23ste Jaargang VRIJDAG 20 MEI 1932 No. 7205 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN S)e£eid^clie0oii^omt DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling Voor Leiden 19 oent per week f2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week f 2.60 per kwartaal Franco per poE*t f2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 oent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 oent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regeL Voor Ingezonden Mededeelingen wordt bet dubbele van het tarief berekend. Kleine advertentiën, van ten hoogste 30 woorden, waarin betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop f 0.50. Dit nummer bestaat uit vier bladen V Een studie over onverdraag zaamheid. De student S. Buys te Leiden, die een universitaire studie voorbereidt over uitingen van godsdienstige onverdraag zaamheid in ons land, zond aan het „Volk" het volgende verzoek: „Kan men mij uitingen van gods dienstige onverdraagzaamheid meda- deelen? Ik bedoel hiermede bijv.: werk gevers, die bij voorkeur of alleen ar beiders van zekere godsdienstige rich ting in dienst nemen, desnoods andere arbeiders hiervoor ontslaan. Het op hitsen door geestelijkheid tegen an dersdenkenden, ook niet-kerkelijken. Dit kan zioh op verschillende wij^ zen uiten. Tegengaan en belemmeren van „gemengde huwelijken". Verboden voor het lezen van boeken, kranten van andere richtingen. Tegengaan of verbieden van den omgang met an dersdenkenden. En zoo tal van andere voorbeelden, waar onze samenleving zoo rijk nan. is. Zoo men mij bovendien* krantjes, geschriften, pamfletten, broohures e.a. kan toezenden, waarin bovenstaande voorbeelden oa. eveneens tot uiting komen, bewijst men mij evenzoo een grooten dienst." Het „Volk* teekende bij dit verzoek aan: „Wij bevelen allen, die in staat zijn den vrager te helpen, dringend aan om aan zijn verzoek te voldoen. Het on derwerp is voor ons sectarisch opge hitste land van groote beteekenis en een samenvattende studie zou van zijn." TWEEDE KAMER van 28 October bijdrage, zooals opmerkt, nl het Het „Grafisch 1931 bevatte een de „Standaard" volgende „Uit de practijk. Een adspirantlid was werkzaam op een der meest be kende drukkerijen alhier (d.i. 's-Gra- venhage). Herhaaldelijk werd hem ge vraagd lid te worden van de A. J. C. 's Maandags was men steeds nieuws gierig naar de preek. Verder werd gevraagd, of hij een christelijke zet haak had gekocht en of hij nu met christelijke letters zette. Meermalen kwam de jongen bijna huilende thuis, gegriefd door de onaangename beje gening van zijn oudere collega's, de bewusten. De proeftijd verstreek, het meegebracht proefwerk was goedi, het getuigschrift van school ruim vol doende, maar voor een leerlingen-con- tra-ct kon hij niet in aanmerking ko men. Waren hier duistere maohten aan 't werk geweest? Thans heeft het jon ge lid wèl een leerlingencontract, bij een anderen patroon natuurlijk, en volgens diens mededeelingen voldoet hij uitstekend". Onverdraagzame menschen vindt men ndet uitsluitend bij ééne bepaalde partij of geestesrichting. Zij zijn verspreid over verschillende par tijen. Maar men moet ze zeker niet bij voor keur zoeken of het sterkst-in-aantal ver onderstellen bij degenen, die aan de over zijde staan van het Socialisme! Verdraagzaamheid jegens personen is een resultaat van innerlijke beschaving van ware Christelijke cultuur. Maar: verdraagzaamheid, goed begrepen en beleefd. Wie het tegengaan van gemengde huwe lijken beschouwt als strijdig met verdraag zaamheid, heeft wel een heel averechtsoh begrip ervan! EINDE DER CONT1NGENTEERINGSDEBATTEN. SUBSIDIES DER STAATSMIJNEN EN DER ZUIDERZEE WERKEN VOOR KERKEN, PATRONATEN ENZ. Gisteren heeft de Voorzitter ge zorgd, dat de Kamer zichzelf warm praat te over de contingenteeringen. Om zes uur eindigde de Minister zijn rede en moest ons vorig verslag worden gesloten; maar de voorzitter dacht er niet aan, krimp te geven en heeft nog tot half acht doorver gaderd. Toen waren alle