IN HET IJS VAN DE
NOORDPOOL.
DE LEIDSCHE COURANT
EEN IJSLAAG VAN
3000 METER.
De ontdekking der Duitsehe
Groenland-expeditie.
Onlangs is de expeditie van Groenland
teruggekeerd, nadat zij anderhalf jaar
lang de grootste eilanden der Poolzee,
de laatste getuigen van de ijs-periode
doorvorscht hëfcft. Alfred Wegener, de
leider van deze expeditie, een pionier
op het ge'bied der onderzoekingen op
Groenland heeft in het eeuwige ijs van
dit eiland zijn laatste rustplaats gevon
den, zijn laatste aanteekeningen zijn ons
onbekend (hij heeft ze wel aan den Groen-
lander Rasmus gegeven, maar die is ver
dwenen).
Het wetenschappelijk resultaat van
deze expeditie is nog niet bij benade
ring vast te stellen.
Vele gangbare mecningen over Groen
land zullen thans aan een herziening on
derworpen moeten worden; 't meest ver
rassend echter, en voor den leek haast
ongelooflijk, is het resultaat van de me
ting der ijslagen.
Dit Groenland is een komvormig stuk-
vasteland, tot den rand gevuld met ijs.
dat een dikte van 3000 meter bereiken
kan. Men moet zich voorstellen, dat bij
deze dikte van het ijs een gebergte, on
geveer als de Alpen, onder het ijs be
graven kan liggen en dat dan alleen de
hoogste toppen als kleine bergen boven
hel ijs uitsteken.
Hoe meet men echter zulke ijslagen?
Yn de Alpen heeft men eens tot 300 me
ter ijs „geboord"' met behulp van een
benzinemotor, en dat heeft nog jaren
van moeilijken arbeid gekost.
Wegeners expeditie bediende zich van
een moderner en eleganter middel, dat
voor zoover ik weet, tot Mintrop terug
gaat. Hij maakte het eerst gebruik van
het verschijnsel, dat zoowel de snelheid
der geluids- alsook die der aardbevings-
golven afhankelijk is van de stof, die zij
doorloopen moeten. Practisch ziet de
methode er ongeveer uit als volgt: Op
eenigen afstand van een seismograaf
wordt in de aarde dynamiet tot ont
ploffing gebracht. De golven, die van den
cxplosiehaard uitgaan, worden door den
seismograaf opgeteekend.
Het interessante is nu, dat men met
behulp van de tijd en de richting der
aardbevingsgolven, den opbouw en de
structuur van de aardkorst bepalen kan.
welke de elastische golven doorloopen
hebben. Zulke metingen met den seis
mograaf hebben tot ontdekking en grens
bepaling van kolenbekkens, zoutlagen,
petroleumreservoirs, ertshoudende gebie
den gevoerd en ook den bodem van zeeën
zonder peiling en in al zijn oneffenheden
laten bepalen.
Dezelfde methode heeft Wegener toe
gepast; er hadden ijsexplosies plaats, de
golven werden door een seismograaf ge
meten en met behulp van een lichtstraal
op een lijmband genoteerd. Het geluid
plant zich. zooals menweet voort met
een snelheid van ongeveer 330 meter
per seconde, terwijl de ijsbevingsgolf met
de groote snelheid van 3600 meter langs
de oppervlakte van het ijs voortjaagt,
dus voordat de waarnemer van den seis
mograaf de detonatie van het dynamiet
hoort, komen de ij'sbevingsgolven reeds
aan en teekenen zich op het filmlint vast
als do eerste groote uitslagen. De golven
van deze aardbeving bewegen zich nu
echter niet alleen langs de oppervlakte,
maar zij breiden zich kogelvormig viit
van de plaats der detonatie en gaan dus
ook in de diepte van de ijsmassa. Daar;
bij stuiten zij op den rotsigen onder
grond, aan do grens tusschen ijs en land
en worden hier evenals geluidsgolven te
ruggeworpen. Men hoort daarom een
„echo der ijsbeving", een „echo van de
laag van een andere structuur", krijgt
dus op het filmlint van den seismograaf
een zeer scherp omlijnde doorslag op het
oogenblik, dat de ijsbevingsgolf, terug
geworpen van den rotsbodem, weer aan
de oppervlakte van 'het ijs- aankomt. Dan
is er nog maar een eenvoudige bereke
ning noodig, om uit het tijdverschil tus
schen het begin der ijsbeving en de aan
komst der reflectiegolf de dikte van het
ijs te bepalen.
