V
0^
OOR
|flWPEREH
k/
ZATERDAG 11 JUNI 193*
DE LEIDSCHE COURANi
TWEEDE BLAD PAG. 8
cHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiimMiiiitiiiiiiiiiimiitiiiiimiiiuiuimiiiiiiiiiHiNimi:
11111111111111111 li 1111 li 111 li 11111111111111II111 111111111II111111111111111111111111111111111111111>111111111111111 rr
CORRESPONDENTIE.
Marie Duijnhoven, Warmond.
Zoo Marietje, hoorde ik ook eens wat
van jou? U zal toch zeker wel Marie zijn
of heet je soms Martinus of Meindert of
Marius of Martha of Mina of Mimi. .Schrijf
voortaan je naam voluit, zooals ik in de
„voorwaarden voor den wedstrijd'* trou-
steeds schrijf. Dag Marie
Corrie v. Berkel, Roclofaren ds-
v e e n. Zeker Corrie, had jij een kans
je? En niet alleen één, wel twee Het op
stel wil ik nog even bewaren voor later als
„Winterpret" meer op z'n plaats is dan in
dit jaargetijde het geval zou zijn. Dag
Corrie! Weer meedoen hoor! De prijzen
zijn weer even schitterend. Dag lief Nich
tje! Maak me veel groetjes thuis!
Dora v. d. Hoorn, R.v e e n. Je
zult zeker, al vaker gezegd hebben, zou ik
nou heelemaal niet hooren van mijn
Sprookje? Zou die ondeugende Oom Wim
■lij heelemaa-l vergeten?" Niets van an
hoor! Ik Vergeet niemand en ieder krijgt
zijn beurt.. Maar het gaat mij net als aan
den biechtstoel. Het sprookje laat ik nu
plaatsen. Zie vandaag eens. Begin al vast
aan iets nieuws! Dag Doortje! Maak me
veel groeten aan je ouders!
Corrie y. d. Wetten, Groenen-
d ij k. „Hoe zou „De Langslaper" toch
bevallen zijn", hoor ik Corretje .al zeggen.
Ik hoor of zie niets van hem. Nog even
geduld Corrie en dan is ie gewekt en stapt
ie welgemoed de kamer in. Zie vandaag
eens toe of je hem soms ziet, anders de
volgende week. Dag Corrie!
C a t o Koek, R.v e e n. Ik kan
me best voorstellen dat vader en moeder
blij waren, toen zo Jantje en Leentje te
rug hadden. Maar kom, ik zal jullie ge
schiedenis laten plaatsen. Zie maar eens
vandaag of de volgende week. Dag jon
gens! Ook meedoen bij den a.s. wedstrijd.
Marie V r ij b u r g, O u d - A d e.
Brr.. wat guezelige geschiedenis is dat.
Nou, maar ik ben blij, dat hier geen wol
ven zijn, anders zou het wel eens kunnen
gebeuren, dat ook hier vaker „boontje om
zijn loontje kwam. Nog even geduld Ma-
rietje
J a n n i e v. d. Bosch, S t o m p w ij k.
Dat sprookje is. goed naverteld en
daarom laat ik het plaatsen ook. Nog
even geduld! Begin al vast aan een nieuw
sprookje. Daag!
Marie Fransen, Langeraar.
Dat versje is afgeschreven en zoo is de
bedoeling niet. Het opstelletje is wel kort,
maar om jou pleizier te doen, laat ik het
te gelegener tijd wel plaatsen. Dag Marie
tje! Dag Frans! De opstelletjes van jou
Avorden ook geplaatst.
Dora Klink, R.'veen. Om jou
pleizier te doen en ter aanmoediging om
mee te blijven doen, laat ik jouw opstel
vandaag of de volgende week plaatsen.
Dag Dora!
Rika Slingerland, Zoeterw ou-
d e. Wat ik Dora Klink hierboven te
zeggen had, wil ik jou ook zeggen. En nu
hoop ik jullie ook te zien op den volgen
den wedstrijd. Dag Rika!
Ca tharina S i m m e r m a n, Al
phen. Ik geloof dat jij kunt Catrientje.
Maak eens voor ons Hoekje met zorg en
ordelijk een mooi en lang verhaal. Dan
laat ik het dadelijk plaatsen. Dag Catha-
rina!