amendementen, na scherp verzet van den Minister en ten dee- le na onaannemelijkverklaring, ingetrok ken, behalve dat van den heer Hubar, dat eenigszins gewijzigd werd gehandhaafd. De stemming over de motie Kortenhorst, met amendement Hubar en de verschillende wetsontwerpen had nu gisteren bij den aan vang der zitting plaats. De motie Kortenhorst werd verworpen met 52 tegen 26 stemmen; de meerderheid der Kamer had blijkbaar begrepen, dat de Minister deze concessie aan het buitenland had aangewend en verder kon aanwenden als een ruilobject. De contingenteering van schoeisel werd goedgekeurd met 56 tegen 23 stemmen; die van tricotgoederen met 55 tegen 24 stem men; die van wollen en halfwollen stoffen met 50 tegen 29 stemmen. Na verwerping van het amendement Hel- lenberg-Hubar met 42 tegen 37 stemmen werd tenslotte de contingenteering der bovenkleeding aangenomen met 49 tegen 29 stemmen. Het wetsontwerp tot het doen van de noodige onteigeningen voor de rechtma- king van een groote Maasbocht bij Alem werd na eenige opmerkingen van de heeren T e u 1 i n g s (R.K.) en Schaepman (R.K.) z.h.st. aangenomen. Wij kwamen nu plotseling in een zaak van veel grooter algemeen belang: de motie Drop-van der Heijden (S.D.A.P.) t. e.v. de subsidies welke door de Staatsmij nen en bij de drooglegging van de Zuider- derzee worden gegeven ten bate van den bouw van kerken, patronaten enz. De heer Drop lichtte deze motie toe, maar men kan niet zeggen, dat hij daarbij bijzonder helder was. Aan den eenen kant wilde hij zich niet beroepen op art. 172 van de grondwet ter bestrijding van deze subsidies, want hij erkende, dat dit art. geen verbod bevat om dergelijke subsidies te geven. Aan den anderen kant trachtte hij de his torie van dit art. tegen de subsidies in het veld te brengen en dat wel met een uit voerig beroep op het werk van Mr. de Sa- vormin Lohmann over onze constitutie. Volgens den heer Drop zou de historie van het Grondwetsart. onveranderde handha ving vorderen van den toestand, die be stond, toen dit art. in de Grondwet kwam. Daarom moest men zeer voorzichtig zijn met subsidieering langs andere wegen dan die van het Grondwetsart. Het werd echter uit de rede van den heer Drop niet duide lijk, of die voorzichtigheid nu in alle ge vallen tot wijziging van subsidies moest leiden, dan wel of hij van oordeel was. dat zij in bepaalde gevallen moesten worden verstrekt. Daarom had het ook zoo weinig zin, dat hij de bedragen noemde, welke nu sinds ongeveer 22 jaar voor dit doel door de Staatsmijnen worden beschikbaar ge steld; bedragen, die de f 50.000.per jaar nog lang niet halen. Nog veel minder dui delijk, was, wat de Gemeentelijke subsidies en rentelooze voorschotten als die van Heerlen, Eindhoven en Venlo er mede te maken hadden. En het alleronduidelijkst was wel wat het provinciale subsidie aan het monument, dat het kasteel van Hoens- broeck is, te doen had met de vraag der subsidies aan kerkgenootschappen en gods dienstige en cultureele organisaties. Des Pudels Kern was echter wel, dat de heer Dorp ook subsidie wenschte voor de socialistische „cultureele organisaties''. Wat zijn overigens „cultureele organisa ties"? Deze vraag stelde de heer prof. Eerdmans (V.B.), die een scherpe ont leding gaf van den tekst der socialistische motie. Wat kerkgenootschappen zijn, zei hij, dat weet ik, dat blijkt uit de Grondwet; met de godsdienstige vereenigingen weet ik al veel minder weg! Maar t.a.v. cultureele organisaties raak ik het spoor heelmaal kwijt. En, wanneer dan gezegd wordt door de voorstellers dat geen enkele ernstige maatschappelijke stróoming bij de subsidi eering over het hoofd mag worden gezien, dan rijst toch de vraag, wat een ernstige maatschappelijke strooming is. Geheel afdoende echter werd de motie bestreden door den heer Ma en en (R.K), die een werkelijk voortreffelijke rede heeft gehouden. Deze begon met er aan te herin neren dat de subsidies der Staatsmijnen reeds vroeger uitvoerig in de Kamer waren besproken. Bij een dier