Uit het Bezuinigingsrapport
?3ste Jaargang
MAANDAG 11 JULI 1932
No. 7249
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling
Voor Leiden 19 cent per week f2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week f 2.60 per kwartaal
Franco per pos-t f2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regeL
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
Kleine advertentiën* van ten hoogste 30 woorden, waarin
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop f 0.50.
IS DIT NOG SLECHTS DE EERSTE SCHREDE?
De gemeenten hebben veel te duur geleefd.
In een slotbeschouwing van het Bezuini-
gings-rapport geeft de oommissie-Wei ter
zich rekenschap van de vraag, of en in hoe
verre een bedrag van ruim 102 millioen,
waarmede bij aanvaarding van haar voor
stellen de stand van het Rijbsbudget ver
beterd zou kunnen worden, geacht zou mo
gen worden in een juiste verhouding te
6-taan tot hetgeen door den nood der tijden
wordt voorgeschreven.
Teneinde hieromtrent zoo goed mogelijk
©en inzicht te verkrijgen, legt de commis
sie over een staat, vermeldende hoofdstuks-
gewijze de gewone uitgaven volgens de
Rijksrekeningen in de twee jaren onmid
dellijk aan den oorlog voorafgaande, bene
vens in de Laatste twee jaren waarvan de
Rijksrekeningen definitief vastgesteld en
statistisch bewerkt zijn, zijnde onderschei
denlijk de jaren 1913 en 1914 en 1927 en
1928.
Een vergelijking van deze cijfers doet
zien, dat in de periode 1927/1928 de Rijks
uitgaven voor den gewonen dienst zijn ge
stegen tot ongeveer 2,8 maal het peil van
de periode 1913/1914.
In deze stijging hebben de verschillende
Hoofdstukken een uiteenloopend aandeel
gehad. Het sterkst zijn gestegen de Hoofd
stukken Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen en Arbeid, Handel en Nijverheid,
welke in 1927/28 meer dan het viervoudige
bedragen van 1913/14.
Duidelijk spreekt uit dat overzicht de in
vloed, dien de onderwijs-wetgeving, de so
ciale verzekering en de toenemende zorg
voor werkloozen en volksgezondheid (wo
ningbouw) op het budget hebben uitge
oefend. Ook de lasten van de Staatsschuld
zijn aanzienlijk hooger geworden.
Intusschen beteekent deze uitgavenstij
ging geenszins een gelijke drukverzwaring,
want ook het volksinkomen is in dezelfde
periode toegenomen, zij het niet in dezelfde
mate als de uitgaven.
Het staat wel vast, dat in bovengemeld
tijdvak het uitgavenpeil sterker is gestegen
dan het volksinkomen. Vooral indien men
in aanmerking neemt, dat de uitgavenstij
ging in de jaren na 1920 geenszins in een
verminderd tempo is voortgegaan (volgens
de nog niet statistisoh bewerkte rijksreke
ning over 192Q bedroeg in dat jaar het to
taal der gewone uitgaven 598.252.079, dit
is 25 millioen hooger dan het jaar te
voren).
Het behoeft dan ook geen verwondering
te wekken, dat opvolgende ministers va<n
Financiën telkenjare bij de indiening van
de begrooting hebben gewaarschuwd tegen
de voortgaande verzwaring van den belas
tingdruk, als gevolg van het steeds stijgen
de uitgavenpeil, welke verzwaring een toe
nemende bedreiging van de volkswelvaart
vormt. 6
Thans is in de regelmatige stijging van
het volksinkomen een keerpunt gekomen.
In een der hoofdstukken van haar rapport
heeft de commissie een uiteraard globale
schatting gemaakt van de daling van het
belastbaar inkomen in de naaste toekomst.
