fljlZE
||IMDEREia
ZATERDAG 7 MEI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
aillllllllllllllllllllllll!lllllllllllllllllllll!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU1illlllllllllll(7
THUIS*)
Is de schotel ook wat schraal
Is de brand wat bijster krap,
Zijn de kleertjes al wat oud:
Liefde houdt het pluntje knap;
Liefde saust het sober maal,
Liefde warmt nog meer dan hout,
Liefde draagt elkanders kruis,
Liefde vindt je niet dan thuis.
Of je trok naar Zuid en Noord
Of je ging naar Oost en West,
Of je kwam tot schat en staat;
Thuis, daar was je toch het best.
Moeder lach en Vaders woord,
Jok en spel met broer of maat
Kracht in weelde, kracht bij kruis,
Vind je nergens zoo als thuis.
Daarom, eer je trekt of gaat
En het op een beter zoekt,
Denkt er om, mijn lieve vrind,
Dat gij meest u zelf bedenkt,
Als gij 't zoetste thuis verlaat
Wat ge ook in de wereld vindt,
Voor of tegenkroon of kruis
Liefde vind je niet dan thuis.
Marietje uit Zoeterwoude
Stuurt hierbij dit versje fijn.
Zij schreef het af voor onze krant,
Die lezen groot en klein.
En wil Oom Wim zoo vriendelijk zijn
Het te plaatsen, waar het hoort,
Dan zal ik u steeds dankbaar zijn,
Gaat u hiermee accoord?
Omdat je dat nu zoo vriendelijk
vraagt, zal ik het doen. De bedoeling is
anders, zelf iets te maken. Dag Manetje!
Groet je ouders, broers en zusters van me.
Oom Wim.
TEGENSTRIJDIGHEDEN
Eenige weken terug, gaf ik eenige uit
drukkingen die een tegenstrijdigheid in
hielden en getuigden hoe geestig onze taal
soms was.
Bestudeer deze uitdrukkingen en zoek
die tegenstrijdigheden eens voor u zelf op
of nog beter: zoek zelf eens eenige der
gelijke uitdrukkingen.
1 Een keukenmeid, die de kluts kwijt is
2 Een hoedenfabrikant, wiens muts ver
keerd staat.
3 Een verkeersagent, die tegen de keer
ingaat.
4 Een brievenbesteller, die aan 't ver
keerde adres is.
5 Een horlogemaker, die knollen voor
citroenen verkoopt.
6 Een dassenfabrikant,' die zich de das
om laat doen.
7 Een gevangene, die tegen de politiek
van de open deur is.
8 Een naaister, die den draad kwijt
raakt.
9 Een breister, die alles averechts doet.
10 Een vuurtorenwachter, die zijn licht
onder de korenmaat zet.
11 Een hardlooper, die het kalmpjes
aandoet.
12 Een slager, die zonder hersens is.
13 Een volwassen man, die zich in de
luren laat leggen.
14 Een barbier, die om zeep gaat.
15 Een, chirurg, die er het mes niet durft
in te zetten.
16 Een blinde, die ergens een oogje op
heeft.
17 Een vliegenier, die op de keien zit.
18 Een blinde, die hooren en zien vergaat
19 Een blinde, die hem in de gaten zal
houden.
20 Een doove, die er niets van hooren wil
21 Een lamme, die er als de kippen bij is
22 Een violist, die fijne streken over
zich heeft.
Oom Wim.
CORRESPONDENTIE.
Ria v. d. Sanden, Leiden. Ik
heb het versje over Paasohmorgen ont
vangen. Je vindt zeker wel best, dat ik het
bewaar voor het volgend jaar of.als er
eens veel plaats over is.. Maak eens wat
over „De Lente".'Jij kunt het Ria! Dag
Rie! Groet alle huisge-nooten van me!
Voor jou de vijf! Ik heb inmiddels je stuk
je in dank ontvangen.
Hans Bokern, Leiden. Dank
je wel Hans. Dit stuk wordt geplaatst. Ik
geloof, dat jij kunt. Maak nog eens wat!
Zie de volgende week! Dag Hans. Veel
groeten aan vader en moeder!
Theo Plasmeijer, Oud-Ad e.