gelegenheden in Febr. 1928 had de heer Drop zelf verklaard, dat hij deze subsidies voor kerk en bouw enz. volstrekt niet wilde afkeuren. Met de verhouding tusschen Kerk en Staat hadden deze subsidies niets te maken, ofschoon de heer Drop zich thans op die verhouding beriep. Spr. verwees echter ten deze naar een proefschrift van Mr. Borret, waarin werd bewezen, dat het verschaffen van geldelijke tegemoetkomingen aan kerkge nootschappen en dergelijke niet onvereenig- baar is met de meest volkomen scheiding tusschen Kerk en Staat. In casu echter treedt de Staat niet op als overheid doch als werkgever, die verplicht is te zorgen, dat de werknemers ook datgene hebben, wat voor hun godsdienstige leven noodig is. Uit vroegere discussies bewees de heer Maenen dat de heer Treub ieder beroep op de Grondwet had terzijde gesteld; dat de heer Roodhuizen het herstel van den Post door Minister Posthuma had toegejuicht, vooral omdat dit niet van de reohter doch van de linkerzijde «tenslotte dat ook de heer Marchant had erkend, dat de kwestie van de Grondwet hier niet bij te pas kwam. Met afdoende cijfers bestreed spr. de bewering van den heer Drop, dat in de mijnstreek reeds stabilisatie was inge treden. Tusschen 1920 en 1930 ging de be volking van het Rijk met 14.4% vooruit, die van Heerlen daarentegen met 25%, die van Geleen met 177.1% en die van Hoensbroek met 76.4%. Veel sterker nog spreken de cijfers, als men ze beschouwt sedert 1900. Al moge het waar zijn, dat deze stijging thans verminderd is, voor de kerkgenoot schappen is daardoor allerminst stabilisa tie ingetreden. Want deze hebben sedert de komst van de Staatsmijnen zich zeer groote offers moeten getroosten. Alleen de 'R). K. bouwden in die periode 51 nieuwe kerken in de mijnstreek, terwijl vele an dere werden uitgebreid en vergroot. Hier voor werd een bedrag uitgegeven van 4.690.740 guden, afgezien van de zeer kost bare meubileering. Het subsidie dat de Staatsmijnen sedert 1917 gaven voor alle patronaten en kerken bedraagt nog niet 10% van de bouwkosten afgezien van de meubileering en nog geen halve cent per gedolven ton kolen. De uitgaven der Staats mijnen voor exploitatie bedroegen 194 mil- lioen en voor den aanleg van nieuwe mij nen 115 millioen. Het subsidie is nog niet 1/10% van de aanleg- en exploitatiekosten. De kerkgenootschappen hebben natuurlijk moeten leenen voor de geweldige uitgaven, die zij hadden en zij zitten nu voor de be taling van rente en aflossingen dezer lee ningen. Voor hen is er dus van stabilisatie van den toestand nog geen sprake en een intrekking der subsidies zou hen in de grootste verlegenheid brengen. Ten sterkste had het spr. verbaasd, dat van de zijde, die in' de laatste tijden zoo herhaaldelijk voor de autonomie der Gemeenten was op gekomen, de Gemeentelijke subsidies hier in het geding waren betrokken. Nog ster ker verbaasde het spr. dat men zelfs het provinciaal subsidie van Limburg aan het kasteel Hoensbroeok had gememoreerd, omdat deze provincie immers alleen subsi die verleent, nadat dit door het Rijk ge schiedt en daarmede het monumentaalka- rakter van een gebouw is erkend. Spr. wees er op, dat ook in andere lan den de mijnen voor kerkenbouw zorgen. En in treffende woorden kwam hij op voor bet reoht der geloovige mijnwerkers om van de zijde van hen, die hen in hun winst-belang in dienst nemen, althans ook de gelegen heid te ontvangen om uit de donkere mijn gangen naar de lichtende hoogten van hun godsdienstig leven op te klimmen. Waar van andere zijde op subsidie voor voetbal en wie weet wat al meer wordt aangedron gen, mocht dit t.a.v. dit veel hoogere cul tureele belang wel eens worden gezegd. De Kamer had deze rede met onverdeel de aandacht gevolgd; de heer Maenen werd door verschillende zijner partijgenootcn gc- lukgewenscht. Er was verder betrekkelijk weinig aandacht voor de redevoeringen van de heeren S m e e n k (A.R.) en Hermans (R.K.), die zich vrijwel op hetzelfde stand punt stelden als de heer Maenen. DE PINKSTERZEGEN