De R. K. Staatspartij en
het rapport-Weiter
WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 6
UIT DEN LEIDSCHEN RAAD.
De gemeenteraad is een eerbiedwaar
dig lichaam, dat geen aandacht pleegt
te schenken aan andere warmtegraden
dan die der debatten en nimmer zal
gedogen dat aan een vulgair natuur
verschijnsel, als een hittegolfje is, eeni-
ge concessie wordt gedaan.
Wij hopen het nog eens te beleven,
dat het zelfs niet tegen het decorum
van een gemeenteraad wordt geacht,
om b.v. in hemdsmouwen te vergaderen
en andere dranken in de raadszaal te
schenken dan duinwater.
Om kort te gaan, wij willen maar
zeggen, dat het Maandag flink heet
was. Desondanks heeft de raad zich bij
uitzondering door alle 30 agenda-pun
ten heen gewerkt. Bravo.
De eerste 16 punten meerendeels
benoemingen leverden geen stagna
tie op; het begon eerst bij het voorstel
om namen te geven aan een viertal
straten. Hierbij loopen gewoonlijk de
meeningen en smaken nogal uiteen. Wij
hadden verwacht, dat de voorgestelde
vruchtennamen (Tomatenstraat en Me
loenstraat) vrij algemeen zouden zijn
versmaad en de voorkeur zou worden
gegeven aan de zooveel zwieriger his
torische benamingen als Bartholomeus
Raaphorststraat en Albert van Beye-
renstraat. Misschien deed de warmte
de appreciatie voor deze sappige
vruchten stijgen, in ieder geval, de
Ghristelijk-Historisohe fractie verloo
chende de historie en het meeren-
deel van den raad verkoos met hen
tomaten en meloenen. De voorgestelde
naam v. d. Brandelerlaan werd uit me
delijden met hen, die de letter 1. niet
kunnen uitspreken, veranderd in v. d.
Brandelerkade.
Een aantrekkelijk onderwerp als de
verordeningen op de heffing van een
gemeentelijk vergunningsrecht en van
een verlofsreoht (resp. voor sterken
drank en voor zwak-alcoholisohe dran
ken) ging onaangeroerd onder de hamer
door. Er viel trouwens weinig bij op te
merken, daar de Drankwet op den voet
was gevolgd.
De torgen kwamen wat los toen het
voorstel aan de orde kwam om de ver
plichte ziekteverzekering van het inwo
nend personeel der gestichten „Ende-
-geest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" in
eigen risico te nemen. Daar de gemeen
telijke regeling royaler is dan de ziek
tewet was hiertegen weinig oppositie,
temeer daar het overnemen der risico
nog voordeeliger bleek te zijn. Den aan-
vankelijken tegenstand van den heer
Bosman, die daarover onnoodig scherp
door den heer Kooistra werd aangeval
len, wist wethouder Romijn vrij gemak
kelijk te overwinnen.
Zwaarder was de strijd voor webhou
der Goslinga, die de onaangename taak
ihad, een verzwaring van den belasting
druk te verdedigen door middel van een
andere classificatie der gemeente voor
de heffing der personeels belasting.
Door de gemeente n.l. in de vierde
klasse te plaatsen wordt bereikt, voor
eerst, dat de aanslagen van hen, die
deze belasting reeds betalen, iets wor
den verhoogd en vervolgens dat nu ook
perceelen, die vroeger niet onder de
personeels belasting vielen daarbij wor
den betrokken. Alles bij elkaar komt de
verzwaring van den belastingdruk neer
op maximaal 5.per jaar voor alle
aangeslagenen, een betrekkelijk geringe
som (1 sigaar per week berekende
wethouder Goslinga in de gauwigheid!)
waarvan een vermeerderde opbrengst
verwacht wordt van 63.000.
