Eurojieesche stations verzamelen, en boven dien nog de beknopte mededeelingen uit de andere weredddeeJen, en zoo een over zicht verkrijgen van de metereologische ge steldheid over de geheeel wereld. Deze be richten worden regelmatig aangevuld met waarnemingen van schepen op den Oceaan, waardoor het zeegebied tusschen de we- relddeelen geheel wordt overbrugd. De in gekomen gegevens worden door middel van karakters (het weer hcteft honderd karak ters) op de werkkaart'gebracht, die ten slotte uitwijst waar de barometer daalt, waar hij stijgt, welke luchtstroomingen heerschen, en waar de koude luchtmassa's vermoedelijk met de warmte in botsing zul len komen. Uit de werkkaart trekken wij de conclusies, die do basis vormen van het weerbericht, zooals de couranten-lezer dat kent. Behalve het weerbericht voor de courant verzorgt de afdeeling weerdienst den storm- waarschuwingsdienst, de waarschuwingen voor stormvloeden, de weerberichten ten dienste van de luchtvaart cn den nacht vorstwaarschuwingsdienst. Misschien vindt u het vreemd, maar van onzen 8tormwaarschuwingsdienst wordt o.a. gebruik gemaakt door eigenaren van cir- HOE HET ONWEER ONTSTAAT In ons land zijn dezen zomer reeds vrij veel onweders voorgekomen. Hoewel on weer oen veelvoorkomend natuurverschijn sel is, zijn zeer vele menschen angstig tij dens een hevige onweersbui. Deze angst kan men zich zeer goed verklaren, daar meermalen tijdens oen onweersbui doode- lijke ongelukken voorkomen. Het is dan ook begrijpelijk, dat in de Oudheid do men schen het onweer beschouwden als een uiting van toorn der goden; de weerkunde was voor hen immers nog een gesloten boek. Met do vorderingen dor wetenschap zijn zeer veel theorieën beteffendo het ont staan van onweer opgezet. Wat verstaat men nu eigenlijk onder onweer. Onweer is de eleetrische ontlading van de wolken, welke ontlading gepaard gaat met bliksem en donder. Meestentijds gaan deze ontla dingen vergezeld met een sterken regen val, en somtijds ook wel van hagel. Het on weer is een natuurverschijnsel, dat over do geheele aarde voorkomt. Het meest echter kan men onweders waarnemen in do tropi sche streken, terwijl het in de gematigde streken bijna uitsluitend in het warme jaar getijde voorkomt. Wol typisch is hot, dat gedurende de zomermaandon onweders op zee slechts zelden voorkomen; in ieder ge val veel minder dan op het land, terwijl daarentegen in den winter op zee meer malen een onweer woedt. Do onweders, wolke in de zomermaanden woedden, bre ken meestal eerst in de namiddag- of avonduren uit, terwijl het winteronweer niet aan een bepaald uur van don dag is gobondon. Door het Koninklijk Nedor- landsoh Meteorologisch Instituut te 13e Bilt werd in het jaar 1830 een aanvang ge maakt met de publicatie van een geregeld onwoersverslag, hetwelk wordt samengo- steld aan de hand van gegevens, welke door een aantal waarnemers worden inge zonden. Aan de hand van deze verslagen heeft men een statistiek kunnen opmaken, waaruit blijkt, dat het aantal onwoersda- gen voor ons land oagoveer 110 per jaar is. Als onweersdag geldt elke dag, waarop ergens in het land onweer wordt waargeno men. Do onweders kan men naar hun ka rakter in twee groepen verdoelen en wel de zoogenaamde warmte-onweders en de trekonwedere. De warmte-onweders ont staan in de namiddaguren van warme voor- jaars- en zomerdagen. Deze woeden door gaans zeer hevig over een kleine opper vlakte en verplaatsen zich slechts lang zaam; tegen den avond houden zij gewoon lijk geheel en al op. Het ontstaan van het warmte-onweer kan men toeschrijven aan de overhitting van de onderste luchtlagen. De luaht in deze luchtlagen wordt dan voel lichter dan de lucht in de hooger gelegen lagen en stijgt dus omhoog. Hierdoor vor- cussen. De nacbtvorstwaarschnwingen heb ben de belangstelling van boeren, tuinders, schippers en steen fabrikanten. Men vraagt ons van alles. Een aardig voorbeeld daar van vind ik het telefoontje van