De R. K. Staatspartij en het rapport-Weiter WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 UIT DEN LEIDSCHEN RAAD. De gemeenteraad is een eerbiedwaar dig lichaam, dat geen aandacht pleegt te schenken aan andere warmtegraden dan die der debatten en nimmer zal gedogen dat aan een vulgair natuur verschijnsel, als een hittegolfje is, eeni- ge concessie wordt gedaan. Wij hopen het nog eens te beleven, dat het zelfs niet tegen het decorum van een gemeenteraad wordt geacht, om b.v. in hemdsmouwen te vergaderen en andere dranken in de raadszaal te schenken dan duinwater. Om kort te gaan, wij willen maar zeggen, dat het Maandag flink heet was. Desondanks heeft de raad zich bij uitzondering door alle 30 agenda-pun ten heen gewerkt. Bravo. De eerste 16 punten meerendeels benoemingen leverden geen stagna tie op; het begon eerst bij het voorstel om namen te geven aan een viertal straten. Hierbij loopen gewoonlijk de meeningen en smaken nogal uiteen. Wij hadden verwacht, dat de voorgestelde vruchtennamen (Tomatenstraat en Me loenstraat) vrij algemeen zouden zijn versmaad en de voorkeur zou worden gegeven aan de zooveel zwieriger his torische benamingen als Bartholomeus Raaphorststraat en Albert van Beye- renstraat. Misschien deed de warmte de appreciatie voor deze sappige vruchten stijgen, in ieder geval, de Ghristelijk-Historisohe fractie verloo chende de historie en het meeren- deel van den raad verkoos met hen tomaten en meloenen. De voorgestelde naam v. d. Brandelerlaan werd uit me delijden met hen, die de letter 1. niet kunnen uitspreken, veranderd in v. d. Brandelerkade. Een aantrekkelijk onderwerp als de verordeningen op de heffing van een gemeentelijk vergunningsrecht en van een verlofsreoht (resp. voor sterken drank en voor zwak-alcoholisohe dran ken) ging onaangeroerd onder de hamer door. Er viel trouwens weinig bij op te merken, daar de Drankwet op den voet was gevolgd. De torgen kwamen wat los toen het voorstel aan de orde kwam om de ver plichte ziekteverzekering van het inwo nend personeel der gestichten „Ende- -geest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" in eigen risico te nemen. Daar de gemeen telijke regeling royaler is dan de ziek tewet was hiertegen weinig oppositie, temeer daar het overnemen der risico nog voordeeliger bleek te zijn. Den aan- vankelijken tegenstand van den heer Bosman, die daarover onnoodig scherp door den heer Kooistra werd aangeval len, wist wethouder Romijn vrij gemak kelijk te overwinnen. Zwaarder was de strijd voor webhou der Goslinga, die de onaangename taak ihad, een verzwaring van den belasting druk te verdedigen door middel van een andere classificatie der gemeente voor de heffing der personeels belasting. Door de gemeente n.l. in de vierde klasse te plaatsen wordt bereikt, voor eerst, dat de aanslagen van hen, die deze belasting reeds betalen, iets wor den verhoogd en vervolgens dat nu ook perceelen, die vroeger niet onder de personeels belasting vielen daarbij wor den betrokken. Alles bij elkaar komt de verzwaring van den belastingdruk neer op maximaal 5.per jaar voor alle aangeslagenen, een betrekkelijk geringe som (1 sigaar per week berekende wethouder Goslinga in de gauwigheid!) waarvan een vermeerderde opbrengst verwacht wordt van 63.000. Het voornaamste bezwaar kwam van de zijde der socialisten, omdat deze heffing- niet progressief is. Dat is inder daad een bezwaar maar wanneer men bij elke heffing progressie gaat toepas sen is het gevaar niet denkbeeldig, dab het geheele systeem van belastinghef fing topzwaar gaat worden. Het feit, dat slechts 15 pet. der ingezetenen een huis bewoont met een hoogere huur waarde dan 500 zegt in dit opzicht ook wel iets. Over dit bezwaar moet men noodgedwongen heen stappen, te meer daar het niet lang zal duren, of ook een verhooging der opcenten op de personeel© belasting komt ter tafel, waarbij het denkbeeld der progressie met meer recht kan worden overwogen Tegen het voorstel om gelden te vo- teeren voor de verbouwing van de Meisjes "H.B.S. ontstond wij zouden het haast willen noemen: een relletje, onder aanvoering van het soc.