Het voornaamste bezwaar kwam van
de zijde der socialisten, omdat deze
heffing- niet progressief is. Dat is inder
daad een bezwaar maar wanneer men
bij elke heffing progressie gaat toepas
sen is het gevaar niet denkbeeldig, dab
het geheele systeem van belastinghef
fing topzwaar gaat worden. Het feit,
dat slechts 15 pet. der ingezetenen een
huis bewoont met een hoogere huur
waarde dan 500 zegt in dit opzicht
ook wel iets. Over dit bezwaar moet
men noodgedwongen heen stappen, te
meer daar het niet lang zal duren, of
ook een verhooging der opcenten op de
personeel© belasting komt ter tafel,
waarbij het denkbeeld der progressie
met meer recht kan worden overwogen
Tegen het voorstel om gelden te vo-
teeren voor de verbouwing van de
Meisjes "H.B.S. ontstond wij zouden
het haast willen noemen: een relletje,
onder aanvoering van het soc.-demo-
cratizoh raadslid den heer Schüller.
De zaak zit zoo. De Meisjes H.B.S.
lijdt aan een chronisch plaatsgebrek; het
Gymnasium eveneens. Om daarin af
doende te voorzien, had de wethouder
van onderwijs het plan bedacht om
het H.G. Weeshuis aan te koopen, dab
om te bouwen tot Gymnasium en de
Meisjes H.B.S. onder te brengen in het
Gymnasium. Dat is het z.g. „groote
plan". De tijdsomstandigheden maken
de verwezenlijking van dit plan in de
naaste toekomst echter onuitvoerbaar.
Maar de Meisjes H.B.S. kan niet wach
ten zoodat B. en W. thans voorstellen
toch maar over te gaan tot een vrij
ingrijpende verbouwing dezer H.B.S.
Een maatregel, welke door de om
standigheden nu eenmaal noodzakelijk
is geworden, zou de niets kwaads ver
moedende lezer denken. Mis, zegt de
heer Schüller, B. en W. (lees: de wet
houder van onderwijs) saboteeren het
„groote plan", derhalve stem ik en mijn
fractie tegen de verbouwing, welker
noodzakelijkheid ik weliswaar - niet kan
ontkennen.
De heer Schüller beweert nooit iets
te zeggen zonder bewijs, maar gemaks
halve vergat hij het bewijs te leveren,
dat niet de tijdsomstandigheden oor
zaak waren van de vertraging van het
„groote plan", maar dat B. en W. het
plan saboteerden.
Wat aan bewijs ontbrak, vulde de
socialistische spreker rijkelijk met
vuurwerk aan, zoodat het geheel vrij
grappig was. Zelfs de heeren Knuttel en
Yos, die anders nogal eens met de
S.D.A.P. meestemmen, vlogen er dit
maal niet in.
Tenslotte was- er nog een interpella
tie, welke uitging als een nachtkaars, en
een voorstel tot aanstelling van een
tweetal hoofden van soholen een
oude kwestie, waarin tegenover de mee
ning van B. en W. de Kroon het beslis
singsrecht van den Raad erkend heeft
en daarmee was de geheele vervaar
lijke agenda van 30 punten in 4 uur
afgedaan.
Mr. H. G.
Aan het Maandbad ter voorlichting van
de leden en de organen der Partij, uitgege
ven door het dagelijksch bestuur der R.-K.
Staatspartij ontleenen wij de volgende be
schouwing.
Het ontwerp-program 1933 zet in met de
zen ernstigen aanhef:
„De komende parlementaire periode zal
„in menig opzicht een der gewichtigste
„en moeilijkste zijn, die ooit in de mo
derne politieke geschiedenis zijn voorge
komen".
Het is aan twijfel onderhevig, of de
overtuiging, waarmede deze waarheid in
het algemeen wordt beaamd, steeds en bij
een ieder gelijken tred houdt met de be
reidvaardige gezindheid om het aandeel
in de noodzakelijke offers zelf te dra
gen.
