GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 21 JUNI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 B. EN W. IN CONFLICT MET DEN RAAD. OM DE OVER PLAATSING VAN TWEE ONDERWIJZERS IS HET EEN KWESTIE VAN BENOEMING OF VAN OVERPLAATSING? MEVR. BRAGGAAR VERDEDIGT ZICH ZIJ HAND HAAFT HAAR BESCHULDIGINGEN TEGEN MAATSCH. HULPBETOON BESLUITEN VAN DEN RAAD, WELKE AAN DE KROON TER VERNIETIGING ZULLEN WORDEN VOORGEDRAGEN De onderwijzers-overplaatsingen. 2o. Voorstel a. tot bet verleenen van eervol ontslag aan twep hoofden van soholen en aan twee onderwijzereseen b. tot benoeming van een hoofd der sohool Paul Krugerstraat A; c. tot benoeming van eene onderwijzeres aan de opleidingsschool voor Gymnasium en H.B.S., aan de Aalmarkt; d. tot overplaatsing van een 4 tal hoof den van soholen; e. tot overplaatsing van verschillende onderwijzers en onderwijzeressen. De heer Meynen verdedigt het mede door hem onderteekende amendement, welks bedoeling is het aantal mutaties tot het absoluut noodzakelijke te beperken. Deze grondgedachte wordt ook door B. en W. gedeeld, doch dat komt zd. niet voldoen de tot uitting in de voorstellen van B. en W. Tegen de vervulling van de vacatures in de scholen aan de Paul Krugerstraat en Medusastraat heeft »pr. geen bezwaar. Doch spr. ziet geen vacatures in de scholen Duivenbodestraat en Schuttersveld. De stichting van do school aan de Duivenbode straat had uitsluitend een financieel en for meel doel; hier is geen wezenlijke vacature en een mutatie behoeft dus niet plaats te vindon. Een weinig ander», doch in wezen toch niet veel anders staat het met de school aan het Sohuttersveld. Ook hier geen werkelijke vacature. Waarom hior dan verandering van hoofd? Zijn er geschikte personen voor de twee werkelijk bestaande vacatures? Spr. meent van wel, n.l. de heeren Broeze en Zeelon- borg. Doze heeren kunnen verplaatst wor den, de heeren Hüner en v. Schaik kunnen echter blijven en behooren niet noodeloos verplaatst te worden. Er hebben z.i. toch al teveel personeel-mutaties plaats gehad; terwijl srpr. nog andere argumenten aan voert ter documentatie van zijn amende ment. (Het bovenstaande is reeds geplaatst in een gedeelte onzer vorige oplage). De heer t. Ei sluit zich bij den heer Meynen aan. Aan de hand van de inlichtin gen, gegeven in een nader advies van den inspecteur van het L.O., hebben de onder- teekonaars hun amendement gewijzigd. Overigens vindt spr. het advies van den in specteur teleurstellend. Eigenaardig acht spr. een clausule daaruit, waarin erop ge wezen wordt^dat persoonsbelangen op den achtergrond moeten staan. De onderteeke naars denken er niet anders over. De heer Vos vraagt of het niet geraden zou zijn, de behandeling van deze zaak aan te houden, gezien het beroep op de Kroon. Omtrent het nader advies van den in specteur zegt spr. dat dit advies van meer waarde is geweest, dan het eerste. De groote fout is z.i. geweest, dat er te weinig overleg met de betrokken ambtenaren heeft plaats gehad, meer samens>*preken stemt tot offervaardigheid bij hen, die anders met tegenzin moeten aanvaarden wat hun wordt opgelegd. Wethouder Tepe: Zouden dan deze amendementen niet zijn ingediend? De heer Vos: Vele onaangenaamheden zouden dan vermeden zijn. Spr. verdedigd daarna het amendement, waarbij hij zich grootendeels aansluit bij den heer Meynen. De heer Groeneveld vindt het ver wonderlijk, dat de wethouder van onderwijs vóór het debat niets heeft medegedeeld omtrent zijn standpunt. Hij zal wel op zijn standpunt zijn blijven staan, doch wij moeten er maar naar raden. De heeren Meynen, v. Es en Vos zijn wel voor rede vatbaar cebleken en hebben hun standpunt gewijzigd. De wethouder meent, dat hij voldoende overleg heeft gepleegd met het