DINSDAG 26 APRIL 1932DE LEIDSCHE COURANT
LEI VEN
AGENDA EN VOORSTELLEN VOOR DE A.S.
GEMEENTERAADSVERGADERING.
HET 75-JARIG JUBILEUM VAN DE R. K. JONGELINGEN-
CONGREGATIE TE DELFT werd op feestelijke wijze herdacht.
Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent was er bij tegenwoordig.
De Gemeenteraad van Leiden verga
dert op Maandag 2 Mei, des namiddags te
twee uur in het gebouw „Tot Nut van 't Al
gemeen" (Steenschuur 21). De vergadering
zal, zoo noodig, des avonds worden voort
gezet.
Te behandelen onderwerpen:
1. Prae-advies op het verzoek van P. C.
Labrijn, om ontslag alsriid van de Gemeen
telijke Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon.
2. Voorstel tot aanvaarding van de voor
waarden, waaronder Gedeputeerde Staten
vergunning hebben verleend tot het leg
gen en exploiteeren van een hoogspannings
kabel van de transformatorzuil in de
Zuidbuurt in de gemeente Zoeterwoude
naar de bestaande kabelka-st aan de Wei
poort in die gemeente.
3. Voorstel inzake de verhuring van
eenige oppervlakken grond en water in
het Poelmeer, aan de Oegstgeester Zwem-
vereeniging „Poelmeer".
B. en W. stellen voor 4700 M2. grond en
water te verhuren tegen 250 gld. per jaar
voor 10 jaar.
4. Voorstel tot overneming in eigendom
en onderhoud bij de gemeente van een
3-tal strooken grond en water, gelegen aan
den Zoeterwoudschen weg, den Lagen
Morschweg en den Zoeterwoudschen Sin
gel.
5. Voorstel tot aankoop, in verband met
de verbreeding en verbetering van den
Heerensingel, van nog eenige aan dien
singel gelegen gedeelten van voortuinen.
6. Voorstel tot verhooging van verschil
lende posten der begrooting, dienst 1931,
waarvan de raming te laag is gebleken en
tot toevoeging van eenige nieuwe posten
aan die begrooting.
7. Voorstel tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van de verbouwing
van het tijdelijk Gemeentehuis.
8. Voorstel in zake de toepassing van
een tijdelijke korting op de wedden en loo-
nen van het gemeentepersoneel.
9. Voorstel in zake de opheffing van be
staande- en de stichting van nieuwe scho
len.
10. Voorstel van den heer Van Stralen,
inzake voortzetting van de cokes vers trek-
king.
11. Voorstel van den heer Schüller, In
zake den aankoop van een complex ter
reinen in den Rodenburgerpolder en den
Cronesteinpolder.
12. Interpellatie van den heer Koole,
inzake den bouw van een badhuis in Tuin-
stadwijk.
TIJDELIJKE KORTING OP
WEDDEN EN LOONEN.
Progressie doordat een be
drag van 600 gld. wordt vrij
gesteld. Daarboven een kor
ting van 4 pet.
De wet van 18 Maart 1932 bepaalt, dat
in elk der jaren 193233, 193334 en
1934—35, de uitkeering, ingevolge de wet
van 15 Juli 1929 uit het gemeentefonds aan
iedere gemeente te doen, wordt vermin
derd met 3 pet. van het bedrag der door
of vanwege het gemeentebestuur
vastgestelde wedden en loonen over 1931
van het in vasten dienst der gemeente
zijnde personeel. Deze vermindering van
de rijksuit keering zou voor onze gemeente
rond 80.000 bedragen.