-demo- cratizoh raadslid den heer Schüller. De zaak zit zoo. De Meisjes H.B.S. lijdt aan een chronisch plaatsgebrek; het Gymnasium eveneens. Om daarin af doende te voorzien, had de wethouder van onderwijs het plan bedacht om het H.G. Weeshuis aan te koopen, dab om te bouwen tot Gymnasium en de Meisjes H.B.S. onder te brengen in het Gymnasium. Dat is het z.g. „groote plan". De tijdsomstandigheden maken de verwezenlijking van dit plan in de naaste toekomst echter onuitvoerbaar. Maar de Meisjes H.B.S. kan niet wach ten zoodat B. en W. thans voorstellen toch maar over te gaan tot een vrij ingrijpende verbouwing dezer H.B.S. Een maatregel, welke door de om standigheden nu eenmaal noodzakelijk is geworden, zou de niets kwaads ver moedende lezer denken. Mis, zegt de heer Schüller, B. en W. (lees: de wet houder van onderwijs) saboteeren het „groote plan", derhalve stem ik en mijn fractie tegen de verbouwing, welker noodzakelijkheid ik weliswaar - niet kan ontkennen. De heer Schüller beweert nooit iets te zeggen zonder bewijs, maar gemaks halve vergat hij het bewijs te leveren, dat niet de tijdsomstandigheden oor zaak waren van de vertraging van het „groote plan", maar dat B. en W. het plan saboteerden. Wat aan bewijs ontbrak, vulde de socialistische spreker rijkelijk met vuurwerk aan, zoodat het geheel vrij grappig was. Zelfs de heeren Knuttel en Yos, die anders nogal eens met de S.D.A.P. meestemmen, vlogen er dit maal niet in. Tenslotte was- er nog een interpella tie, welke uitging als een nachtkaars, en een voorstel tot aanstelling van een tweetal hoofden van soholen een oude kwestie, waarin tegenover de mee ning van B. en W. de Kroon het beslis singsrecht van den Raad erkend heeft en daarmee was de geheele vervaar lijke agenda van 30 punten in 4 uur afgedaan. Mr. H. G. Aan het Maandbad ter voorlichting van de leden en de organen der Partij, uitgege ven door het dagelijksch bestuur der R.-K. Staatspartij ontleenen wij de volgende be schouwing. Het ontwerp-program 1933 zet in met de zen ernstigen aanhef: „De komende parlementaire periode zal „in menig opzicht een der gewichtigste „en moeilijkste zijn, die ooit in de mo derne politieke geschiedenis zijn voorge komen". Het is aan twijfel onderhevig, of de overtuiging, waarmede deze waarheid in het algemeen wordt beaamd, steeds en bij een ieder gelijken tred houdt met de be reidvaardige gezindheid om het aandeel in de noodzakelijke offers zelf te dra gen. De leiding eener politeke partij, die ïich van haar verantwoordelijkheid be wust is, heeft daarom zeker in dezen tijd den zwaren plicht richting te geven aan denken en streven, allereerst van hen, die in het verleden hebben getoond, die lei ding te willen volgen. De R.-K. Staats partij vervult daarbij tevens een bij uitstek nationale taak. Immers van alle partijen omvat zij in haar organisatie de meeste kiezers, en op haar lijsten werd bij de laat ste verkiezing voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal het hoogste aantal stem men uitgebracht. Maar wat gewichtiger is als groote volkspartij omvat zij een belangrijk deel van het volk in al zijn ge ledingen. Om dit feit zij aan haar be ginsel verplicht te bevorderen die ware saamhoorigheid, welke alleen in staat is moeilijkheden te overwinnen en een betere toekomst op te bouwen. EEN ALGEMEEN OORDEEL. Geen gedetailleerde behandeling. Vervuld van deze gedachte, heeft het Dagelijksch Bestuur het tot zijn plicht ge rekend naar aanleiding van de publicatie van het rappor t-W e 11 er enkele ge dachten te ontwikkelen, die richting kun nen geven aan het vormen van een alge meen oordeel over het complex van voor stellen, welke in dat rapport worden ge daan. In dit rapport kan men oi\der meer zien een