GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
INSDAG 5 JULI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
Maatsch. Hulpbetoon opnieuw op tafel. Wet
houder Romijn verdedigt de aangevallen commissie.
Een voorstel tot onderzoek naar de werkwijze
van M. H. Een vuilnisdebat in de avondzitting.
Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmet-
tingsdienst zal worden doorgevoerd. Geen bad
huis in Tuinstadwijk zoolang de tijden slecht zijn.
De vergadering wordt hedenavond voortgezet.
Maatsch. Hulpbetoon.
Voortzetting van de behandeling
de missive van de Gemeentelijke
voor Maatschappelijk ïïulpbe-
naar aanleiding van de beschuldigin-
door Mevr. Braggaar—de Does aan
adres dier Commissie geuit in do
waarin de begrooting
1932 werd behandeld.
Onderzoek naar de feiten.
s heer v. Eek zegt, dat het geen ge-
is, dat meerdere sprekers der S.
P. over hetzelfde onderwerp spre-
e v o o r z.Op deze regel zijn nogal
uitzonderingen den laatsten tijd (Ge-
e heer v. Eek: Voor belangrijke za-
niaken wij een uitzondering. Heb
van M. H. noemt spr. een buitenge-
n grof stuk. Men zegt, dat de wethou-
zelf dit stuk geschreven heeft. Wan-
dit zoo is, zou het boetekleed hem
ontsieren. In tegensteling met den
Wilmer, meent spr., dat mevr. Brag-
geen blaam treft. Niettegenstaande
ijver in M. H. bleven de soc. leden
M. H. hoogst onvoldaan en bij bespre-
van dit punt in de fractie heeft de
tie gemeend, dat de eenige uitweg
de zaak publiek te maken. De raad
dat met grooten weerzin ontvangen
wat bleef er anders over dan aan te
op een commissie van onderzoek.
commissie kan oordeelen over de
,rheid der feiten, maar zich ook uit-
;ken over de waardeering daarvan.
de waarheid wordt vastgesteld is niet
eenige doel, voornamer is, dat er dan
wat veranderd wordt. En hieromtrent
spr. eenige vrees. Desniettemin
dhaaft spr. het soc. voorstel tot de in-
Üng van een comm. van onderzoek.
i7ij lijden allen onder de hardvochtig-
van het kapitalisme, maar wij zien in,
het kapitalisme nog wel eenigen tijd
bestaan en daarom streven wij naar
wegwerken van de grofste onbillijkhe-
Het geld kan nooit beter besteed
dan door het can te wenden voor
behoud van het menschwaardig be-
van medeburgers. Deels uit onwe-
dheid, deels uit onkunde handhaven de
van M. H. de schraalste ondersteu
gen. M. H. heeft aangetoond, dat het
onge-schik is, om in dezen tijd de
steun te verleenen. Het gaat
niet meer om maatschappelijke
ipbreukelingen, doch ook om valiede
arbeiders. Wanneer op de ka-
uitkeeringen, door drang van boven,
l meer bezuingd wordt, zal spr's frac-
zich daartegen ten scherpste verzet-
Spr. dringt aan op een commissie van
naar de feiten, door mevr.
aggaar genoemd. Wanneer die feiten
ar blijken, blijkt daaruit de onkunde
de personen, die ziting hebben in M.
Het onderzoek, naar de werkwijze, zoo-
de heer Wilmer wenscht, duurt te
ig-
heer Wilmer: Uw voorstel duurt
lang.
De heer v. Eek: Neen, want het gaat om
ncrete feiten en dan komt er tenminste
in.
Spr. dient dan ook een lange motie in,
ilke hierop neer komt, dat besloten
worden een r a a d s-commissie van
in te stellen en waarbij ten
-eede de raad zijn teleurstelling uit-
over de houding van M. H.
Volkomen begrijpelijke
verontwaardiging.
De heer Bosman vraagt zich af, welk
it het heeft, al de genoemde feiten in
;n raad te brengen. Men dwaalt van de
af. Het is verkeerd, iemand
beschuldigen en meteen een commissie
in onderzoek te eischen. Eerst moet de
eschuldigde zich kunnen uitspreken,
Braggaar heeft M. H. daartoe niet
de gelegenheid gesteld. Het is dan ook
oogst begrijpelijk, dat M. H. fel van zich
fbijt. Mien moet niet ieder woprd wegen.
uit het adres spreekt, is de veront
over de aanval van haar. medc-
d. Spr. verklaart zich tegen een onder-
oek naar de feiten. Wel acht spr. het
dat de werkwijze van M. H.
erbetering behoeft en daarom steunt hij
iet voorstel-Wilmer c.s.
