EEN WEEK IN WESTPHALEN.
De Zepp voor twee eeuwen terug
SPRUTOL
DINSDAG 21 JUNI 1932
i
li.
HET HEEMANNS-DENKMAL BIJ DETMOLD.
TWEEDE BLAD PAG. 8
De aard van de Westphalers komt over
een met de onze: een ietske aan den stug-
gen kant, maar gastvrij en vriendelijk. De
Duitschers mogen ons betitelen als Kaas
koppen, Westphalen blijft toch het land
van de wettig gedeponeerde dikkoppen.
Tjonge, wat een dikke hoofden hebben
die Roode AardbewonersHet verhaaltje
loopt maar als u 't gelezen hebt, wilt u
't toch niet gelooven dat in Sassenhau-
sen in de buurt van Berleburg een stier
geslacht zou worden. De boer moest de
kop van het arme dier vasthouden, terwijl
de slager met een bijl kop van nek zou
klieven. De slager mepte eenmaal, twee
maal, driemaalDe stier bleef rots
vast staan. Maar de Westphaalsche boer
werd nijdig en gromde: „Als je nog eens op
mijn nek slaat, laat ik de stier los
Een flauwe mop, maar typeerend voor
de ontzaglijk stoere bouw van het ras,
dat de bergen van Sanerland, de vlakten
van Munster en het Teutoburgerwoud be
woont.
Na op de hoogste berg van Saneriand,
de Kahlen Astenberg (850 M.), in vogel
vlucht afscheid te hebben genomen van de
bosschen en dalen met hun vriendelijke be
volking (we komen er zeker nog eens te
rug zetten de Nederlandsche journalisten
hun „visitatie-reis" voort naar het Noor
den.
Het programma was knap, maar ook
„knapp" in elkaar gezet. Het bezoek aan
al die steden en stedekens was veel te
kort ,om de schoonheid er van naar waar
de te genieten. Men kreeg een proefje,
maar als men de smaak beet kreeg, blies
de chauffeur alarm en deelde onze uitste
kende leider, dr. Wagner, het bevel uit:
„lenstappe meinheeres
Zoo heeft het stadje Büren slechts kort
de „eer" van ons bezoek gehad. Het plaats
je is een enorm Jezuieten-college rijk, dat
thans gesaeculariseerd is, met daarneven
een kerk geheel in barok-stijl, welke stijl
bij de Jezuieten indertijd bijzonder in trek
was. Pompeus, grillig, met valsch pathos
en overlading van krullen, maar in haar
geheel genomen niet zonder een intieme
bekoring van kerksche gezelligheid.
De Jezuieten zijn thans weer in Duitsch-
land toegelaten maar de geroofde colleges
werden niet teruggegeven. Ook in het oude,
eerbiedwaardige Paderborn staat een
pracht college, dat nu voor andere doel
einden in gebruik is genomen.
Paderborn heeft bij ons eens prettigen
indruk nagelaten. Het is een plaisante
stad niet te groot en niet te klein
welke ondanks een bloeiend modern leven,
het oude stadstype vrijwel ongeschonden
heeft bewaard. De dom is eenig, vooral de
toren. Een geweldige toren, massief, zon
der versiering, maar in al zijn Romaansche
zwaarte met een onmiskenbare élégance.
Er zit „élan" in de toren; men zou kun
nen zeggen, dat de grijze, groenbedaakte
steenkolos met een vaart de lucht in-boort.
De dom-kerk is opgepropt met kunst
schatten. Helaas de tijd ontbrak om iets
te bezichtigen Een aardigheidje van de
middeleeuwsche bouwheeren is in den
kloosterhof het bekende „Hazenvenster":
drie hazen, die te zamen drie ooren heb
ben. Probeert het maar eens
Onder de dom ontspringt de Pader-
(Paderbora r= bron van de Pader) uit tal
van bronnen, die op alle mogelijke en on
mogelijke plekjes hun water „ter wereld"
brengen en honderd meter verwijderd van
den oorsprong (sprong Spring bron)
reeds een flinke rivier vormen.
Met één oog naar het merkwaardige
Raadhuis, en met het andere op het
eenwen-oude huisje waar Sertürner tot on
noemelijk heil van het opevatie-phile pu
bliek het morphium ontdekte, verlieten
wij Paderborn met de hoop in het hart in
deze stad met zijn vele Merkwürdig-kei-
ten" nog eens te mogen terugkeeren.