Of die daling 30 pet. of 50 pet. zal bedra
gen, kan op dit oogenblik niemand met
©enige zekerheid zeggen, maar een daling
•met 30 pet. ligt toch wel aan den optimis-
tisohen kant. De consequentie daarvan is
dan echter, dat, nu reed® in de voorafgaan
de jaren het uitgaven^accres, in verhouding
tot de toeneming va.n de draagkracht, te
groot is geweest, een vermindering van die
draagkracht met een derde gedeelte zeker
een gelijke vermindering van het uitgaven
peil met zich zal moeten brengen, dat wil
zeggen een verlaging der gewone uitgaven
met pl.m. 200 inplaats van met 100 mil
lioen.
In dit licht bezien acht de Commissie de
mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat de
thans door haar voorgedragen besparings
voorstellen nog slechts een eerste schrede
zullen vormen op den moeilijken weg der
budgetverlaging, die spoedig door een twee
den stap van niet minder verre strekking
gevolgd zal moeten worden.
Met meer vertrouwen moge zij de spoe
dige invoering van de in dit rapport ont
wikkelde besparingsvoorstellen dringend
aanbevelen; hoe eerder daartoe wordt be
sloten, hoe grooter de kaïns is dat verdere
stappen zullen kunnen worden vermeden.
De gemeente-uitgaven.
Wat de gemeente-uitgaven betreft, komt
de commissie tot de slotsom, dat veilig kan
.worden aangenomen, dat de gewone uitga
ven der gemeenten in 1931 niet ver beneden
d© 70U millioen zullen blijven, d.w.z. se
dert 1928 met ongeveer 100 millioen zijn
gestegen en thans ver boven die van het
Rijk uitgaan. Een dergelijke geweldige stij
ging trekt te meer de aandacht, indien men
mede in aanmerking neemt, dat de Rijksuit
gaven zich sedert 1924 om het bedrag van
600 millioen 's jaars zijn blijven bewegen
en geen noemenswaardige stijging hebben
vertoond.
Vele gemeenten zullen indien zij werke
lijk de gemeentelijke autonomie van den
rand van den afgrond willen redden, zeer
diep en veel dieper dan het Rijk het mes
in haar gewone uitgaven moeten zetten en
het gemeentelijk budget moeten terugbren
gen tot een peil, dat zich aan de sterk ge
daalde draagkracht zal aanpassen. De te
genstelling met de door het Rijk gevolgde
behoedzame financieele politiek moet thans
tot uiting komen in een veel straffere inper
king van de uitgaven dan bij het Rijk noo-
dig zal zijn.
De salaris-korting.
Bij de vaststelling van het bedrag dier
korting zou het, naar het inzicht der com
missie, aanbeveling verdienen in tweeërlei
opzicht af te wijken van het stelsel, dat
door de regeering is gevolgd bij de thans
geldende regeling inzake de salarisverla
ging.
In de eerste plaats ware eenige bijzon
dere differentiatie ten voordeele van de La
gere loonen en salarissen na te laten. De
ontwikkeling der indexcijfers wijst zeer
sterk in de richting van verlaging van de
kosten der eerste levensbehoeften, welke
juist van de lagere loonen en salarissen
een belangrijk percentage uitmaken. Inzon
derheid voor de lagere loonen en salaris
sen geeft dus de verlaging van het index
cijfer steun aan de verlaging dier loonen
In de tweede plaats meent de commis
sie te moeten aanbevelen een sterkere de-
gressie van de korting ten bate van de ge
huwden en kostwinners. Zonder te willen
treden in eene bespreking van de vraag
stukken loon naar arbeid of loon naar be
hoefte, meent zij, dat een sterkere degressie
ten bate van de gehuwden en kostwinners,
dan in de thans geldende kortingsregeling
is vervat, redelijk is te achten en door de
publieke opinie ook als zoodanig zal worden
erkend.
In verband met een en ander is de com
missie van meening, dat het noodzakelijk
zal zijn een nieuwe regeling in te voeren in
zake de korting op de salarissen en loonen,
die naar haar oordeel, voor de ongehuwden
zal worden gesteld op 13 pet., di. dus resp.
10 en 5 pet. hooger dan de thans, gemid
deld genomen, toegepaste korting. Eene
grootere verhooging van de korting voor
de ongehuwde ware, zoolang de financieele
toestand die niet gebiedend noodzakelijk
maakt, niet toelaatbaar; ©ene passende de-
gressie ten bate van de gehuwden kan ze
ker niet minder bedragen dan 5 pet.