Verschillend standpunt.
De heer Wilbrink meent, dat de S.
A. P. het den raad heel wat gemakke-
ijker had gemaakt, om tot samenwerking
e geraken, wanneer de fractie mevr. Brag-
geen wenk had gegeven, om uit de
van M. H. te blijven. Mevr.
was mans genoeg om zich daar
:e verdedigen. Van medewerking is van de
der S. D. A. P. niets gebleken. Dat is
want het is begrijpelijk, dat er
aan de werkwijze van M. H. in den loop
der jaren, wel wat verouderd is en dat er
gemaakt worden. Spr. kan nu niet
gaan met het voorstel om z'n te
leurstelling over de werkwijze van M, H.
uit te spreken.
Er worden zeker fouten gemaakt, maar
dat is niet de schuld van M. H. Het stand
punt van de S. D. A. P. is heel gemakkelijk.
De werkloozen zijn slachto'ffers van het
kapitalisme, derhalve moeten zij geholpen
worden. M. H. moet evenwel rekening
houden met de persoonlijke omstandighe
den. Spr. vindt het niet reëel van de S. D.
A. P. dat zij geen rekening houdt met het
afwijkend standpunt van de „burgerlijke"
léden van M. H. De bewoordingen van het
adres van M. H. zijn niet"gelukkig, maar
de verontwaardiging, die er uit spreekt,
is begrijpelijk. Spr. ziet dan ook geen
reden voor den raad om een veroordeelend
vonnis uit te spreken, noch om een onder
zoek in te stellen aar de concrete feiten.
Wel acht ook spr. een ondezoek naar de
werkwijze gewenscht. Spr. weet, dat in M.
H. het verstand een groot woord moet mee
spreken, doch aan den anderen kant mag
het sociaal gevoel niet het zwijgen opge
legd worden, Een eventueele commissie
zal dan eveneens moeten onderzoeken hoe
de rapporten worden opgesteld en hoe de
werkwijze der ambtenaren is.
De heer Kuipers heeft eveneens wel
eens gelegenheid gehad om kennis te ma
ken met de werkwijze van M. H. Hij
noemt daarvan een voorbeeld.
Wethouder Romijn ontkent
bezuinigings-tendenzen,
'Wethouder Komijn zet voorop, dat de
Kaad toezicht uitoefent op M. H., zoodat
de raad recht heeft om te weten wat er
voorvalt, vooral met het oog op de tijds
omstandigheden.
Men veronderstelt, dat M. H. zich laat
leiden door eischen van bezuiniging. Spr.
ontkent, dat ten stelligste. Bij vaste nor
men, zou het mogelijk zijn tot bezuiniging
te komen. Maar hier wordt niet met vaste
normen gewerkt, hier wordt elk geval indi
vidueel bekeken. En bij de behandeling van
ieder geval afzonderlijk, is nimmor op be
zuiniging aangedrongen. Wie -reeds vroe
ger een uitkeering genoot, heeft geen ver
mindering gekregen, en wanneer dat wel
het geval is, geschiedde dit niet om finan-
cieele redenen.
Veel critiek is uitgebracht op de toon
van het adres van M. H. Deze toon is in
derdaad forsch en spr. begrijpt de veront
waardiging.
Men moet niet vergeten, dat de raad
op personlijke aanvallen anders reageert
dan een commissie zooais M, H. Een raads
lid laat. dergelijk'.; dingen nogal eens
langs zijn koude kleeren afglijden. Maar in
M,- H. zitten geen politici.
De heer Knutt_e': Toch is er de klas
se-strijd.
Wethouder Komijn: Pardon, dat
maakt u er van. De commissie was terecht
verontwaardigd. Spr. maakt een -ergelij-
king en vraagt hoe de raad zou reagee-
ren, waarna bijv. de heer Bosman of v. Eek
allerlei beschuldigingen zouden uiten in de
vergadering van Prov. Staten (waarvan zij
lid zijn) aan het adres van den Leidschen
Kaad. Zou de Raa-d dan ook niet deze
heeren vragen om zich te verantworden in
een speciale raadsvergadering? En hoe
groot zou de verontwaardiging zijn, wan
neer de heeren zich daaraan zouden ont
trekken.