concrete belichaming van althans een deel der moeilijkheden, welke in den aanhef van het ontwerp-program 1933 zijn aangeduid. Het is ondoenlijk en onnuttig de voorstellen hier in bjjzondehreden te bespreken. Dit is niet de taak van het Da gelijksch Bestuur. Maar juist met het oog op gedetailleerde behandeling, die elders volgen moet, heeft het nut enkele groote lijnen te trekken. Dat het ontwerp-pro gram 1933 aan het Dagelijksoh Bestuur daarbij tot leiddraad strekt, spreekt van zelf. Zoo ooit, dan is het thans allerminst de tijd van simplistische leuzen, van welke zijden die ook mochten worden aangeheven. Dat wil niet zeggen, dat kor te, pakkende aanduidingen, ook nu, steeds uit den booze zijn. Maar zeker tegenover voorstellen tot bezuiniging in dezen tijd kan men zich niet de gemakkelijke weelde veroorloven van 'n verwerping met afgrij zen of van een aanvaarding met weemoed. Degenen, die hier hebben te beslissen en allen, die zich een oordeel willen vormen en zich bovendien geroepen achten het uit te spreken, zullen zich terdege moeten in werken in de verhoudingen, zakelijke, maar ook p e r s oo n 1 ij ke. Dit bedoelt ook het ontwerp-program met de uitspraak: „Meer dan ooit is dan ook bezinning „noodig op beginsel en practijk, „het beginsel, dat de practijk moet bezie len en gezond houden de practijk, die „het beginsel vruchtbaar moet maken door „een uit daden sprekenden wakkeren wer kelijkheidszin en vooruitziend beleid." Want al is het niet de tijd van leuzen, de tijd van beginselen is het steeds, zoo mo gelijk thans in versterkte mate Bij de beoordeeling van de voorstellen der Commissi e-W e 11 e r moet tot uit gangspunt worden genomen de omschrij ving van haar taak. Die luidde: „zoodanige voorstellen te doen als in „verband met de noodzakelijkheid van een „blijvende en aanzienlijke „verlaging van het peil „der Rijksuitgaven dienstig „zullen zijn." Kennelijk gaat die taak dus verder, dan het zoeken naar evenwicht b.v. voor het crisisjaar 1933. Het is moeilijk met nauw keurigheid te zeggen, waar in de aardsche verhoudingen de grens ligt van „het blij vende". Toch heeft men te bedenken, dat Rijksuitgaven tot een bedrag van rond 600 millioen gulden, waarop men het tegen woordige peil kan stellen, niet kunnen worden gehandhaafd, wanneer niet rede lijke zekerheid bestaat, dat, tenminste in de eerstkomende jaren, op een ongeveer gelijk bedrag aan inkomsten kan worden gerekend. Aard en omvang van deze cri sis, in tegenstelling met vorige crises, ge ven de zeer gewichtige aanwijzing, dat het tegendeel van die zekerheid aanwezig is. Dan moet dus hetpeil ze ker der blijvende uitgaven omlaag. Daarvoor heeft de Staat te zorgen, juist om in dezen tijd „zijn vermo gen om helpend en steunend op te treden niet te ondermijnen" en evenzeer om be langrijke volksgoederen niet in gevaar te brengen „met name volksonderwijs en so ciale voorzieningen." De vraag blijft natuurlijk: met ho e- veel moet hetpeil omlaag en is alles, wat tot vxerlaging d i e n s t ig is, ook aanvaardbaar? De vraag omtrent het aanvaard bare, binnen de grenzen van 't mogelijke, is in laatste instantie, een van z e d e- 1 .ij k e n aard. Voor zoover bezuini gingen meer rechtstreeks op personen in werken, zal met groote nauwgezetheid moeten worden overwogen, tot hoever deinvloed van deze soort versobering mag gaan op levende menschen. Het is duidelijk, dat niet met een soort wiskundige zekerheid kan worden be paald, op w e 1 k peil de R ij k s- uitgaven moeten worden teruggebracht. Wel is het noodza kelijk te bedenken, dat een aanzienlijk deel der uitgaven nietvoor bezuiniging in aanmer king kan komen. Pensioenlasten. Daar zijn vooreerst de pensioenlas ten, welke met inbegrip van de Rijksbij dragen aan de sociale fondsen, een som van rond 118 millioen gulden bedragen. Met rente en aflossing der schuld is rond 74 millioen gemoeid. Het is alleszins begrijpelijk, dat men naar een middel