onderwij zend personeel, doch z.i. is dat onjuist. Ove rigens sluit spr. zich bij de vorige sprekers aan. De vorm, waarin deze zaak bij den raad aanhangig is gemaakt, heeft spr.'s be wondering niet. Z.i. zit daarbij de be^oelins voor om den raad zoo weinig mogelijk zeg genschap in deze kwestie te geven. De heer de Reede wenscht bijzonder te onderstreepen de bezwaren tegen het ge pleegde overleg, dat hij niets meer dan een paskwi] noemt. B. en W. hebben zich ge n-end tot de Vereeniging van Hoofden, doch deze vereeniging heeft een allesbehalve ob jectief advies ingezonden. Ook de adviezen van den inspecteur geven een eigenaardi- gen indruk; de inspecteur heeft zijn taak als adviseerende ambtenaar te veel verge ten en meer gedacht aan een soort school- meesterstaak, waarbij hij zich geroepen voelde om moraliseerende le>ssen te geven. Het is niet zooals de inspecteur het voor stelt, dat de raad te volgen heeft bij de be noeming van schoolhoofden, de raad heeft te' beslissen. Wie het daar niet mee een» is kan in beroep gaan bij Ged. Staten. Spr. beveelt het amendement-Meynen c.s. ten zeerste aan. Belachelijk dictatoriaal! De heer Knuttel vindt het toch wel eigenaardig vooruit te loopen op het be roep, dat op de Kroon is gedaan. Hij dringt er dus op aan, aan dit besluit zeker geen uit voering te geven, alvorens op het beroep is beslist. Spr. vindt de heele zaak op be lachelijk dictatoriale wijze door het colle ge van B. en W. opgevat, 't I» een schan daal, roept spr. uit. Hebben wij hier een wethouder van onderwijs of hebben wij hier een almachtige inspecteur, die maar decre teert? Het adres van de Ver. van Hoofden van scholen is z.i. eveneens een schandaal. Het is bekokstoofd door enkele heeren, die in nauw verband staan met den inspecteur. De halsstarrigheid van den wethouder maakt den indruk, dat wij hier voor zeer ongezonde toestanden staan. De heer W i 1 m e r moet de tot nu toe gevolgde eenstemmigheid verbreken. Aan vankelijk voelde spr. veel voor het amen dement van den heer Meynen c-s., doch ten slotte is hij gekomen aan de zijde van B. en W. De heer Knuttel heeft zich beperkt tot enkele prikkelende gezegden, spr. wil zich beperken uitsluitend tot het belang van het openbaar onderwijs. Br is z.i. meer kans dat de leerlingen van de Haverstraat mee zullen gaan met den heer Broeze, dan wanneer de heer v. Schaik wordt benoemd als hoofd van de Duivenbodestraatschool. Evenzoo is het gewenscht, dat er aan de school Paul Krugerstraat een kracht be noemd wordt, die niet over eenige jaren op pensioen gesteld moet worden. Spr. zal niet beweren, dab het overleg op de meest ge- wenschte wijze is geschied, doch hij verwon dert zich ten sterkste over de felheid van de sprekers, die den wethouder hebben lastig gevallen, terwijl deze niets ander» gedaan heeft, dan de lijn volgen van djens voor gangers, die ook het overleg #eeds heb ben overgelaten aan den inspecteur. De wethouder antwoordt. Wethouder Tepe heeft niet kunnen ver moeden, dat de kwestie der reorganisatie ©en dergelijke consequentie zou hebben. Spr. ontkent, dat B. en W. hun eigen wil, nog wel op instigatie van den inspecteur, per se willen doordrijven Hij heeft zich van den beginne af aan in verbinding gesteld met den inspecteur om door gezamenlijk overleg te komen tot de beste regeling in het belang van het openbaar onderwijs. Wie meent, dat spr. daarin is te kort geschoten moet het vertrouwen maar opzeggen. I De heer Knuttel is zeer heftig geweest, I wat spr. van hem verwondert. De heer Knuttel is een cholerisch man, doch toch iemand, die logisch kan denken. Op iie wijze is geen discussie mogelijk. Wanneer de heer Knuttel spr. halsstar righeid verwijt, zou spr. dat aan anderen even goed kunnen verwijten, hetgeen