GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 12 APRIL 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 Reclame en belangen van LeidscHe burgers. Voorstellen tot afwijking van de Winkelsluitingswet verworpen. De steunregeling voor de losse trans portarbeiders zal weer herzien worden. Meer contact met de B. en W.'s van andere gemeen ten. Een afgedwongen verlaging van het haven geld. Rumoer om twee oude huizen. Spoed- eischende cokesverstrekking? Reclame. llo. Voorstel om Burgemeester en Wet houders te machtigen tot het verhuren van de daarvoor in aanmerking komende ge meente-eigendommen voor reclamedoelein den, telkens voor een tijdvak van ten hoog ste 5 jaren. De heer Groeneveld is bevreesd, dat de schoonheid in het gedrang zal komen. De voorgestelde manier van werving door middel van een acquisiteur acht spr. on- practisch. Verder verzet spr. zich tegen de aanstelling van iemand uit Utrecht. Is er in Leiden niemand, die de werving van re clame kan en wil op zich nemen Dan be staat er meer kans dat Leidsche schilders te werk gesteld zullen worden. Spr. dient een motie in, om Leidsche werkkrachten bij deze reclame aan te stellen. De heer Knuttel verzei zich tegen deze motie. Dat is dezelfde verkeerde poli tiek als de mogendheden reeds lang toe passen. Binnenkort zal iemand nergens meer werk kunnen krijgen tenzij in zijn eigen stad. De heer v. E s deelt voor een deel de be zwaren van den heer Groeneveld. Hebben B. en W. wel eenige moeite gedaan om iemand uit Leiden te vinden, geschikt voor de acquisitie dezer reclame? De heer Bergers sluit zich daar eveneens bij aan. Het verdient aanbeveling, dat zooveel mogelijk Leidenaars te werk worden gesteld. De heer Wilbrink juicht het denk beeld toe, dat de gemeente uit de reclame objecten tracht te halen wat er uit te ha len is. Daarom moet men bij de aanstelling van een acquisiteur meer letten op be kwaamheid dan op inwonerschap. De heer Bosman meent, dat de acqui sitie van dergelijke reclame geen gemakke lijk vak is. De commissie van fabricage heeft zeer goede aanbevelingen van den Candida at uit Utrecht gekregen. Wethouder Splinter stelt den heer Groeneveld gerust. De schoonheid zal niet in het gedrang komen, daar alles afhanke lijk is van de goedkeuring van B. en W. De voorgestelde methode van acquisitie is zoo eenvoudig mogelijk. Wa-t den persoon van den acquisiteur betreft, merkt spr. op dat niet iedereen reclame kan aanbrengen. Niet alle reclames zullen bovendien uit Lei den komen. De heer Knuttel: Zoover komen wij nog, dat alleen Leidenaars in Leiden recla me mogen maken! Wethouder Splinter: De heer Schaap uit Utrecht is zóó doorkneed in dat vak, dat hij de aangewezen man is. De heer Groeneveld blijft het on- practisch vinden, voor zulk onbelangrijk werk iemand uit Utrecht te halen, terwijl men geschikte krachten in de buurt heeft. De heer Bosman vindt de vereischte bekwaamheid voor dit vak zóó belangrijk, dat niemand in Leiden dat kan. Het ware te wenschen, dat de heer Bosman bij het betalen der loonen de bekwaamheid zijner arbeiders ook zoo zeer waardeerde. De heer Bosman: Dat is niets anders dan gemopper in de ruimte. De heer Groeneveld kan toegeven, dat de heer Schaap in Utrecht goed is, maar daarom behoeft hij in Leiden nog niet goed te zijn. De heer Knuttel wijst er nog even op, dat menschen, die protectie bepleiten, dat bijna altijd doen met te zeggen, dat zij tegen protectie zijn. Wethouder S 1 i n t e r beantwoordt nog eenige opmerkingen van den heer Groene veld. De motie Groeneveld wordt ver worpen met 21 tegen 12 stemmen. Voor: de S.D.A.P. (behalve de heer Schüller) en de heer v. Es en Coster. Het voorstel van B. en W. wordt daarna z.h.st. aangenomen. 13o. Voorstel om, overeenkomstig art. 36, 4e lid, der Woningwet, te bepalen, dat de vaststelling van een plan van uitbreiding voor de gemeente Leiden wordt voorbereid. Z,h.st. goedgekeurd. Winkelsluiting. 13o. Praeaxlvies op de verschillende adressen in zake winkelsluiting. Hierbij komt aan de orde het voorstel- v. Eek. Door den heer v. Eek is het volgende voorstel ingediend: De Baad besluit de Commissie voor de Strafverordeningen te verzoeken een wij ziging te ontwerpen van de Verordening op de Winkelsluiting waarbij het verbo den is: le. een winkel voor het publiek geopend tehebben a. vóór des morgens 5 uur en na des avonds 7 uur op alle werkdagen behalve den Zaterdag en den dag bedoeld bij sub c; b. op Zaterdag vóór des morgen® 5 uur en na des avonds 9 uur; c. op een door den Raad vast te stellen dag per week vóór des morgens 5 uur en na des middags 1 uur. 2e barbiers of kapperssalons voor het publiek geopend te hebben: a. des Maandags, Dinsdags, Woensdags en Vrijdags vóór des morgens 9 uur en van 13 uur 's middags; b. des Donderdags vóór 8 uur 's morgens en na 1 uur 's middags; c. des Zaterdags vóór des ochtends 8 uur. De heer v. E c k meent, dat er wel dege lijk reden is om iets verder