En zoo kon men vaststellen, dat Cen
traal Groenland onder een ijspantscr
van ongeveer 3000 meter ligt!
Nog niet uitgewerkt zijn de resultaten
der zwaartemetingen welke eveneens tij
dens deze expeditie genomen werden en
waardoor verklaard zal worden of ge
middeld soortgelijk gewicht van dit Arc
tisch eiland grooter of kleiner is dan
het gemiddeld soortgelijk gewicht van de
aardkorst elders-.
Wanneer het geringer is, wat Alfred
Wegener aannam, dat zal het Groen-
landsch vasteland langzamerhand stij
gen, d. w. z. de rotsige ondergrond van
het eiland zal zich verheffen en het ijs
afsmelten.
Dan herhaalt zich bij Groenland, na
tuurlijk in den loop van groote tijdperio-
den, een verschijnsel, zooals wij ook bij
'het Scandinavisch schiereiland konden
waarnemen, dat zeker eenmaal eveneens
onder geweldige ijsmassa's begraven was,
om na het afsmelten der glctschers uifc
den ijstijd tot heden nog voortdurend te
stijgen.
De vreugde over de waardevolle resul
taten der Duitsehe Groenlandexpeditie
wordt gesluierd door de diepe droefheid
over het verlies van een zeldzame lei-
dersnatuur, van een groot man, van een
geniaal vorscher, zooals Alfred Wegener
was. Hij rust in een gigantisch ijsgraf.
HET LAATSTE SPEL.
(Chineesche vertelling).
Toen YiiPei reeds vele jaren aan het
keizerlijk hof was, en zoo oud werd, dat hij
niet meer zooals vroeger reizen kon onderne
men, door het Groote Rijk, en door vreemde
landen, schonk de Zoon des Hemels hem het
ambt van „Leider der Keizerlijke spelen". De
schaakborden en de kostelijk gesneden figu
ren waren aan zijn zorg toevertrouwd; hij
moest waken over het vervaardigen der lam
pions en vliegende draken en hij moedigde de
verschillende spelen aan, waarmede de dames
en heeren van het hof zich vermaakten, zoo
als: raadsels opgeven, verstoppertje spelen,
kegelen, balwerpen, pijlschieten e.a. En daar
hij altijd nog vol schelmenstreken en grappen
zat en ook grappige straffen bedacht en de
spelen met schertsende woorden kruidde, was
de keizer en zijn hovelingen van meening, dat
Yii-Pei hen voor altijd onmisbaar geworden
Daar hij echter meer en meer de lasten van
den ouden dag voelde, ging hij naar den kei
zer, wierp zich ter aarde en smeekte:
„O Zoon des Hemels", ontsla mij, opdat ik
mijn aardsche zaken in orde breng, voor ik de
gioote tocht aanvaard, opdat mijn ziel in een
schildpad of een everzwijn trekke!"
Getroffen staarde de keizer hem aan en
sprak:
„Wat verbeeld jij je nu? Yii-Pei? Weet je
niet, dat ik je niet missen kan? Ik wil je niet
ontslaan, en ge zult ook niet aan je einde den
ken, dat nog ver af is. Hoe ver.dat weten
de goden. Gij aardsche mensch, meng je niet
in hun raadsbesluiten!"
„De Zoon des Hemels beveelt", zei Yii-Pei,
„de hemel gehoorzaamt, ofschoon het op aar
de en in het bloemige rijk gewoonlijk anders
is. Maar gij, wiens oor tot den mond der god
heden reikt, moet weten, wat zij besloten.