Van de beschuldigngen van mevr. Brag
gaar is niets overgebleven. (Rumoer).
Een van de beschuldigingen was: men
wordt met de hongerzweep naar de werk
inrichting gebracht. Dat is juist, maar niet
de beschuldiging dat men tegen zijn wil
naar een- gesticht van ouden van dagen
wordt gedreven.
M. H. zou eigenmachtig van de dokters
attesten afwijken. Misschien is het voorge
komen, dat iemand niet kreeg, wat hij
noodig had, dat was de schuld van een tech
nische fout, maar niet van M. H. zelf. Die
beschuldiging is volkomen onjuist.
Het adres van M. H. heeft mevr. Brag
gaar beschuldigd van partij-propaganda.
Spr. handhaaft die beschuldiging. Ieder
college maakt fouten, ook M. H., maar wan
neer er fouten gemaakt worden, dan be
hoort mevr. Braggaar die dingen in de ver
gadering van M. H. zelf te brengen. En
wanneer zij dat weigert op advies van dc
fractie, dan zit daaraan een politieke
kant, een propagandistische tendenz.
Wij weten nu nog niet, om welke geval
len het gaat! Waarom dringt men nu zoo
zeer aan op een comm. van onderzoek?
Aan deze oude gevallen is toch niets meer
te doen, want alle 6 weken komen de ge
vallen opnieuw voor.
Spr. erkent het volkomen, dat er fou
ten gemaakt worden, maar dan moet men
op die fouten wijzen in M. H. zelf.
Het is onjuist, wat de heer Vallentgoed
zegt, dat alleen de twee socialistische le-
den de toevlucht zijn van de afgewezenen.
Er zijn allerlei instanties, waarop men zich
beroepen kan.
De heer Vallentgoed: Men maakt
van die instanties geen gebruik.
Dc werkwijze moet veranderd
worden.
Wethouder R o m ij nMevr. Braggaar
verwijst de menschen dikwijls naar mij en
dat is heel juist. De commissie beslist en
eventueel herziet de commissie haar oor
deel. Inderdaad komt het voor, dat het
aantal aanvragen zóó groot is, dat op be
korting der vergaderingen wordt aange
drongen. De aanvragen zijn zóó talrijk, dat
het zóó niet langer gaat. De werkwijze
moet veranderd worden en binnenkort zijn
van spr. voorstellen in dien geest te ver
wachten.
In het voorstel van den heer Wilmer c.s.
ziet spr. een waardeerjng voor M. H. Te
gen een dergelijke motie heeft spr. geen
bezwaar.
De heer Groene veld: Wat een suc
ces. Dat is van te voren klaar gemaakt.
De heer Wilmer: Zoo de waard is,
vertrouwt hij zijn gasten.
Wethouder R o m ij n: Wanneer men
vaste normen vaststelt, wordt de zaak zeer
eenvoudig. Dan heeft men slechts ambte
naren noodig en geen comm. van H. om
deze normen toe te passen, Spr. gelooft
echter niet, dat het. maken van nonnen
hier mogelijk is. Neem bijv. de groep ver
laten vrouwen, die men niet vergelijken
kan met de werklooze vrouwen. De cate
gorie ouden van dagen kan men niet ver
gelijken met jonge werkloozen. Er zijn
gedegenereerden, er zijn kooplieden, afge-
voerden van den Dienst voor Sociale Za
ken, georganiseerden en ongeorganiseer
den. Al deze categorieën moeten onder
scheiden worden. Die zijn niet te dwingen
in vaste normen. In dien geest moet de op
lossing niet gezocht worden.
De heer Vallentgoed vindt de persooils-
keuze niet goed. Spr. verzekert, dat het
juist herhaaldelijk voor komt, dat de le
den van M. H. de steunvragers persoonlijk
kennen. Wat wil men meer?
De kwestie der kooplieden is zeer las
tig. Ieder jaar worden deze menschen af
gevoerd, dit jaar is daarover geaarzeld,
maar men heeft ten slotte gemeend, dat
zij in staat waren zichzelf te redden, on
danks de moeilijkheden. Daar komt nog
bij, dat er verschillende bij zijn, die zich
geheel op de aanvaarding van steun- heb
ben ingesteld.