Echter blijft ingevolge het tweede lid
van art. 1 de bedoelde vermindering van
de rijksuitkeering achterwege, indien of
voorzoover een gemeente er niet in slaagt
de begrooting sluitend te maken zonder
het heffen van meer dan 40 opcenten op
de gemeentefondsbelasting, hoewel:
a. het peil harer wedden en loonen, in
begrepen het verhaal der pensioensbijdra
gen, on 1 Mei van elk der jaren 1932. 1933
en 1934, gemiddeld 3 of meer percent la
ger is dan gedurende het jaar 1931;
b de heffing van opcenten op de ge
meentefondsbelasting niet geschiedt naar
een progressieve regeling en
c. de overige heffingen op 1 Mei van elk
der jaren 1932, 1933 en 1934 tot redelijke
bedragen zijn opgevoerd.
Uit een inmiddels ingediend voorstel in
zake verhooging van belastingen zal de
Raad wel duidelijk zijn geworden, dat de
finantieele toestand der gemeente niet ge
doogt jaarlijks een som van 80.000 prijs
te geven, aldus B. en W.
In deze moest spoed worden betracht,
omdat de korting op de rijksuitkeering
over het jaar 193233 door toepassing
van het tweede lid van art. 1 slechts kon
worden ontgaan, indien de wedde-vermin-
dering op 1 Mei 1932 inging.
Blijkens de ter visie liggende rapporten
van de algemeene Ambtenaren- en Alge-
meene Werkliedencommissie en het rap
port betreffende het met de Politiebonden
ter zake gepleegde overleg, waren de ver
tegenwoordigers van de oarganisaties al
len van gevoelen, dat de wedden, zoowel
van ambtenaren als werklieden, van dien
aard zijn. dat een korting niet gemotiveerd
is en dat er dus voor het gemeentebestuur
alle aanleiding bestond te trachten, toe
passing te verkrijgen van het derde lid
van art. 1. In dat lid is nl. bepaald, dat
de korting op de rijksuitkeering evenzeer
achterwege blijft, indien door de Kroon
is verklaard, dat het gemiddeld peil der
wedden en loonen, inbegrepen het verhaal
der pensioensbijdragen, niet voor verla
ging in aanmerking komt. Terwijl nu de
vertegenwoordigers van eenige organisa
ties zich op het standpunt stelden, dat
ook bij weigering van bedoelde verklaring
niet tot salarisvermindering behoorde te
worden overgegaan, verklaarden de ver
tegenwoordigers van andere organisaties,
dat zij in dat geval tot nader overleg om
trent de toepassing van een korting op de
wedden bereid waren.
Zelfs al neemt men in aanmerking, dat
een herziening van de salarissen, te dezer
stede in overweging was, is het naar onze
meening, aldus B. en W., zeer twijfelach
tig, of de Kroon ten aanzien van de te
dezer stede geldende salarissen zal ver
klaren, dat deze onder de huidige econo
mische omstandigheden niet voor verla
ging in aanmerking kunnen komen. Bo
vendien is, naar bij informatie omtrent de
vermoedelijke wijze van uitvoering der
wet bleek, aan het vragen van een zooda
nige verklaring een groot financieel risico
verbonden. Dit risico bestaat hierin, dat
bij weigering der verklaring, het dan te
laat is om nog op 1 Mei 1932 de vereischte
3 pet. loonsverlaging te kunnen laten in
gaan, waardoor de gemeente gedurende
ten minste een jaar niet slechts een in
komst van 80.000.verliest, doch daar
enboven gedurende korter of langer tijd
zich de baten van een bezuiniging op de
wedden ziet ontgaan. Juist met het oog
op de in deze bestaande onzekerheid, zoo
gaan B. en W. voort, mag de gemeente
dat risico niet loopen en kan met het in
voeren van een salariskorting al zal ons
College bij het verschijnen van den alge-
meenen maatregel van bestuur de moge
lijkheid van het verkrijgen van vrijstelling
gaarne nader onder oogen zien niet lan
ger worden gewacht.
In een andere vergadering' stelde de
vertegenwoordiger van B. en W. de Alge
meene Ambtenaren- en Werklieden-Com
missie, alsmede de afgevaardigden van de
Politiebonden, met een en ander in ken
nis.