Tot aller schrik belandden wij daarna
in het land der heksen: het stadje Lemgo.
Zoo omstreeks de jaren 1600—1650 werd
hier, bij wijze van spreken, met heksen de
kachel aangemaakt. Honderden oude
vrouwtjes werden verbrand of zoo getor-
tureerd, dat zij het leven er bij inschoten.
Onderweg hadden wij reeds een bezoek
gebracht aan de Wevelsbrug, een machtig
en vervaarlijk kasteel.
Onder groot pleizier waren wij het stee-
nen trapje afgestrompeld, dat naar de
heksenkelder leidt. Daar konden de arme
heksjes haar pleizier op, maar ook ons plei
zier verstierf gansch en al.
In Lemgo had één der burgemeesters
de Edelachtbare Heer Cathmann, het bij
zonder op de oude vrouwtjes gemunt. Aan
den waanzin van dien tijd werden door
hem 37 heksen geofferd. Zijn naam leeft
voort als de Hexenbürgermeister en zijn
huis, dat thans een „Heimat"-, dus in dit
geval ook een gruwel-museum is, draagt
de onuitsprekelijke titel van het „Hexen-
bürgermeistershaus". Een heel mooi huis
met sierlijk houtsnijwerk aan de gevels,
zooals vele huizen in Lemgo.
Ook Lemgo is de moeite van een bezoek
overwaard: oude kerken, oude straatjes
een kostelijk-oud Raadhuis en een fijnzin
nig monument voor oorlogsdooden in de
schut-se van een vervallen toren. Mogen
wij het stadsbestuur van Lemgo in vrij
postige overweging geven het Junkerhausin
vlammen te doen oplaaien? Dat leek ons,
Hollandsche journalisten, de meeste ge-
wenschte oplossing om deze krankzinnig
heid kwijt te raken.
Toen naar Detmold Dat is was je noemt
een nette stad. Men durft geen lucifer op
straat te laten valen, uit angst het aspect
van netheid te loor te doen gaan. Er woont
een vorst; er is een Regeeringsgebouw,
want Lippe-Detmold is een staat in de
Staat, er zijn ruime pleinen en parken, een
groot en modern Stadttheater het is
een echt hoofdstadje in miniatuur, waar
een film-operette het dagelijks leven vormt
Voor buitenlanders heeft Detmold de
grootste aantrekkingskracht door de nabij
heid van het Hermanns-denlcmal. De
Duitschers zou men de Amerikanen van
Europa kunnen noemen. Herhaaldelijk
werd ons op reis verklaard: dies ist das
Schönste, das Groszartigste, das Einzige
Alles wat enorm en geweldig is, heeft bij
onze Oosterburen voorkeur. Het Hermanns-
denkmal bij Detmold i s geweldig, en
de belangstelling gevolgelijk evenzoo (jaar
lijks 100.000 personen).
Als die Romer frech geworden
Zogen sie nach Deutschlands Norden
Vorne mit Trompetenschall
Ritt der Generalfeldmarschall
Herr Quintilius Varus.
Varus trok met zijn legioenen uit om de
Duitschers een kopje kleiner te maken.
Maar Herr Varus kwam zonder legioenen
in Rome terug Het was voor de Germa
nen een geweldige prestatie, maar of het
een gelukkige prestatie was?
In ieder geschiedenisboekje leeren wij
over de „Zegeningen der Romeinsche be
schaving".
Noor d-Duitschland heeft die zegening
nooit ondergaan. En de geweldige
Hermann rijst nog steeds op boven het
Tentoburgerwoud, het zwaard uitdagend
omhoog zwaaiend....
Naar wij vernemen zijn plannen oip een
„Riesendenkmal" te plaatsen voor Clau
dius Civilis, op de Westerbouwing bij Arn
hem, mislukt wegens het ontbreken van
ook maar eenig teeken van belangstelling I
DE LEIDSCHE COURANi
ZORGT VOOR HET ONDER-
HOUD UWER WONINGEN!
Het Comité voor regularisatie en werkver
ruiming in het schildersbedrijf vraagt aan
dacht voor het volgende:
Het is van oudsher de gewoonte, dat in de
lente- en zomermaanden het noodzakelijke
onderhouds- en reparatiewerk aan woningen
en openbare gebouwen wordt verricht. Schil
ders, behangers, stucadoors, timmerlieden en
glazenwasschers vinden in deze maanden in
den regel volop werk. Dikwijls is het zoo, dat
er in dezen tijd gebrek aan arbeidskrachten is.