hij echter niet doen zal, daar hij het recht van anderen erkent, maar dat recht ook voor zich zelf opeischt, om aan zijn standpunt vast te houden. Inzake het overleg met het personeel is do gebruikelijke weg gevolgd, doch spr. kan nog niet inzien, dat deze weg niet goed zou zijn. Misschien is het optreden van den inspecteur niet tactvol genoeg geweest. Het is bij alle onderwijzers voldoende bekend, dat spr. steeds bereid is, om alle klachten in ontvangst te nemen. Twee hoofden "an scholen zijn ook bij spr. geweest en spr. heeft hun uitvoerig te woord gestaan. Wan neer hun argumenten indruk hadden ge maakt op spr., had hij zijn standpunt wel degelijk gewijzigd. Het is zeer juist, dat de opheffing van de sohool aan de Duiven bodestraat, slechts een formeele kwestie was, zij het ook met een materieelen ach tergrond. Daarbij is het volgens B. en W. wenschelijk, dat de geheele school aan do Haverstraat overgaat, met personeel en al. De wenschelijkheid daarvan is reeds geble ken, doordat verscheidene leerlingen hun overgaan afhankelijk bleken te stellen van het overgaan der leerkraohten. Spr. stelt het op prijs alsnog te verklaren, dat de achteruitgang der B-scholen geen verband houdt met een mindere bekwaamheid van de hoofden dier scholen. Op het Schutters veld bliift niet de A-school, maar worden eenvoudig twee soholen samengesmolten tot één nieuwe, zoodat er wel degelijk een vacature is. Spr. begrijpt volkomen, dat iemand, iie jaren lang aan een school is verbondon, daar gaarne blijft, maar dat mag geen re den zijn een in verplaatsing acht eru its tol- ling te zien. Spr. verdedigt met kracht de door B. en W. voorgestelde mutaties. Erkend wordt, dat de raad het recht heeft, te beslissen over de mutaties. De aanstelling van den heer Zeelenberg (Schuttersveld) is echter geen overplaat sing, doch een ontslag, gevolgd door ©en benoeming. Er ontstaat bij interruptie eenige discus sie over formeele kwesties, waarbij de wet houder zich niet wil neerleggen bij de mee ning va-n de overige heeren. Het heeft vol gens den wethouder geen zin om over deze kwesties nader te discussieeren. De raads leden zijn in dit opzicht niet competent, terwijl de wethouder verschillende auto riteiten op dit gebied heeft geraadpleegd, die met hem van hetzelfde gevoelen zijn (n.l. wat betreft de formeele kwesties). De heer de Roede is het niet met den wethouder eens inzake de formeele kwes tie of volstaan kan worden met louter over plaatsing. Z.i. kan dat wel. en hij haalt daarbij aan het geliikluidend gevoelen van een der administrateurs van het ministerie van Onderwiis en van den hoofd-inspecteur van het L. O. De heer v. E e c k e verklaart zich eens met den wethouder. De heer Knuttel handhaaft zijn mee ting. Z.i. zit aan deze zaak een sterk auto cratisch karakter. Het maakt volkomen den indruk alsof de inspecteur zijn eigen zaak bepleit en niet het standpunt van B. en W. verdedigt. De heer Groeneveld verlangt van den wethouder niet dat hij tegen zijn over tuiging zal handelen, doch hij verlangt dan ook, dat de raadsmeerderheid. niet gedwon gen zal worden om zonder overtuiging B. en W. te volgen. De heer Wilbrink is het niet eens met de wijze van overleg, n.l. via den in specteur. De onderwijzers kunnen bij den wethouder komen, maar ieder weet tocü, hoe ondoenlijk het is B. en W. te doen te- rugkeeren op hun eenmaal genomen be sluit. Spr. betreurt het, dat de wethouder, die anders zóó voor onderling overleg zegt te zijn, thans zoo weinig daarnaar handelt. De raadsmeerderheid tegen den wethouder. In stemming komt thans het eerste deel der voorstellen van B. en W. n.l. het eervol ontslag van den heer Hüner, en aan de da mes de Leeuw, Zindel en Pitlo. Het voorstel wordt verworpen met 1914 stemme. Voor: de 4 wethouders, de R. Ka tholieken en de heeren v. Eecke, Bosman, Beekenkamp en Huurman. Naar aanleiding va-n dezen voor het col lege ongunstige uitslag wordt de behande ling van dit punt uitgesteld tot de avond- zitting', ten einde B. en W. in de gelegen heid te stellen, zich nader op deze zaak te beraden. Critiek op Maatschappelijk Hulpbetoon. 