In het definitief advies van beide eerst
genoemde Commissies verklaarden, over
eenkomstig het reeds in den aanvang in
genomen standpunt, 7 organisaties zich
thans bereid omtrent den vorm der kor
ting overleg te plegen, terwijl 3 organisa
ties in de weigering tot het plegen van
zoodanig overleg volhardden. Beide stand
punten werden ook aangetroffen bij do
Politiebonden.
Voorts werd in genoemd advies en in
dat van de Politiebonden de voorkeur ge
geven aan een wijze van korting, waar
bij een bepaald bedrag van de wedden en
loonen nl. 700.van de korting
wordt vrijgesteld en waarbij op het overi
ge gedeelte van de wedden een zoodanig
hoogere. doch uniforme korting wordt
toegepast, dat het peil der wedden en
loonen, inbegrepen het verhaal van pen
sioensbijdragen, -gemiddeld 3 pet. lager is
dan gedurende 1931. Aldus ontstaat in de
korting een zekere progressie, welke te
genover de lagere wedden alleszins bil
lijk werd gevonden.
Hoewel ons College, aldus B. en W., ge
zien de verhouding tusschen de wedden
van de ambtenaren en de loonen van de
werklieden voor een dergelijke progressie
geen aanleiding aanwezig acht en derhal
ve de voorkeur geeft aan een generale kor
ting van 3 pet. (zonder aftrek), willen wij,
nu de organisaties, die tot overleg bereid
bleken, algemeen den wensch tot toepas
sing van een aftrek te kennen hebben ge
geven, tegen dit denkbeeld geen bezwaar
maken.
Uitgevoerde berekeningen toonden in-
tusschen aan, dat, zoo een bedrag van
700.— buiten de korting zou blijven, het
kortingspercentage op 4.2 pet. zou moeten
worden gesteld om tooh een gemiddelde
verlaging van 3 pet. van de door of van
wege hef gemeentebestuur vastgestelde
wedden en loonen van het in vasten dienst
der gemeente zijnde personeel te bereiken,
terwijl bij een aftrek van 600.— het
kortingspercentage 4 pet. zou kunnen zijn.
Vermits een percentage van 4.2 poe. zich
niet leent voor practische toepassing, ware
de aftrek te bepalen op 600.
De korting behoort, naar de meening
van B. en W., op gelijken voet ook plaats
te hebben over de niet onder de wet val
lende wedden, van den Burgemeester, den
Secretaris, de Wethouders, den Ambte
naar van den Burgerlijken Stand en den
Commissaris van Politie, zoodat B. en W.
den ^iad tevens in overweging geven ons
College te machtigen een daartoe strek
kend verzoek tot Ged. Staten, resp. Kroon
te richten. Evenzeer, aldus B. en W., moet
de korting zrh uitstrekken over de wed
den en loonen van het tijdelijk personeel
en van het personeel werkzaam op ar
beidsovereenkomst.
Ten aanzien van de z. g. nevenbetrek
kingen, waartoe o. a. behooren de functies
van Schoolarts en Commandant en (Jnder-
commandant der Brandweer, achten B. en
W. een aftrek van 600.minder op zijn
plaats; voor die betrekkingen kon de kor
ting gevoegelijk geschieden over het volle
bedrag der wedde, evenwel dan niet ten
bedrage van 4 doch ten bedrage van
3 pet. Hetzelfd° geldt voor hei pe.soneei
van het vervolgonderwijs.
Als wedde, waarover de korting plaats
heeft, wordt aangemerkt de wedde in den
zin der Pensioenswet 1922.
Aangezien art. 31 der Pensioenwet on
der wedde verstaat de onder welke bena
ming ook aan een betrekking vast verbon
den inkomsten, waaronder ook het genot
van vrij wonen en dergelijke emolumenten,
moeten bij de berekening van de korting
mede in aanmerkin worden genomen kin
dertoeslag, vrije kost en inwoning, in het
algemeen dus alles wat den pensioens
grondslag beinvloedt.