Heb ik „Broekman" niet eens elders ge
lezen 1 Toch is het een leuk versje en daar
om laat ik het jou eens voordragen. Daar
is Theo!
BROEKMAN.
Broekman wou een pijpje rooken
Maar zijn pa zei: Ben je mal!
Rooken voegt je niemendal.
Moeder zal een papje koken,
Later zullen we wel eens zien,
Als je groot bent, dan misschien!
Broekman moppert in een hoekje:
Ben ik dan nog niet groot?
Ik zit niet meer bij Moe op schoot,
En ik lees al in een boekje.
Toen hij dacht! dat pa 't niet zag,
Sloeg hij stilletjes zijn slag.
Broekman wipte vlug naar boven,
En hij stak de brand er in.
Toen had Broekman ja zijn zin.
En hij dampte als een oven.
Maar., wat later is geschied
Jongens, dat verklap ik niet!
Bep en Tinie Castelein, Lei
den. Hoe dikwijls hebben jullie al ge
dacht: wanneer zouden wij nu eens een
antwoord krijgen op onze mooie briefjes.
Wei, daar ben ik dan! Ik vind het eoht
fijn, dat ik jullie drietjes steeds bij mijn
trouwe medewerksters vindt. En dan Ti
nie? Zij kan al dichten en heel aardig ook.
Wil ik het eens laten hooren? Om jullie
allen pleizier te doen, laat ik Tinie spre
ken over:
De H. FAMILIE
door Tinie Castelein.
Den lOden Januari vierden, wij 't feest
Van 't Heilig Huisgezin.
En daarom valt mij nu
Een heel mooi versje in.
Maria, Jozef en 't Kind,
Wat leefden zij toch rein!
En -wat waren ze toch gelukkig
Met den lieven Jezus, klein!
Wat was Hij toch een voorbeeld
Voor ons kinderen hier op aard'
Van gehoorzaamheid en lief zijn
Voor zijn Ouders, Hem zoo waard.
En Maria en St. Jozef
Wat minden ze Hem toch teer!
O, dat wij Hem toch nooit bedroeven,
Maar ook minnen meer en meer!
Dan zal het lieve Jezus Kind,
Dat ook ons bemind zoo teer.
Ons huisgezin steeds blijven schenken
Zijn rijksten zegen meer en meer.
Wat zegt u me daarvan? Kom Tinie,
maakt nog eens wat moois! Voor jou zal
ik een plaatsje reserveeren. Bep schrijft
me, dat ze het boek zoo mooi vond en dat
„Dubbel Zes" zoo precies paste, omdat er
thuis 12 broertjes en zusjes waren; dat is
ook dubbel zes. En Jetje, heeft een lang
vers gemaakt over „Mijn PPoppen". Als ik
veel ruimte had, liet ik deze bijdrage van
Jetje nu plaatsen. Nog even geduld! Dag
lieve NiohtjesVeel groetjes thuis aan
vader en moeder en alle broers en zusjes!
Hoe gaat het in het. Pensionaat Tinie?
Kinderen Winkelmolen, Lei
den. Ja, kleine baasjes, de raadsels
waren ook niet gemakkelijk maar, met
moederhulp en Ini's raad komt alles wel
terecht. Dag kinderen! Tot ziens bij den
volgenden wedstrijd. En Ini vergast ons
op een mooi stukje, dat ik jullie dadelijk
eens zal laten voordragen. Daar komt Ini
Raaphorst, die vader en moeder wel in
mijn plaats groeten wil.
VAN MIJN STOUTE BROERTJE
door Ini Raaphorst
Neen maar! nu was het toch al te erg
geweest op school met mijn broertje! De
Zuster, die verbazend veel van Adri kon
hebben, was nu werkelijk boos. Wat er
dan wel gebeurd was? Wel, hij had zijn
buurjongetje in het gezicht gekrabd en
het was op een vechtpartij uitgeloopen.
De Zusters was tusschenbeide gekomen en
had al gauw ontdekt dat Adri de hoofd
schuldige was. Het was nu toch al te erg
Ze zou Adri eens een gevoelige straf ge
ven. De hoofdzuster zou geroepen worden
en Adri zelf moest haar vertellen ,wat hij
gedaan had. Het was muisstil in de klas
en de kleintjes zaten met gespannen ge
zichtjes te wachten op de dingen die ko
men zouden. De kleine zondaar stond met
de handjes op den rug achter den lessenaar
De deur gaat open en de hoofdzuster
treedt binnen; de kleintjes kijken angstig.