Johan Janmaat, Alp hen.
Zoo Johan, kom jij met een vers en een
opstel aangedragenDat is flinkJij ver
diende niet alleen één, maar twee prijzen
en als ik 't voor te zeggen had, dan kon je
zeker op 'n prijs rekenen. Zie ik je ook weer
op den a.s. wedstrijd. Ik hoop het. Por al
je schoolvriendjes eens aan mee te doen,
want de prijzen zijn weer schitterend. Kom,
ik zal eens laten hooren het vers van
TOEN ONZE JAN EEN JANTJE WAS
Toen onze Jan een Jantje was,
Wat 't aardig hem te zien,
Nu schopt ie alle keien
En voetljalt bovendien.
Je bent een heel bedorven kind,
Eerst was je zacht van aard,
Nu doe je niets dan trappen,
Maar speelt niet eens meer paard.
Och Jan, wordt gauw een Jantje weer
En leer met lust en vlijt.
Speel vroolijk met je maatjes
En voetbal op z'n tijd.
Dan wori je weer zoo'n lieve baas
Als Jantje Aroeger was,
De kampioen bij 't spelen,
Do primus van dc klas.
Chris v. d. Geest, Leiderdorp.
Ook jouw opstel, Chrisje, laat ik plaat
sen. Maar je moet nog even geduld hebben,
Dag Chris! Maak weer eens voor den ko
menden wedstrijd een mooi verhaal! Denk
aan twee kansen. Daag!
Ziezoo! Nu ben ik door den berg brie
ven heengeworsteld. Ik* geloof dat ik nie
mand vergeten heb. En nu wacht ik weer,
veel, veel brieven.
En nu zal ik jullie eens wat nieuws
vertellen. De Directie draagt mij op jullie
mee te deelen, dat weer een wedstrijd kan
uitgeschreven worden en weer een groot
aaantal schitterende prijzen beschikbaar
zijn. Zegt het \7oort! Vandaag veertien
dagen begint de wedstrijd. De raadsels zijn
gemakkelijk en de prijzen dubbel waard
mee te dingen
Ik reken op jullie allen
Begin aan opstel of vers of verhaal of
sprookjes! Zeg het je vrienden en vrien
dinnen. De wedstrijd komt.
Jullie Oom Wim.
„ONTMASKERD"
door 'n H. B. S.-'er.
XXXI.
Nou, ik he-b er wel zin in, dus.,..
John belde. De huisknecht verscheen op
den drempel.
Dien de lunch op. Tom, sprak ~?ohn,
De bediende boog en vertrok. Na een
goed half uur' tijds hadden zij geluncht.
John keek op zijn horloge, dat twee uur
aanwees.
Zijn jullie zeer vermoeid.
Zij antwoordden niet, want de bel ging
en John ging zelf open doen.
Robert Parton stond voor de deur.
Hartelijk drukken de beide vrienden
elkaar de hand.
Hoe gaat het nog Robert?
Dank je, best John, mijn neef is weer
geheel in orde, en komt zelfs een paar
weken bij mij logeeren.
Wanneer komt hij?
Nou, ik d"enk de volgende week maar
zeker, kan ik het niet zeggen, daarom
kan hij morgen of overmorgen al wel
komen, zie je; hij is nog wel een beetje
wispelturig.
Zoo zeggende, waren zij John's kamer
ingeloopen.
Robert liep op Buck en Harold toe,
drukte hun de hand en ging zitten.
Rooken Robert, vroeg John.
Nou, er is over het algemeen bekend
dat Joan Daron beste sigaren rookt, dus?
Asjeblief.
John opende een lade van zijn schrijf
bureau en haalde er een kistje sigaren uit,
presenteerde Robert er een van, en zette
het kistje wederom op zijn plaats terug.
Daarna begon Robert!
En, hoe staat het met jullie onderzoek
omtrent den moord op mevrouw Hender
son? Al wat geA-orderd?
Ja, we zijn een heel eind gevorderd.
De daders dezer moorden zijn allen zeer
gehaaid, en houden zich op verschillende
plaatsen schuil. Hun aanvoerder draagt
den naam van „de gemaskerde bandiet",
naar ons een neger vertelde.
Een neger, wat wist die er dan van?
onderbrak Robert.