In verband met de door ons aangenomen
noodzakelijkheid van ©ene algemeen blij
vend© verlaging van het niveau der Rijksuit
gaven, meent de commissie dat deze salaris
verlaging geen tijdelijk karakter zal dra
gen. Het ware o.i. een onjuiste politiek bij
de Landsdienaren de gedachte te wekken
alsof deze korting tijdelijk zou zijn; zij kan
naar onze stellige overtuiging in afzien-
baren tijd niet vervallen en zal dus dadelijk
na invoering als permanent moeten worden
aanvaard.
De salarieering van het reli
gieus onderwijspersoneel.
Een talrijke groep onderwijzend perso
neel heeft vrijwillig afstand gedaan van
vele behoeften en zijn salaris is dus aller
minst in overeenstemming met de kosten
van hun levensonderhoud. Wat collectief
bij den standplaatsaftrek en individueel bij
den ongehuwdenaftrek als rechtsgrond
wordt aanvaard, beihoort niet buiten wer
king te blijven bij deze groote groep, die
ten aanzien van de behoeften in een andere
verhouding verkeert dan ambtenaren, die
in gezinsverband of alleenwonend leven.
De commissie, die er zich van bewust is,
dat hier onwillekeurig een gevoelige piek
in de onderwijspolitiek wordt aangeraakt,
heeft de overtuiging, dat met haar voorstel
geen schade wordt toegebracht aan het
fondament der gelijkstelling van openbaar
en bijzonder onderwij®, doch dat het te-
gedeel daarvan het gevolg is, daar een
einde zal komen aan de inconsequentie,
dat voor een bepaalde, omvangrijke groep
van overeenkomstig de regels van het Be
zoldigingsbesluit voor ambtenaren en ge
salarieerd onderwijzend personeel het be
hoefte-element bij de regeling der bezol
diging buiten beschouwing wordt gelaten.
De voorzitter der commissie heeft zich
met dit voorstel niet kunnen vereenigen,
daar z.i. de rechtsgrond ontbreekt om ten
aanzien van de rechten van het hier be
doeld personeel op salaris rekening te hou
den met een bijzonder behoefte-criterium,
dat niet voor allen gelijkelijk en in dezelfde
mate geldt. In de vrijwillige beperking van
behoeften kan z.i. die rechtsgrond niet zijn
gelegen; zou men die als zoodanig willen
aanvaarden, dan komt men, gelijk wel geen
betoog zal behoeven, in de practijk uiter
aard gansch anders te staan, indien eene
regeling zou worden getroffen, welke al het
uit 's Lands kas bezoldigd personeel, dat in
gestichten of inrichtingen in gemeenschap
leeft, wegens goedkooper levenswijze en
goedkooper levensonderhoud aan een bij
zondere korting onderwerpt.
De bezuiniging bij onze
weermacht.
Bij de bespreking van de bezuiniging op
het departement van Defensie zegt de com
missie
Bestudeering van de begrooting van De
fensie heeft on® de overtuiging geschonken,
dat met behoud van de thans bestaande
organisatie geen mogelijkheden tot bezui
niging op belangrijke schaal meer aanwezig
zijn, indien men een weermacht wil behou
den, welke dien naam waardig is, die in
staat is onze zelfstandigheid te doen eer
biedigen, onze rechten te handhaven in de
uitgestrekte en kostbare overzeesche gewes
ten en te voldoen aan onze verplichtingen
als lid- van den Volkenbond om naar ver
mogen onze verplichtingen als zoodanig na
te komen.
De commissie heeft de overtuiging, dat
bij de huidige organisatie de grens van het
toelaatbare is bereikt en dat zelfs reeds
maatregelen tot bezuiniging zijn genomen,
welke niet zonder bedenking zijn voor het
behoud van de innerlijke kracht onzer weer
macht.
Zal de Regeering het aan
vaarden?