zoekt om dit laatste bedrag ook in de bezuiniging te betrekken. Een zoodanig middel zou b.v. zijn conversie, voorzoover deze volgens de voorwaarden van uitgifte mogelijk is. Ook bij bezuini ging op dezen post moet echter worden nagestreefd „een rechtvaardige verdeeling van nieuwe lasten". Het is niet met volko men zekerheid te zeggen, wie deze lasten zouden hebben te dragen. Wel mag het van algemeene bekendheid worden ge acht, dat „dè veilige staatsfondsen met de vaste rente" bij uitstek het bezit zijn van hen, die veelal uit arbeid een zeer beschei den bedrag hebben bespaard en van de velerlei soorten instellingen (spaarbanken, verzekeringsfondsen, werkloosheidsfond sen, vakvereenigingskassen enz.), die voor het .nakomen harer verplichtingen op sta biele inkomsten moeten kunnen rekenen. Daarbij kan men niet over het hoofdzien, dat een verlaging van inkomsten uit rente van staatsfondsen een weinig geëigend middel is om de mogelijkheid open te la ten, dat de Staat door het opnemen van gelden op langen termijn (plaatsen van leeningen) voor zoover toe laatbaar een deel der lasten van den huidigen zwaren tijd doet dragen ook door het nageslacht. Juist in dit verband zij gewezen op het punt in ons ontwerppro- gram, waarbij werkverruiming, zoo noodig ook door het verschaffen van werkgelegenheid bij ni et- aanstond s-p roductieve wer ken, aan de orde wordt gesteld. Bovendien dient volgens ons ont werp-program het behoud van het evèn- wicht, waartoe de verlaging van het peil der uitgaven moet strekken, mede voor waarde te zijn om met name volkson de r w ij s en sociale voorzie ningen niet in gevaar te brengen. Uit het voorgaande volgt derhalve, dat van de rond 600 millioen zeker niet meer dan rond 400 millioen overblijf^ waarop bezuinigd zou kunnen worden. Ook voor bezuiniging vatbaar is 1 Loonen en salarissen. Het ligt voor de hand, dat men aan stonds vraagt naar het totale bedrag van loonen en salarissen, dat daarin is begrepen. In het rapport-Welter wordt dit bedrag gesteld op rond 194 mil lioen. Maar nauwkeurige gegevens staan ons thans ten dienste. Maar men drukt zich voorzichtig uit, wanneer men vast stelt, dat het totale bedrag aan loonen en salarissen in ieder geval 40 tot 50 pet. vertegenwoordigt van de voor bezuniging overblijvende 400 millioen. Hier doet zich dan met alle kracht de eisch gelden van een nauwgezet onderzoek naar het toe laatbare van deze bezuiniging, met name in den geest, van ons ontwerp-program, dat „gezinspolitiek het geheele staatsbeleid moet doortrekken". De Commissie-Weiter had tot taak het zoeken naar een b 1 ij v e n d e en aanzien lijke verlaging van het peil der Rijks uitgaven. Haar terrein was dus allereerst dat der blijvende uitgaven. Werkloozen steun. De huidige crisistijd brengt ook uitga ven mede, die niet van blij- y e n d e n aard z ij n. Wij bedoelen in het bijzonder: den werkloozen- steun. Als ons ontwerp-program spreekt van de moreele gevolgen van de wereld crisis is niet in de laatste plaats gedacht aan den geesel der werkloosheid. Dat gel delijke steun, ook al zou die in overvloed kunnen worden gegeven, in staat zou zijn alle gevolgen weg te nemen, zal niemand met recht kunnen volhouden, Ook op dit terrein blijft ten volle plaats voor het be oefenen van christelijke naastenliefde in den ruimsten zin. Maar in de maatschappij, zooals die nu eenmaal is gegroeid, en ze ker in de tegenwoordige omstandigheden in Nederland, zal de overheid er or moeten zorgen, dat de lasten zoodanig wor den verdeeld, dat ook zij, die buiten schuld niet door arbeid in het onder houd van zichzelf en hun zin kunnen voorzien, vol doende middelen voor het noodzakelijke levensonder houd ontvangen. Men kan niet zeggen, dat de bestaande normen bo ven een dusdanig minimum uitgaan. Juist omdat het hier gaat om een gezamenlijk dragen, om een rechtvaardige verdeeling van lasten, is zoo noodig het opleg gen van eenigen nieuwen