Wij hebben vele jaren gekend dat het werk in
zoo overvloedige mate aanwezig was, dat
slechts met de grootste moeite tijdig aan alle
opdrachten gevolg kon worden gegeven. De
heerschende malaise laat zich echter ook op
dit gebied zeer sterk gevoelen. In de bedrij
ven, welke van deze onderhoudswerken profi-
teeren, heerscht thans een ongekende werk
loosheid, zooals deze bij menschenheugenis
nog niet is voorgekomen. Nemen wij als voor
beeld het huisschildersbedrijf:
In andere jaren zijn er in de maanden
April, Mei en Juni geen werklooze schilders.
Alle zijn aan den arbeid, overal is voldoende
vraag naar arbeidskracht. Thans is het beeld
wel geheel anders. Nu is er werkloosheid en
nog wel een zeer omvangrijke.
Wanneer wij op grond van de beschikbare
gegevens moeten constateeren, dat aan het
einde van April nog 1/4 deel van alle schilders
werkloos was en dat in de maand Mei dit per
centage nog 18 pet. bedroeg, terwijl er steden
zijn, waar het percentage belangrijk ligt boven
het cijfer van het geheele land, dan wijst dit
er wel op hoe slecht de toestand is.
In de groote steden van ons land varieert
het cijfer tusschen 25 en 30 pet. Bedenkt wel,
dat de afgeloopen winter voor het schilders
bedrijf buitengedwoon slecht was, dat meer
dan 50 pet. der schilders maandenlang werk
loos is geweest en bedenkt daarnaast wel, dat
de toestand van thans erop wijst dat het ko
mende najaar en de winter met de grootste
mogelijke zorg moeten worden tegemoetgezien.
Wij zouden geen reden hebben op deze on
gunstige verschijnselen in het bijzonder de
aandacht te vestigen, immers, de werkloos
heid is het alles overheerschend verschijnsel
van dezen tijd, wanneer het niet voor een
belangrijk deel verklaard werd door het feit,
dat er bezuinigd wordt zonder dat er voor
deze bezuiniging eenige behoorlijke motivee
ring aanwezig is.
Eigenaren van woningen hebben tengevolge
van de crisis ervan afgezien, het noodzakelijke
onderhoudswerk te laten verrichten. Besturen
van woningbouwvereenigingen en Gemeente
besturen zien zich genoodzaakt te bezuinigen
op de uitgaven en stellen onderhoudswerk aan
openbare gebouwen en woningen uit.
Zijn daarvoor nu voldoende motieven aan
wezig en is deze bezuiniging er eene die men
ongestraft kan toepassen? Het komt ons ge-
wenscht voor daarop in het, publiek de aan
dacht te vestigen en tevens een waarschuwend
woord te doen hooren.
Men zal den indruk kriigen, dat wij dit doen
om de belangen van de beoefenaren van ons
bedrijf te behartigen en wij schamen ons niet
om ronduit te verklaren, dat dit inderdaad
voor de volle 100 pet. het geval is. Wii scha
men ons er hierom niet voor, omdat de behar
tiging van de^e belangen tevens een algemeen
maatschanpeliik belang is, hetgeen wij nader
even zullen aantoonen.
Het bijzonder helang van de bedrijfsbeoefe-
naren en het algemeen belang grijpen hier
zeer sterk in elkaar. Wii behoeven in dit ver
band er niet al te lang bij stil te staan dat de
werkloosheid een niet te onderschatten maat
schappelijk kwaad is. Werklooze arbeiders
moeten geldelijk worden gesteund. Rijks- en
Gemeentebesturen moeten uit de beschikbare
middelen zeei belangrijke bedragen putten
om de door werkloosheid getroffenen te on
dersteunen. Hieruit blijkt reeds dat bestrijding
dezer werkloosheid een maatschappelijk be
lang is.
Wanneer men aan den eenen kant bezuinigt
op het onderhoudswerk maar men moet aan
den anderen kant het geld uitgeven aan werk-
loozen ondersteuning, dan is daarmede wel
aangetoond, dat er van de eigenlijke besparing
toch niet veel terecht komt.