iemand, die een schip in Riga had liggen en die ons vroeg of hij het daar, wat de vorstkansen betrof, 12 dagen kon laten voor repara ties I Dr. Cannegieter weidde vervolgens aan dacht aan de prachtige werkwijze der in ternationale metereologische organisatie, welker voorzitter en secretaris aan het in stituut in De Bilt verbonden zijn, en hij be ëindigde het onderhoud na een uiteenzet ting van de waarnemingen in de boven lucht, die per vliegtuig in Soesterberg en Den Helder worden verricht, en die een waardevolle bijdrage leveren voor het to- taal-beold van de atmospherische circula tie, voor de temperatuur- en vochtigheids- verhoudingen in de atmosfeer. „Welk weer geeft u ons voorloopig", vroegen we bij het afscheid. „De eerste dagen mooi zonnig, niet te warm zomerweer", gaf dr. Cannegieter ons ten antwoord. En hij is zijn belofte trouw nageko men. men zich stapelwolken, welke neerslag veroorzaken cn tenslotte de eleetrische ont lading teweegbrengen. Deze warm to-on weors zijn van voorbijgaanden aard en hebben slechts zelden oen woorsomsla^ tengevolge. Goheol anders is dit met de groote trekonwoders, welke over oen groo- to oppervlakte voorkomen on met oon be paald ontwikkeld front met rogelmatige snelheid voorttrekken. Deze onweders be- teokenen dikwijls het einde van oen perio de van mooi zomerweer. Do o\orvloodige oondensatie van den waterdamp bij een on- weder hangt samen met do sterke opatij- gonde beweging, welke de lucht in oen onweerswolk moet hebben. Bij hot opstij gen naar de hoogere luchtlagen zet do lucht uit, waardoor minder drukking ont staat, hetgeen afkoeling tengevolge heeft. De in de lucht aanwezige waterdamp oon- denaeert. dus ten deele en valt als regen, sneeuw of hagel naar beneden. Doordat er echter nog voortdurend een warme lucht stroom naar boven stijgt, blijven dezo druppels langen tijd zwevende, waarbij zij aangroeien tot groote druppels, welke dan weer op hun beurt in kleiner© en grootere druppols uiteenspatten. Do grootore drup- pols krijgen hierbij en positieve lading. Al leen de groote druppels kunnen, door hun zwaarte, tegen de stijgende beweging der lucht in vallen, terwijl do kleine druppels naar do hoogere gedeelten der onweers wolken worden medegevoerd. Dr. G. O. Simpson, de directeur van hot Meteorologi cal Office te Londen, heeft door metingen van de eleetrische lading van don regen bij onweers uitgemaakt, dat de groot© druppels, dus die, welke tegen den stijgen den luchtstroom invallen, positief geladen zijn, terwijl de opstijgende lucht zelf een nogatieve lading bergt. Volgens genoemden geloerde zijn de spanningsverschillen tus schen do lagere en de hooger wolksgedeel ten hieraan te wijten, dat de eerste de gro toopositief geladen druppels bevatten en de laatste de kleinere negatief goladen druppels. Deze druppels zijn ontstaan door condensatie van waterdamp en negatiov© kernen, wolke bij het splitsen der regen druppels zijn vrijgekomen. De onweders, wolke in de tropen voorkomon, zijn meestal van hot karakter van onze warmte-onwo- ders. De nachtonweders zijn echter in Indië volstrekt geen zeldzaamheid; dezo komen echter hoofdzakelijk voor tijdens den Noord-West Moesson. DISTEL Middag.In diepe, holle straat eenzaam-treurig de distel staat. „Distel, wat ziet er zoo bleek uw gelaat 1" ,,'k Wacht haar wat warmte, 'k tracht naar wat licht, 'k Smacht naar een laöh van het zonnegezicht!" Avond.... In ddepe, holle straat droever no-g de eenzame distel staat..... „Distel, nog bleeker werd uw gelaat!" „Uit bleef de warmte.... Weg bleef het licht. Niet wilde lachen het zonnegezicht.." Rood door de wolken brak de zon, vonkelde en flonkerde, wat zij kon...., goot al haar goud op de distel neer, zoende ze, zoende ze, zoende ze weer.. Ach! In do diepe, holle straat dood lag do distelDe zon kwam te laat. POL DE MONT. Uit: „Zomervlammen".. MODERNE KRUISRIDDER ii De kerkelijke zedeleer heeft nooit dq natuurdriften ontkent, ze heeft