,Spot niet", zei de keizer, en dreigde hem
lachend met den vinger. „Meen je, dat ik niet
weet. wien de godheid zulke lange ooren ver
leent? Ik zal overwegen, wat gij mij ge
zegd hebt".
„Wie lang waagt, verliest", zei Yii-Pei.
Vraag het den koopman en hij zal u zeggen,
dat versche koopwaar zwaarder is dan droge.
Daarom aarzel niet, o Heer van het sterren-
diadeem, en ontsla mij!"
„Wij spreken daar hedenavond over", be
sliste de keizer. „Ga nu en maak alles gereed
voor het spel, de heeren en dames wachten".
Toen ging Yii-Pei naar buiten in de uitge
strekte tuinen en liet een wei voor de keizer
lijke spelen in orde brengen. Er werden olean
ders en porceleinen tobben rondom geplaatst,
zoodat ze een omheining vormden en bedien
den met reusachtige plumeaux moesten de
pauwen, reigers en fasanten op een afstand
houden, zoodat zij de spelers niet konden
storen.
Toen gaf hij het teeken voor het begin en
in een minimum van tijd was het terrein vol
vroolijke menschen. Yii-Pei echter beval,
dat zij een van hen moesten blinddoeken en
in hun midden plaatsen; deze moest dan zoe
kend en tastend naar de anderen gaan en den
naam noemen van decgene, die bij vasthad.
Hij noemde dat: „blindemannetje spelen". Het
werd toen voor de eerste maal gespeeld en
allen vermaakten zich uitstekend; het meest
echter lachte de keizer, die vanaf zijn zetel
toekeek. Alleen Yii-Pei stond moeilijk ade
mend iets terzijde.... telkens greep hij naar
zijn hart, dan weer naar de slapen en het
voorhoofd.
Nadat hij een heele poos naar het spel der
anderen gekeken had, wendde hij zich tot den
keizer en sprak:
„O verheven onovertreffelijke vorst, weer
werp ik mij aan uwe voeten, om een gunst af
te smeeken".
„Zij is u toegestaan, trouwste mijner diena
ren" antwoordde de keizer.
„Gij zelf, o Heer. zult van uw drakenstoel
moeten opstaan", zei Yii-Pei.
„Wit gij een uur keizer zijn?" vroeg de kei
zer schertsend. „Ge zult het land op den kop
zetten, schelm!"
„Binnenkort zal ik meer en ook minder zijn
dan een keizer", antwoordde Yii-Pei. „Ik wilde
u smeeken, Beschermheer van den troon, in
ons midden te treden en aan het spel deel te
nemen. Wilt gij het doen?"
„Moet ik voor blindeman spelen?" vroeg de
keizer.
„Meer dan eens hebt gij voor blindeman
moeten spelen, terwijl alle anderen toeschou
wer waren", riep Yii-Pei. „Doch maak u niet
bezorgd, in mijn spel zullen allen met u blind
zijn, o keizer!"
„En gij zelf?" vroeg de keizer,
„Ik zal van allen.de grootste blinde zijn".
„Je zult toch meespelen?" vroeg de keizer.
„Ook ik slechts ik alleen", antwoordde
de nar. „Want ik kan de beteekenis van
het spel, dat ik u leerde, op den kop stellen.
Let op mij! Allen, allemaal zonder uitzonde
ringen: de stokoude ouderlingen en de liefelijk
geurende bloemen niet uitgesloten moeten
zich blinddoeken en slechts een blijft ziende:
Yii-Pei, de nar. Gij zult een groote kring
om mij vormen, ik alleen blijf in uw midden
en ik verwed, wat gij wilt, dat gij mij niet
vangen zult!"
Toen begonnen allen door elkander te
lachen en te schreeuwen en wilden hem niet
gelooven en wedden tegen hem. Hij beduidde
hun echter zich te blinddoeken en de keizer
zelf onderzocht of ze nog iets konden zien.