De leiding eener politeke partij, die
ïich van haar verantwoordelijkheid be
wust is, heeft daarom zeker in dezen tijd
den zwaren plicht richting te geven aan
denken en streven, allereerst van hen, die
in het verleden hebben getoond, die lei
ding te willen volgen. De R.-K. Staats
partij vervult daarbij tevens een bij uitstek
nationale taak. Immers van alle partijen
omvat zij in haar organisatie de meeste
kiezers, en op haar lijsten werd bij de laat
ste verkiezing voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaal het hoogste aantal stem
men uitgebracht. Maar wat gewichtiger
is als groote volkspartij omvat zij een
belangrijk deel van het volk in al zijn ge
ledingen. Om dit feit zij aan haar be
ginsel verplicht te bevorderen die ware
saamhoorigheid, welke alleen in staat is
moeilijkheden te overwinnen en een betere
toekomst op te bouwen.
EEN ALGEMEEN OORDEEL.
Geen gedetailleerde behandeling.
Vervuld van deze gedachte, heeft het
Dagelijksch Bestuur het tot zijn plicht ge
rekend naar aanleiding van de publicatie
van het rappor t-W e 11 er enkele ge
dachten te ontwikkelen, die richting kun
nen geven aan het vormen van een alge
meen oordeel over het complex van voor
stellen, welke in dat rapport worden ge
daan. In dit rapport kan men oi\der meer
zien een concrete belichaming van althans
een deel der moeilijkheden, welke in den
aanhef van het ontwerp-program 1933 zijn
aangeduid. Het is ondoenlijk en onnuttig
de voorstellen hier in bjjzondehreden te
bespreken. Dit is niet de taak van het Da
gelijksch Bestuur. Maar juist met het oog
op gedetailleerde behandeling, die elders
volgen moet, heeft het nut enkele groote
lijnen te trekken. Dat het ontwerp-pro
gram 1933 aan het Dagelijksoh Bestuur
daarbij tot leiddraad strekt, spreekt van
zelf.
Zoo ooit, dan is het thans allerminst
de tijd van simplistische leuzen,
van welke zijden die ook mochten worden
aangeheven. Dat wil niet zeggen, dat kor
te, pakkende aanduidingen, ook nu, steeds
uit den booze zijn. Maar zeker tegenover
voorstellen tot bezuiniging in dezen tijd
kan men zich niet de gemakkelijke weelde
veroorloven van 'n verwerping met afgrij
zen of van een aanvaarding met weemoed.
Degenen, die hier hebben te beslissen en
allen, die zich een oordeel willen vormen
en zich bovendien geroepen achten het uit
te spreken, zullen zich terdege moeten in
werken in de verhoudingen, zakelijke,
maar ook p e r s oo n 1 ij ke.
Dit bedoelt ook het ontwerp-program met
de uitspraak:
„Meer dan ooit is dan ook bezinning
„noodig op beginsel en practijk,
„het beginsel, dat de practijk moet bezie
len en gezond houden de practijk, die
„het beginsel vruchtbaar moet maken door
„een uit daden sprekenden wakkeren wer
kelijkheidszin en vooruitziend beleid."
Want al is het niet de tijd van leuzen,
de tijd van beginselen is het steeds, zoo mo
gelijk thans in versterkte mate
Bij de beoordeeling van de voorstellen
der Commissi e-W e 11 e r moet tot uit
gangspunt worden genomen de omschrij
ving van haar taak. Die luidde:
„zoodanige voorstellen te doen als in
„verband met de noodzakelijkheid van een
„blijvende en aanzienlijke
„verlaging van het peil
„der Rijksuitgaven dienstig
„zullen zijn."
Kennelijk gaat die taak dus verder, dan
het zoeken naar evenwicht b.v. voor het
crisisjaar 1933. Het is moeilijk met nauw
keurigheid te zeggen, waar in de aardsche
verhoudingen de grens ligt van „het blij
vende". Toch heeft men te bedenken, dat
Rijksuitgaven tot een bedrag van rond 600
millioen gulden, waarop men het tegen
woordige peil kan stellen, niet kunnen
worden gehandhaafd, wanneer niet rede
lijke zekerheid bestaat, dat, tenminste
in de eerstkomende jaren, op een ongeveer
gelijk bedrag aan inkomsten kan worden
gerekend. Aard en omvang van deze cri
sis, in tegenstelling met vorige crises, ge
ven de zeer gewichtige aanwijzing, dat het
tegendeel van die zekerheid aanwezig is.
