EEN WEEK IN WESTPHALEN. De Zepp voor twee eeuwen terug SPRUTOL DINSDAG 21 JUNI 1932 i li. HET HEEMANNS-DENKMAL BIJ DETMOLD. TWEEDE BLAD PAG. 8 De aard van de Westphalers komt over een met de onze: een ietske aan den stug- gen kant, maar gastvrij en vriendelijk. De Duitschers mogen ons betitelen als Kaas koppen, Westphalen blijft toch het land van de wettig gedeponeerde dikkoppen. Tjonge, wat een dikke hoofden hebben die Roode AardbewonersHet verhaaltje loopt maar als u 't gelezen hebt, wilt u 't toch niet gelooven dat in Sassenhau- sen in de buurt van Berleburg een stier geslacht zou worden. De boer moest de kop van het arme dier vasthouden, terwijl de slager met een bijl kop van nek zou klieven. De slager mepte eenmaal, twee maal, driemaalDe stier bleef rots vast staan. Maar de Westphaalsche boer werd nijdig en gromde: „Als je nog eens op mijn nek slaat, laat ik de stier los Een flauwe mop, maar typeerend voor de ontzaglijk stoere bouw van het ras, dat de bergen van Sanerland, de vlakten van Munster en het Teutoburgerwoud be woont. Na op de hoogste berg van Saneriand, de Kahlen Astenberg (850 M.), in vogel vlucht afscheid te hebben genomen van de bosschen en dalen met hun vriendelijke be volking (we komen er zeker nog eens te rug zetten de Nederlandsche journalisten hun „visitatie-reis" voort naar het Noor den. Het programma was knap, maar ook „knapp" in elkaar gezet. Het bezoek aan al die steden en stedekens was veel te kort ,om de schoonheid er van naar waar de te genieten. Men kreeg een proefje, maar als men de smaak beet kreeg, blies de chauffeur alarm en deelde onze uitste kende leider, dr. Wagner, het bevel uit: „lenstappe meinheeres Zoo heeft het stadje Büren slechts kort de „eer" van ons bezoek gehad. Het plaats je is een enorm Jezuieten-college rijk, dat thans gesaeculariseerd is, met daarneven een kerk geheel in barok-stijl, welke stijl bij de Jezuieten indertijd bijzonder in trek was. Pompeus, grillig, met valsch pathos en overlading van krullen, maar in haar geheel genomen niet zonder een intieme bekoring van kerksche gezelligheid. De Jezuieten zijn thans weer in Duitsch- land toegelaten maar de geroofde colleges werden niet teruggegeven. Ook in het oude, eerbiedwaardige Paderborn staat een pracht college, dat nu voor andere doel einden in gebruik is genomen. Paderborn heeft bij ons eens prettigen indruk nagelaten. Het is een plaisante stad niet te groot en niet te klein welke ondanks een bloeiend modern leven, het oude stadstype vrijwel ongeschonden heeft bewaard. De dom is eenig, vooral de toren. Een geweldige toren, massief, zon der versiering, maar in al zijn Romaansche zwaarte met een onmiskenbare élégance. Er zit „élan" in de toren; men zou kun nen zeggen, dat de grijze, groenbedaakte steenkolos met een vaart de lucht in-boort. De dom-kerk is opgepropt met kunst schatten. Helaas de tijd ontbrak om iets te bezichtigen Een aardigheidje van de middeleeuwsche bouwheeren is in den kloosterhof het bekende „Hazenvenster": drie hazen, die te zamen drie ooren heb ben. Probeert het maar eens Onder de dom ontspringt de Pader- (Paderbora r= bron van de Pader) uit tal van bronnen, die op alle mogelijke en on mogelijke plekjes hun water „ter wereld" brengen en honderd meter verwijderd van den oorsprong (sprong Spring bron) reeds een flinke rivier vormen. Met één oog naar het merkwaardige Raadhuis, en met het andere op het eenwen-oude huisje waar Sertürner tot on noemelijk heil van het opevatie-phile pu bliek het morphium ontdekte, verlieten wij Paderborn met de hoop in het hart in deze stad met zijn vele Merkwürdig-kei- ten" nog eens te mogen terugkeeren. Tot aller