DINSDAG 26 APRIL 1932DE LEIDSCHE COURANT LEI VEN AGENDA EN VOORSTELLEN VOOR DE A.S. GEMEENTERAADSVERGADERING. HET 75-JARIG JUBILEUM VAN DE R. K. JONGELINGEN- CONGREGATIE TE DELFT werd op feestelijke wijze herdacht. Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent was er bij tegenwoordig. De Gemeenteraad van Leiden verga dert op Maandag 2 Mei, des namiddags te twee uur in het gebouw „Tot Nut van 't Al gemeen" (Steenschuur 21). De vergadering zal, zoo noodig, des avonds worden voort gezet. Te behandelen onderwerpen: 1. Prae-advies op het verzoek van P. C. Labrijn, om ontslag alsriid van de Gemeen telijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon. 2. Voorstel tot aanvaarding van de voor waarden, waaronder Gedeputeerde Staten vergunning hebben verleend tot het leg gen en exploiteeren van een hoogspannings kabel van de transformatorzuil in de Zuidbuurt in de gemeente Zoeterwoude naar de bestaande kabelka-st aan de Wei poort in die gemeente. 3. Voorstel inzake de verhuring van eenige oppervlakken grond en water in het Poelmeer, aan de Oegstgeester Zwem- vereeniging „Poelmeer". B. en W. stellen voor 4700 M2. grond en water te verhuren tegen 250 gld. per jaar voor 10 jaar. 4. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een 3-tal strooken grond en water, gelegen aan den Zoeterwoudschen weg, den Lagen Morschweg en den Zoeterwoudschen Sin gel. 5. Voorstel tot aankoop, in verband met de verbreeding en verbetering van den Heerensingel, van nog eenige aan dien singel gelegen gedeelten van voortuinen. 6. Voorstel tot verhooging van verschil lende posten der begrooting, dienst 1931, waarvan de raming te laag is gebleken en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan die begrooting. 7. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbouwing van het tijdelijk Gemeentehuis. 8. Voorstel in zake de toepassing van een tijdelijke korting op de wedden en loo- nen van het gemeentepersoneel. 9. Voorstel in zake de opheffing van be staande- en de stichting van nieuwe scho len. 10. Voorstel van den heer Van Stralen, inzake voortzetting van de cokes vers trek- king. 11. Voorstel van den heer Schüller, In zake den aankoop van een complex ter reinen in den Rodenburgerpolder en den Cronesteinpolder. 12. Interpellatie van den heer Koole, inzake den bouw van een badhuis in Tuin- stadwijk. TIJDELIJKE KORTING OP WEDDEN EN LOONEN. Progressie doordat een be drag van 600 gld. wordt vrij gesteld. Daarboven een kor ting van 4 pet. De wet van 18 Maart 1932 bepaalt, dat in elk der jaren 193233, 193334 en 1934—35, de uitkeering, ingevolge de wet van 15 Juli 1929 uit het gemeentefonds aan iedere gemeente te doen, wordt vermin derd met 3 pet. van het bedrag der door of vanwege het gemeentebestuur vastgestelde wedden en loonen over 1931 van het in vasten dienst der gemeente zijnde personeel. Deze vermindering van de rijksuit keering zou voor onze gemeente rond 80.000 bedragen. Echter blijft ingevolge het tweede lid van art. 1 de bedoelde vermindering van de rijksuitkeering achterwege, indien of voorzoover een gemeente er niet in slaagt de begrooting sluitend te maken zonder het heffen van meer dan 40 opcenten op de gemeentefondsbelasting, hoewel: a. het peil harer wedden en loonen, in begrepen het verhaal der pensioensbijdra gen, on 1 Mei van elk der jaren 1932. 