Wanneer er fouten worden gemaakt,
stelt M. H. zeer veel prijs op nadere in
lichtingen.
Spr. constateert met genoegen, dat
mevr. Braggaar eenige van haar uitdruk
kingen heeft teruggenomen.
Hij wil aannemen, dat mevr. Braggaar
te goeder trouw is geweest. Zij heeft ech
ter teveel gegeneraliseerd. De menschen
die in M. H. zitting hebben, streven met
hun beste krachten en onder opoffering
van veel tijd naar heb beste resultaat en
naar de beste behandeling der aanvra
gen.
Spr. ziet geen reden voor aanneming
van het voorstel-v. Eek, noch voor het
eerste noch voor het tweede deel.
Een onjuiste manier
van doen.
De v o o r z. gelooft, dat uit de bespre
king wellicht iets goeds geboren kan wor
den. Indien het de bedoeling van mevr.
Braggaar geweest is, er op te wijzen, dat
de werkwijze van M. H. niet zoo is, als zij
wenscht, dan heeft zij een zeer onge-
wenschten weg gekozen.
Spr. heeft geen enkele bedoeling gehad
om mevr. Bragaar te grieven. Wat zij ge
zegd heeft, maakte op spr. den indruk, dat
zij het voorstelt alsof liet daar in M. H. een
janboel was. Spr, had daartegenover het
recht om de comm. door den raad zelf ge
kozen, in bescherming te nemen. De com
missie werd in een verkeerd daglicht ge
steld en dat noemde spïy een verdachtma
king.
Het is inmiddels bij half 6 geworden en
daar het einde dezer discussie nog niet in
't zicht is, wordt de vergadering verdaagd
tot 's avondp 8 uur.
AVONDVERGADERING,
'Wegens de urgentie wordt thans eerst
overgegaan tot de behandeling van punt 3.
Een dure vuil-kwestie.
3o. Voorstel in zake de reorganisatie
van den Gemeentelijken Reinigings- en
Ontsmettinesdienst.
De heer Coster wil een soort drie
jaren-plan invoeren, wegens de hooge on
kosten voor de gemeente.
De heer Wilbrink herinnert aan een
artikel in een der plaatselijke bladen, als
zou er een conflict bestaan busschen spr. en
den wethouder van fabricage. Er bestaat
echter geen principieel verschil tusschen
hen. Op zuiver zakelijke kwesties loopen de
mceningen nog wel eens uiteen, zoo ook nu.
Ondanks alle waardeering voor het rapport
van den directeur van den Reinigingsdienst
kan spr. toch niet met de voorstellen mee
gaan en wel omwille van de moeilijke finan-
cieele omstandigheden. Voorziening in de
sociale behoeften moet voorgaan. Worden
de tijden beter, dan hoopt spr. dat B. en W.
weer met dezelfde voorstellen zullen komen.
De heer Groeneveld herinnert aan
zijn voorstel, om een centrale garage te
stichten, dat nog altijd hangende is. En nu
stellen B. en W. voor, een groote garage te
stichten voor één bedrijf. Is dat een ant
woord op spr.'s voorstel?
De heer Kooistra kan zich met de
voorstellen wel vereenigen, ondanks de
hooge kosten. Ons systeem is verouderd en
komt ons altijd op onkosten, welke niet on
belangrijk zijn. Bovendien is de ontsmet-
tingsdienst zóó beneden peil, dat deze
noodzakelijk gereorganiseerd moet worden.
Spr. vraagt, wat er bjj aanneming van het
voorstel geschieden zal met het tegenwoor
dige personeel.
De heer de Reede prijst het reorgani
satie-plan van den nieuwen directeur. Han
gende dit plan is het materiaal zoo weinig
mogelijk aangevuld en hersteld, zoodat de
gemeente ook zonder reorganisatie kosten
zal moeten maken. En spr. gelooft, dat de
duurste weg straks dc goedkoopste zal blij
ken.
De heer Bosman sluit zich bij den heer
dc Reede aan in waardeering voor het rap
port, maar spr. kan de zaken zoo moeilijk
beoordeclcn. De uitgaven zijn toch wel wat
bezwaarlijk.