schrik belandden wij daarna in het land der heksen: het stadje Lemgo. Zoo omstreeks de jaren 1600—1650 werd hier, bij wijze van spreken, met heksen de kachel aangemaakt. Honderden oude vrouwtjes werden verbrand of zoo getor- tureerd, dat zij het leven er bij inschoten. Onderweg hadden wij reeds een bezoek gebracht aan de Wevelsbrug, een machtig en vervaarlijk kasteel. Onder groot pleizier waren wij het stee- nen trapje afgestrompeld, dat naar de heksenkelder leidt. Daar konden de arme heksjes haar pleizier op, maar ook ons plei zier verstierf gansch en al. In Lemgo had één der burgemeesters de Edelachtbare Heer Cathmann, het bij zonder op de oude vrouwtjes gemunt. Aan den waanzin van dien tijd werden door hem 37 heksen geofferd. Zijn naam leeft voort als de Hexenbürgermeister en zijn huis, dat thans een „Heimat"-, dus in dit geval ook een gruwel-museum is, draagt de onuitsprekelijke titel van het „Hexen- bürgermeistershaus". Een heel mooi huis met sierlijk houtsnijwerk aan de gevels, zooals vele huizen in Lemgo. Ook Lemgo is de moeite van een bezoek overwaard: oude kerken, oude straatjes een kostelijk-oud Raadhuis en een fijnzin nig monument voor oorlogsdooden in de schut-se van een vervallen toren. Mogen wij het stadsbestuur van Lemgo in vrij postige overweging geven het Junkerhausin vlammen te doen oplaaien? Dat leek ons, Hollandsche journalisten, de meeste ge- wenschte oplossing om deze krankzinnig heid kwijt te raken. Toen naar Detmold Dat is was je noemt een nette stad. Men durft geen lucifer op straat te laten valen, uit angst het aspect van netheid te loor te doen gaan. Er woont een vorst; er is een Regeeringsgebouw, want Lippe-Detmold is een staat in de Staat, er zijn ruime pleinen en parken, een groot en modern Stadttheater het is een echt hoofdstadje in miniatuur, waar een film-operette het dagelijks leven vormt Voor buitenlanders heeft Detmold de grootste aantrekkingskracht door de nabij heid van het Hermanns-denlcmal. De Duitschers zou men de Amerikanen van Europa kunnen noemen. Herhaaldelijk werd ons op reis verklaard: dies ist das Schönste, das Groszartigste, das Einzige Alles wat enorm en geweldig is, heeft bij onze Oosterburen voorkeur. Het Hermanns- denkmal bij Detmold i s geweldig, en de belangstelling gevolgelijk evenzoo (jaar lijks 100.000 personen). Als die Romer frech geworden Zogen sie nach Deutschlands Norden Vorne mit Trompetenschall Ritt der Generalfeldmarschall Herr Quintilius Varus. Varus trok met zijn legioenen uit om de Duitschers een kopje kleiner te maken. Maar Herr Varus kwam zonder legioenen in Rome terug Het was voor de Germa nen een geweldige prestatie, maar of het een gelukkige prestatie was? In ieder geschiedenisboekje leeren wij over de „Zegeningen der Romeinsche be schaving". Noor d-Duitschland heeft die zegening nooit ondergaan. En de geweldige Hermann rijst nog steeds op boven het Tentoburgerwoud, het zwaard uitdagend omhoog zwaaiend.... Naar wij vernemen zijn plannen oip een „Riesendenkmal" te plaatsen voor Clau dius Civilis, op de Westerbouwing bij Arn hem, mislukt wegens het ontbreken van ook maar eenig teeken van belangstelling I DE LEIDSCHE COURANi ZORGT VOOR HET ONDER- HOUD UWER WONINGEN! Het Comité voor regularisatie en werkver ruiming in het schildersbedrijf vraagt aan dacht voor het volgende: Het is van oudsher de gewoonte, dat in de lente- en zomermaanden het noodzakelijke onderhouds- en reparatiewerk aan woningen en openbare gebouwen wordt verricht. Schil ders, behangers, stucadoors, timmerlieden en glazenwasschers vinden in deze maanden in den regel volop werk. Dikwijls is het zoo, dat er in dezen tijd gebrek aan