Die kerel had den wagen gereden
waarin de chauffeur ontvlucht is. En we
hebben al dreigbrieven ontvangen.
Het mooiste van alles is dat ze Harold
vannacht ontvoerd hadden. Na veel hin
dernissen hebben wij hem weer uit de
klauwen van dien gemaskerden bandiet
bevrijd.
Dat had je het leven wel kunnen kos
ten Harold, sprak Robert.
Het scheelde ook niet veel, weet je
wat, ik zal je de geheele geschiedenis gauw
in het kort vertellen.
Harold vertelde Robert nu in het kort
zijn ontvoering.
Het is me toch een boeltje met die
bandieten. A's jullie ze over zes weken nog
niet in handen hebben, dan zal ik jullie
eens een handje helpen, tenminste als het
noodlot mij gunstig is.
Nou. ik ben er wel zeker van dat je
slagen zult A'oor Hoofd-Inspecteur van
recherche en politie.
Het is te hopen, antwoordde Harold.
Maar nu wat anders, jongens, het is nog
maar kwart voor drie, j'ullie konden wel
eens even meerijden naar mijn huis. Nou,
heb je er wat op tegen.
Ja, we zijn anders zeer druk met. ons
ons onderzoek.
Nou, een uurtje schaadt toch niet, is
't wel
Nee, dat nou niet.
Nu, wacht dan maar evenRobert
liep op het telephoontoestel toe. belde een
paar maal. vroeg nummer 5463 aan, en
A'roeg aan den A-oorkomenden bediende
zijn huis op te bellen of hij direct Max den
chauffeur even wilde zenden. Hü bo1do
weer af, hing de telephoon weer aan den
haak. lie^ weer op de drie detectives toe.
Zoo jong'*'S. nu laat ik jullie straks eens
eAren profiteeren van mijn sigaren.
We zullen afwachten Robert, ant
woordde John met een glimlach.
(Wordt vervolgd).
HET KABOUTERFEEST
door Dora v. d. Hoorn.
't Zou feest zijn in 't kabouterland. Want
de koning zou duizend jaar worden. Hij
zou heel sprookjesland uitnoodigen. De
elfjes en waternimfen waren er ook bij,
Hij had 't zijn kleermakertjes erg druk ge
maakt, want de kabouters en allen die
mochten komen, moesten alle een splinter-'
nieuw kleedje aan hebben, bijv. de kabou
tertjes groene en roode fluweelen pakjes
en mutsjes, en de elfjes en dë nimfjes rose,
blauwe en oranje gekleurde kleedjes Zoo
hadden ze het erg druk gekregen. Maar
als je het over iets hebt, dat prettig is,
dan schiet je vanzelf hard op. Eindelijk
was 't groote feest aangebroken. Allen wa
ren vroeg opgestaan. De kamerheeren had
den de prachtigste kleederen klaargelegd,
ook de gouden kroon, waarin de kabouters
een prachtigen diamant voor zijn verjaar
dag gegeven hadden. De koning had ook
nog een prachtigen nieuwen mantel met
goud bestikt, en er zaten nog gouden
bloempjes op. Dit had hij ook van zijn
oanderdanen gehad. Het was een en al
feliciteeren en gelukwensehen van heb-ik-
jou-daar.
Nu ging het in optocht naar de elfenko
ningin. die stond al op wacht met een rui
ker bloemen zoo dik als een boomstam:
ze kon hem nauwelijks vasthouden. Een
heele groep elfjes stond achter haar. De
koning wuifde met zijn hand, toen hij haar
in de verte zag. De begroeting was aller
hartelijkst.. En ook bij de nimfjes was het
hetzelfde. Nu ffingen ze gezamenlijk door
prachtige eere-bogen anar de groote feest
zaal. De zaal was mooi A'ersierd met bloe
men en lampions. In 't midden stond de
troon van de koning versierd met gouden
en zilveren sterren.
Toen de koning had plaats genomen en
alle gasten hun plaats hadden ingenomen
werd er eerst een feestmaaltijd gehouden.