Door voorts in het besluit uitdrukkelijk
vast te leggen, dat de korting t ij d e-
1 ij k is, worden de bestaande pensioens
grondslagen intact gelaten.
De verlaging van uitgaven, tengevolge
van een korting als hiervoor is omschre
ven, met inbegrip van die welke voor het
personeel bij het middelbaar- en hooger
onderwijs en bij de Kweekschool voor on
derwijzers en onderwijzeressen ingevolge
raadsbesluit van 21 Maart 1932 plaats heeft
alsmede met inbegrip van de ten bate
van de gemeente komende korting, die
krachtens het Koninlijk besluit van 29
December 1931 reeds wordt uitgeoefend
ten aanzien van het boventallig personeel
bij het openbaar en bijzonder onderwijs,
kan voor een vol jaar worden gesteld op
rond 96.250.en voor het jaar 1932 op
rond 66.825.—.
Ten slotte dient ons College, aldus B.
en "W., volledigheidshalve te worden ge
machtigd, om de korting ook te doen plaats
hebben of de invoering er van te bevorde
ren voor betrekkingen bij instellineen, in
wier financiën geheel of pedee'telijk uit
de gemeentekas wordt voorzien, daaronder
rdus begrepen gesubsidieerde lichamen.
Ons College moet derhalve de bevoegd
heid hebben subsidies en bijdragen'^it de
gemeentekas, daartoe in evenredigheid te
verminderen, in verband waarmede het
gewenscht is. voor zooveel noodig te be
palen. dat subsidies en bijdragen slechts
als maxima worden beschouwd.
DE VOORSTELLEN.
B. en W. stellen den Raad voor:
„a. met ingang van 1 Mei 1932 op de door
Uwe Vergadering vastgestelde wedden en
loonen van het dienst der gemeente zijn
de personeel een tijdelijke korting toe te
passen ten bedrage van 4 pet. over het ge-
deeRe van de wedde of het loon boven
een bedrag van 600.een en ander be
houdens het hierna bepaalde sub b en met
uitzondering van het personeel ten aan
zien waarvan reeds ingevolge raadsbesluit
van 21 Maart 1939 korting plaats heeft, en
voorts onder bepaling, dat voor de uitvoe
ring van dit besluit onder wedden en loo
nen wordt verstaan, hetgeen de Pensioen
wet 1922 in artt. 31 en 32 onder „wedde"
verstaat
b. met ingang van 1 Mei 1932 op de
wedden der nevenbetrekkingen, opgeno
men in Gemeenteblad No. 2 van 1931 en
op de wedden van die betrekkingen, wel
ke door ons College eveneens als neven
betrekkingen worden aangemerkt, een tij
delijke korting van 3 pet. toe te passen
c. ons College te machtigen aan de
Kroon. resp. aan Ged. Staten te verzoe
ken de wedden van den Commissaris van
Politie en de wedden van den Burgemees
ter, de Wethouders, den Secretaris, den
Ontvanger en de Ambtenaar van den Bur
gerlijken Stand met ingang van 1 Mei
1932 tijdelijk en op den voet. vermeld sub
a, te verminderen met 4 pet.;
d. ons College te machtigen maatregelen
te nemen tot invoering in de door ons
College aan te wijzen gevallen van een
overeenkomstige korting als bedoeid sub
a en b voor het personeel in dienst bij
instellingen, in wier financiën geheel of
gedeeltelijk door de gemeente wordt voor
zien;
e. mede in verband me- h°t benaalde
sub d voor zooveel noodig te bepalen, dat
subsidies, of bijdragen uit de gemeente
kas, als maxima zullen worden beschouwd;
f. ons College te machtigen ter uitvoe
ring van Uw besluit het noodige te ver
richten, waaronder begrepen de beslissing
van gevallen, waarin de regeling niet
mocht voorzien."