arbeidskrachten is. Wij hebben vele jaren gekend dat het werk in zoo overvloedige mate aanwezig was, dat slechts met de grootste moeite tijdig aan alle opdrachten gevolg kon worden gegeven. De heerschende malaise laat zich echter ook op dit gebied zeer sterk gevoelen. In de bedrij ven, welke van deze onderhoudswerken profi- teeren, heerscht thans een ongekende werk loosheid, zooals deze bij menschenheugenis nog niet is voorgekomen. Nemen wij als voor beeld het huisschildersbedrijf: In andere jaren zijn er in de maanden April, Mei en Juni geen werklooze schilders. Alle zijn aan den arbeid, overal is voldoende vraag naar arbeidskracht. Thans is het beeld wel geheel anders. Nu is er werkloosheid en nog wel een zeer omvangrijke. Wanneer wij op grond van de beschikbare gegevens moeten constateeren, dat aan het einde van April nog 1/4 deel van alle schilders werkloos was en dat in de maand Mei dit per centage nog 18 pet. bedroeg, terwijl er steden zijn, waar het percentage belangrijk ligt boven het cijfer van het geheele land, dan wijst dit er wel op hoe slecht de toestand is. In de groote steden van ons land varieert het cijfer tusschen 25 en 30 pet. Bedenkt wel, dat de afgeloopen winter voor het schilders bedrijf buitengedwoon slecht was, dat meer dan 50 pet. der schilders maandenlang werk loos is geweest en bedenkt daarnaast wel, dat de toestand van thans erop wijst dat het ko mende najaar en de winter met de grootste mogelijke zorg moeten worden tegemoetgezien. Wij zouden geen reden hebben op deze on gunstige verschijnselen in het bijzonder de aandacht te vestigen, immers, de werkloos heid is het alles overheerschend verschijnsel van dezen tijd, wanneer het niet voor een belangrijk deel verklaard werd door het feit, dat er bezuinigd wordt zonder dat er voor deze bezuiniging eenige behoorlijke motivee ring aanwezig is. Eigenaren van woningen hebben tengevolge van de crisis ervan afgezien, het noodzakelijke onderhoudswerk te laten verrichten. Besturen van woningbouwvereenigingen en Gemeente besturen zien zich genoodzaakt te bezuinigen op de uitgaven en stellen onderhoudswerk aan openbare gebouwen en woningen uit. Zijn daarvoor nu voldoende motieven aan wezig en is deze bezuiniging er eene die men ongestraft kan toepassen? Het komt ons ge- wenscht voor daarop in het, publiek de aan dacht te vestigen en tevens een waarschuwend woord te doen hooren. Men zal den indruk kriigen, dat wij dit doen om de belangen van de beoefenaren van ons bedrijf te behartigen en wij schamen ons niet om ronduit te verklaren, dat dit inderdaad voor de volle 100 pet. het geval is. Wii scha men ons er hierom niet voor, omdat de behar tiging van de^e belangen tevens een algemeen maatschanpeliik belang is, hetgeen wij nader even zullen aantoonen. Het bijzonder helang van de bedrijfsbeoefe- naren en het algemeen belang grijpen hier zeer sterk in elkaar. Wii behoeven in dit ver band er niet al te lang bij stil te staan dat de werkloosheid een niet te onderschatten maat schappelijk kwaad is. Werklooze arbeiders moeten geldelijk worden gesteund. Rijks- en Gemeentebesturen moeten uit de beschikbare middelen zeei belangrijke bedragen putten om de door werkloosheid getroffenen te on dersteunen. Hieruit blijkt reeds dat bestrijding dezer werkloosheid een maatschappelijk be lang is. Wanneer men aan den eenen kant bezuinigt op het onderhoudswerk maar men moet aan den anderen kant het geld uitgeven aan werk- loozen ondersteuning, dan is daarmede wel aangetoond, dat er van de eigenlijke besparing toch niet veel terecht komt. Voor bedrijsgroepen waarvoor geen werk beschikbaar kan worden gesteld is het van zelfsprekend, dat