1933 en 1934, gemiddeld 3 of meer percent la ger is dan gedurende het jaar 1931; b de heffing van opcenten op de ge meentefondsbelasting niet geschiedt naar een progressieve regeling en c. de overige heffingen op 1 Mei van elk der jaren 1932, 1933 en 1934 tot redelijke bedragen zijn opgevoerd. Uit een inmiddels ingediend voorstel in zake verhooging van belastingen zal de Raad wel duidelijk zijn geworden, dat de finantieele toestand der gemeente niet ge doogt jaarlijks een som van 80.000 prijs te geven, aldus B. en W. In deze moest spoed worden betracht, omdat de korting op de rijksuitkeering over het jaar 193233 door toepassing van het tweede lid van art. 1 slechts kon worden ontgaan, indien de wedde-vermin- dering op 1 Mei 1932 inging. Blijkens de ter visie liggende rapporten van de algemeene Ambtenaren- en Alge- meene Werkliedencommissie en het rap port betreffende het met de Politiebonden ter zake gepleegde overleg, waren de ver tegenwoordigers van de oarganisaties al len van gevoelen, dat de wedden, zoowel van ambtenaren als werklieden, van dien aard zijn. dat een korting niet gemotiveerd is en dat er dus voor het gemeentebestuur alle aanleiding bestond te trachten, toe passing te verkrijgen van het derde lid van art. 1. In dat lid is nl. bepaald, dat de korting op de rijksuitkeering evenzeer achterwege blijft, indien door de Kroon is verklaard, dat het gemiddeld peil der wedden en loonen, inbegrepen het verhaal der pensioensbijdragen, niet voor verla ging in aanmerking komt. Terwijl nu de vertegenwoordigers van eenige organisa ties zich op het standpunt stelden, dat ook bij weigering van bedoelde verklaring niet tot salarisvermindering behoorde te worden overgegaan, verklaarden de ver tegenwoordigers van andere organisaties, dat zij in dat geval tot nader overleg om trent de toepassing van een korting op de wedden bereid waren. Zelfs al neemt men in aanmerking, dat een herziening van de salarissen, te dezer stede in overweging was, is het naar onze meening, aldus B. en W., zeer twijfelach tig, of de Kroon ten aanzien van de te dezer stede geldende salarissen zal ver klaren, dat deze onder de huidige econo mische omstandigheden niet voor verla ging in aanmerking kunnen komen. Bo vendien is, naar bij informatie omtrent de vermoedelijke wijze van uitvoering der wet bleek, aan het vragen van een zooda nige verklaring een groot financieel risico verbonden. Dit risico bestaat hierin, dat bij weigering der verklaring, het dan te laat is om nog op 1 Mei 1932 de vereischte 3 pet. loonsverlaging te kunnen laten in gaan, waardoor de gemeente gedurende ten minste een jaar niet slechts een in komst van 80.000.verliest, doch daar enboven gedurende korter of langer tijd zich de baten van een bezuiniging op de wedden ziet ontgaan. Juist met het oog op de in deze bestaande onzekerheid, zoo gaan B. en W. voort, mag de gemeente dat risico niet loopen en kan met het in voeren van een salariskorting al zal ons College bij het verschijnen van den alge- meenen maatregel van bestuur de moge lijkheid van het verkrijgen van vrijstelling gaarne nader onder oogen zien niet lan ger worden gewacht. In een andere vergadering' stelde de vertegenwoordiger van B. en W. de Alge meene Ambtenaren- en Werklieden-Com missie, alsmede de afgevaardigden van de Politiebonden, met een en ander in ken nis. In het definitief advies van beide eerst genoemde Commissies verklaarden, over eenkomstig het reeds in den aanvang in genomen standpunt, 7 organisaties zich thans bereid omtrent den vorm der kor ting overleg te plegen, terwijl 3 organisa ties in de weigering tot het plegen van zoodanig overleg volhardden. Beide stand punten werden ook aangetroffen bij do Politiebonden. Voorts werd in genoemd advies en in dat van de Politiebonden de voorkeur ge geven aan een wijze van korting, waar bij een bepaald bedrag van de wedden en loonen nl. 700.van de korting wordt vrijgesteld en waarbij op het overi ge gedeelte van de wedden een zoodanig hoogere. doch uniforme korting wordt toegepast, dat het peil der wedden en loonen, inbegrepen het verhaal van pen sioensbijdragen, -gemiddeld 3 pet. lager is dan gedurende 1931. Aldus ontstaat in de korting een zekere progressie, welke te genover de lagere wedden alleszins bil lijk werd gevonden. Hoewel ons College, aldus B. en W., ge zien de verhouding tusschen de wedden van de ambtenaren en de loonen van de werklieden voor een dergelijke progressie geen aanleiding aanwezig acht en derhal ve de voorkeur geeft aan een generale kor ting van 3 pet. (zonder aftrek), willen wij, nu de organisaties, die tot overleg bereid bleken, algemeen den wensch tot toepas sing van een aftrek te kennen hebben ge geven, tegen dit denkbeeld geen bezwaar maken. Uitgevoerde berekeningen toonden in- tusschen aan, dat, zoo een bedrag van 700.