Allerlei heerlijkheden werden er binnenge
bracht. Allen smulden en daarbij dronken
ze honing uit zilveren kelkjes. Ondertus-
schen speelden de muzikanten vroolijke
wijsjes, maar zorgden dat. ze ook niets te
kort kwamen. Na afloop zou er een prach
tig tooneelstuk worden opgeA-oerd. Het
was voor een arm verdrukt elfje, het was
een spannend stuk. Allen Avonden het
prachtig. Daarna was het bal. De oude ko
ning danste zelf ook met een lief elfje. Het
bal werd begeleid rloor muziek en zang.
Een klein elfje speelde op de piano en een
zanger zong prachtige liederen. Die zan
ger heette Bart, want dat beteekent zan
ger. Hij zette wel eens zóó 'n keel op; dat
allen dachten, dat hij nog binnenste bui
ten zou keeren. Je moest er toch om lachen
ook. Toen de avond was aangebroken en
ze weer bij hun paddestoeltjes zaten, kAvam
een geleerden minister zeggen, dat er des
avonds vijf sterrekindjes naar de aarde
kwamen om den koning te feliciteeren. Er
zou dan nog een zangstukje gedaan wor
den door de sterrekindjes. De gasten von
den het goed en ze riepen: „Hoera, en ze
waren nieusgierig, hoe of het zou wezen.
Toen de maaltijd afgeloopen was, gingen
allen naar de zaal waar de vijf sterrekind
jes zouden komen. Eindelijk kwam er een
sterretje te voorschijn en toen volgden de
vier anderen. Ze hadden gouden sterre-
rokjes aan en een rose blousje en ook had
den ze fluweelen schoentjes aan. Zij groet
ten den koning en wenschten hem veel
geluk en dat hij nog duizend jaar koning
r-ocht wezen. Nu groetten de andere gas
ten ook. Strak zouden zij nog zingen. Nu
moesten ze eerst wat gebruiken. Toen zij
klaar waren vroegen zij aan 't elfje, dat
op de piano moest spelen, of zij een mooie
wals wou spelen. Het elfje wou het graag
doen. Daar begonnen de sterrekindjes
mooi te dansen, zij dansten voor den ko
ning en de koning vond dat erg mooi. Op
't laatst gingen zij weer naar de zaal waar
het tooneel stond, nu zouden de sterretjes
hun zangstukje doen. De piano begon te
spelen, h t gordijn ging open en daar
stonden de sterretjes. De eerste tonen
klonken zacht, doch toen klonken de tonen
in schoon geluid, de sterretjes gingen m
een kringetje staan en zongen prachtig.
I Mlen luisterden verrukt. Ze klapten, zoo
hard ze konden, in hun handjes. Nu moes
ten de sterretjes weer verrekken. De ko
ning bedankte de sterretjes hartelijk en
vroeg als ze nog eens feest vierden of ze
dan weer kwamen. Dat beloofden ze,
groetten den koning en alle gasten en
vlogen weg.
Ondertusschen was het laat geworden
en ofschoon ze zich nog lang niet ver
veelden, besloot de koning het feest maar
te eindigen. De eerste minister dankte
namens alle gasten den koning voor den
heerlijken dag, en hoopte dat ze nog dik
wijls zoo'n feest mochten vieren. Toen
gingen ze allen voldaan huiswaarts en
spraken nog dagen lang over het heerlijke
feest-.
DE MEIMAAND
door Sientje van Dijk.
De Winter is voorbij
Hoezee, daar is Mei.
Ieder vogeltje legt een ei,
Al in de maand van. Mei.
De bloemen staan in pracht
Van duizenderlei kleur.
De lucht hangt met een vracht
Vol scherpen geur.
Wij vlechten kransen, lang en bout
En springen door de wei.
En zijn we van 't spelen moe,
Rusten we op 'n bloemensprei.
Heerlijk is de maand van Mei,
Toegewijd aan 't Jesuskind.
Komt, tooien wij haar beeld nu,
Fluks, om Hem, zoo teer bemind.
VAN KABOUTER PIMPELMUTS
door Joke de Kenning.
Kabouter Pimpelmuts woonde heel al
leen in zijn kleine holletje onder den groo-
ten eik. Zelden kwam hij er eens uit want
hij was al heel oud. Maar eens in het jaar
kwamen de elfjes hem altijd halen met
een mooi klein gouden wagentje. Dan was
er groot feest, want dan was de kabouter
koning jarig en daar wou ik juist eens
van vertellen. Kabouter Pimpelmuts had
zich netjes aangekleed en wachtte tot de
elfjes hem kwamen halen. Vandaag was
de koning niet alleen jarig maar ook 30
jaar koning. Een groote gebeurtenis. Daar
Avaren de elfjes. Gauw stapte Pimpelmuts
in. Nog geen kwartier later was hij er al.