Tenslotte blinddoekte hij zich zelf en trad in
den kring, terwijl Yii-Pei in het middelpunt
hurkte en tot 50 telde.
Toen zei hij met halfluide stem: „Gij moogt
beginnen. Het is klaar. Niemand van u zal
Yii-Pei, den nar, snappen".
Toen liepen zij luid roepend en snaterend
allen naar het midden, renden met naar voren
gestrekte armen en tastende handen tegen el-
kaars gezichten, duwden elkaar van het mid
den weg, daar ieder den nar wilde vangen. Ja,
zij struikelden over elkander, rolden in het
gras, vochten met armen en beenen, sloegen
in 't rond en scholden elkaar uit met toornige
woorden. Daarop begonnen de anderen weer
te lachen, raakten uit de baan en rolden tui
melend aan den buitenkant. Eindelijk ging er
een daverend gelach op, daar er een 'n olean
derboom omhelsde en hem voor het hoofd van
Yii-Pei hield; een ander het achterdeel van
een gevallene met beide handen omvatte cn
AMERIKAANSCHE
NATUURWONDEREN.
Tijdens mijn reizen door Amerika kon ik
maandenlang het jachtend leven der groote
steden bestudeeren, deze steden met hun ge
weldige wolkenkrabbers, de oneindige men-
schenmassa's de warenhuispaleizen, de reus
achtige verzendhuizen, de afschuwelijke slacht
huizen en wat verder tot de heerlijke cultuur
der 20e eeuw behoort.
Maar telkens weer heb ik me uit die vele
beangstigende en op ons instormende indruk
ken losgerukt, om in te keeren in den vrede
eener heerlijke, wondervolle Godswereld, een
onontwijde natuur, zooals die dat moet tot
roem der Amerikanen gezegd worden bij
alle waardeering en overschatting van verkeer,
zaken, mammon, juist in flit land het best
voor dezen en den lateren tijd verzorgd en be
houden wordt.
Groot is het aantal natuurreservaten waar
in geen bloem geplukt, geen dier gedood wordt
En groot is het aantal wandelaars, die zich
ieder jaar in deze natuur verheugen, vol en
thousiasme voor de schoonheid van deze
schepping.
Bij mijn reis door het Westen was mijn eer
ste doel de Grand Cannvon in Arizona. Heeft
men na 'n eindelooze reis, die wel veraange
naamd wordt door alle behaaglijkheden van
een modern comfort in gemakkelijke Pullman
wagens en slaapwagens, de hoofdlijn verlaten
en nog een kleine reis met een zijbaan vol-
biacht, dan komt men bijna met een gevoel
van teleurstelling uit het stationsgebouw in
het landschap. Een groote, haast effen vlakte,
wat bosch, een paar hotels, een streek als dui
zend andere. Maar gaan wij nog enkele oogen-
blikken verder, dan vertoont zich voor ons een
panorama, dat niet voor niets tot de grootste
wonderen der wereld geteld wordt. Wel geen
gebergte, maar om zoo te zeggen het pendant
er van: een oneindig diepe, diepe kloof in de
aardoppervlakte, een beeld: geweldig, grieze
lig en grootsch. In een blauwachtig waas, sta
pelen zich tot onze voeten de verschillende
formaties van het aardgesteente in sterke kleu
ren op, met verbazing en huivering blikken wij
van de eene rotsmassa tot de andere, van af
grond tot afgrond in de duizelingwekkende
diepte, waar de Colorado Rivier bruischt. Een
gezicht dat zijn weerga haast in de heele we
reld niet vindt.
En wanneer men zich ook niet waagt aan
de moeilijkste wegen en paden, te voet of te
jaard en er zich toe bepaalt om langs den
breeden rand van den Grand Cannyon wande
lingen of rijtoertjes te ondernemen, dan wordt
men toch telkens weer tot in de ziel gegrepen,
door dit betooverend gezicht dat den mensch
zijn heele geringheid en overmacht doet ge
voelen en hem toch weer in jubelende bewon
dering brengt.