last, om het leed van anderen dragelijker te maken, zoo ten volle gerechtvaardigd. Verhoogde en nieuwe belastingen. Het ligt voor de hand, dat men, om het evenwicht te behouden op een niet al te sterk verlaagd peil van uitgaven, mede- denkt aan deverhooging van be- taande en de invoering avn nieuwe belastingen. De Commissie-Welter had niet tot taak daarnaar te zoeken. Slechts in het voor bijgaan wijst zij er op, dat van verzwaarde belast igheffing bij een sterk gedaalde conjunctuur in de practijk geen zoodanige financieele resultaten zijn te verwachten, dat zij een tekort van den omvang, als waarom het hier gaat, voor een belang rijk deel zouden kunnen neutralisecren. De juistheid van die opmerking in alge- meenen zin valt moeilijk te ontkennen. Zij wordt trouwens bij herhaling gedemon streerd door de aanwijzingen, die in som moge politieke kringen omtrent het. ver schaffen van nieuwe middelen worden ge geven. Daarbij kan niet over het hoofd worden gezien, dat in een plan van nood zakelijke bezuinigingen in dezen tijd ver mindering van uitgaven een vrij zeker middel, doch vermeerdering van inkom sten een zeer onzeker middel beteekent. Dat alles neemt niet weg, dat zeker thans met de grootste nauw- ezetheid moet worden ge streefd naar rechtvaar- e verdeeling ook van euwe last en rechtstreeks of z ij d e 1 i n g s. Die taak lag niet op het eigenlijke terrein der Commissie-Wel- ter, Zij rust in volle zwaarte, voor elk met de ten dienste staande bevoegdheden, op de organen van den Staat, die omtrent concrete maatregelen zullen hebben beslis sen. Het Dagelijksch Bestuur vertrouwt hier mede eenig algemeen inzicht te hebben ge geven in het geheele complex van moei lijkheden, die om oplossing vragen. Dit zal er ongetwijfeld toe kunnen bijdragen, om met name de taak van hen, die in de dee- len van de partijorganisatie leiding hebben te geven, te vergemakkelijken. Het is altijd uit den booze verantwoordelijkheden te verschuiven, in dezen tijd in verhoogde mate. Maar, indien men den g e z o n de n "nvloed van eenvrij volk opde regeling van zijn eigen huishouding wil behou den, is het volstrekt noodzakelijk dat er, naast een behoorlijk inzicht, een goed gefundeerd ver trouwen bestaat iii de eigen „man nen en vrouwen", die voor het nemen van beslissingen worden gesteld. De z.g. ver trouwenscrisis is niet het minst fatale ge volg van de huidige verwarring. De partij leiding zal daarom in nauw contact blij- met de fractie, en verder de voorlich ting geven, die tot schragen van het ver trouwen onontbeerlijk is. Bij verlaging van het peil der Rijksuit gaven, voorzoover die noodzakelijk is, heeft BUITENLAND DUITSCHLAN D HITLER IN DE OPPOSITIE. Een verklaring van den leider. In het interview, dat Adolf Hitler heeft toegestaan aan een vertegenwoordiger van de „Rheinisoh-Westfalische Zeitung" ver klaarde de leider der nationaal-socialisti sehe partij ten aanzien van zijn weigering om tot een kabinet-von Papen toe te tre den en met betrekking tot zijn standpunt tegenover de huidige rijksregeering oun.: Ik weet, hoe mijn partij en ik den strijd zullen voortzetten. Mijn standpunt tegen over het kabinet-von Papen, waarvan ik het meerendeel der leden niet persoonlijk ken, is hetzelfde, als dat, hetwelk ik tot dusver heb ingenomen en dat ik zal blij ven innemen met betrekking tot elke zich nationaal-noemende regeering. Ik steun of tolereer deze, zoolang mij blijkt, dat haar bewindvoering een versterking van het na tionale en een verzwakking van het Marxis tische front ten gevolge heeft. Van het oogen'blik af echter, waarop als gevolg van de maatregelen eener regeering in natio naal opzicht een stremming, in internatio naal opzicht evenwel een opleving intreedt, wijs ik haar van de hand, onverschillig wie haar leden mogen zijn. Principieel ben ik de meening toegedaan, dat elk kabinet zal moeten falen en ook inderdaad zal falen, wanneer de door zulk een regeering ge