Alles was feestelijk versierd en in het
midden stond de troon. Er stonden tafels
met taarten, koekjes, krentenbroodjes en
nog veel meer lekker. Alle kabouters en
veel dieren uit het bosoh waren er al.
Daar kwam de koning met zijn gevolg en
nam plaats op zijn troon; er brak een da
verend applaus los. Toen zongen 10 kabou
ters een welkomstlied. Een klein lief elfje
bood den koning, toen uit naam van al
zijn onderdanen een mooie gouden beker
aan. Er werden og wat gedichten voorge
lezen en ook werd er gezongen. Toen stond
de koning plechtig op en tikte e\'en met
zijn staf ten teeken, tot stilte en sprak:
„Geachte Onderdanen,
Hartelijk dank ik allen voor de hulde
mij gebracht. Ik hoop, dat ik nog lang over
u mag regeeren. Ook heb ik voor een pret-
tigen avond laten zorgen. Neem nu allen
plaats aan tafel. Ik heb gezegd".
Daar kwam Pimpelmuts naar voren.
„Geachte koning", sprak hij, wij zullen
eerst op uw gezondheid drinken." „Ja, ja,"
riepen allen. Den verderen avond ging
prettig voorbij. Toen Pimpelmuts des
avonds laat thuis was, docht hij: 't was een
heerlijke avond.
DE LENTE
door Theo Baars.
De lente is weer in het land,
Er zijn weer bloempjes in het gras
De kinderen spelen in de wei
In den lekkeren zonneschijn.
De koeien zijn al in de wei
En loopen tussc'hen 't hooge gras,
't Is daar zoo lekker in de wei
Ze loopen, springen van pleizier.
Als de lente is voorbij
Dan komt de lekk're zomer weer,
Dan is 't heerlijk warm ook.
En komt de vacantie weer.
DE LENTETIJD
door Anny B^ars.
De Lente komt weer in 't land,
De mooie Lentetijd.
En alles springt weer hand aan hand,
Hoezee, de Lentetijd!
De koeien in de wei,
Zijn nu ook weer blij.
Ze zijn de stal ontvlucht,
Genieten van de buitenlucht.
De kinderen plukken bloemen
In de groote wei.
De bijen gonzen, zoemen,
Alles is nu blij!
IN DE MEI
door Marie v. d. Wolfshaar.
Op 't grasveld doet klein Fransje
Met haar pop een rondedansje,
Hoor ze zingt er bij.
En de zon beschijnt haar snuitje;
Van het vroolijk dansend guitje!'
O, ze is zoo blij
't Is in de Mei!
Op het grasveld ligt klein Fransje
Moe van haar rondedansje,
Met haar pop.
En ze gaat aan 't knikkebollen
Laat haar pop van d'r schootje rollen,
Fransje slaapt zoo blij!
't Is in de Mei!
LENTE
door Jan v. d. Wolfshaar.
Knoppekens zwellen
Aan twijg en aan tak,
Vogelkens kwett'ren
In struik en op dak.
Bloemekens geuren
In veld en in wei,
Krekelkens sjirpen
In bloeiende hei.
't Zonneke glanst er
En schittert en lacht.
Nu weer de aarde,
Ontsluit al haar pracht.
LENTEPRACHT
door Gerard Pouw.
Van het Noorden naar het Zuiden
Overal is Holland mooi.
Maar in het jaargetij de „Lente"
Is het in zijn mooiste bood.
Mooi zijn zeker wel zijn bosschen,
Prachtig is dc wei,
Zie onze vette koeien grazen
Vroolijk, gezond en blij.
Zie de blanke hooge duinen
Dicht bij de groote zee.
Verheffen fier hun kale kruinen,
Rustig en tevree.
Is het God niet, die de schepping is
Van al die wond're pracht?
Hij heeft het al geschapen
Door Zijn wil, Zijn macht.
NIEUWE RAADSELS
door Theo Kramp.
1. Wat is in geen woorden uit te druk
ken?