De heer Wilmer is huiverig om voor
dit voorstel te stemmen, omdat er in de
naaste toekomst toch al zoo'n groote aan
drang op de gemeentelijke schatkist zal
moeten worden uitgeoefend. Spr. merkt
hierbij op, dat het voornaamste omtrent
deze zaak in het rapport staat en slechts
zeer weinig daarvan is opgenomen in het
praeadvics van B. efi W., hetgeen spr.
jammer vindt, omdat het publiek aldus bui
ten de kwestie blijft.
De heer M a n d e r s heeft als grootst©
bezwaar tegen deze reorganisatie, dat de
werkloosheid er niet mee gebaat is. Vooral
in dezen tijd is dat een groot bezwaar. Kan
dit plan niet over 3 jaar worden verdeeld?
Volgens den directeur is dat niet mogelijk.
De heer Bergers kan nog niet inzien,
dat de vuilnisophaling in de binnenstad
beter zal gaan met auto's dan met paar-
denwagens. Het plan van den directeur is
heel mooi, maar wij moeten oppassen dat
het niet te duur wordt.
De heer Beekenkamp verklaart zich
vóór de reorganisatie. Met heb oog op den
ontsmettingsdienst is een dric-jaren-plan
onuitvoerbaar.
De heer Vos vreest, dat er nog meer be
zuinigd zal worden op het onderwijs, als dit
•hooge bedrag zal worden goedgekeurd.
De heer Knuttel vraagt zich af, of
nu de uitgaven door de reorgani«atie,zullen
stijgen, op de personeelsuitgaven zal moe
ten worden bezuinigd. Een lichtpunt is de
reorganisatie van den ontsmettingsdienst.
Een noodtoestand.
Wethouder Splinter wil de zaak split
sen. Vooreerst is reorganisatie noodig zelfs
in deze tijden? Spr. antwoordt: ja, want de
dienst verkeert in een noodtoestand en is
totaal verouderd. De stad heeft zich uitge
breid en de eischen zoowel van hygiene als
anderszins zijn enorm verhoogd. Hoe moei
lijk de tijden ook zijn, toch kan het zóó niet
langer blijven.
De tweede vraag is: welk systeem moet
worden toegepast? Er zijn 3 systemen n.l.
paardentractie, gemengde tractie en auto-
tractie. Gaan wij door met paardentractie
dan komen wij nog op een uitgave van rond
f 43.000. Wij zouden bovendien een nieuwe
paardenstal moeten bouwen, kosten rond
f 50.000, Totaal dus ongeveer f 90 000. Gaan
wij een nieuw gebouw oprichten voor onzen
ontsmettingsdienst dan komt het nog duur
der. De jaarlijksche kosten van paarden
tractie bedragen f 67.000. Bij gemende trac
tie berekent spr. de uitgaven op f 111.000.
Zoodoende is autotractie nog het meest
economische; de jaarlijksche exploitatie
bedraagt dan f 65.000 en is veel practiseber.
•De kwestie van de auto-centrale is wel de-
gelijk onder de oogen gezien, doch een cen
trale is voor dezen dienst onmogelijk. Per
soneel zal bij deze reorganisatie niet wor
den ontslagen. Een drie-jarcn-plan is ge
heel onmogelijk. Wel zal de kwestie vanzelf
over twee jaren verdeeld worden, omdat er
twee diensten zijn n.l. reiniging en ontsmet
ting.
Bij zijn repliek doet dc heer Wilbrink
een plan aan de hand om de reorganisatie
van den reinigingsdienst geleidelijk te doen
geschieden. Z.i. is met eenigen goeden wil
daarvoor een weg te vinden. Hij dient in
dien geest een motie in
De heer Groeneveld dient een voor
stel in, om een centrale garage te stichten.
De heer Huurman vraagt, of er kans
bestaat dat de eerste 5 jaren geen nieuwe
kosten voor dezen dienst zuil envoorkomen?
De heer V e r w c ij gelooft, dat er aan
reorganisatie niet te ontkomen valt. Het
kost in ieder geval geld, laten wij dan ook
maar gebruik maken van de vooruitgang
der techniek.
De heer Knuttel vraagt of het verant
woord is, een dergelijk bedrag voor spoedig
versleten a-uto-materiaal uit leoning te vin
den.
De heer Bergers gaat met het voor
stel mee, omdat het weinig verschil in uit
gaven maakt.
De heer de 'R'eede ziet de financieelc
bezwaren niet zoo donker in.
De liber M a n d e r s steunt het voorstel-
Wilbnnk.