Naar het „Handelsblad" verneemt, wordt
in de hoogste ambtelijke kringen te 's-Gra-
venhage aangenomen, dat de regeering het
rapport-Weiter aanvaarden zal, omdat
geen andere weg voor drastische bezuini
ging mogelijk is gebleken.
Een opdracht om de wetsontwerpen sa
men te stellen, welke het gevolg zijn van
het aanvaarden van de voornaamste voor
stellen der commissie, is echter nog niet of
ficieel verstrekt. Alleen bij het opmaken
van de rijksbegrooting wordt met de voor
stellen reeds rekening gehouden.
Onder deze omstandigheden krijgt de pu
blicatie van het rapport dus meer alge-
meene beteekenis.
DE EERSTE PERSSTEMMEN OVER
HET RAPPORT.
De Residentiebode wijdt een lan
ge beschouwing aan het rapport, waarin zij
ernstige bezwaren tegen de voornaamste
maatregelen, die de commissie voorstelt, te
berde brengt. Het blad besluit:
„Hier is een harde gevoellooze economie
aan het woord, waarin we niets terugvin
den van de Christelijke eischen van recht
vaardigheid en maatschappelijke orde. Het
gemeenschapsleven, 'het algemeen welzijn is
•hier absoluut ondergeschikt gemaakt aan
©en eenzijdig staatsbelang.
„En het wil ons dan ook voorkomen, dat
deze bezuinigingspolitiek, althans voor de
Kath. Kamerfractie, heel weinig bekoring
moet hebben.
Wreekt zich in dit rapport ook niet de
wel zeer eenzijdige samenstelling van de
Bezuinigingsoommissie, waar de liberale
oeconomie, bijna uitsluitend aan het woord
was en het Christelijk sociaal beginsel, dat
toch een zoo belangrijk woord in het cri
sisherstel moet meespreken, zoo goed als
niet werd gehoord?
In dit opzicht 'heeft deze regeering thans
geoogst wat ze gezaaid heeft.
Wij weten natuurlijk nog niet in hoever
re de regeering de voorstellen in dit rap
port tot de hare gemaakt heeft. Maar wan
neer we lezen hoe daar op de departemen
ten de 12 pet. afvloeiing reeds in vollen
gang is, dan vreezen wij het ergste!
„Maar wij zouden toch niet gaarne zien,
dat de Kath. Kamerfractie, onder welke
pressie of dwang dan ook, voor dergelijke
bezuinigingen, de verantwoordelijkheid ging
dragen.
„Al gaan wij er volkomen accoord mee,
dat de Kath. Staatspartij in deze ernstige
tijden, de geweldige moeilijkheden der re-
geeringsverantwoordelijkheid aanvaardend
ook meewerkt om zeer onaangename en
pijnlijk treffende maatregelen te sanctio-
neeren, omdat de harde noodzaak dit tot
plicht maakt.
„Maar in dit rapport wordt oi. meer
gevraagd, dan door de Kath. Staatspartij,
ook krachtens haar sociale beginselen zelfs
in deze tijden kan en mag gegeven worden.
De T ij d heeft eveneens bezwaren
„Er zal de komende weken en maanden
nog heel wat over het rapport-Weiter te
doen zijn. Met name bij de behandeling der
staatsbegrooting in de Kamer zal er een
groot parlementair gerucht over opgaan.
Of de voorgestelde maatregelen in alle bij
zonderheden goed zijn gekozen, betwijfelen
wij ten aanzien van sommige voorloopig
zeer ernstig. Op het eerste gezicht maakt 't
geheele rapport sterk den indruk door een
liberalen geest te zijn aangeblazen.
„Intusschen zijn de voorgestelde maatre
gelen nog niet door de regeering overgeno
men. De vrije discuissie zal er nog heel wat
uitziften. Ongetwijfeld werkt het rapport-
Wel ter intusschen als een ijsbreker in de
openbare meening, die moet wennen aan
de regeeringsmaatregelen, welke onvermij
delijk zijn.