De Zuster kijkt boos, want ze is al inge
licht en heeft de b'-p-'^'e streep op
Jantjes gezichtje gezien. Daar klinkt het
heel plechtig: Adriaan: vertél eens, wat
heb je gedaan? De ondeugende rakker
heft zijn blozende gezichtje op, monstert
met z'n schalksche oogen een ondeelbaar
oogenblik hoofdzusters gezicht en dan:
met een inondeugende twinkel in z'n blik
rijmt ie luid op: „Potje gebruikt en laten
staan."
De boosdoener en de fröbelklassertjes
begrepen niet, waarom de beide zusters
eensklaps hard naar de gang liepen.
Volgende maal nieuw tafereel.
Ik hou me aanbevolen Ini voor derge
lijke tafereelen en., ik reserveer je bij
voorbaat een plaats en nu wacht ik af.
Oom Wim.
Jo Liseman, Stompwijk. Je
snapt wel Joke, dat ik jouw versje over
„De Winter" heb opgeborgen voor den
winter, die komt. Dag Joke!
Nellie Zwetsloot, Warmond.
„De lastige Poes" is leuk. Zie de volgende
week eens. Als we dan een beetje plaats
over hebben, kom jij aan de beurt. Dag
Nellie. Groeten aan vader en moeder!
Rita Bertels, Leiden. Zoo
Rita, is het voor den eersten keer, dat je
meedoet! Blijven meedoen tot., ik een
mooi prijsje je toestuur. Groet pa en moe
ran me!
Riek Klein, Leiden. Blijf
voortaan geregeld meedoen Riekske! En
begin eens aan een lang verhaal. Nog even
geduldHet sprookje wordt geplaatst. Dag
Kinderen v. Gerven, Zoeter
woude. Ik zou nog eens op jullie
schrijven terugkomen. Van Geertje kreeg
ik een versje: Poppenmoedertje. Van
Koos een vers van 2 bladzijden: In de
Lentetijd. Van Jantje een ontboezeming
over „Onze Raadselwedstrijd". Als ik
veel plaats had, liet ik alle versjes onder
elkaar plaatsen. Nu moet ik alles nog
even bewaren. De correspondentie is toch
al te lang. Beginnen jullie al vast aan iets
nieuwe voor den volgenden wedstrijd. Veel
groetjes aan vader en moeder en alle
broertjes en zusjes.
En nu tot Zaterdag! Dan geef ik alle
bijdragen over „De Lente" en zeg ook wie
het boek won.
Jullie Oom Wim.
VOORJAAR!
door C. E. de Lille Hogerwaard.
Door 't voorjaarsbosah ruischt er een stem,
Een fluisterstem: ,,'t Wordt Lent'!
Wees geen van allen nu meer lui,
Zorgt, dat je wakker bent!
Kom, blaadjes bruin en blaadjes groen
En bloempjes rose en blauw,
Ook wit en geel, de jurkjes klaar!
't Wordt Lente nu heel gauw!
Trekt allen 't voorjaarspakje aan,
Verschijnt daarmee op 't feest!
Nog nooit is 't in het groote bosch
Zoo heerlijk mooi geweest!"
Niet ieder kan de stem verstaan,
De stem, die ruischt door 't bosch.
De blaad'ren en de bloemen wel
En zelfs het teere mos!
Maar wij, verstaan wij haar ook goed:
Die stem, die spreekt van 't mooi,
Dat in het bosch te vinden is?
En van God, Die gaf die tooi,
Dat ieder nu zijn best moet doen
Ter eere van de Lent',
Of je nu boom of bloem of mos
Of menschenkleuter bent.
't Wordt alles nieuw, en wondermooi.
De winter is voorbij!
Zoo juicht nu immers de natuur
En daarom zijn we blij!
Ik geef dit versje ter inleiding van
de volgende week als alle I.entebijdragen
zullen volgen.
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS*)
Ingestuurd door Alfons van Bastelaar.