VAN „DE GRAAL". In tegenstelling met enkele andere lite ratoren schrijft de bekende litterator C. B. de Klerk over de letterkundige waarde van het „Graalspel" in de „Tijd" met grooten lof: „Zulk een monumentaal Gelegenheids- poëem te zien aanbieden aan de Kerk op den geboortedag van haar stichting; de Roomsche vrouw, die Paulinisch voelt en haar zwijgende plaats weet in de Kerk, te zien uitbreken naar de profaanste velden van het wereldsche leven met regimenten van maagden om de Heerlycqheit der Kercke uit te spannen voor een stad van toeschouwers onder den koepel van Gods zonnehemel; het is een vreugde voor den modernen katholieken cultuurmensch het te mogen beleven. Bij dit rhythmisoh bewegen en gebaren, getuigen en juichen der legioenen, wat zegt daarbij poëtiek of taalbehandeling; hoe leert men bij zulk een gebeuren onze ge- loofsgenooten uit de Apostolische tijden begrijpen, die bij den opbouw der Liturgie, de gewijde literatuur der Kerk, het „poëtice compositum", het „diohterswerk" aanvan kelijk weerden en later toch atijd taxeer den als iets bijkomstigs. Wat een gelukkig inzicht, voor deze Roomsche schoonheid geen vreemde talen ten te leenen! Er is op dit oogenblik in Noord en Zuid geen poëet, die Mia van der Kallen's ge dachte en schepping adaequaat had kun nen verwoorden in verzen; want de kat-ho- ïefce gemeenschapspoëzie moet nog gelxv ren worden, maar Mia van der Kallen's werk wekt de behoefte en het verlangen er naar. Is er één literator van de oude Roomsche garde, die niet gaarne al zijn roem gaf voor een praestatie als deze, die een nieu we geestdrift schept onder de goloofsge- nooten? Ik moet telkens denken aan dat, ons nog te ver liggend, enthousiasme, waarmee de Heilige Augustinus eens op Pinksteren preekte. Pinksteren, dat meest geestelijke en uiteraard voor de niet meditatieve massa het minst aansprekende Feest, 't is in tuurgeschiedenis van Nederland nooit zóó majestatisch en tegelijk voor den eenvoudigsten Ohristen zoo reëel gevierd als Maandag in het Stadion. Die viering was Augustiaisch modern". BEGIN VAN DEN ZOMERTIJD. ZATERDAGAVOND DE KLOK VOORUITI Voor zooveel nog noodig, wordt eraan herinnerd, dat de zomertijd aanvangt den 22sten Mei a.s. De overgang geschiedt in dier voege, dat, wanneer de middelbare zonnetijd van Amsterdam op den dag waarop de zomertijd aanvangt, 2 uur aangeeft in den voormiddag, het wordt geacht te zijn 3 uur in den voormiddag. De overgang dit jaar naar den zomertijd geschiedt met andere woorden dus in den nacht van ZATERDAG 21 Mei op ZONDAG 22 MEI te 2 uur. MEN MOET DUS ZATERDAGAVOND ZIJN KLOK EEN UUR VOORUITZETTEN. VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. Drie Nederlanders omgekomen bij de ramp van de „Georges Philippar". (Buitenl. Berichten 2e blad). De eerste Oceaanvlucht door een vrouw alleen. (Luchtv. 2e blad). Do verwoestingen van de aardbeving in de Minahassa. (Ned. O.-Indië). BINNENLAND. De hulpverleening aan de melkveehou derij. (lste blad). Nadere bijzonderheden omtrent het drama te Roosendaal. (Gem. Bor. 3do blad). Verschillende verkeersongelukken en branden. (Gem. Ber. 3de blad). SPORT EN WEDSTRIJDEN. De roeiwedstrijden van Hollandia be gonnen. (Sport 3de blad). EEN CORRESPONDENTIE UIT WEENEN Bladz. 13 EEN PAGINA VOOR DE DAMES Bladz. 14 EEN PAGINA „VAN ALLES WAT" Bladz. 15 De tompelto- ren te Ür in Zuid-Babylo- nië (opgraving door M. O. L. Woolley). Do top van den tempelto ren Euder in Zuid-Babylo- Prof. dr. F. M. Th- Böhl, hoogleeraar in de Assytiologie aan de Leidsche Uni- versitit, heeft de vorige maand met de K. L. M. een reis ondernomen naar Ba- bylonië, teneinde daar zich op de hoogte te stellen van de oudheidkundige opgra vingen, welke daar door eenige buiten- landsch expedities zijn verricht. Prof. Böhl, die van deze reis kort ge leden is teruggekeerd, was zoo vrien delijk ons eenige door hem genomen foto's te verschaffen van de resultaten dier opgravingen, welke wij hierbii publiceeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 1