•Yosemite-Valley, da» eveneens een groot-
sche natuurpracht bezit, doch over het ge
heel veel liefelijker is en dat gemakkelijk te
bereiken is op de reis van Los Angeles naar
San Francisco lijkt me echter nog geschikter
voor een langer verblijf. Hier vindt men een
grootsche bergwereld, majestueuze toppen en
rotspartijen, prachtige wouden, donderende
watervallen. Hier heb ik dagen lang in Camp
Curry gewoond, in een tent in de nabijheid van
eekhoorntjes en beren en andere lieve dieren,
die daar zoo vreedzaam als in 't paradijs rond
zwerven. De beren behooren tot de markantste
vertegenwoordigers der dierenwereld daar.
Zij ontmoeten ons op den straatweg en in het
woud, zij verwachten, dat wij eventueele lek
kere hapjes met hen deelen en zij snuffelen ook
zonder verlof een auto na, wiens bezitters toe
vallig wat in de bosschen rondzwerven, om te
zien of er ook iets eetbaars in te vinden is.
Hoe amusant de beren ook zijn, een beetje
voorzichtigheid is toch wel raadzaam. In de
hotels kan men meermalen de waarschuwing
lezen, dat men ze niet uit de bloote hand
moet voeren. En ook bij de voederplaatsen
van het natuurreservaat, waar de touristen-
hotels op bepaalde uren hun afval leggen en
het publiek in alle rust kan genieten van het
kostelijk schouwspel, hoe de zwarte beren, de
bruine beren en door deze gevreesde Crisby-
beren uit het woud komen om hun voedsel te
halen, neemt men ook bepaalde voorzorgs-
luid riep: „Gij zijt het, o, Yii-Pei. Ik voel dui
delijk je wangen, geef je maar over!"
Eerst giegelde de een.... dan lachte de
andere.... de derde brulde.... en eindelijk
lachten zij allemaal, dat het schaterde. Mid
den in het lawaai riep de keizer:
„Wees kalm; gij zonen en dochters van het
hemelsche rijk! Het spel is ten einde, ik, de
zoon des Hemels, beveel u: neemt de blind
doeken weg, de schalk is ons weer ontsnapt!"
Toen staakten zij het spel en rukten de
blinddoeken van hun gezichten. En toen zij
langzaam aan wat tot zichzelf gekomen waren
en ieder zag, wat hij omvat hield, riep plotse
ling een van hen:
„Ziet, waarom wij hem niet vonden, den
schelm! Hij heeft zich plat op den grond ge
legd; we zouden hem reeds lang hebben kun
nen grijpen!"
„Sta op, Yii-Pei"! beval de keizer. „Je hebt
waar gemaakt, wat je zei. Niemand ving je en
je hebt alle weddenschappen gewonnen.
Hoor je niet, dat ik je beveel op te staan, nar?
Schud hem eens wakker, het schijnt, dat
hij ingeslapen is!"
Zij richtten hem op en schudden hem heen
en weer, maar hij bewoog geen spier. Toen za
gen zij, dat hij onder het spel gestorven was:
en nog lachte zijn gezicht, alsof hij triomfee
de over zijn overwinning.
De keizer stond lang zwijgend bij den doode,
Toen sprak hij:
„Het iszooals ik reeds zei: de schalk is
weer ontsnapt. Niemand heeft hem ooit met
listige woorden kunnen vangen en nu, nu wij
hem met de handen willen grijpen, vond hij
den weg, waarop niemand hem volgen kan.
Wie zal nu den keizer den blinddoek afne
men, als allen „blindemannetje" met hem spe
len? Nooit zal het land onder den hemel
zijn verlies herstellen, en mijn Hof zal zijn als
een boom, wien de bliksem de kroon afsloeg.
Als een wijze verliet ons in het spel de nar
en ons laat,hij als narren achter".