2. Welk haar had de hond van Adam?
3. Welke sleutel past op geen slot?
4. Wie kan alle talen spreken?
5. Waarom gaan wij naar bed toe?
6. Van welken kan wordt een biefstuk
het eerst gesneden?
7. Wat ruikt het eerst in de apotheek?
De oplossingen niet insturen, deze
geef ik ter eigen controleering de volgende
week zelf. Oom W i m.
DE SLIMME HEER
door Koos v. d. Geest
Een heer zat onderaan den disch
En zag dat al de kleine Arisch,
Voor hem op tafel werd gedragen
En groote in de schotel lagen.
Aan 't boveneind- Niet erg tevreên,
Neemt hij de visschen één voor één
En gaat die aan zijn ooren hooren.
Nu de andere gasten dit aansohouwen,
Vraagt ieder hem, wat hebt gij voor;
Dat gij die visschen. houdt aan 't oor?
„Ik heb, zei hij, een broer verloren,
Door schipbreuk en wou gaarne hooren
Of 't een van hen o^Ic is bekend
Waar of mijn broeder is belend!"
Men vraagt, hem weder wat zij zeggen
Ze weten 't mij niet it te leggen.
Zij sprak hij veel te jong
'Toen eens, helaas, mijn broer vergong.
Maar 'k moet het aan de Arisschen
vragen,
Die bovei aan zijn aangedragen.
En wijl ze ouder zijn aan mij,
Wel zullen zeggen waar dat hij,
Geworpen zijn mag door de baren,
Zij lachten allen die daar waren.
Intusschen stelde men den kwant
De groote visschen fluks ter hand.
DE ZIEKE IN HET VOORJAAR
ook door Lucie.
Dat is toch niet te beschrijven
Door een kleine kinderhand,
Hoe, hoe, kunnen wij nu voelen
Die zonder zorgen, dartelen rond.
Een zieke die den langen winter
Ligt te wachten op de zon
Die hun zooveel troost kan brengen
En zooveel leed verzachten kan.
Neen, daar is ons hart te jong voor,
Dat moet meer van hooger hand.
Dat kunnen alleen groote menschen
En ook de radio-predikant.
Alleen wensoh ik de lieve zieken
Een heerlijke lange zomerzon,
Die hun krachtig en sterk zal maken
En weer een nieuwe levensbron.
Ook kleine zieke Nichtjes en Neefjes
Die wachten op de voorjaarszon,
Geniet volop van haare weelde
Van deze groote waterbron.
MIJN POPPEN
door Jetje Castelein.
Ik heb drie mooie poppen
Waar ik heel graag mee speel.
De eene heet Marietje.
De tweede die heet Neel,
Dan nog de kleinste van de drie,
Die draagt den naam van Annemie.
Marietje heeft een krullebol,
En mooie witte tandjes,
Ze draagt, als ze uit wandelen gaat,
Een taschje in haar handjes,
Zij is mijn oudste poppenkind,
En wordt door iedereen bemind.
Dan volgt de lieve kleine Neel,
Die is nu 2 jaar oud,
Ik houd ook erg veel van haar,
Al is ze wel eens stout,
Ze heeft twee blauwe oogjes klein,
Waarop zij werkelijk trotsch mag zijn.
Dan heb ik nog mijn Annemie,
Dat is dus nummer drie,
En altijd moet ik lachen,
Als ik haar ook maar zie,
Al is ze ondeugend en bijdehand,
't Is toch een echte leuke klant.
Des Maandags houd ik waschdag,
Dan helpen ze mij goed,
Eerst maak ik dan een sopje
En zitten ze heel zoet,
En heb ik de kuip dan klaar gezet.
Dan begint de grootste pret.
Marietje helpt met wasschen,
En natuurlijk ook kleine Neel,
Annemie is nog te jong,
En kan nog niet zooveel.
Daarom kijkt ze rustig toe,
En wordt vanzelf niet moe.
Als ik uit wandelen ga,
Naar oome Wim enp tante Gree,
Dan neem ik mijn poppekinderen,
Heel netjes aangekleed mee.
Dan zijn ze heel lief en tevreden,
En hebben tot stout zijn volstrekt geen
reden.
En als het 's avonds zes uren slaat,
Dan breng ik mijn popen naar bed.
Dan kunnen zij heerlijk gaan rusten,
En droomen van de pret.