Raadsel I: Wat staat in 't midden der
aarde?
Raadsel II;
D'r staat 'n juffrouw in de deur,
Ze heeft 'n wit, wit schortje veur,
Hoe langer dat ze staat
Hoe meer, dat zij vergaat.
Wat is dat?
Raadsel III: Jullie kent allemaal 'n hard
looper. Maar wie kent er 'n hardlooper, die
nooit vooruit komt?
Raadsel IVHoeveel sneden brood
snijdt je van een heel brood?
Raadsel V: Mijn eerste is een edelheer.
Mijn tweede is 'n vervoerwagen. Mijn ge
heel is een bloem.
Raadsel VI: In welke klas van den trein
rijdt men het hardst?
Raadsel VII: Met t ben ik een soort vat
Met n ben ik een zuster
Met b ben ik een bewijs ergens voor.
Raadsel VIII: Mijn eerste is een beves
tigend antwoord. Mijn tweede gebruikt
men in de keuken. Mijn geheel is een rijk
in Azië.
De oplossingen nier insturen. Deze
geef ik de volgende week zelf.
Oom Wim.
SPAART DE VOGELS
door Oom Wim.
Is het onze plicht de vogels den kouden
winter door te helpen, niet minder is het
onze plicht ze te sparen en ze rustig hun
jongen te la-ten grootbrengen, want we
kunnen ze niet missen.
Al« ik zeg: wij kunnen ze niet missen,
dan bedoel ik niet alleen en uitsluitend,
dat ze ons leven veraangenamen en op-
vroolijken, maar dan heb ik tevens op het
oog het groote nut, dat ze doen voor den
landbouw en de boschcultuur.
En dat nu is onberekenbaar groot;
grooler zelfs dan wij oppervlakkig zouden
denken.
Het is daarom dan ook, dat door de
opvoeders der jeugd, hetzij de onderwij
zers in school of de ouders in huis, er
steeds het kind aan herinnerd wordt, boe
groot het kwaad is van hen, die zich mis
draagt tegenover de voge^. Geen enkel
belang wordt er door gediend en de na-
deelen der vermindering van den vogel
stand zijn vele:
I. het gevaar voor insecten-, slakken- en
muizenplaag neemt toe;
II. schepselen, die den mensoh beko
ren door vorm en beweging, kleur en ge
zang, gaan noodeloos verloren;
III. het kind verliest eerbied en be
wondering voor de natuur.
Laten we deze drie punten, in het be
lang der goede zaak, nader onder het oog
zien.
Hoeveel schade k>inren de insecten en
slakken en de muizen niet aanrichten,
daar waar ze vrij hof heSbe i en niemand
er is, om ze uit te roeien en paal en perk
te stellen aan haar vernielzucht. Wat 'n
treurige aanblik levert een boom of een
struik, waar de rupsen alles wegvreten,
wat groen is en eetbaar?
Hoe kunnen de slakken het jonge
groen en de opschietende veld- en tuinge
wassen in betrekkelijk korten tijd beder
ven en achteruitzetten voor weken?
En de muizenplaag? Niets is voor dat
voortwoekerend gespuis veilig. Waar zoo'n
plaag den landbouw en tuinbouw treft,
daar zijn de resultaten van den noesten
arbeid van den landman zoo goed als
niets.
En wat doen de vogels daar tegen? Hoe
helpen ze den mensch in den strijd tegen
die plagen?
's Morgens vroeg voor dag en dauw zijn
de kleine gevederde zangers in de weer
om eten te zoeken voor de kleintjes, die
gapen van honger en hun halsjes uitstrek
ken ver boven den rand van het nest. En
die bedrijvigheid van de ouden, duurt tot
de zon ondergaat aan de westerkim; al
door vliegend van het nest naar het veld;
naar de sloot; naar den tuin; naar den
boom; naar den weg en. weer terug.
Het is een gejaag en gezoek; een gespeur
en gespied naar wormpjes en zaadjes;
naar rupsjes en torren en larven en slak
ken, in één woord, naar alles vooral wat
eetbaar is en door de kleintjes met graag
te wordt gegeten.