En het Chineesche rijk treurde drie volle
maanden om Yii-Pei, den nar.
maatregelen in acht. Zoo zijn b.v. de dieren en
de toeschouwers door een beek, een kleinen
afgrond, een prikkeldraad van elkander ge
scheiden en veelal loopt er nog een man' met
geladen geweer op en neer, om in critieke
momenten in te grijpen.
Overigens loert er ook wel eens gevaar, waar
men het niet vermoedt.
Op een wondermooie Zondagmiddag-wande
ling op de „Happy Islandes" de „Gelukkige
eilanden" op een heerlijk boschpad te midden
der prachtigste boomen, omruischt door kla
terende wateren en watervallen, scheelde het
maar een haar of ik was door een neerstorten
den vermolmden boom verpletterd.
Behalve van de prachtige watervallen, kan
men ook iederen avond in dit park van een
vuurregen genieten: zoodra de duisternis in
gevallen is, worden van een hoogen rotstop de
overblijfselen van een houthoop over de rots
wanden naar beneden gestort en breiden zich
honderden meters diep als een roodgloeiende
koningsmantel over het donkere gesteente.
Niet ver van de beschreven gebieden, strekt
zich ook het oer-oude woud met de Sequoid-
boomen uit, die reeds eeuwen en eeuwen
langs zich heen zagen trekken. Een ligt op
den grond als de „gevallen monarch", een
heeft men enkele jaren geleden geveld. Wij
zien zijn doorsnede met alle jaarringen en
kunnen een gevoel van spijt niet onderdruk
ken, dat men den edelen boom nog niet een
paar jaar langer liet staan, opdat hij tenmin
ste zijn 2000-jarig jubileum kon vieren, hij da
teert n.l. uit het jaar 923.
En dan de beroemde Wawona-boom, die
de bruitaliteit heeft de autorijders in den weg
te staan. Zeker, hij heeft het recht der priori
teit, hij staat immers al eeuwen daar, toen nog
geen mensch over auto's sprak. Maar de mo
derne wereld is wreed. In plaats van om den
eerbiedwaardigen boom heen te rijden het
komt immers op een draai meer of minder niet
aan heeft men reeds jaren geleden een groo-
ten tunnel door den boom heen geslagen, zoo
dat de grootste touristenauto met gemak er
door kan rijden. Maar de Wawona trotseert
de kleine moderne menschjes, hij groeit en
bloeit als was er niets gebeurd.
De grootste aantrekkelijkheid in het Ame-
rikaansche natuurrevervaat was voor mij ech
ter het Yellowslone-Park, waarin men dagen
lang moest vertoeven om al het bezienswaar
dige in deze heerlijke wonderwereld te kun
nen aanschouwen. Reusachtige geisers, heele
springbronnen, ruischen ten hemel op, water
bassins schitteren in de prachtigste kleuren,
witte dampen stijgen op, uit mysterieuze klo
ven en afgronden. Slijkvulkanen koken en uit
gestrekte wouden verrukken ons oog, een reus
achtige Camjon vertoont zich voor ons met
steile rots- en razende watervallen, een groot
meer breidt zich uit in oneindige stilte en een
zaamheid, machtige terrassen stapelen zich
op in koen-fantastische vormen, als waren het
de werken van een genialen beeldhouwer, in
waarheid neerslag van het heete water, nu
eens sneeuwwit schitterend als het schoonste
marmer, dan weer gebruind door tallooze
grassen. En trotsch verheffen zich geweldige
bergtoppen ten hemel, om het mysterieuse pa
radijs te beschutten.
Lang, heel lang zou men in deze wonder
wereld willen vertoeven om naar hartelust te
genieten van de uitgelezen schoonheid der na
tuur. En telkens weer dringt naar onze lippen
een dankbaar jubelend: „Te Deum latidamus",
om den Schepper te loven, Die ons deze heer
lijkheden schonk.
DE CHINEESCHE KOFFIE-
TASSEN.
Toen mijnheer Lompret, ambtenaar op de
Prefectuur, in den namiddag de eetkamer der
dames Cornellis binnentrad, had hij het ge
voel dat zijn huwelijksverwachtingen door een
ramp bedreigd werden.