Dan moet dus hetpeil ze
ker der blijvende uitgaven
omlaag. Daarvoor heeft de Staat te
zorgen, juist om in dezen tijd „zijn vermo
gen om helpend en steunend op te treden
niet te ondermijnen" en evenzeer om be
langrijke volksgoederen niet in gevaar te
brengen „met name volksonderwijs en so
ciale voorzieningen."
De vraag blijft natuurlijk: met ho e-
veel moet hetpeil omlaag
en is alles, wat tot vxerlaging d i e n s t ig
is, ook aanvaardbaar?
De vraag omtrent het aanvaard
bare, binnen de grenzen van 't mogelijke,
is in laatste instantie, een van z e d e-
1 .ij k e n aard. Voor zoover bezuini
gingen meer rechtstreeks op personen in
werken, zal met groote nauwgezetheid
moeten worden overwogen, tot hoever
deinvloed van deze soort
versobering mag gaan op
levende menschen.
Het is duidelijk, dat niet met een soort
wiskundige zekerheid kan worden be
paald, op w e 1 k peil de R ij k s-
uitgaven moeten worden
teruggebracht. Wel is het noodza
kelijk te bedenken, dat een aanzienlijk
deel der uitgaven nietvoor
bezuiniging in aanmer
king kan komen.
Pensioenlasten.
Daar zijn vooreerst de pensioenlas
ten, welke met inbegrip van de Rijksbij
dragen aan de sociale fondsen, een som
van rond 118 millioen gulden bedragen.
Met rente en aflossing
der schuld is rond 74 millioen gemoeid.
Het is alleszins begrijpelijk, dat men naar
een middel zoekt om dit laatste bedrag
ook in de bezuiniging te betrekken. Een
zoodanig middel zou b.v. zijn conversie,
voorzoover deze volgens de voorwaarden
van uitgifte mogelijk is. Ook bij bezuini
ging op dezen post moet echter worden
nagestreefd „een rechtvaardige verdeeling
van nieuwe lasten". Het is niet met volko
men zekerheid te zeggen, wie deze lasten
zouden hebben te dragen. Wel mag het
van algemeene bekendheid worden ge
acht, dat „dè veilige staatsfondsen met de
vaste rente" bij uitstek het bezit zijn van
hen, die veelal uit arbeid een zeer beschei
den bedrag hebben bespaard en van de
velerlei soorten instellingen (spaarbanken,
verzekeringsfondsen, werkloosheidsfond
sen, vakvereenigingskassen enz.), die voor
het .nakomen harer verplichtingen op sta
biele inkomsten moeten kunnen rekenen.
Daarbij kan men niet over het hoofdzien,
dat een verlaging van inkomsten uit rente
van staatsfondsen een weinig geëigend
middel is om de mogelijkheid open te la
ten, dat de Staat door het opnemen van
gelden op langen termijn (plaatsen
van leeningen) voor zoover toe
laatbaar een deel der lasten van den
huidigen zwaren tijd doet dragen ook door
het nageslacht. Juist in dit verband zij
gewezen op het punt in ons ontwerppro-
gram, waarbij werkverruiming,
zoo noodig ook door het verschaffen van
werkgelegenheid bij ni et-
aanstond s-p roductieve wer
ken, aan de orde wordt gesteld.
Bovendien dient volgens ons ont
werp-program het behoud van het evèn-
wicht, waartoe de verlaging van het peil
der uitgaven moet strekken, mede voor
waarde te zijn om met name volkson
de r w ij s en sociale voorzie
ningen niet in gevaar te
brengen.