OPHEFFING VAN DRIE
SCHOLEN.
Meisjesschool aan de Boom-
markt, school aan de Ha ver
straat B en een der Schut-
tersveldscholen.
Op de begrooting voor 1932 werd een
bedrag van 48.314.uitgetrokken we
gens salarieering van boventallige onder
wijzers bij het openbaar gewoon lager on
derwijs en een bedrag van 66 000.— voor
vergoeding wegens salarieering van beven-
tallig onderwijzend personeel bij het bij
zonder gewoon lager onderwijs, derhalve
in totaal het bedrag van 114.314.
Gelet op den financiëelen toestand van
onze gemeente behoeft het o. i., aldus B.
en W., geen nader betoog, dat maatrege
len dienen te worden genomen, om, door
vermindering van het aantal boventallige
leerkrachten, te komen tot verlaging van
de even bedoelde uitgaven. Daartoe be
staat nog te meer aanleiding, wanneer
men bedenkt, dat door de Regeering bij
het aanhangige ontwerp tot wijziging van
de Lager Onderwijswet 1920 wordt voor
gesteld om per 45 leerlingen het salaris
van één leerkracht voor rekening van het
Rijk te brengen. Het gevolg hiervan toch
zou zijn, dat het bedrag van 114.314.
zou stijgen tot pl.m. 150.000.—, een toe
neming van uitgaven derhalve van 45.000
per jaar.
Aangezien nu de eenige mogelijkheid tot
inkrimping van het aantal boventallige
leerkrachten ligt in opvoering van het aan
taal leerlingen per klasse en dat doel
practisch slechts kan worden bereikt door
opheffing van scholen en verdeoling van
de leerlingen van de op te heffen scholen
over de overblijvende schoien, hebben B.
en W. nagegaan of opheffing van scholen
mogelijk is. Dat die mogelijkheid inder
daad aanwezig is, volgt reeds min of meer
uit het feit, dat het gemiddeld aantal leer
lingen per klasse thans 31 bedraagt, ter
wijl het maximumaantal leerlingen per
klasse door den Raad is bepaald op 42.
Nader onderzoek bracht B. en W. lot de
overtuiging, dat gemist kunnen worden de
meisjesschool aan de Boonunarkt en de
school aan de Haverstraat B.
De meisjesschool aan de Boommarkt
behoort, tot de opleidingsscholen voor U
L. O. Van deze scholen teilen de scholen
aan de Boommarkt en den Maresmgel het
geringst aantal leerlingen. Dc schooi aan
de Boommarkt komt, naar de meening van
B. en W., het meest voor opheffing in
aanmerking. In de eerste plaats omdat de
leerlingen dier school uit vrijwel alle dee-
len van de stad komen en dus betrekkelijk
gemakkelijk over de overige opleidings
scholen kunnen worden verdeeld en in de
tweede plaats, omdat, gezien de sterkte
van de lagere klassen dier scholen, moet
worden aangenomen, dac de scholen "an
den Maresingel grooteie levenskracht heb
ben dan die aan de Boommarkt.
Bij een proefindeeling bieek B. en W.
dat de leerlingen van dc Boommarkt
school over de overige opleidingsscholen
kunnen worden verdeeld, zonder dat vor
ming van parallelklassen noodig is.