Hij beschouwde mevrouw Cornellis reeds als
zijn schoonmoeder, want hare dochter, de
zachte Celestine, was zijne uitverkorene met
wie hij wenschte te trouwen. Maar vandaag
zag hij tot zijn groote verbazing tusschen hen
beiden een mannenhoofd, dat hij niet kende.
En mijnheer Lompret wist meteen, wat hem te
wachten stond.
„Mijnheer Vernois, een jeugdvriend van Ce
lestine", stelde Mevr. Cornellis den onbekende
voor. „Na een jarenlange afwezigheid heeft
bij ons heden met zijn bezoek verrast".
„Hij heeft een reis om de wereld gemaakt"
voegde Celestine er aan toe en haar mooi ge
zichtje straalde van bewondering.
„Hij komt regelrecht van China", verklaarde
de moeder. „En zijn eerste bezoek heeft ons
gegolden".
„Ja, om dit mooie servies te brengen, dat hij
persoonlijk voor ons van daar ginds meege
bracht heeft".
Van ginds.... Deze eenvoudige woorden
drukte op mijnheer Lómpret als een looden
last, op hem, die nog nooit zijn vaderstad
verlaten had en die zich verbeeldde, dat een
wereldreis, een grooten, buitengewonen moed
eischte. Zeker ook, dat hier een mededinger
tegenover hem stond, die teruggekeerd was om
hem Celestine afhandig te maken. De strijd
was ongelijk, de uitslag was reeds te voren
beslist.
Kon mijnheer^ Lompret het opnemen tegen
een man die uit China gekomen en wien het
gelukt was een broos porceleinen servies vol
komen onbeschadigd over te brengen?
Hij wierp een schuinen blik op den held,
die zonder twijfel opium gerookt en zwaluw
nesten gegeten had.
De geografische kennis van mijnheer Lom
pret waren n.l. van dien aard: hij kon zich
de verschillende landen slechts voorstellen
met de typische eigenaardigheden, die hij er
van wist. Evenals de pudding en de jenever
brandewijn de symbolen van Oud-Engeland,
vormden.... de kaviaar Rusland belichaamde
en de pyramiden Egypte, zoo stelde hij zich
voor dat Zweden door turners bevolkt was
en Afrika door Negers, die uitsluitend boksers
Deze Vernois had dat alles gezien, bracht
van alles de juiste voorstelling mee. Mijnheer
Lompret keek hem niet minder verbaasd aan
dan Celestine en haar moeder deden en zijn
hopeloosheid werd ieder oogenblik grooter.
„Die moest terug komen", flitste het hem
door het hoofd. „Celestine heeft nu nog maar
oog voor hem. Ze zal mij nu zeker den bons
geven".
Door zulke gedachten gefolterd kon hij
slechts met moeite het enthousiasme deelen,
waarmee moeder cn dochter het exotisch ge
schenk prezen.
„We zullen het meteen inwijden", verklaar
de Celestine ,„wij zullen er nu koffie uit
drinken".
„Ik ben de laatste hier", dacht de ambte
naar treurig.
Wat moest hij echter doen? Hij plaatste
zich gehoorzaam tegenover een van deze broze
tassen en ofschoon hij geen kenner was, be
keek hij beleefdheidshalve de levendige kleu
ren van het model, afkomstig van het penseel
van een Chineesch kunstenaar. Een zucht kon
hij echter niet onderdrukken.
„Dat komt uit China!.... Uit China....
Wat zal Celestine mijn bloemen verachten,
die op de markt gekocht zijn en de chocolade
die ik uit den winkel, hier dichtbij, meebreng".
Op het aanhouden der dames begon Ver
nois nu met de vertelling van zijn reis. die
natuurlijk zeer rijk aan avonturen was. Moe
der en dochter hingen vol bewondering aan
zijn lippen en haar vurige blikken spoorden
hem aan zijn vertelling nog meer kracht bij
te zetten.