Uit het voorgaande volgt derhalve,
dat van de rond 600 millioen zeker niet
meer dan rond 400 millioen overblijf^
waarop bezuinigd zou kunnen worden. Ook
voor bezuiniging vatbaar is 1
Loonen en salarissen.
Het ligt voor de hand, dat men aan
stonds vraagt naar het totale bedrag van
loonen en salarissen, dat
daarin is begrepen. In het rapport-Welter
wordt dit bedrag gesteld op rond 194 mil
lioen. Maar nauwkeurige gegevens staan
ons thans ten dienste. Maar men drukt
zich voorzichtig uit, wanneer men vast
stelt, dat het totale bedrag aan loonen
en salarissen in ieder geval 40 tot 50 pet.
vertegenwoordigt van de voor bezuniging
overblijvende 400 millioen. Hier doet zich
dan met alle kracht de eisch gelden van
een nauwgezet onderzoek naar het toe
laatbare van deze bezuiniging, met name
in den geest, van ons ontwerp-program, dat
„gezinspolitiek het geheele staatsbeleid
moet doortrekken".
De Commissie-Weiter had tot taak het
zoeken naar een b 1 ij v e n d e en aanzien
lijke verlaging van het peil der Rijks
uitgaven. Haar terrein was dus allereerst
dat der blijvende uitgaven.
Werkloozen steun.
De huidige crisistijd brengt ook uitga
ven mede, die niet van blij-
y e n d e n aard z ij n. Wij bedoelen
in het bijzonder: den werkloozen-
steun. Als ons ontwerp-program spreekt
van de moreele gevolgen van de wereld
crisis is niet in de laatste plaats gedacht
aan den geesel der werkloosheid. Dat gel
delijke steun, ook al zou die in overvloed
kunnen worden gegeven, in staat zou zijn
alle gevolgen weg te nemen, zal niemand
met recht kunnen volhouden, Ook op dit
terrein blijft ten volle plaats voor het be
oefenen van christelijke naastenliefde in
den ruimsten zin. Maar in de maatschappij,
zooals die nu eenmaal is gegroeid, en ze
ker in de tegenwoordige omstandigheden
in Nederland, zal de overheid er
or moeten zorgen, dat
de lasten zoodanig wor
den verdeeld, dat ook zij,
die buiten schuld niet
door arbeid in het onder
houd van zichzelf en hun
zin kunnen voorzien, vol
doende middelen voor het
noodzakelijke levensonder
houd ontvangen. Men kan niet
zeggen, dat de bestaande normen bo
ven een dusdanig minimum uitgaan. Juist
omdat het hier gaat om een gezamenlijk
dragen, om een rechtvaardige verdeeling
van lasten, is zoo noodig het opleg
gen van eenigen nieuwen last, om het leed
van anderen dragelijker te maken, zoo ten
volle gerechtvaardigd.
Verhoogde en nieuwe
belastingen.
Het ligt voor de hand, dat men, om het
evenwicht te behouden op een niet al te
sterk verlaagd peil van uitgaven, mede-
denkt aan deverhooging van be-
taande en de invoering
avn nieuwe belastingen.
De Commissie-Welter had niet tot taak
daarnaar te zoeken. Slechts in het voor
bijgaan wijst zij er op, dat van verzwaarde
belast igheffing bij een sterk gedaalde
conjunctuur in de practijk geen zoodanige
financieele resultaten zijn te verwachten,
dat zij een tekort van den omvang, als
waarom het hier gaat, voor een belang
rijk deel zouden kunnen neutralisecren.
De juistheid van die opmerking in alge-
meenen zin valt moeilijk te ontkennen. Zij
wordt trouwens bij herhaling gedemon
streerd door de aanwijzingen, die in som
moge politieke kringen omtrent het. ver
schaffen van nieuwe middelen worden ge
geven. Daarbij kan niet over het hoofd
worden gezien, dat in een plan van nood
zakelijke bezuinigingen in dezen tijd ver
mindering van uitgaven een vrij zeker
middel, doch vermeerdering van inkom
sten een zeer onzeker middel beteekent.