met het verstrekken van steun moet worden volstaan, maar, wanneer er wel werk uit te geven is, wanneer men zonder bezwaar overal kan aanwijzen welk onderhoudswerk voor uitvoering in aanmer king komt, dan dient men ter bestrijding der werkloosheid het middel der werkverruiming toe te passen. En, waar wij als kenners van het schildersvak in het bijzonder de aandacht op willen vestigen is wel het feit. dat het uit stellen van het verrichten van onderhoudswerk aan woningen of andere gebouwen, of het ge heel nalaten van dergelijke werkzaamheden, tot groot nadeel leidt voor de bezitters dier woningen. Wij vreezen dat daarmede in den drang naar bezuiniging al te weinig rekening wordt gehouden. Het tijdig laten verrichten van dit onderhoudswerk is noodig, teneinde verstrekkende schadelijke gevolgen te voor komen. Er zijn een aantal slagwoorden voor ons huisschildersbedrijf ontstaan, die klaar en duidelijk aangeven wat wij bedoelen. Ver schillende daarvan zijn ontsproten aan het dichterlijk brein van den heer Clinge Dooren- bos. Wij laten hieronder eenige volgen: „Verf voorkomt bederf" „Verf en vernis maakt duurzaam en frisch!" En dan van den heer Clinge Doorenbos: „De tand des tijds bijt huis en erf, er is maar één remedie: verf", en deze: „Als de verf blijt in den pot, gaat het schilderwerk kapot". Er zijn er die zich genoodzaakt zien op hun uitgaven te bezuinigen en dan wordt in de eerste plaats dikwijls bezuinigd op het hier- bovenbedoelde onderhoudswerk. Men denkt dan, dat men straffeloos dit onderhoudswerk wel een jaartje of twee jaartjes kan uitstel len. Men verliest echter één belangrijke fac tor uit het oog: dit uitstel plaatst den bezitter van huizen later voor des te grootere kosten, De eerste ballonvaarder moest voor hoon en spot der be volking vluchten Ook moedige dames I Het was in 1709, dat de eerste min of meer geslaagde poging werd ondernomen om met behulp van een soort ballon van de aarde op te stijgen. De eer komt toe aan een Braziliaan Pater Bartholomaeus Louren$a de Gusmao, dat hij den eersten stoot gaf tot het bestuurbare luchtschip dat tot heden in de machtige Duitsche luchtreus, de Graf Zeppelin zijn grootste vervolmaking heeft gevonden. Met welke allures de eenvoudige monnik was bezield weten wij niet, maar na de tegenslagen en verguizing, welke hij na zijn eerste pogen heeft ondervonden, zal hij ze ker niet gedacht hebben, dat ruim twee eeuwen later, de bouw van een luchtkas teel, als de Zepp is, het indirect gevolg zou zijn van zijn pionierswerk. De demonstratie had plaats in tegen woordigheid van koning Johan V van Por tugal en diens geheele hofhouding. Op de binnenplaats van het Indische Huis te Lissabon steeg Pater Bartholomaeus op. Hij kwam echter niet hooger dan het dak, botste toen tegen het gebouw aan en in een minimum van tijd lag hij alweer op den beganen grond. Dit was de eerste „stap" in het lucht ruim. Twee eeuwen later reisde de Zepp over den grooten Oceaan even gemakkelijk als de moderne zeekasteelen. Bartholomaeus' poging werd met spot en hoon ontvangen en men maakte den armen monnik het leven zoo zuur, dat hij zelfs uit Portugal moest vluchten. In 17*24 overleed hij te Toledo in Spanje, eenzaam en verlaten en berooid van alles. Zelfs zijn uitvinding werd vergeten tot deze, kort geleden, door de allerjongste ge- schiedvorschingen aan de vergetelheid werd ontrukt. Eerst vijfenzeventig jaar later werd de tweede stap gezet. De gebroeders Mont- golfier construeerden een ballon, waarvan de opstijging met behulp van verwarmde lucht moest plaats vinden. Dit was daD ook een volkomen nieuwe uitvinding. Jo sef Michel Montgolfier was tot zijn