Wethouder Splinter meent, dat de
heer Wilbrink wel heel luchtig over de zaak
heenloopt. Wanneer wij auto's aanschaffen,
moeten wij er meieen vier hebben. De
nieuwste auto's zijn niet duur, juist omdat
de tijden zoo slecht zijn.
Het idee van de centrale-garage is niet
dood, want de auto's van dezen dienst zou
de toch niet in een centrale garage kunnen
worden gestald.
Den heer Huurman antwoordt spr. dat
wij in de eerste 10 jaren geen onkosten
meer zullen hebben. De wagens worden af
geschreven in 7 jaren (in Den Haag zelfs
in 10 jaren).
Het voorstcl-G roeneveld wordt
daarna verworpen met 22 tegen 10 stem
men.
Voor: de S D.A P.
Het voorstel van B. en W. wordt daarna
aangenomen mot 25 tegen 7 stemmen.
Tegen de heeren Bosman, Vos. Wilmer,
Manders, Groeneveld, Coster, v. Eeeke,
De motie-W i 1 b r i n k wordt daarna in
getrokken.
Badhuis-interpellatie.
van den heer Koole,
tn een badhuis in Tuin-
5o. Interpellate
in zake den bouw
stadwijk.
De heer Koole vraagt:
Waarom voeren B. en W. het raadsbe
sluit van 1920 tot stichting van dit badhuis
niet uit? Spr. memoreert dc lijdensgeschie
denis van dit plan, welke geschiedenis zich
over verscheidene jaren uitstrekt. Ofschoon
drie commissies zich vóór dit badhuis had
den verklaard, heeft uaarna de comm. van
financiën deze kwestie vastgekoppeld aan
het denkbeeld van een overdekte zwemin
richting. Onder de tegenwoordige tijdsom
standigheden komt er zoodoende heelemaal
niets van. Toch is zoo'n badhuis van over
wegend nut voor de volksgezondheid. Spr.
dienst een motie in, om den bouw van dit
Badhuis urgent te verklaren.
Wethouder R o m ij n antwoordt, dat do
raad in 1920 geen besluit heeft genomen tot
het bouwen van een badhuis. De raad heeft
alleen besloten om subsidie aan het rijk lo
vragen en deze subsidie is geweigerd. Toch
is de bouw van een dergelijk badhuis meer
malen zeer nabij geweest en alleen een sa
menloop van omstandigheden heeft deze
zaak zóó vertraagd, dal wij thans in een
tijd gekomen zijn, waarin aan den bouw
van een badhuis niet gedacht kan worden.
Zoo'n kapitaal beschikbaar stellen in dezen
tijd gaat niet.
De heer Manders: Het behoort niet
tot den reinigingsdienst
Wethouder R o m ij n: Dat was noodzake
lijk. Het badhuis is wenschelijk en het plan
Blijft Bestaan tot betere tijden.
Bij zijn repliek meent de heer Koole,
dat het absolunt noodzakelijk is, dat ieder
een zich minstens eens in de week moet
kunnen baden. f)e volksgezondheid mag
niet opgehangen worden aan de economi
sche crisis.
De. heer Kooistra meent, dat de raad
zich wel degelijk heeft uitgesproken vóór
den bouw van dit badhuis. De grond ligt
er nog voor en het badhuis was er allang
geweest, als de financiecle commissie het
badhuis niet had vastgekoppeld aan de
overdekte zweminrichting.
De heer de Roede herinnert eraan,
dat de bezetting van de beide bestaande
•badhuizen nog niet van dien aard was, dat
deze inrichtingen overvuld waren. Het was
de bedoeling van de comm. van financiën
om op gemakkelijke betalingsvoorwaarden
een overdekte zweminrichting te maken,
welke een groot, voordeel voor de geheele
stad zou zijn geweest. Met wat de raad in
1920 besloot of niet heeft spr. niets te ma
ken.
De heer Knuttel begrijpt B. en W.
niet. Aan den eenen kant wordt een reor
ganisatie van den reinigingsdienst noodza
kelijk geoordeeld, en aan den anderen kant
wordt een zoo nuttige instelling voor de
volksgezondheid als een badinrichting af-
gewezen als te duur in dezen tijd. Een uit
stel tot betere tijden is een uitstel tot St.
Juttemis.
Wethouder R o m ij n kan nog altijd da
„noodzakelijkheid'' van zoo'n badhuis niet
inzien. Do heer Kooistra geeft een verkeer
de voorstelling van zaken.