— buiten de korting zou blijven, het kortingspercentage op 4.2 pet. zou moeten worden gesteld om tooh een gemiddelde verlaging van 3 pet. van de door of van wege hef gemeentebestuur vastgestelde wedden en loonen van het in vasten dienst der gemeente zijnde personeel te bereiken, terwijl bij een aftrek van 600.— het kortingspercentage 4 pet. zou kunnen zijn. Vermits een percentage van 4.2 poe. zich niet leent voor practische toepassing, ware de aftrek te bepalen op 600. De korting behoort, naar de meening van B. en W., op gelijken voet ook plaats te hebben over de niet onder de wet val lende wedden, van den Burgemeester, den Secretaris, de Wethouders, den Ambte naar van den Burgerlijken Stand en den Commissaris van Politie, zoodat B. en W. den ^iad tevens in overweging geven ons College te machtigen een daartoe strek kend verzoek tot Ged. Staten, resp. Kroon te richten. Evenzeer, aldus B. en W., moet de korting zrh uitstrekken over de wed den en loonen van het tijdelijk personeel en van het personeel werkzaam op ar beidsovereenkomst. Ten aanzien van de z. g. nevenbetrek kingen, waartoe o. a. behooren de functies van Schoolarts en Commandant en (Jnder- commandant der Brandweer, achten B. en W. een aftrek van 600.minder op zijn plaats; voor die betrekkingen kon de kor ting gevoegelijk geschieden over het volle bedrag der wedde, evenwel dan niet ten bedrage van 4 doch ten bedrage van 3 pet. Hetzelfd° geldt voor hei pe.soneei van het vervolgonderwijs. Als wedde, waarover de korting plaats heeft, wordt aangemerkt de wedde in den zin der Pensioenswet 1922. Aangezien art. 31 der Pensioenwet on der wedde verstaat de onder welke bena ming ook aan een betrekking vast verbon den inkomsten, waaronder ook het genot van vrij wonen en dergelijke emolumenten, moeten bij de berekening van de korting mede in aanmerkin worden genomen kin dertoeslag, vrije kost en inwoning, in het algemeen dus alles wat den pensioens grondslag beinvloedt. Door voorts in het besluit uitdrukkelijk vast te leggen, dat de korting t ij d e- 1 ij k is, worden de bestaande pensioens grondslagen intact gelaten. De verlaging van uitgaven, tengevolge van een korting als hiervoor is omschre ven, met inbegrip van die welke voor het personeel bij het middelbaar- en hooger onderwijs en bij de Kweekschool voor on derwijzers en onderwijzeressen ingevolge raadsbesluit van 21 Maart 1932 plaats heeft alsmede met inbegrip van de ten bate van de gemeente komende korting, die krachtens het Koninlijk besluit van 29 December 1931 reeds wordt uitgeoefend ten aanzien van het boventallig personeel bij het openbaar en bijzonder onderwijs, kan voor een vol jaar worden gesteld op rond 96.250.en voor het jaar 1932 op rond 66.825.—. Ten slotte dient ons College, aldus B. en "W., volledigheidshalve te worden ge machtigd, om de korting ook te doen plaats hebben of de invoering er van te bevorde ren voor betrekkingen bij instellineen, in wier financiën geheel of pedee'telijk uit de gemeentekas wordt voorzien, daaronder rdus begrepen gesubsidieerde lichamen. Ons College moet derhalve de bevoegd heid hebben subsidies en bijdragen'^it de gemeentekas, daartoe in evenredigheid te verminderen, in verband waarmede het gewenscht is. voor zooveel noodig te be palen. dat subsidies en bijdragen slechts als maxima worden beschouwd. DE VOORSTELLEN. B. en W. stellen den Raad voor: „a. met ingang van 1 Mei 1932 op de door Uwe Vergadering vastgestelde wedden en loonen van