uitvin ding gekomen, doordat het hem op een winteravond was opgevallen, dat zijn 'nemd, dat bij den haard te drogen hing, bol ging staan als gevolg van den warmen luchtstroom. Op 5 Juni 1783 verhief de eerste „Mongolfière" zich te Annonay in het lichtruim. Te Parijs zelf echter waren anderen hem voor. De natuurkundige Charles en de ge broeders Robert stegen namelijk al eerder van het Champ de Mars te Parijs op met een met waterstof gevulden ballon, een „Charlière". Een enorme menigte zag met ontzetting, hoe de ballon met de koene fuchtvaarders voortdurend hooger steeg en ten slotte in de wolken verdween. Men begrijpt, dat de meest fantastische verhalen de ronde deden. Men dacht aan heksen en duivelswerk en er dreigde onder de bevolking een paniek te ontstaan. Nog erger werd de toestand in het dorp Genesse. De boerenbevolking, die op niets was voorbereid zag den ballon plotseling uit den hemel neervallen. Zij kwam mid den in het dorp terecht en waar men hier van dit spook-ding niets wilde weten, werd het zonder vorm van proces totaal ver nield. Er bleef niets, maar dan ook mets van over De waaghalzen, die met een ballon op stegen, vermeerderden en spoedig kwam er ook onder het zwakke geslacht een in tense belangstelling voor deze nieuwe soort sport. Niet minder moedige dames verlangden er vurig naar, eens een ballon- tócht mede te maken. Londen beleefde in 1785 een enorme sensatie, doordat de Ita- liaansche kapitein don Cincente Lunardi en zijn vriend Bigging, een Engelschman, zich bij hun tochten door een dame, me vrouw Sage, lieten vergezellen. Merkwaardigerwijs maakte daarentegen wanneer hij eindelijk noodgedwongen zal be sluiten het werk te doen uitvoeren. Schilderwerk heeft tot doel venveering en slijtage van hout-, ijzer- en muurwerk tegen te gaan. Het vervult daarnaast ook nog een zeer belangrijke rol van aesthetischen en hygiëni- schen aard. Laat men dit werk niet tijdig ver richten, dan zet het verweeringsproces met grootere kracht door en, wanneer men aan vankelijk had kunnen volstaan met verwijde ring van oude verflagen en het laten opbren gen van nieuwe-, moeten dan dikwijls kost bare reparaties aan hout- en muurwerk wor den verricht. Zoo ziet men dat, al stelt men uit hoofde van bezuiniging dit onderhouds werk al uit, men in het wezen der zaak toch niets bezuinigt, maar men zich integendeel daarmede grootere kosten op den hals haalt, immers, de inwerking van vocht of andere na- deelige invloeden op het werk staat niet stil. In bijna elke stad van ons land zijn wonin gen en gebouwen aan te wijzen (dikwijls heele huizenblokken), welke er verweerd en slecht onderhouden uitzien. Dit geldt zoowel voor het buitenwerk als voor het binnenwerk on zer huizen. Wanneer het noodzakelijke onder houdswerk tijdig werd verricht, dan zou dit aan alle kanten goede gevolgen hebben. Laat ons maar eens een vergelijking maken, die iedereen kan maken tusschen een stadsbeeld waar de woningen goed onderhouden zijn en een stadsbeeld, waar de woningen er verwaar loosd en slecht onderhouden uitzien. Wanneer het noodzakelijk onderhoudwerk tijdig werd verricht, dan zou er van groote werkloosheid geen sprake behoeven te zijn. De stad zou een juist het revolutionaire Frankrijk er *i®- zwaar tegen, dat een vrouw mee zou op stijgen. In 1798 namelijk gaf de toen reeds beroemde ballonvaarder Garnerin het voornemen te kennen, zich bij zijn eerst- volgenden tocht door de „burgeres Henry" te doen vergezellen. Maar de politie-auto- riteiten staken een spaak in het wiel. Een ballontocht van twee personen van ver schillend geslacht achtten zij „onfatsoen lijk en immoreel". Maar Garnerin gaf den moed