Het aantal rupsen en vliegen en mug
gen en andere schadelijke insecten, die
door de vogels in dezen tijd worden ge
dood, is legio. En juist daardoor zijn de
vogels zoo nuttig voor den land- en tuin
bouw en daarom moeten wij noch de
eitjes, uit de nestjes halen, noch de jonge
vogeltjes uithalen en in nauwe kooitjes
opsluiten, waar ze meestendeels erbarme
lijk omkomen, noch de oude vogels vangen
en dooden.
lederen vogel, die op die manier gedood
wordt, vertegenwoordigt een waarde voor
den landbouw, die des te grooter is, naar
mate hij meer dezer schadelijke insecten
doodt.
Wat zou er van onze jonge groente wor
den, waren er geen vogels om de torren
en rupsen te vangen, die het op die jonge,
teere, sappige blaadjes vooral gemund
hebben?
Hoe zouden onze vruchtboomen er naar
aan toe zijn, als de rupsen vrij spel had
den en wat zou er dan van de vruchten te
recht komen, wanneer de boomen daar
kaal gevreten stonden, door die rupsen-
plaag, waren de lieve zangertjes er niet,
om dat tuig te vangen, bij duizenden en
nogmaals duizenden bij dag.
Laten we nu eens zien, hoe de verschil
lende soorten him voedsel machtig wor
den.
De vogels verstaan zoo meesterlijk de
kunst oifl van een bepaald gebied partij te
trekken.
Zij doorzoeken elke spleet; alle schuil
hoeken, alle woonpla tsen van die.en;
al wat eetbaar is pikken zij op.
Als men let op de soort van voedsel en
de wijze, waarop het verkregen wordt, kan
men ook bij hen van verschillende beroe
pen of handwerken spreken.
Eenige zooals vele zadeneters en de
duiven, gebruiken geen andere voedings
middelen dan die, welke open en bloot
liggen; andere zaadetende vogels halen
den gewenschten buit uit de peulen en an
dere doosvruchten; de hoenders breuken
zaden, wortels, knollen en dergelijke voe
dingsmiddelen aan het licht door in den
grond te krabben.
De vruchteneters plukken bessen of an
dere sappige vruchten met den snavel af;
eenige van hen, doen dit, onder het vliegen
zelfs.
j De insecteneters zoeken hun buit van
den bodem op, nemen hem van de takken
en bladeren af, trekken hem uit bloemen
en knoppen en spleten en bars en naar
buiten, brengen hem dikwijls eerst na een
langdungen en moeilijken arbeid te voor
schijn of vervolgen hem tot in de verst af
gelegen hoeken van zijn schuilplaatsen.
De raven o.a. verrichten al deze bezig
heden hierboven genoemd en liefhebberen
ook op het terrein der echte roofvogels.
Onder deze laatsten vooral heb je eigen
aardige snuiters. Men vindt onder hen de
bedelaars of tafelschuimers, straatreinigers
en verzamelaars van afval; sommigen
eten alleen aas, weer anderen hoofdzake
lijk beenderen; vele, die geen afkeer heb
ben van krengen, maken bovendien ook
jacht op levende dieren.
Er zijn er, die groote insecten vervol
gen en vallen slechts zelden kleine, gewer
velde dieren aan, die weer hoofdzakelijk
door andere leden van 't zelfde gilde,
worden verslonden.
Er zijn er, die alleen zittend of loopend,
anderen die {dleen vliegend wild trachten
te vermeesteren.
Bij de moeras- en watervogels is het
eveneens zoo gesteld. Vele van hen, zoe
ken ook op wat open en bloot ligt; andere
doorzoeken ook de schuilplaatsen van die
ren; eenige eten plantaardige en dierlijk©
stoffen; weer andere uitsluitend de
laatstgenoemde; deze verkrijgen hun
voedsel door het ziften van het vloeibare
slijk, gene duiken hun buit van een soms
niet onbelangrijke diepte uit het water op;
sommige zoeken hun slachtoffers onder
water; andere schieten uit de lucht neer
op een te voren uitgekozen prooi. Er is
geen landstreek, geen plekje op aarde, dat
niet door vogels geëxploiteerd wordt.
Ieder tracht zijn instinct op de best mo
gelijke wijze in practijk te brengen en
tracht zoo goed als het kan in zijn onder
houd te voorzien.