3o. Missive van de Gemeentelijke Com missie voor Maatschappelijk, Hulpbetoon, naar aanleiding van de beschuldigingen door mevr. Braggaarde Does aan het adres dier Commissie geuit in de raadsver gaderingen, waarin de begrooting voor 1932 werd behandeld. Mevr. B r a g g a a r-d e Does is zeer benieuwd, of uitstel van dit adres geleid heeft tot meer kennis van zaken bij de raadsleden. Tijdens de begrooting heeft spr. critiek geleverd op Maatschappelijk Hulpbetoon, gestaafd met te controleeren feiten. Het eenige motief was voor spr. de toestanden voor de hulpbehoevenden beter te maken. Reeds 5 jaren heeft zii det eetracht in de Comm. v. Maatsch. Hulpbetoon, doch zij staat dsar voor een ondoordringbare meer derheidsmuur. Na het noemen der feiten vroeg de voorz. van M. H. hem de gevallen ter controlee ring over te geven. Doch nu was spr. van i meening dat deze zaak niet langer een zaak was van M. H. alleen, doch verder in den raad diendp, te worden uitgevochten. Het staat, voor spr. vast, dat M H. de ge- j noemde feiten best kon cbntroleeren zon- der dat spr. haar gegeven's overlegde. Een buitengewone vergadering werd toen bo- legd. doch spr. was van meaning, dat het niet op den weg lae van M. H. om zelf uit te maken of zij al dan niet sehuldis was. De houding van de leden van M. H. was toen zoo buitengewoon vijandig, dat snr. heen ging. doch haar partijgenoot meende te moeten blijven. Wil men weten, hoe daar over een lid van M. H. is gespreken, dan leze men de notulen dier vergadering. Spr. had verwacht, dat wethouder Ro- mijn anders gereaeeerd had op de critiek van spr. De heer Romijn heeft spr.'s woor den onjuist en onrechtvaardig genoemd. Hij •had dat waar moeten maken of anders zijn woorden intrekken. Wat in het adres van M. H. van spr. wordt gezegd, het zal spr. gemakkelijk val len dat alles te weerleggen. Volgens het adres is alles wat spr. ge zegd neeit, onjuist. Waarom dan geen on partijdige commissie benoemd? Dat was de eenige mogelijkheid geweest om M. H. van blaam te zuiveren. Toch verheugde de meerderheid van M. H. zich erover, dat zulk een commissie niet werd benoemd, om dat men erin zag een uitspraak van ver trouwen jegens M. H. Spr. verklaart, dat zij de commissiever gadering niet heeft bijgewoond in overleg met haar fractie, niet op bevel van haar fractie. Het adres verwijt spr. onvolledigheid, en inderdaad had zij vollediger kunnen zijn, doch zij heeft zich bekort op verzoek van den voorzitter. Die zich niet voldoende in gelicht aoht, kan van spr. zoo uitvoerig mogelijke inlichtingen krijgen. Een grief kan het onmogelijk zijn, dat M. H. zich niet kon verdedigen, doch de voorzitter was als wethouder tegenwoordig en hij kan toch wel in staat geacht wor den om M. H. te verdedigen tegen een een voudige arbeidersvrouw. Spr. gaat daarna nader in op de gevallen, toenmaals door dr. v. Es genoemd. Deze gevallen kon spr. niet oontroleeren. Op verzoek van den voorzitter breekt spr. haar betoog af. 