„Ik heb heel wat meegebracht", zei hij, ter
wijl hij met de hand een beweging naar zich
zelf maakte.
„De zeeziekte.... het verblijf bij de wilden
en dan het afschuwelijk eten in de tropen
Ik zal nu wel een kuur moeten maken
om weer te herstellen Wat mij ontbreekt
is een gezellig tehuis en een vrouw, die altijd
bij mij was.
Bij deze woorden wierp hij zoo'n vurigen
blik op Celestine, dat deze kleurde. Mijnheer
Lompret zat als op gloeiende kolen.
„Mijn leven is verknoeid" moest hij zelf be
kennen. „Ook ik had moeten reizen. Nu kon
ik terug zijn en dan zou ik wel meer meege
bracht hebben dan een gewoon koffieservies.
Ik had een compleet eetservies voor 12 per
sonen meegebracht.
Helaas, deze edelmoedigheid was slechts
een droombeeld, terwijl het servies in zijn gan-
sche pracht daar stond. Nu begon men koffie
te drinken. En zou mijnheer Lompret niets
anders overblijven dan mooi stil te zitten en
zich daarna vernederd en overwonnen terug te
trekken.
„Bedien u van suiker", vleide Celestine met
tcedere stem.
Natuurlijk was het Vernois tot wien zij
sprak: dat was niet meer dan billijk, want ten
slotte was hij immers de schenker en zoo
kwam hem de eerste tas toe.
Met onderdrukte woede greep mijnheer
Lompret zijn tas en goot den inhoud door zijn
keel, onbekommerd of hij zijn tong brandde.
Toen wilde hij de tas weer neer zetten. En nu
gebeurde het verschrikkelijke. nu kwam de
catastrophe: Het kostbare porceleinen tasje
glipte uit zijn bevende handen en viel in dui
zend scherven op den vloer.
Drie kreten van schrik en verachting weer
klonken op hetzelfde oogenblik. De man, die
uit China gekomen was scheen vandaar slechts
weinig philosophie en nog minder beleefdheid
meegebracht te hebben, want hij ging als een
getergde tijger tegen den schuldige te keer.
„Zie nu toch eens aan.... Men moet toch
wel een ongelikten beer zijn om niet eens een
tas in de hand te kunnen houden.... H«t ser
vies is nu bedorven.... een servies, dat ik
van Peking af zoo voorzichtig behandeld heb
en dat wellicht éénig in de wereld is!"
„Mijn God!" jammerden de dames Cornelles.
Mijnheer Lompret, heelemaal rood en opge
wonden, was het liefst door den grond ge
bakt. Hij deed moeite zijn onhandigheid te
„Ik ben werkelijk wanhopig.... Ik.... zal
een andere tas in de plaats koopen, als u het
goedvindtstotterde hij.
„U wilt misschien naar Peking reizen om
ze daar te bestellen!" zei Celestine met boos
aardige ironie.
Werktuigelijk had mijnheer Lompret zich
gebukt om de scherven bij elkaar te rapen:
hij draaide ze om cn om en trachtte ze aan
een te voegen.
Plotseling richtte hij zich echter op zijn
terneergeslagenheid was verdwenen en had
voor een absolute zekerheid plaats gemaakt.
„O, China is niet zoo ver als men wel mee-
nen zou", antwoordde hij fijntjes.
Met deze woorden hield hij de dames een
stuk der gebroken tas voor, waar op een heel
klein etiketje het volgende te lezen stond:
Bazar des Mandarins", Marseille. Speciaal
artikel cn aandenken uit China.
„Hoe hokvast ik ook ben, deze reis zal ik
ook nog wel kunnen riskeeren", triomfeerde hij
Moeder en dochter keken elkander aan, eerst
verbaasd, daarna met een veelzeggend lachje.
„Laten we er dan heenreizen" wendde Ce
lestine zich tot mijnheer Lompret. „Op de
huwelijksreis, niet waar?"
„Twee dingen kan ik nooit onthouden.
Ten eerste: namen, en ten tweede....
dat ben ik alweer vergeten".