Zij worden door de wet niet voor niets
beschermd. Het is eigenlijk besohamend
voor ons allen, dat een dergelijke wet is
moeten gemaakt worden. Ieder onzer moest
doordrongen zijn van 't groote nut der vo
gels en het moest niemand in zijn hoofd
opomen, om ook maar in het minste, die
lieve diertjes kwaad te doen of te hinde
ren.
Wel verdient hij dan ook gestraft te wor
den en in school en in huis, die uit balda
digheid, ruwheid, onverschilligheid of uit
domheid, onze vogels doodt of hun nestjes
vernielt, of de eitjes uithaalt en ze uit dom
me liefhebberij verzamelt en bewaart.
En gij, mijn Neefjes, die mij leest, wat
dunkt u van een jongen, die het wagen zou
zich schuldig te maken aan eenzelfde feit?
Zou hij de straf door de wet opgelegd of
een flinke aframmeling van vader of van
zijn meestér op school, verdiend hebben,
ja dan neen?
Stel u voor een nestje van vijf jongen,
bijna naakte vogeltjes! Zij zijn haast te
zwak om de vleugeltje uit te slaan en
zitten op een dik propje bij elkaar in het
warme nestje neergehurkt en wachten
met ongeduld op de moeder, die hun bij
beurten eten zal bregen. Ze wachten op
een lekker rupsje of een vet wormpje of
een ander lekker hapje! Maar stil, daar
nadert een valsche kat. Zij heeft nauwkeu
rig achtgeslagen waar de ouden heenvlo-
gen en is den boom genaderd, waarop het
nestje, verborgen voor het oog, is neerge
zet. Zij heeft geluisterd enhoorde pie
pen, zachtjes, klagelijk piepen! Ha! hier
is het nestje. Behoedzaam klautert zij
hooger en hooger. Scherp ziet zij toe! Roef
daar vliegt de oude vogel heen. Jubelend
werpt zij zich in de lucht en gaat weer
voedsel halen voor de jongen! En zie! Al
dichterbij nadert de kat enmet gebo
gen rug en scherpe klauw nadert zij het
nest endaar verschijnt boven den
rand van het nest, de grijze, ronde kat
van den vijand en., in minder dan geen
tijd verslindt ze de angstige kleintjes en
gaat likkebaardend heen, vóór de moeder
weerom is met eten voor haar kindertjes..
Wat is dat? Het nest is leegl De klein
tjes zijn weg! En schreiend, en krijsohend
van moederleed, vliegt ze heen, zoekend
en speurend, maar tevergeefs. Zij vindt ze
niet en keert weer terug naar 't nest en
zet zich daar in doffe wanhoop neer, de
arme moeder, en wacht haar kleintjes, die
maar niet komen willen.
Wat zoudt gij doen, als gij die poes kon
te pakken krijgen? Ik., ik zou ze met den
kop tegen dienzelfden boom slaan, of ze
met een stuk hout bewerken, tot ze ge
noeg had.
Maarde kat heeft geen verstand.
Zij laat zich alleen leiden door het dierlijk
instinct. Zij vindt een jong vogeltje lekker;
dus vangt zij het vogeltje en., eet het op.
Dat is haar aard.
Maar wijwij hebben verstand. Wij
leeren wat mag en niet mag; wat goed is
en niet goed. Wij worden gewaarschuwd
van alle kanten.
Daarom zijn wij dubbel slecht, als wij
toch de vogeltjes hinderen, uithalen, doo
den of hun nestjes vernielen en de eitjes
verzamelen.
Denkt hieraan! Weest flink!
Spaart de vogels!
Oom Wim.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
ingest, door Cor Verbij, Sassenheim.
OpL I: Zijns gelijke.
Opl. II: De neus.
Opl. III: Het verstand.
Opl. IVDe mond.
Opl. V600 minder.
Opl. VI: In de richting van hun snaveL
Opl. VII: Voor den kapper.
Opl. VIII: Die van een tafel valt, want
die is het eerst op den grond.
Opl. IX: De koetsier,
j Opl. X: Het zadel.
Opl. XI: Om hun lijf.
Opl. XII: Men smeert een wiel om het
té doen zwijgen en een advocaat om hem
I te doen spreken.