Tijdens de replieken verklaart de heer
v. Rosmalen zich nog tegen den bouw
van dit badhuis in deze tijden.
De motie-K o o 1 e wordt verworpen met
18 tegen 12 stemmen.
Voor: de S.D.A.P. en de heeren Vos en
Knuttel.
Een gratificatie-voorstel,
6o. Voorstel:
a. tot toekenning van een vergoeding
aan den hoofd-administratief ambtenaar
ten kantore van den Gemeente-ontvanger
S. Th. Buys, wegens derving van inkom
sten als provisioneel bewindvoerder over
krankzinnigen, die voor rekening van de
gemeente in gestichten worden ver
pleegd
b. tot beschikbaarstelling van gelden
ten behoeve van de sub a bedoelde ver
goeding.
Dc heer Coster oordeelt deze uitgave,
in dezen tijd, overbodig. De toelage is ver
vallen doordat de werkzaamheden niet
meer bestaan.
De heer v. Eeeke merkt op, dat billijk
heids overwegingen het college zouden moe
ten bewegen, om de inkomsten te laten uit
sterven, door de oude patiënten hem te la
ten behouden en er geen nieuwe bij be voe
gen. Spr. is tegen'het voorstel van B. cn W.,
omdat 't half werk is. Hij zou in dc plaals
van deze ambtenaar deze regeling niet heb
ben aanvaard.
De heer Kuipers is tegen deze scha
deloosstelling.
Wethouder G os li n ga verdedigt heb
voorstel van B. en W. Een schadeloosstel
ling achtten B. en W. zeer billijk in dit ge
val
De heer Groeneveld constateert, dat
het hier een nevenbetrekking geldt; van
een plotselinge loonsverlaging is geen
spraike. Dat de heer Goslinga er voor is, is
spr. verklaarbaar. Deze vervult zelf neven
betrekkingen.
De heer Goslinga interrumpeert, dat
dit hiermede niets te maken heeft.
De heer Bergers meent, dat dit geval
een praccodent schept. Zullen zioh bij de
wijziging van den reinigingsdienst ook niet
dergelijke gevallen voordoen? Toch wil 8pr.
niet te hard zijn. Spr. dient een voorstel
in, om den heer Buys een gratificatie te
verleenen van 500 gld.
De heer Coster is ook tegen dit voor
stel. De wethouder Goslinga wil altijd be
zuinigen; nu niet.
De heer d e R e e d c acht het stelsel van
toelage verkeerd. De heer Buys heeft reeds
lang een bijzonder voorrecht genoten.
Wethouder Goslinga merkt nog op,
dat dit voorstel van B. en W. juist een be
zuiniging is. Er zijn ook andere gevallen
van vergoedingen, die op deze wijze gere
geld zijn geworden
De heer v. Eeeke repliceert cn hand
haaft zijn denkbeeld, om den betrokken
ambtenaar een volledige schadeloosstelling
te geven, door hem zijn bijverdiensten te
laten houden. Spr. stelt voor de bclooning,
die hij geniet, te doen behouden en hem
nieuwe patiënten te onthouden.
Dc motie-v. Eeeke wordt verworpen met
26 tegen 1 stem (die van den voorsteller).
De motie-Bergers wordt verworpen met
24 tegen 3 (die van de heeren Bergers, Wil
mer en Eikerbout).
Het voorstel van B. en W. wordt ver
worpen met 16 tegen 11 stemmen (de wet
houders cn de heeren Vos, Wilmer, v. d.
Reyden, Huurman, Bergers, v. Eeeke cn
Meynen).
Aangenomen worden vervolgens de voor
stellen van B. en W. inzake leges en exp'e-
ditiegeldcn en inzake huur winkelhuis N.
Rijn no. 22.
De Houtweg.
Wethouder Goslinga doet nog eenige
mededeelingen, o. a. dat Ged. Staten be
zwaren hebben, dat een bedrag van
32.000 inzake aanleg Houtweg op de ka-
pitaalsdienst komt; zij wenschen ook dat
bedrag op dc gewone dienst, over vijf jaar
verdeeld. B. en W. voeren nog onderhan
delingen met Ged. Staten om dezen tob
een andere mecning te brengen, doch stel
len voor intusschen met het werk te bo-
giunen. Aldus besloten.