't Is over half 6. De vergadering wordt geschorst tot 's avonds 8.15 uur. AVONDZITTING. Bij de heropening der zitting verklaarde wethouder Tepe, dat na de verwerping van punt 2a B. en W. besloten hebben, de behandeling dezer kwestie aan te houden, daar B. en W. geen prijs stellen op een con flict met den raad en aan den anderen kant B. en W. zich nader wenschen te be raden, daar in den raad het oordeel van bij uitstek deskundige personen is 'genoemd, die een afwijkende meening er op na hiel den. De heer Groeneveld: Maar hoe gaat het nu met de voorziening van deze kwes tie, wanneer op 27 Juni de nieuwe toestand in werking treedt. Wethouder Tepe: B. en W. zullen dan genoodzaakt zijn een voorloopige voorzie ning te treffen. De heer de Roede: Het gaat hier slechts om één geval, n.l. het geval van den •heer Zeelenberg. Welk nut heeft het nu het heele geval aan te houden, laten wij alleen dit zwevende geval aanhouden. De heer Groeneveld wijst erop, dat de vier voorstellers van het amendement geen gelegenheid hebben gehad zich nader te beraden. De voorz.: Daarom kunnen wij dit ge val er uit lichten. De heer Groeneveld gevoelt weinig voor uitstel. Bij een voorloopige voorzie ning staan wij voor een fait accompli. Zijn B. en W. het niet eens met het raadsbe sluit, dan kunnen zij het raadsbesluit ver nietigd trachten te krijgen. De heer W i 1 m e r: De heeren begrijpen het, geloof ik, niet goed. Het gaat erover, wie recht van benoeming heeft in dit ge val. Wethouder Tepe bevestigt dit. Men be twijfelt of B. en W. het recht hebben of de raad. Dit behoort te worden uitgemaakt. Een voorloopige beslissing loopt niet op de definitieve vooruit. De heer Groeneveld: Wanneer het om het recht gaat, kan de raad rustig be sluiten, en daarna afwachten of het besluit rechtsgeldig is genomen. Het voorstel tot aanhouding van het be twiste punt wordt verworpen met 1711 stemmen. Voor: de 4 wethouders en de heeren v. Eecke, v. Tol, Bosnia, Bergers, Coster, Wil- mer en Beekenkamp. De raad wil niet medewerken. De voorzitter constateert, dat hier een 'geval aanwezig is, waarin de raad niet heeft willen medewerken tot het verleenen van ontslag aan den heer Hüner, zoodat B. en W. krachtens art. 151 der Lager Onder wijswet zelf deze zaak ter hand moet ne men en derhalve ontslag verleenen aan den heer Hüner. De heer Knuttel: 't Is fraai. De heer Wi 1 b r i n k constateert, dat deze verklaring, die blijkbaar van te voren is opgemaakt en geformuleerd, in flagran- ten strijd is met het eerste voorstel om zich nader te beraden. Dat is geen oprechte handelwijze. Zóó vermijdt men geen conflict met den raad! De heer Groeneveld: Het college zoekt hier een conflict, of maakt het al thans erger dan het is. De raad heeft zijn medewerking niet geweigerd, doch het was de bedoeling den heer Hüner te benoemen in de plaats van den heer Zeelenberg. De heer de R e e d eHet. volgende woord behoort niet in den raad gesproken te worden, maar voor het college van Ged. Staten. De heer V e r w e y constateert, dat het de vooropgezette bedoeling van het college is geweest om zijn zin door te zetten. Wat hem betreft, vindt hij in dit geval aanlei ding om het vertrouwen in den wethouder van onderwijs op te zeggen. De voorzitter ontkent dat B. en W. hun zin wilden doordrijven, want dan had den zij direct met dit laatste besluit kun nen komen Zij wilden dit vermijden, doch de raad wilde niet anders. De overige eervolle ontslagen worden daarna z.h st. verleend. Aan de orde komt thans de benoeming van een hoofd aan de Paul Krugerstraat A. De stemming wijst uit dat 13 stemmen zijn uitgebracht op den heer Hüner en 17 stemmen op den heer Zeelenberg. De voorzitter constateert, dat de 17 op den heer Zeelenberg uitgebrachte stem men ongeldig zijn, zoodat de heer Hüner krachtens art. 67 der Gemeentewet met al- gemeene stemmen is benoemd De heer Knuttel: Wij kunnen hem weer overplaatsen. (Gelach). Daarna is aan de orde benoeming van een onderwijzeres aan de opleidingsschool aan de Aalmarkt. Benoemd wordt mej. de Leeuw, alhier Het voorstel van B. en W. om den heer v. Rijswijk te benoemen aan de Boommarkt wordt z.h.st. aangenomen. De amendementen "Meynen c.s. worden daarna aangenomen met 17 tegen 14 stemmen. Tegen de vier wethouders, de R. K. en de heeren v. Eecke, Bosman, Huurman en Beekenkamp. Het wordt een zeer verwarde stemming, zoodat men wil gaan werken met sub-amen dementen en gewijzigde sub-amendementen op het voorstel van B. en W. Het eind is ten slotte dat er geen sub amendement noodig is en het laatste amen dement-Meynen c.s. wordt aangenomen met dezelfde stemverhouding. De overige voorstellen van B en W. wor den z.h.st. aangenomen. Maatsch. Hulpbetoon komt weer aan de orde. Daarna wordt- voortgegaan met punt 3, het adres van Maatsch. Hulpbetoon. Mevr. B r a g g a a r-d e D o e s hervat haar betoog en zegt, dat de uitkeeringen van M. H. veel te laag zijn, waardoor bede larij en andere ondeugden in de hand wor den gewerkt Het zijn niet enkele uitge- schifte gevallen, zooals het adres van M. H. zegt, maar te lage uitkeering is regel, het is uitzondering wanneer gegeven wordt wat noodig is. Spr. zou er niet aan denken, M. H. te beschuldigen, wanneer er slechts en kele fouten werden gemaakt. Dat de meer derheid van M. H. de voorstellen van de minderheid met een lachend gezicht ver werpt, wil niet zeggen, dat de meerderheid zich verlustigt in den nood der hulpbehoe venden, maar dat. de meerderheid zich ook als zoodanig gevoelt. De uitdrukking „sata nisch" maakt op spr. niet den minsten in druk. Wij, sociaal-democraten, hebben den satan niet noodig als schrikaanjagend voorwerp. Wij houden slechts rekening met de werke lijkheid, zegt spr Spr. heeft een lijstje met namen van per sonen, die gedwongen zijn naar de stede lijke werkinrichting te gaan, en dan durft het adres nog zeggen dat deze bewering in flagranten strijd is me1- de waarheid. Dat ouden van dagen me* de honger- z-weep naar een bepaalde inrichting worden gedreven bevestigt spr. met een beroep op een bepaald feit, dat zij nader toelicht. On juist wordt het genoemd, dat in M. H. zelf standig de juistheid van doktersattesten wordt beoordeeld, doch spr. geeft gevallen aan, waaruit dat wel blijken zou, al geeft spr. toe, dat er na. December wel iets ten goede veranderd is. Het adres verwijt spr. onbehoorlijk gedrag, lasterlijke aantijgin gen en partijpolitiek van het laagste allooi, doch spr. heeft slechts de waarheid gespro ken onder overlegging van feiten, welke zij nu nog handhaaft. Het schijnt dat alles ge oorloofd is als het tegen een arbeidersvrouw gaat. Spr. zou zich niet ontzien hebben haar medeleden te bekladden, doch zij wijst er op dat het niet haar 'bedoeling was, per sonen te treffen, doch het systeem. Het schrijven van anonyme brieven is nu geluk kig bijna uit, doch het weigeren van steun en het uitkeeren van onvoldoende steun gaat nog steeds door. Spr. noemt nog ver schillende gevallen, waarin M. H. h.i. ge toond heeft een volkomen gemis van in zicht te bezitten. Sipr. hoopt dat wanneer een commissie van onderzoek komt, deze alle door haar genoemde gevallen zal on derzoeken. Sommige menschen worden tot wanhoop gedreven en komen zoo tot aller lei ongerechtigheden. In dezen moeilijken toestand, waarin het onmogelijk is om werk te krijgen, is het misdadig de menschen aan hun lot over te laten. In de laatste vergadering van M. H. is besloten een half portie eten te verstrek ken voor zoover de kinderen geen school kindervoeding genieten. De tijd van voed- selbedeeling acht spr. voorbij, doch zelfs al acht men dat gewenscht, dan nog is dat te weinig. Daarvoor moeten de menschen el- ken dag van het eene eind van de stad naar het andere loopen. Maar daarmee wordt de huisbaas niet betaald. Als dat zoo doorgaat is het eind van deze menschen de gevange nis. En wanneer men gaat kijken, wat deze menschen al niet beleenen bij de Bank van