integendeel haar heele systema tiek hierop gebouwd Uit: Katholiek Verzet. In zijn strijdschrift, dat het boek „Katho liek Verzet" ongetwijfeld is, heeft v. Duin kerken in een der hoofdstukken afgerekend met een bepaald soort romanschrijvers, die lijdende zijn een moderne ziekte van den geest, die hij psychologie noemt. Niet tegen de psychologie als zoodanig trekt van Duin kerken ten strijde, maar wel tegen den zie- kelij,ken toestand van den geest, die een overmatige en onkritische bestudeering van deze wetenschap der ziel bij sommige onzer vade-rlandsche schrijvers heeft teweeg ge bracht. Wat hij in het hoofdstuk „Wij lijden aan psychologie" vertelt, kan van speciaal nut zijn voor een zekere kategorie van lezers, wier belangstelling in de literatuur niet verder gaat dan het verslinden der produc ten van een bepaald genre der letterkunde: de roman. Het lijkt ons daarom niet geheel zonder eenig nut, juist ten gerieve van deze groep lezers, op den inhoud van bedoeld hoofdstuk wat nader in te gaan. Want hoe belangrijk wij het boek van v. Duinkerken ook achten, het wil ons voorkomen, dat de zoo even genoemde kategorie naar alle waarschijnlijkheid niet tot een persoonlijke kennisname zal overgaan louter en alleen, omdat „KatholVerzet" geen roman is. Dit nu achten paald jammer en daar om lijkt het ons Oewonscht ook al moge dit feit als zoodanig beschamend zijn Viermede een weinig rekening te houden. In bovengenoemd hoofdstuk dan, trekt v. Duinkerken ten strijde tegen een groep auteurs, die systematisch een der meest hechte fundamenten van Kerk en Staat, het huwelijk, trachten te ondermijnen. Gelijk weleer de kruisridders uittogen om het rijk Gods op aarde te verdedigen tegen de aan vallen der ongeloovige menschen, zoo is v. Duinkerken in zijn „Katholiek Verzet" gestoken in de glanzende wapenrusting van zijn katholieke overtuiging en met het tweesnijdende zwaard van zijn onverbidde lijke logica in de vuist, uitgetrokken om de ongeloovige geesten van dezen tijd te be strijden. Op zich zelf kan v. Duinkerken er na tuurlijk niets tegen hebben, dat de roman schrijvers de psychologie beoefenen als do wetenschap, die de samenstellende deelen der menschelijke persoonlijkheid tot on derwerp barer naspeuringen heeft. Hij vindt dit ook tot op zekere hoogte vanzelf sprekend, omdat een romanschrijver een groote dosis menschenkennis en inzicht in de geheime roerselen van den menschelijken geest moet bezitten. Dit is zelfs een eerste vereischte om een goede zielkundige roman te kunnen schrijven. Maar hij ontkent ten- stelligste het recht om de psychologie te gebruiken als het middel om wat krom is recht en wat kwaad is goed te praten. Dit laatste nu gebeurt sinds jaar en dag in de roman waar het de verhouding der geslachten betreft. Het is werkelijk een angstwekkend verschijnsel te moeten kon- sta teeren, dat het overgroote deel der psy chologische romanschrijvers 't onderscheid tusschen goed en kwaad volmaakt over boord hebben gegooid, terwijl er bij hen, die dit onderscheid nog niet geheel verloren hebben een ontstellend gebrek aan logica valt waar te nemen. Het gevolg hiervan is, dat de psycholo gische romanschrijver den argeloozen lezer vaak de meest onzedelijke verhoudingen be schrijft als iets, dat geheel goed en toe laatbaar is, omdat het zoo echt diep men- schelijk is Hiertegen trekt van Duinkerken als volgt van leer: „Wanneer de psychologische ro manschrijver ons duidelijk maakt, dat een knorrig ouderling zich deerlijk vergist, in dien hij aardsch geluk verwacht van zijn echtverbintenis met het ontembaar-levens lustige cabaretmeisje, dat door hem bijna van den zedelijken ondergang werd gered, toen het juist iets te laat was, maakt de psychologische romanschrijver door heel deze onderhoudende demonstratie geen zier waarschijnlijker, dat de knorrige ouderling het recht zou hebben ontrouw te worden aan het zangeresje of dat het zangeresje zedelijk verantwoord zou zijn, als