De schooi aan de Haverstraat B telt nog
slechts 66 leerlingen. De laatste jaren was
de aangifte van leerlingen voor die school
zoo gering, dat het niet mogelijk was een
nieuwe eerste klasse to vormen, zoodai"
de school thans een eerste en iweede
klasse mist. Na opheffing kunnen de 66
kinderen of althans een groot aantal van
die kinderen overgaan naar de overeen
komstige school aan de Duivenbodestraat
B. Aangezien het Rijkssubsidie wordt be
rekend naar het gemiddeld aantal leerlin
gen over het afgeloopen jaar, zouden die
kinderen dus op de berekening van dat
subsidie ten behoeve van de Duivenbode
straat-school voorloopig geen invloed heb
ben. Uitsluitend om die reden achten B.
en W. het gewenscht ook de school aan
de Duivenbodestraat op te heffen en ge
lijktijdig over te gaan to* stichting van
een nieuwe school in het gebouw aan de
Duivenbodestraat, die dan zal bevatten
de tegenwoordige bevolking van de scholen
aan de Haverstraat B en aan ie Duiven
bodestraat B. Alsdan zal voor de bereke
ning van het Rijkssubsidie voor de nieuwe
school aan de Duivenbodestraat (tot welke
school B. en W. voortaan, in plaats van op
1 September, op 1 Maart nieuwe leerlin
gen zouden wenschen toe te laten) maat
staf zijn het aantal leerlingen op den
laatsten. dag der maand volgende op die
\an de opening van de nieuwe school. Het
betreft hier dus een formeele opheffing
van de school aan de Duivenbodestraat,
welke echter in financieel opzicht van
belang is. Of de nieuwe school aan de
Duivenbodestraat zich in de toekomst zal
kunn«n handhaven, kan dan worden afge
wacht.
Met de bovenbedoelde maatregelen kan
noar het gevoelen van B. en W. niet wor
den volstaan. Daartoe zijn sommige scho
len voor eindonderwijs te zwak bezet.
Zoo tellen de scholen op het Schutters
veld tezamen slechts 328 leerlingen. Ook
Ie scholen aan de Paul Ivrugcrstraat en
aan de Medusastraat zijn slechts matig be
volkt. Toch zouden B en W. de scholen I
DERDE BLAD PAG. 9
aan de Paul Krugerstraat en die aan de
Medusastraat voorloopig willen handha»-
ven.
Handhaving van de beide Schuttorsveld-
soholen schijnt B. en W. eohter niet ver
antwoord. Met het oog op het tol aal-aan
tal leerlingen van die beide scholen en re
kening houdende met de omstandigheid,
dat de A-school behoort tot die scholen,
welke met Maart en de B-school tot die,
welke met September nieuwe leerlingen
opnemen, is onmiddellijke opheffing van
een der scholen, zonder meer, echter niet
mogelijk. Wel kunnen de beide scholen in
een pl.m. 2-jarige periode tot één, goed
bezette, 6-klassige school worden omge
vormd. Dat zou dan kunnen door over
gang van leerlingen naar andere soholen,
in dio gevallen waarin de afstand van huis
naar school daartoe geen beletsel ople
vert en verder door telkens de ziltenblij-
vers van de tegenwoordige B.-school over
te brengen naar de A-school. Voor laatst
genoemde kinderen geeft zulks nog dit
voordeel, dat zij door het zitten blijven
niet een geheel, doch slechts een halfjaar
verliezen.
In verband met de bovenbedoelde Rijks-
subsidie-regeling is de meest gewenschte
oplossing deze, dat beide scholen op het
Schuttersveld worden opgeheven en te-
zelfder tijd worden vervangen door één
nieuwe school, die dan zal bestaan uit de
tegenwoordige klassen van do A-school
en uit zooveel klassen van de tegenwoor
dige B-school als zullen blijken noodig te
zijn.
SPLITSING OPLEIDINGSSCHOOL
AALMARKT.
Een andere maatregel, die niet in de
eerste plaats is ingegeven door het finan
cieel belang der gemeente, doch dien B. en
W. in het belang van het onderwijs zeer
gewenscht achten, is deze, om, in afwach
ting van de totstandkoming van een nieuw
gebouw voor een tweede opleidingsschool
voor Gymnasium en H. B. S., zoo spoedig
mogelijk over te gaan tot splitsing in twee
scholen van de reeds 11 klassen tellende
opleidingsschool voor Gymnasium en H.