Dat alles neemt niet weg, dat zeker
thans met de grootste nauw-
ezetheid moet worden ge
streefd naar rechtvaar-
e verdeeling ook van
euwe last en rechtstreeks
of z ij d e 1 i n g s. Die taak lag niet op
het eigenlijke terrein der Commissie-Wel-
ter, Zij rust in volle zwaarte, voor elk met
de ten dienste staande bevoegdheden, op
de organen van den Staat, die omtrent
concrete maatregelen zullen hebben beslis
sen.
Het Dagelijksch Bestuur vertrouwt hier
mede eenig algemeen inzicht te hebben ge
geven in het geheele complex van moei
lijkheden, die om oplossing vragen. Dit zal
er ongetwijfeld toe kunnen bijdragen, om
met name de taak van hen, die in de dee-
len van de partijorganisatie leiding hebben
te geven, te vergemakkelijken. Het is altijd
uit den booze verantwoordelijkheden te
verschuiven, in dezen tijd in verhoogde
mate. Maar, indien men den g e z o n de n
"nvloed van eenvrij volk
opde regeling van zijn
eigen huishouding wil behou
den, is het volstrekt noodzakelijk dat er,
naast een behoorlijk inzicht,
een goed gefundeerd ver
trouwen bestaat iii de eigen „man
nen en vrouwen", die voor het nemen van
beslissingen worden gesteld. De z.g. ver
trouwenscrisis is niet het minst fatale ge
volg van de huidige verwarring. De partij
leiding zal daarom in nauw contact blij-
met de fractie, en verder de voorlich
ting geven, die tot schragen van het ver
trouwen onontbeerlijk is.
Bij verlaging van het peil der Rijksuit
gaven, voorzoover die noodzakelijk is, heeft
BUITENLAND
DUITSCHLAN D
HITLER IN DE OPPOSITIE.
Een verklaring van den leider.
In het interview, dat Adolf Hitler heeft
toegestaan aan een vertegenwoordiger van
de „Rheinisoh-Westfalische Zeitung" ver
klaarde de leider der nationaal-socialisti
sehe partij ten aanzien van zijn weigering
om tot een kabinet-von Papen toe te tre
den en met betrekking tot zijn standpunt
tegenover de huidige rijksregeering oun.:
Ik weet, hoe mijn partij en ik den strijd
zullen voortzetten. Mijn standpunt tegen
over het kabinet-von Papen, waarvan ik
het meerendeel der leden niet persoonlijk
ken, is hetzelfde, als dat, hetwelk ik tot
dusver heb ingenomen en dat ik zal blij
ven innemen met betrekking tot elke zich
nationaal-noemende regeering. Ik steun of
tolereer deze, zoolang mij blijkt, dat haar
bewindvoering een versterking van het na
tionale en een verzwakking van het Marxis
tische front ten gevolge heeft. Van het
oogen'blik af echter, waarop als gevolg van
de maatregelen eener regeering in natio
naal opzicht een stremming, in internatio
naal opzicht evenwel een opleving intreedt,
wijs ik haar van de hand, onverschillig wie
haar leden mogen zijn. Principieel ben ik
de meening toegedaan, dat elk kabinet zal
moeten falen en ook inderdaad zal falen,
wanneer de door zulk een regeering ge
huldigde opvattingen niet gedragen wor
den door de stuwkracht van het volk.
Op de vraag, of hij had aangekondigd,
dat de nationaal-socialistisehe partij een
zoo soherp mogelijke oppositie tegen het
kabinet-von Papen zou voeren, gaf Hitier
ten antwoord, dat de nationaal-socialisti
sehe beweging inderdaad in oppositie te
gen de huidige rijksregeering zal treden.