Voor bedrijsgroepen waarvoor geen werk
beschikbaar kan worden gesteld is het van
zelfsprekend, dat met het verstrekken van
steun moet worden volstaan, maar, wanneer
er wel werk uit te geven is, wanneer men
zonder bezwaar overal kan aanwijzen welk
onderhoudswerk voor uitvoering in aanmer
king komt, dan dient men ter bestrijding der
werkloosheid het middel der werkverruiming
toe te passen. En, waar wij als kenners van
het schildersvak in het bijzonder de aandacht
op willen vestigen is wel het feit. dat het uit
stellen van het verrichten van onderhoudswerk
aan woningen of andere gebouwen, of het ge
heel nalaten van dergelijke werkzaamheden,
tot groot nadeel leidt voor de bezitters dier
woningen. Wij vreezen dat daarmede in den
drang naar bezuiniging al te weinig rekening
wordt gehouden. Het tijdig laten verrichten
van dit onderhoudswerk is noodig, teneinde
verstrekkende schadelijke gevolgen te voor
komen. Er zijn een aantal slagwoorden voor
ons huisschildersbedrijf ontstaan, die klaar en
duidelijk aangeven wat wij bedoelen. Ver
schillende daarvan zijn ontsproten aan het
dichterlijk brein van den heer Clinge Dooren-
bos. Wij laten hieronder eenige volgen:
„Verf voorkomt bederf"
„Verf en vernis maakt duurzaam en frisch!"
En dan van den heer Clinge Doorenbos:
„De tand des tijds bijt huis en erf, er is maar
één remedie: verf",
en deze:
„Als de verf blijt in den pot, gaat het
schilderwerk kapot".
Er zijn er die zich genoodzaakt zien op hun
uitgaven te bezuinigen en dan wordt in de
eerste plaats dikwijls bezuinigd op het hier-
bovenbedoelde onderhoudswerk. Men denkt
dan, dat men straffeloos dit onderhoudswerk
wel een jaartje of twee jaartjes kan uitstel
len. Men verliest echter één belangrijke fac
tor uit het oog: dit uitstel plaatst den bezitter
van huizen later voor des te grootere kosten,
De eerste ballonvaarder moest
voor hoon en spot der be
volking vluchten
Ook moedige dames I
Het was in 1709, dat de eerste min of
meer geslaagde poging werd ondernomen
om met behulp van een soort ballon van
de aarde op te stijgen. De eer komt toe
aan een Braziliaan Pater Bartholomaeus
Louren$a de Gusmao, dat hij den eersten
stoot gaf tot het bestuurbare luchtschip
dat tot heden in de machtige Duitsche
luchtreus, de Graf Zeppelin zijn grootste
vervolmaking heeft gevonden.
Met welke allures de eenvoudige monnik
was bezield weten wij niet, maar na de
tegenslagen en verguizing, welke hij na zijn
eerste pogen heeft ondervonden, zal hij ze
ker niet gedacht hebben, dat ruim twee
eeuwen later, de bouw van een luchtkas
teel, als de Zepp is, het indirect gevolg zou
zijn van zijn pionierswerk.
De demonstratie had plaats in tegen
woordigheid van koning Johan V van Por
tugal en diens geheele hofhouding. Op de
binnenplaats van het Indische Huis te
Lissabon steeg Pater Bartholomaeus op.
Hij kwam echter niet hooger dan het dak,
botste toen tegen het gebouw aan en in
een minimum van tijd lag hij alweer op den
beganen grond.
Dit was de eerste „stap" in het lucht
ruim. Twee eeuwen later reisde de Zepp
over den grooten Oceaan even gemakkelijk
als de moderne zeekasteelen.
Bartholomaeus' poging werd met spot
en hoon ontvangen en men maakte den
armen monnik het leven zoo zuur, dat hij
zelfs uit Portugal moest vluchten. In 17*24
overleed hij te Toledo in Spanje, eenzaam
en verlaten en berooid van alles.
Zelfs zijn uitvinding werd vergeten tot
deze, kort geleden, door de allerjongste ge-
schiedvorschingen aan de vergetelheid
werd ontrukt.