het dienst der gemeente zijn de personeel een tijdelijke korting toe te passen ten bedrage van 4 pet. over het ge- deeRe van de wedde of het loon boven een bedrag van 600.een en ander be houdens het hierna bepaalde sub b en met uitzondering van het personeel ten aan zien waarvan reeds ingevolge raadsbesluit van 21 Maart 1939 korting plaats heeft, en voorts onder bepaling, dat voor de uitvoe ring van dit besluit onder wedden en loo nen wordt verstaan, hetgeen de Pensioen wet 1922 in artt. 31 en 32 onder „wedde" verstaat b. met ingang van 1 Mei 1932 op de wedden der nevenbetrekkingen, opgeno men in Gemeenteblad No. 2 van 1931 en op de wedden van die betrekkingen, wel ke door ons College eveneens als neven betrekkingen worden aangemerkt, een tij delijke korting van 3 pet. toe te passen c. ons College te machtigen aan de Kroon. resp. aan Ged. Staten te verzoe ken de wedden van den Commissaris van Politie en de wedden van den Burgemees ter, de Wethouders, den Secretaris, den Ontvanger en de Ambtenaar van den Bur gerlijken Stand met ingang van 1 Mei 1932 tijdelijk en op den voet. vermeld sub a, te verminderen met 4 pet.; d. ons College te machtigen maatregelen te nemen tot invoering in de door ons College aan te wijzen gevallen van een overeenkomstige korting als bedoeid sub a en b voor het personeel in dienst bij instellingen, in wier financiën geheel of gedeeltelijk door de gemeente wordt voor zien; e. mede in verband me- h°t benaalde sub d voor zooveel noodig te bepalen, dat subsidies, of bijdragen uit de gemeente kas, als maxima zullen worden beschouwd; f. ons College te machtigen ter uitvoe ring van Uw besluit het noodige te ver richten, waaronder begrepen de beslissing van gevallen, waarin de regeling niet mocht voorzien." OPHEFFING VAN DRIE SCHOLEN. Meisjesschool aan de Boom- markt, school aan de Ha ver straat B en een der Schut- tersveldscholen. Op de begrooting voor 1932 werd een bedrag van 48.314.uitgetrokken we gens salarieering van boventallige onder wijzers bij het openbaar gewoon lager on derwijs en een bedrag van 66 000.— voor vergoeding wegens salarieering van beven- tallig onderwijzend personeel bij het bij zonder gewoon lager onderwijs, derhalve in totaal het bedrag van 114.314. Gelet op den financiëelen toestand van onze gemeente behoeft het o. i., aldus B. en W., geen nader betoog, dat maatrege len dienen te worden genomen, om, door vermindering van het aantal boventallige leerkrachten, te komen tot verlaging van de even bedoelde uitgaven. Daartoe be staat nog te meer aanleiding, wanneer men bedenkt, dat door de Regeering bij het aanhangige ontwerp tot wijziging van de Lager Onderwijswet 1920 wordt voor gesteld om per 45 leerlingen het salaris van één leerkracht voor rekening van het Rijk te brengen. Het gevolg hiervan toch zou zijn, dat het bedrag van 114.314. zou stijgen tot pl.m. 150.000.—, een toe neming van uitgaven derhalve van 45.000 per jaar. Aangezien nu de eenige mogelijkheid tot inkrimping van het aantal boventallige leerkrachten ligt in opvoering van het aan taal leerlingen per klasse en dat doel practisch slechts kan worden bereikt door opheffing van scholen en verdeoling van de leerlingen van de op te heffen scholen over de overblijvende schoien, hebben B. en W. nagegaan of opheffing van scholen mogelijk is. Dat die mogelijkheid inder daad aanwezig is, volgt reeds min of meer uit het feit, dat het gemiddeld aantal leer lingen per klasse thans 31 bedraagt, ter wijl het maximumaantal leerlingen per klasse door den Raad is bepaald op 42. Nader onderzoek bracht B. en W. lot de overtuiging, dat gemist kunnen worden de meisjesschool aan de Boonunarkt en de school aan de Haverstraat B. De meisjesschool aan de Boommarkt behoort, tot de opleidingsscholen voor U L. O. Van deze scholen teilen de scholen aan de Boommarkt en den Maresmgel het geringst aantal leerlingen. Dc