zij den ouderling bedroog. De psychologische ro man kan aantoonen, hoe moeilijk het vallen moet aan een rechtschapen, doch vurig jongmensch, deugdzaam to blijven in een groote stad, maar de psychologische roman heeft daarmee niet bewezen, dat de jonge menschen in een groote stad hun deugd niet behoeven te bewaren. De psychologi sche roman kan ons do aandoenlijke ge schiedenis vertellen van een bijzondere krankzinnige, die klaarblijkelijk meer naas tenliefde aan den dag legt dan zijn rnede- menschen plegen te doen bij hun volle ver stand, maar de psychologische roman kan ons daardoor niet wijs maken, dat krank zinnigheid de natuurlijke voorwaarde zou zijn tot naastenliefde. Ook kan de psycho logische roman ons in kennis stellen met de argeloosheid van een verminktgeborene, maar hij mag ons niet voorhouden, dat wij ons moeten verminken om argeloos te blij ven als de duiven. Al kunnen ze ons den lustmoord van een bepaald individu onder zekere omstandigheden aannemelijk maken, daarom mogen ze den lustmoord nog niet aanbevelen of voorstellen als een onschul dig tijdverdrijf, want dat is de lustmoord niet, zelfs niet voor een bepaald individu onder zekere omstandigheden''. Het wil ons voorkomen, dat de romanle zer in het algemeen er goed aan doet bo venstaande aanhaling uit het werk van v. Duinkerken eens aandachtig te overwegen en zich af te vragen, of hij, als goed Katho liek, zich wel verantwoord acht romans met een dergelijk onderwerp zelf to lezen of wat veel ernstiger is zijn kinderen te laten lezen. Want hoewel het ons toeschijnt dat v. Duinkerken een voorstelling van za ken geeft, die op enkele plaatsen misschien een tikje gekleurd is, toch is het een feit, dat de psychologische romanschrijver over het algemeen zeer wonderlijk omspringt mot de berippen van goed en kwaad. En evenzeer is het een feit, dat tengevolge van deze jammerlijke begripsverwarring, dat gene, wat de Katholieke Kerk nog altijd als zonde beschouwt voor sommige schrijvers totaal hoeft opgehouden te bestaan. Voor deze heeren bestaat alleen nog maar de menschelijke begeerte. En het bevredigen van de lijfelijke begeerte heeft voor hen meer waarde dan de eeuwige gelukzaligheid van den mcnsch. Aan de bevrediging van deze begeerte maken zij alles ondergeschikt en daarom verklaren zij alles, wat volgens hun jammerlijk ontwrichte opvattingen de bestiale uitleving der lijfelijke driften be- lemert, ftls in strijd met de menschelijke natuur. Dat het Christelijke huwelijk als zooda nig hiervoor het eerst in aanmerking komt, spreekt haast van zelf, evenals het vanzelf spreekt, dat zij de Kerk, als de verheven Beschermster der heiligheid en onverbreek baarheid van het huwelijk, door middel van een uiterst geraffineerd leugonstelsel van onmenschelijkheid trachten te beschuldigen, wanneer Zij sommige waanwijze stervelin gen er op attent maakt, dat het aangaan van een huwelijksverbintenis niet hetzelf de is, als het consumeercn van een ge smeerd broodje. En waar van Duinkerken nu dezo vunzige en perverse bestrijders van het Christelijk huwelijk koel en zakelijk ontmaskert, door er op te wijzen, dat de kerkelijke zedeleer do natuurlijke driften van den mensch nooit heeft ontkent, maar integendeel haar heele systematiek ge bouwd heeft op de stelling, dat dezo drif ten zich hevig doen gelden, daar groeit zijn betoog uit tot een meesterlijke apologie van het Christelijke huwelijk. Een apologie geschreven in mannelijke taal, hot is waar, maar die zich niet te buiten gaat aan een onzuivere of opgewonden bestrijding. Van iemand, dio zoo diep overtuigd is de zui vere waarheid te bezitten, kan men zooiets ook moeilijk verwachten. Daarom is dit boek, dafc zoovele jammerlijke uitwassen van het moderne geestesleven bestrijdt, ge worden tot een nobel en waardig verzet, jaisb doordot dit verzot in alle dooien zoo door en door Katholiek isl H. v. d. DE EN EC AMP.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 11