Eerst vijfenzeventig jaar later werd de
tweede stap gezet. De gebroeders Mont-
golfier construeerden een ballon, waarvan
de opstijging met behulp van verwarmde
lucht moest plaats vinden. Dit was daD
ook een volkomen nieuwe uitvinding. Jo
sef Michel Montgolfier was tot zijn uitvin
ding gekomen, doordat het hem op een
winteravond was opgevallen, dat zijn
'nemd, dat bij den haard te drogen hing,
bol ging staan als gevolg van den warmen
luchtstroom. Op 5 Juni 1783 verhief de
eerste „Mongolfière" zich te Annonay in
het lichtruim.
Te Parijs zelf echter waren anderen hem
voor. De natuurkundige Charles en de ge
broeders Robert stegen namelijk al eerder
van het Champ de Mars te Parijs op met
een met waterstof gevulden ballon, een
„Charlière". Een enorme menigte zag met
ontzetting, hoe de ballon met de koene
fuchtvaarders voortdurend hooger steeg en
ten slotte in de wolken verdween.
Men begrijpt, dat de meest fantastische
verhalen de ronde deden. Men dacht aan
heksen en duivelswerk en er dreigde onder
de bevolking een paniek te ontstaan.
Nog erger werd de toestand in het dorp
Genesse. De boerenbevolking, die op niets
was voorbereid zag den ballon plotseling
uit den hemel neervallen. Zij kwam mid
den in het dorp terecht en waar men hier
van dit spook-ding niets wilde weten, werd
het zonder vorm van proces totaal ver
nield. Er bleef niets, maar dan ook mets
van over
De waaghalzen, die met een ballon op
stegen, vermeerderden en spoedig kwam
er ook onder het zwakke geslacht een in
tense belangstelling voor deze nieuwe
soort sport. Niet minder moedige dames
verlangden er vurig naar, eens een ballon-
tócht mede te maken. Londen beleefde in
1785 een enorme sensatie, doordat de Ita-
liaansche kapitein don Cincente Lunardi
en zijn vriend Bigging, een Engelschman,
zich bij hun tochten door een dame, me
vrouw Sage, lieten vergezellen.
Merkwaardigerwijs maakte daarentegen
wanneer hij eindelijk noodgedwongen zal be
sluiten het werk te doen uitvoeren.
Schilderwerk heeft tot doel venveering en
slijtage van hout-, ijzer- en muurwerk tegen te
gaan. Het vervult daarnaast ook nog een zeer
belangrijke rol van aesthetischen en hygiëni-
schen aard. Laat men dit werk niet tijdig ver
richten, dan zet het verweeringsproces met
grootere kracht door en, wanneer men aan
vankelijk had kunnen volstaan met verwijde
ring van oude verflagen en het laten opbren
gen van nieuwe-, moeten dan dikwijls kost
bare reparaties aan hout- en muurwerk wor
den verricht. Zoo ziet men dat, al stelt men
uit hoofde van bezuiniging dit onderhouds
werk al uit, men in het wezen der zaak toch
niets bezuinigt, maar men zich integendeel
daarmede grootere kosten op den hals haalt,
immers, de inwerking van vocht of andere na-
deelige invloeden op het werk staat niet stil.
In bijna elke stad van ons land zijn wonin
gen en gebouwen aan te wijzen (dikwijls heele
huizenblokken), welke er verweerd en slecht
onderhouden uitzien. Dit geldt zoowel voor
het buitenwerk als voor het binnenwerk on
zer huizen. Wanneer het noodzakelijke onder
houdswerk tijdig werd verricht, dan zou dit
aan alle kanten goede gevolgen hebben. Laat
ons maar eens een vergelijking maken, die
iedereen kan maken tusschen een stadsbeeld
waar de woningen goed onderhouden zijn en
een stadsbeeld, waar de woningen er verwaar
loosd en slecht onderhouden uitzien. Wanneer
het noodzakelijk onderhoudwerk tijdig werd
verricht, dan zou er van groote werkloosheid
geen sprake behoeven te zijn. De stad zou een
juist het revolutionaire Frankrijk er *i®-
zwaar tegen, dat een vrouw mee zou op
stijgen. In 1798 namelijk gaf de toen reeds
beroemde ballonvaarder Garnerin het
voornemen te kennen, zich bij zijn eerst-
volgenden tocht door de „burgeres Henry"
te doen vergezellen. Maar de politie-auto-
riteiten staken een spaak in het wiel. Een
ballontocht van twee personen van ver
schillend geslacht achtten zij „onfatsoen
lijk en immoreel".