schooi aan de Boommarkt komt, naar de meening van B. en W., het meest voor opheffing in aanmerking. In de eerste plaats omdat de leerlingen dier school uit vrijwel alle dee- len van de stad komen en dus betrekkelijk gemakkelijk over de overige opleidings scholen kunnen worden verdeeld en in de tweede plaats, omdat, gezien de sterkte van de lagere klassen dier scholen, moet worden aangenomen, dac de scholen "an den Maresingel grooteie levenskracht heb ben dan die aan de Boommarkt. Bij een proefindeeling bieek B. en W. dat de leerlingen van dc Boommarkt school over de overige opleidingsscholen kunnen worden verdeeld, zonder dat vor ming van parallelklassen noodig is. De schooi aan de Haverstraat B telt nog slechts 66 leerlingen. De laatste jaren was de aangifte van leerlingen voor die school zoo gering, dat het niet mogelijk was een nieuwe eerste klasse to vormen, zoodai" de school thans een eerste en iweede klasse mist. Na opheffing kunnen de 66 kinderen of althans een groot aantal van die kinderen overgaan naar de overeen komstige school aan de Duivenbodestraat B. Aangezien het Rijkssubsidie wordt be rekend naar het gemiddeld aantal leerlin gen over het afgeloopen jaar, zouden die kinderen dus op de berekening van dat subsidie ten behoeve van de Duivenbode straat-school voorloopig geen invloed heb ben. Uitsluitend om die reden achten B. en W. het gewenscht ook de school aan de Duivenbodestraat op te heffen en ge lijktijdig over te gaan to* stichting van een nieuwe school in het gebouw aan de Duivenbodestraat, die dan zal bevatten de tegenwoordige bevolking van de scholen aan de Haverstraat B en aan ie Duiven bodestraat B. Alsdan zal voor de bereke ning van het Rijkssubsidie voor de nieuwe school aan de Duivenbodestraat (tot welke school B. en W. voortaan, in plaats van op 1 September, op 1 Maart nieuwe leerlin gen zouden wenschen toe te laten) maat staf zijn het aantal leerlingen op den laatsten. dag der maand volgende op die \an de opening van de nieuwe school. Het betreft hier dus een formeele opheffing van de school aan de Duivenbodestraat, welke echter in financieel opzicht van belang is. Of de nieuwe school aan de Duivenbodestraat zich in de toekomst zal kunn«n handhaven, kan dan worden afge wacht. Met de bovenbedoelde maatregelen kan noar het gevoelen van B. en W. niet wor den volstaan. Daartoe zijn sommige scho len voor eindonderwijs te zwak bezet. Zoo tellen de scholen op het Schutters veld tezamen slechts 328 leerlingen. Ook Ie scholen aan de Paul Ivrugcrstraat en aan de Medusastraat zijn slechts matig be volkt. Toch zouden B en W. de scholen I DERDE BLAD PAG. 9 aan de Paul Krugerstraat en die aan de Medusastraat voorloopig willen handha»- ven. Handhaving van de beide Schuttorsveld- soholen schijnt B. en W. eohter niet ver antwoord. Met het oog op het tol aal-aan tal leerlingen van die beide scholen en re kening houdende met de omstandigheid, dat de A-school behoort tot die scholen, welke met Maart en de B-school tot die, welke met September nieuwe leerlingen opnemen, is onmiddellijke opheffing van een der scholen, zonder meer, echter niet mogelijk. Wel kunnen de beide scholen in een pl.m. 2-jarige periode tot één, goed bezette, 6-klassige school worden omge vormd. Dat zou dan kunnen door over gang van leerlingen naar andere soholen, in dio gevallen waarin de afstand van huis naar school daartoe geen beletsel ople vert en verder door telkens de ziltenblij- vers van de tegenwoordige B.