Het Vaderland schrijft: Men leze
het geheel, om den respectabelen arbeid
der oommissie, die overigens heel wat stof
zal doen opwarrelen, te overzien. En men
leze vooral wat zij over den algemeenen
eoonomisohen toestand zegt, omdat hier de
rechtvaardiging wordt gegeven van haar
diep ingrijpende voorstellen. De toestand
wordt er zonder overdrijving in afgeschil
derd, en duidelijk wordt uiteengezet, welk
belang ieder burger heeft bij de algemeene
verlaging van den levensstandaard, die den
meesten onzer al lang is opgelegd, en die
nu voor andere categorieën dreigt. We ver-
keeren in een voor ons nationaal bestaan
beslissende periode. Wie dat met de com
missie beseft, zal haar voorstellen in rede
lijkheid willen onderzoeken.
BINNENLAND
MISBRUIK BIJ LANDBOUW-
VERLOVEN.
Vervolging wordt ingesteld.
Op de vragen van den heer Loerakker,
betreffende het nemen van maatregelen
tegen het in verschillende plaatsen oa.
te Standdaardbuiten op ruime schaal ver-
leenen van landbouwverloven in strijd met
art. 14, sub 3o, van de Leerplichtwet, ant
woordde de minister van Onderwijs, K.
en W.:
Wat de3 algemeene strekking van de
vraag betreft, zou beantwoording een on
derzoek noodig maken over het geheele
land; ten aanzien van de gemeente Stand-
daarbuiten kan ze worden beantwoord als
Dit nummer bestaat uit drie bladen
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
De invloed van de overeenkomst te
Lausanne op het herstel van normale toe
standen. (Ie blad).
Stakingsonlusten in België. (2e blad).
Turkije treedt toe tot den Volkenbond.
(2e blad).
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
De intern, tenniskampioenschappen te
Noordwijk geëindigd.
De nationale politie-zwemkampioen-
schappen in de Zijl gehouden.
Twee Ned. Zwemrecords te Rotterdam
gevestigd.
De sportdag van U. D. 0. te Oegstgeest
vlogt: in 1932 zijn in de gemeente Stand-
daarbuiten 40 vergunningen verleend, als
bedoeld in artikel 13, eerste lid der Leer
plichtwet, en wel: 26 gedurende 6 dagen,
3 gedurende 7 dagen en 11 gedurende 10
dagen. Geen enkele van deze vergunningen
is gegeven in strijd met de bepaling van
artikel 14, onder 3o., dier wet, aangezien
door alle aansprakelijke personen, die om
vergunning vroegen, bij de aanvrage is ver
klaard, dat de daarbij betrokken kinderen
geen werkzaamheden zouden verrichten in
loondienst.
Intusschen is bij nader onderzoek geble
ken, dat gedurende den tijd, waarvoor de
vergunning werd verleend, in loondienst
bieten zijn gedund door 1 leerling gedurende
1 dag; door 2 leerlingen gedurende 2 da
gen; door 1 leerling gedurende 4 dagen;
door 12 leerlingen gedurende 6 dagen; door
3 leerlingen respectievelijk gedurende 9, 10
en 10 dagen.
Aangezien het misbruik, dat in strijd met
de wet van de vergunningen wordt ge
maakt, niet steeds tor kennis wordt ge
bracht van het Rijksschooltoezicht, zullen
feiten, als zich in Standdaarbuiten hebben
voorgedaan, niet altijd voorkomen kunnen
worden.
De minister heeft den inspecteur van het
L. O., in wiens inspectie de overtredingen
zijn gepleegd, verzocht een vervolging in
te stellen tegen de daarbij betrokken aan
sprakelijke personen.
DE OMGANG TE DEN BOSCH. Te 's-Hertogenbosch is Zonda,
de groote jaarlijksöhe Ommegang van de Zoete Lieve Vrouw gehou
den. Voor het eerst sinds 300 jaar werd het wonderbeeld in de Pro
cessie medegevoerd, waarvan hierboven een unieke foto. Achter het
beeld, Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van 's-Hertogenbosoh.