Maar Garnerin gaf den moed niet op en
op 13 Juli 1798 mocht hij ten slotte toch in
gezelschap win de „citoyenne" Célestine
Henry opstijgen. De ballon bereikte een
hoogte van 2920 Meter. Célestine bleek den
druk der lucht uitstekend te hebben weer
staan zelfs beter dan Garnerin zelf, die
onderweg duizelig was geworden en drup
peltjes had moeten innemen....
Beroemd door haar talrijke geslaagde
vluchten werd de vrouw van den ballon
vaarder Blanchard, welke laatste tevens
de parachute uitvond. Een kwart eeuw
lang had Blanchard zich hartstichte-
lijk aan de jonge luchtvaart gewijd. Toen
in 1809, stortte hij tijdens een vlucht boven
Den Haag neer en kwam om het leven.
Maar zijn vrouw Sophie Blanchard was
een dappere vrouw en zij zette alleen het
werk voort, dat haar man wase begonnen.
Heel Europa trok zij door, overal ballon-
tochten ondernemend. Vaak bracht zij tij
dens zulk een tocht den nacht slapend in
den gondel door en daalde dan pas weer
den volgenden ochtend.
Tien jaar na den dood van haar man
achterhaalde echter ook haar het Nood
lot. Op 6 Juli 1819 was zij weer eens opge
stegen, waarbij zij een parachute meenam,
waaraan vuurwerk was bevestigd, dat in
de lucht door haar zou worden ontstoken.
Door een foutieve beweging vloog echter
haar ballon in brand. Men zag hoe zij wan
hopige pogingen in het werk stelde, om
de hoog oplaaiende vlammen te blusschen
en toen, het nuttelpoze er van inziend kalm
in den gondel ging zitten afwachten. Bij
het neerstorten kwam de ballon op een dak
terecht. Mevrouw Blanchard werd uit den
gondel geslingerd en sloeg op het plavei
sel te pletter. In totaal had zij niet minder
dan 67 ballontochten gemaakt.
Fortuinlijker dan zij was Elisa Garne
rin, een nicht van den beroemden ballon
vaarder Garnerin. Zij was een ware lucht-
acrobate, die met haar parchute ongehoor
de kunststukken volvoerde. Zooals gezegd,
zij was heel wat fortuinlijker dan Sophie
Blanchard. Niet slechts stierf zij een na
tuurlijken dood, doch met haar ballontoch
ten en lucbtacrobatiek verwierf zij tevens
een groot vermogen.
Natuurlijk waren het uitsluitend vrije
ballons, waarmee al deze pioniers zich in
het luchtruim waagden. Maar reeds Blan
chard hield zich intensief, zij het ver
geefs, met het probleem der bestuurbaar
heid bezig. Opgelost werd dit probleem
echter pas door de uitvinding van den
motor.
l\V»0 verdwijnen spoedig door
Pot 9Qct.Tube50ct-Zeep60ct. Bij alle drogisten.
mooier en beter aanzien krijgen. De huiseige
naren zouden er door voorkomen dat hun be
zittingen in waarde gaan verminderen. Daarop
wenschen wij de aandacht te vestigen. Wel
licht zal er uit voortvloeien dat velen die dit
lezen tot andere gedachten komen en er toch
nog toe overgaan werk in uitvoering te geven.
Het Comité voor regularisatie en werkver
ruiming in het huischildersbedrijf acht het
noodzakelijk in dezen tijd van algemeen heer
schende malaise hierop in het publiek de aan
dacht te vestigen. Mocht het woord van dit
Comité voldoende gehoor vinden, dan zal dit,
wij herhalen het nog eens, van maatschappe
lijke beteekenis zijn. Voor zijn streven naar
regularisatie van het bedrijf heeft het Comité
in den loop der jaren veel steun ondervonden,
vooral van de zijde der Regeering, financieel
zoowel als moreel, en van de zijde van vele
gemeentebesturen.
Wij geven hetgeen wij schreven gaarne in
ernstige overweging aan Gemeentebesturen,
aan Woningbouwvereenigingen en particuliere
bezitters van woni.igen en gebouwen, in het
vertrouwen dat wij erdoor zullen bereiken,
dat de enorme werkloosheid, waardoor de be
oefenaren van ons bedrijf worden getroffen,
erdoor zal worden verminderd.