-school over te brengen naar de A-school. Voor laatst genoemde kinderen geeft zulks nog dit voordeel, dat zij door het zitten blijven niet een geheel, doch slechts een halfjaar verliezen. In verband met de bovenbedoelde Rijks- subsidie-regeling is de meest gewenschte oplossing deze, dat beide scholen op het Schuttersveld worden opgeheven en te- zelfder tijd worden vervangen door één nieuwe school, die dan zal bestaan uit de tegenwoordige klassen van do A-school en uit zooveel klassen van de tegenwoor dige B-school als zullen blijken noodig te zijn. SPLITSING OPLEIDINGSSCHOOL AALMARKT. Een andere maatregel, die niet in de eerste plaats is ingegeven door het finan cieel belang der gemeente, doch dien B. en W. in het belang van het onderwijs zeer gewenscht achten, is deze, om, in afwach ting van de totstandkoming van een nieuw gebouw voor een tweede opleidingsschool voor Gymnasium en H. B. S., zoo spoedig mogelijk over te gaan tot splitsing in twee scholen van de reeds 11 klassen tellende opleidingsschool voor Gymnasium en H. B. S., aan de Aalmarkt. Do tegenwoordige toestand, dat de leerlingen dier school over drie schoolge bouwen (Aalmarkt, Breestraat en Boom markt) zijn verdeeld, mag niet langer dan strikt noodzakelijk is, worden bestendigd. Wordt de school aan do Boommarkt opge heven, dan kunnen onmiddellijk 5 klassen van de school aan de Aalmarkt als afzon derlijke school in het schoolgebouw aan de Boommarkt worden ondergebracht. Naar de meening van B. en W. zal daarmede een grooto verbetering worden verkregen. Een bijkomstige, gelukkige omstandigheid is nog, dat alsdan het salaris van een leer kracht méér voor rekening van hot Rijk zal komen. Het spreekt wel vanzelf, dat dc splitsing aldus zal geschieden, dat do school aan de Aalmarkt, ook na do split- sting een goed bezette school zal blijven. STICHTING NIEUWE OPLEIDINGS SCHOOL. Aanvankelijk lag het in ons voornemen, aldus B. en W., te bevorderen, dat zoo spoedig mogelijk zou worden overgegaan tot do stichting van een nieuw schoolge bouw voor de tweede opleidingsschool voor Gymnasium en H. B. S., welks gebouw o.i. moet worden gesticht in het Zuiden van de stad en wel op een gemeentelijk terrein gelegen aan de Zuid-Oostzijde van de ge projecteerde verlenging van de Thorbecke- straat. De zeer ongunstige financieele om standigheden van de gemeente maken heb echter, aldus B. en W., niet mogelijk voors hands aan dat voornemen uitvoering te geven. Toch schijnt het B. en W. van be lang, dat de Raad thans tot stichting van de school besluit, opdat, zoodra de omstan digheden daartoe gunstiger zijn, ton spoe digste met den bouw een aanvang kan worden gemaakt. DE VOORSTELLEN. Op grond van het vorenstaande geven B. en W. den Raad in overweging te be sluiten: I. de o.l. scholen aan de Haverstraat B en aan de Duivenbodestraat B op te hef fen en over te gaan tot stichting van een nieuwe o.l. school in het gebouw aan de Duivenbodestraat II. de o.l. scholen op het Schuttersveld A en B. op te heffen en over tc gaan tot de stiching van een nieuwe o.l. school in het gebouw op het Schuttersveld. III. de meisjesopleidingsschool voor U. L.O. aan de Boommarkt op te heffen; IV. de opleidingsschool voor Gymnasium en H. B. S. aan de Aalmarkt te splitsen in twee afzonderlijke scholen, de nieuwe school voorloopig te vestigen in het te ontruimen schoolgebouw aan de Boom markt en die nieuwe school voorloopig aan te duiden als opleidingsschool voor Gym nasium en H. B. S. aan de Boommarkt. V. tot stichting van een schoolgebouw bestemd voor de sub IV bedoelde nieuwe opleidingsschool voor Gymnasium en H. B.S. op een gemeentelijk terrein gelegen aan de zuid-oostzijde van de geprojecteer de verlenging van de Thorbeckestraat VI. den nieuwen toestand te doen ingaan op 27 Juni 1932. DE VERBREEDING VAN DEN HEERENSINGEL. Bij raadsbesluit van 10 Nov. 1930 wer den geleden beschikbaar gesteld voor de verbrecding en verbetering van den Hee rensingel. B. en W. vermeldden toen, dat het niet gelukt was den eigendom te ver krijgen van diverse gedeelten particulie ren voortuin, zoodat de rijweg ter plaatse van die voortuinen geen grootere breedte dan 8.30 meter kon verkrijgen. De met de betrokken eigenaren voortge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9