huldigde opvattingen niet gedragen wor den door de stuwkracht van het volk. Op de vraag, of hij had aangekondigd, dat de nationaal-socialistisehe partij een zoo soherp mogelijke oppositie tegen het kabinet-von Papen zou voeren, gaf Hitier ten antwoord, dat de nationaal-socialisti sehe beweging inderdaad in oppositie te gen de huidige rijksregeering zal treden. De scherpte deze^ oppositie, aldus Hitier, zal worden bepaald door de grootte der schade, die door het ontbreken van oppo sitie zou ontstaan. De Rijksdagverkiezingen van 31 Juli hebben reed9 duidelijk aange toond, waarheen het régime-von Papen met zijn huidige leden zal leiden en zal moeten leiden, want ook een dictatuur is slechts denkbaar, wanneer zij de draagster is van den volkswil, of althans het stellige voor uitzicht heeft, dat zij in korten en afzien- haren tijd tot draagster van den volkswil zal worden. Ik ken echter ^sn dictatuur in de wereldgeschiedenis, cue uiteindelijk een nieuwen en erkenden staatsvorm kon scheppen, zonder dat zij uit een volksbe weging werd geboren. Op de vraag, of het voor de nationaal- socialistisehe partij verkieslijker ware ge weest, één vogel in de hand dan tien in de lucht te hebben, gaf Hitier een ontken nend antwoord. Nimmer zal ik het eerstge boorterecht voor een bord linzen verkoo- pen, aldus de leider der Nazi's. Als het om principieéle dingen gaat, aanvaard ik liever eiken strijd en iedere vervolging, dan dat ik ontrouw zou worden aan mij zelf of mijn beweging. Op de vraag, welken indruk Hitler's be slissing op de te Berlijn aanwezige leidèrs had gemaakt, verklaarde hij: Mijn leiders hebben mij volkomen begre pen en zij zouden het mij nooit hebben vergeven, wanneer ik anders had gehan deld. Wanneer ik mij in zakelijk opzicht honderdmaal zou vergissen, zouden zij mij eerder vergeven, dan wanneer ik ook maar één maal de eer onzer beweging of de grondbeginselen van onzen strijd zou ver loochenen. Meer dan ooit staan zij thans als één man achter mij. Op de vraag, wat zijn beweging tegen de politieke daden van terrorisme wilde doen, gaf Hitler ten antwoord: Er bestaat een recht van noodweer, dat wij ons op den duur nie zullen laten ontzeggen door de fraze: „Orde en rust". Onze partij strijdt om de macht en haar methode wordt be paald door de methoden van haar tegen standers. Nat.-socialistische excessen. Naar uit Glumen in het district Flatow wordt gemeld, is daar gisteren na een feest van de vrijwillige brandweer een ernstig handgemeen ontstaan tusschen vier geüniformeerde nationaal-socialisten, die aan het feest hadden deelgenomen en ©eni ge Polen. Aan beide zijden werden ver scheiden personen gewond. Toen de natio naal socialisten het dorp wilde verlaten werd van de hoeve van een Poolschen boer uit met steenen naar hen geworpen. De Hitlerianen haalden versterking, waarna zij de hoeve binnendrongen en er ernstige schade aanrichtten. Tien hunner zijn geai- Bij het uit de woning zetten van een ge zin te Berlijn stroomden 200 nationaal-so cialisten samen, waarvan er dertien in hechtenis werden genomen, wijl zij den deurwaarder gewelddadig van het uitoefe nen zijner functie trachtten te weerhou den. AAN HET WERK. Het werkverschaffings-program der Rijksregeering. Zaterdag j.l. heeft rijkspresident von Hin denburg, naar bekend is, aan den rijkskan selier met klem verzocht zoo spoedig mo gelijke een program voor werkverschaffing samen te stellen. Op het oogenblik wordt men ten slotte te bedenken, dat dit niet behoeft in te sluiten blijvende ver laging van het peil der volkswelvaart. Juist daarop doelt het ontwerp-program 1933, waar het han delt over den opbouw van een betere toe komst. Te midden van de oogenblikkelijke verwarring en ontreddering zullen juist de Katholieken richting moeten wijzen en leiding moeten geven, in hechte staatkun dige eenheid, doelbewust, en in sterk Godsvertrouwen I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 6