B. S., aan de Aalmarkt.
Do tegenwoordige toestand, dat de
leerlingen dier school over drie schoolge
bouwen (Aalmarkt, Breestraat en Boom
markt) zijn verdeeld, mag niet langer dan
strikt noodzakelijk is, worden bestendigd.
Wordt de school aan do Boommarkt opge
heven, dan kunnen onmiddellijk 5 klassen
van de school aan de Aalmarkt als afzon
derlijke school in het schoolgebouw aan de
Boommarkt worden ondergebracht. Naar
de meening van B. en W. zal daarmede een
grooto verbetering worden verkregen. Een
bijkomstige, gelukkige omstandigheid is
nog, dat alsdan het salaris van een leer
kracht méér voor rekening van hot Rijk
zal komen. Het spreekt wel vanzelf, dat dc
splitsing aldus zal geschieden, dat do
school aan de Aalmarkt, ook na do split-
sting een goed bezette school zal blijven.
STICHTING NIEUWE OPLEIDINGS
SCHOOL.
Aanvankelijk lag het in ons voornemen,
aldus B. en W., te bevorderen, dat zoo
spoedig mogelijk zou worden overgegaan
tot do stichting van een nieuw schoolge
bouw voor de tweede opleidingsschool voor
Gymnasium en H. B. S., welks gebouw o.i.
moet worden gesticht in het Zuiden van
de stad en wel op een gemeentelijk terrein
gelegen aan de Zuid-Oostzijde van de ge
projecteerde verlenging van de Thorbecke-
straat. De zeer ongunstige financieele om
standigheden van de gemeente maken heb
echter, aldus B. en W., niet mogelijk voors
hands aan dat voornemen uitvoering te
geven. Toch schijnt het B. en W. van be
lang, dat de Raad thans tot stichting van
de school besluit, opdat, zoodra de omstan
digheden daartoe gunstiger zijn, ton spoe
digste met den bouw een aanvang kan
worden gemaakt.
DE VOORSTELLEN.
Op grond van het vorenstaande geven
B. en W. den Raad in overweging te be
sluiten:
I. de o.l. scholen aan de Haverstraat B
en aan de Duivenbodestraat B op te hef
fen en over te gaan tot stichting van een
nieuwe o.l. school in het gebouw aan de
Duivenbodestraat
II. de o.l. scholen op het Schuttersveld
A en B. op te heffen en over tc gaan tot
de stiching van een nieuwe o.l. school in
het gebouw op het Schuttersveld.
III. de meisjesopleidingsschool voor U.
L.O. aan de Boommarkt op te heffen;
IV. de opleidingsschool voor Gymnasium
en H. B. S. aan de Aalmarkt te splitsen in
twee afzonderlijke scholen, de nieuwe
school voorloopig te vestigen in het te
ontruimen schoolgebouw aan de Boom
markt en die nieuwe school voorloopig aan
te duiden als opleidingsschool voor Gym
nasium en H. B. S. aan de Boommarkt.
V. tot stichting van een schoolgebouw
bestemd voor de sub IV bedoelde nieuwe
opleidingsschool voor Gymnasium en H.
B.S. op een gemeentelijk terrein gelegen
aan de zuid-oostzijde van de geprojecteer
de verlenging van de Thorbeckestraat
VI. den nieuwen toestand te doen ingaan
op 27 Juni 1932.
DE VERBREEDING VAN DEN
HEERENSINGEL.
Bij raadsbesluit van 10 Nov. 1930 wer
den geleden beschikbaar gesteld voor de
verbrecding en verbetering van den Hee
rensingel. B. en W. vermeldden toen, dat
het niet gelukt was den eigendom te ver
krijgen van diverse gedeelten particulie
ren voortuin, zoodat de rijweg ter plaatse
van die voortuinen geen grootere breedte
dan 8.30 meter kon verkrijgen.
De met de betrokken eigenaren voortge-