De scherpte deze^ oppositie, aldus Hitier,
zal worden bepaald door de grootte der
schade, die door het ontbreken van oppo
sitie zou ontstaan. De Rijksdagverkiezingen
van 31 Juli hebben reed9 duidelijk aange
toond, waarheen het régime-von Papen met
zijn huidige leden zal leiden en zal moeten
leiden, want ook een dictatuur is slechts
denkbaar, wanneer zij de draagster is van
den volkswil, of althans het stellige voor
uitzicht heeft, dat zij in korten en afzien-
haren tijd tot draagster van den volkswil
zal worden. Ik ken echter ^sn dictatuur
in de wereldgeschiedenis, cue uiteindelijk
een nieuwen en erkenden staatsvorm kon
scheppen, zonder dat zij uit een volksbe
weging werd geboren.
Op de vraag, of het voor de nationaal-
socialistisehe partij verkieslijker ware ge
weest, één vogel in de hand dan tien in
de lucht te hebben, gaf Hitier een ontken
nend antwoord. Nimmer zal ik het eerstge
boorterecht voor een bord linzen verkoo-
pen, aldus de leider der Nazi's. Als het
om principieéle dingen gaat, aanvaard ik
liever eiken strijd en iedere vervolging,
dan dat ik ontrouw zou worden aan mij
zelf of mijn beweging.
Op de vraag, welken indruk Hitler's be
slissing op de te Berlijn aanwezige leidèrs
had gemaakt, verklaarde hij:
Mijn leiders hebben mij volkomen begre
pen en zij zouden het mij nooit hebben
vergeven, wanneer ik anders had gehan
deld. Wanneer ik mij in zakelijk opzicht
honderdmaal zou vergissen, zouden zij mij
eerder vergeven, dan wanneer ik ook maar
één maal de eer onzer beweging of de
grondbeginselen van onzen strijd zou ver
loochenen. Meer dan ooit staan zij thans
als één man achter mij.
Op de vraag, wat zijn beweging tegen
de politieke daden van terrorisme wilde
doen, gaf Hitler ten antwoord: Er bestaat
een recht van noodweer, dat wij ons op den
duur nie zullen laten ontzeggen door de
fraze: „Orde en rust". Onze partij strijdt
om de macht en haar methode wordt be
paald door de methoden van haar tegen
standers.
Nat.-socialistische excessen.
Naar uit Glumen in het district Flatow
wordt gemeld, is daar gisteren na een
feest van de vrijwillige brandweer een
ernstig handgemeen ontstaan tusschen vier
geüniformeerde nationaal-socialisten, die
aan het feest hadden deelgenomen en ©eni
ge Polen. Aan beide zijden werden ver
scheiden personen gewond. Toen de natio
naal socialisten het dorp wilde verlaten
werd van de hoeve van een Poolschen boer
uit met steenen naar hen geworpen. De
Hitlerianen haalden versterking, waarna
zij de hoeve binnendrongen en er ernstige
schade aanrichtten. Tien hunner zijn geai-
Bij het uit de woning zetten van een ge
zin te Berlijn stroomden 200 nationaal-so
cialisten samen, waarvan er dertien in
hechtenis werden genomen, wijl zij den
deurwaarder gewelddadig van het uitoefe
nen zijner functie trachtten te weerhou
den.
AAN HET WERK.
Het werkverschaffings-program der
Rijksregeering.
Zaterdag j.l. heeft rijkspresident von Hin
denburg, naar bekend is, aan den rijkskan
selier met klem verzocht zoo spoedig mo
gelijke een program voor werkverschaffing
samen te stellen. Op het oogenblik wordt
men ten slotte te bedenken, dat dit niet
behoeft in te sluiten blijvende ver
laging van het peil der
volkswelvaart. Juist daarop doelt
het ontwerp-program 1933, waar het han
delt over den opbouw van een betere toe
komst. Te midden van de oogenblikkelijke
verwarring en ontreddering zullen juist de
Katholieken richting moeten wijzen en
leiding moeten geven, in hechte staatkun
dige eenheid, doelbewust, en in sterk
Godsvertrouwen I