Leening, dan kijkt men z'n oogen uit. Men verwijst ze dikwijls naar het crisis-oomité, maar dat is een kapstok. Ze worden van het eene comité naar het andere verwezen. Spr. maakt als arbeidersvrouw de ellen de van dezen tijd aan den lijve mee en zij verklaart als „deskundige" dat het uiterste thans bereikt is. Spr. hoopt zich met dit betoog van alle blaam gezuiverd te hebben en vertrouwt, dat de wethouder, die de schrijver is van het adres van M. H. zich niet te hoog zal achten \>m zijn woorden in te trekken. Spr. vraagt van M. H. een vast^omschreven norm van steun, want thans heerscht de grootste willekeur bij de steunverleening. De voorzitter constateert, dat het onmogelijk zal zijn dit punt dezen avond af te handelen en stelt voor eerst de meest urgente voorstellen af te werken. De heer v. Eek zal zich alleen onder voorwaarde, dat er geen te lang uitstel wordt verleend, daarbij neerleggen. Daartoe wordt besloten. Bouw van een bijzondere school. Aan de orde komt thans 7o. Praeadvies op het verzoek van het Bestuur van de R. K. Parochiale Jongens scholen onder R. K. Parochiaal Kerkbe stuur, om beschikbaarstelling van gelden voor de stichting van een bijzondere lagere sohool aan de Potgieterlaan. De heer Vos meent, dat de raad aan zijn eigen eer verplicht is, deze medewerking niet te verleenen. Ten eerste omdat een openbare school in dat stadsdeel is afge stemd en ten tweede omdat de raad nog zoo pas uit bezuiniging een tweetal open bare scholen heeft gesloten. De heer Knuttel meent, dat de z.g. pacificatie niets anders ten doel heeft dan het openbaar onderwijs zooveel mogelijk te beperken en het bijzonder onderwijs alles toe te staan. Spr. noemt het in dezen tijd een absurden toestand, dat aan het bijz. on derwijs maar alle aanvragen moeten wor den toegestaan. De heer de Reedc heeft bezwaar tegen de geraamde kosten voor den bouw, welke hij te hoog acht. De heer W i 1 m e r meent eveneens dat het een plicht is in dezen tijd zoo zuinig mogelijk te bouwen, en hij beveelt B. en W. aan, zich hieromtrent met het schoolbestuur te verstaan. Overigens voldoet de aanvrage aan alle wettelijke eischen. De aanvrage is gewettigd, omdat er gebrek aan school ruimte dreigt, zoodat er geen enkele reden is om tegen de aanvrage bezwaar te ma ken. De heer V e r w e y meent, dat er wel de gelijk bezwaren zijn. Wij kunnen er niet aan ontkomen, doch spr. wil er toch op wij zen, dat het met den bouw van openbare scholen niet zóó gemakkelijk gaat als van bijz. scholen. Vooral tegenwoordig zijn er allerlei financieele bezwaren. Practisch komt het erop neer, dat de bouw van open bare scholen is uitgesteld tot na den crisis. De heer Knuttel: Dat is ten eeuwige dage. De heer Groeneveld is niet over tuigd van de noodzakelijkheid van deze school. Tegenstemmen helpt evenwel toch niets, tenzij Ged. Staten hun goedkeuring zouden weigeren. De heer Bosman vraagt zich af, hoe de gemeente aan de noodige financiën moet komen. Zal het rijk die gelden beschikbaar stellen? De heer v. Eecke zal tegen dit voor stel stemmen, omdat hij er een inconse quentie in ziet op het gebied van het ge meentelijk beheer. Wethouder Tepe zegt, dat er niet vol doende onderscheid gemaakt wordt tus- schen wat de gemeente kan doen voor openbare scholen en wat de gemeente wet telijk moet doen voor bijzondere 6cholen. Spr. heeft zich met het schoolbestuur in verbinding gesteld en gevraagd of het be stuur de toezegging wilde doen voorloo- pig nog niet tot den bouw over te gaan. Het schoolbestuur heeft den wethouder evenwel aangetoond, dat er wél degelijk absoluut gebrek aan schoolruimte bestaat. Een dergelijke toezegging was dus ten eenenmale onmogelijk. Schoolruimte gebrek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 6