niet op en op 13 Juli 1798 mocht hij ten slotte toch in gezelschap win de „citoyenne" Célestine Henry opstijgen. De ballon bereikte een hoogte van 2920 Meter. Célestine bleek den druk der lucht uitstekend te hebben weer staan zelfs beter dan Garnerin zelf, die onderweg duizelig was geworden en drup peltjes had moeten innemen.... Beroemd door haar talrijke geslaagde vluchten werd de vrouw van den ballon vaarder Blanchard, welke laatste tevens de parachute uitvond. Een kwart eeuw lang had Blanchard zich hartstichte- lijk aan de jonge luchtvaart gewijd. Toen in 1809, stortte hij tijdens een vlucht boven Den Haag neer en kwam om het leven. Maar zijn vrouw Sophie Blanchard was een dappere vrouw en zij zette alleen het werk voort, dat haar man wase begonnen. Heel Europa trok zij door, overal ballon- tochten ondernemend. Vaak bracht zij tij dens zulk een tocht den nacht slapend in den gondel door en daalde dan pas weer den volgenden ochtend. Tien jaar na den dood van haar man achterhaalde echter ook haar het Nood lot. Op 6 Juli 1819 was zij weer eens opge stegen, waarbij zij een parachute meenam, waaraan vuurwerk was bevestigd, dat in de lucht door haar zou worden ontstoken. Door een foutieve beweging vloog echter haar ballon in brand. Men zag hoe zij wan hopige pogingen in het werk stelde, om de hoog oplaaiende vlammen te blusschen en toen, het nuttelpoze er van inziend kalm in den gondel ging zitten afwachten. Bij het neerstorten kwam de ballon op een dak terecht. Mevrouw Blanchard werd uit den gondel geslingerd en sloeg op het plavei sel te pletter. In totaal had zij niet minder dan 67 ballontochten gemaakt. Fortuinlijker dan zij was Elisa Garne rin, een nicht van den beroemden ballon vaarder Garnerin. Zij was een ware lucht- acrobate, die met haar parchute ongehoor de kunststukken volvoerde. Zooals gezegd, zij was heel wat fortuinlijker dan Sophie Blanchard. Niet slechts stierf zij een na tuurlijken dood, doch met haar ballontoch ten en lucbtacrobatiek verwierf zij tevens een groot vermogen. Natuurlijk waren het uitsluitend vrije ballons, waarmee al deze pioniers zich in het luchtruim waagden. Maar reeds Blan chard hield zich intensief, zij het ver geefs, met het probleem der bestuurbaar heid bezig. Opgelost werd dit probleem echter pas door de uitvinding van den motor. l\V»0 verdwijnen spoedig door Pot 9Qct.Tube50ct-Zeep60ct. Bij alle drogisten. mooier en beter aanzien krijgen. De huiseige naren zouden er door voorkomen dat hun be zittingen in waarde gaan verminderen. Daarop wenschen wij de aandacht te vestigen. Wel licht zal er uit voortvloeien dat velen die dit lezen tot andere gedachten komen en er toch nog toe overgaan werk in uitvoering te geven. Het Comité voor regularisatie en werkver ruiming in het huischildersbedrijf acht het noodzakelijk in dezen tijd van algemeen heer schende malaise hierop in het publiek de aan dacht te vestigen. Mocht het woord van dit Comité voldoende gehoor vinden, dan zal dit, wij herhalen het nog eens, van maatschappe lijke beteekenis zijn. Voor zijn streven naar regularisatie van het bedrijf heeft het Comité in den loop der jaren veel steun ondervonden, vooral van de zijde der Regeering, financieel zoowel als moreel, en van de zijde van vele gemeentebesturen. Wij geven hetgeen wij schreven gaarne in ernstige overweging aan Gemeentebesturen, aan Woningbouwvereenigingen en particuliere bezitters van woni.igen en gebouwen, in het vertrouwen dat wij erdoor zullen bereiken, dat de enorme werkloosheid, waardoor de be oefenaren van ons bedrijf worden getroffen, erdoor zal worden verminderd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8