te gaan dan de Winkelsluitingswet Spr. acht het zeer ge- wenscht, dat het sluitingsuur gesteld wordt op 7 uur. Wie den geheelen dag gewerkt heeft, heeft recht op een vrijen avond, en als men om 8 uur sluit, blijft er van den avond weinig meer over. De levensgewoon ten in een grootere plaats rechtvaardigen een 7-urige sluiting. De arbeidstijd voor winkelbedienden is veel ongunstiger gere geld dan voor andere arbeiders, zoodat ook dit een argument is voor een vroege slui ting. Ook de Zaterdagavondsluiting om 9 uur verdedigt spr. met het argument, dat de Zondag in dat geval meer waarde zal hebben. Ten derde vraagt spr, een middagslui ting op een vasten dag in de week. Alle or ganisaties van winkelbedienden hebben zioh hiervoor uitgesproken. De minister heeft zich wel daartegen verklaard, door te zeggen, dat de wet de belangen der winke liers op de eerste plaats beschermt, maar als een wet er eenmaal is, dan vraagt men niet meer naar de bedoeling, doch alleen naar hetgeen de tekst van de wet toelaat. Inzake zijn voorstel omtrent kapperssa lons zegt spr. dat de kappers zelf zulk een regeling wenschen, zoodat het rationeel is, dat de raad gehoor geeft aan deze stem uit de praktijk. Van de kappers zonder perso neel zijn er blijkens een enquête 19 tegen en 8 voor, terwijl van .de kappers met per soneel 19 tegen en 50 vóór zijn. Mevr. Braggaar-de Does herinnert aa-n do bezwaren, welke indertijd tegen de 8-urige sluiting zijn ingebracht en thans verlaten zijn. Spr. verdedigt de 7-urige slui ting omwille van het gezinsverband. Ver scheidene zaken van naam sluiten reeds om 7 uur, 's zomers zelfs om 6 uur. Zij sluit zich aan bij hetgeen haar p.g. v. Eek heeft Niet de goede tijd. De heer S i m o n i s gelooft niet, dat een debat over het uur der winkelsluiting thans veel zin heeft. Wij moeten ook eens den ken aan de zware tijden voor den winkelier, die zich bij vroegere sluiting weer werkge legenheid ziet ontgaan. Verder wijst spr. er op, dat dit voor verscheidene winkeliers aanleiding zou kunnen zijn om personeel te ontsiaan. Spr. geeft den heer v. Eek in overweging zijn voorstel in petto te houden tot meer normale tijden. In deze omstan digheden kan spr. zijn steun niet aan het voorstel-v. Eek geven. De heer Wilbrink verwijt den heer v. Eek, dat hij te eenzijdig kijkt naar het belang van de arbeidersklasse, terwijl het belang van den middenstand toch parallel loopt met dat van de winkelbedienden, Spr. gelooft, dat vervroeging van het sluitings uur schade zal toebrengen, daar verschei dene dorpsbewoners slechts in de avond uren kunnen komen koopen. Leiden moet zijn aantrekkelijkheid in dit opzicht behou den tegenover Haarlem, Gouda en Den Haag. Tegen enkele onderdeelen van het voorstel-v. Eek zou spr. geen bezwaren heb ben, als zij uit den boezem der belangheb benden zelf waren opgekomen. De wensche- lijkheid kan bestaan, maar in dezen tijd is het toch gevaarlijk juist nu dien wensch in vervulling te doen gaan. In dezen tijd moe ten de winkeliers alle zeilen bijzetten en elke belemmering verlamt de energie. Wat de kappers betreft, meent spr. dat voor vele zaken een dergelijke regeling als voorge steld ruïneus zou zijn. Dat al die regelin gen zoo bevorderlijk voor het gezinsleven zijn, kan spr. niet inzien. Voor het gezins leven is het nog beter als wij het bedrijfs leven nieuw leven trachten in te blazen. De heer Knuttel: Je wilt niet, dat is alles. De heer Wilbrink: Ja, de heer Knut tel wil zoo gauw mogelijk alle bedrijfsleven dooden. De heer Knuttel: Verzinsels. De heer Wilbrink: Ik begrijp niet, waar u de brutaliteit vandaan haalt. (De voorzitter hamert). De heer Coster sluit zioh aan bij den heer Simonis. Het is hem bekend, dat vele kappers die indertijd aan de enquête heb ben meegedaan reeds lang van meening zijn veranderd, wat betreft een gedeelte van het verzoek in hun adres; wel zijn ze noo- dig voor middagsluiting. De heer Bergers vindt de houding van mevr. Braggaar-de Does niet sympathiek. De huisvrouw moet haaj gezin opvoeden tot werkzaamheid. De heer Beekenkamp deelt de be zwaren van den heer Wilbrink niet. Wel is hij het eens met den heer Simonis, dat de tijd voor de vervulling van vele wen schen niet opportuun is. Bovendien is de opvatting van den minister tegengesteld aan de opvatting van den heer v. Eek. Deze opvatting te negeeren is struisvogelpolitiek. De heer Knuttel meent dat de heeren Simonis en Wilbrink te veel hebben willen bewijzen. Wanneer verscheidene middel- bedrijven eenig personeel zouden kunnen ontslaan zou dat bezuiniging beteekenen, welke ruimschoots opweegt, tegen die en kele klant, die na 7 uur komt. Dat argument loopt zoo'n vaart niet. Minder omzet is eveneens blinde vrees. Waarom sluiten dan de grootere zaken om 7 en 6 uur? De be zwaren acht spr. dus niet zoo groot. Con servatisme en vrees voor veranderingen zijn z.i. de groote hinderpalen. Spr. protesteert er tegen, dat hij er op uit zou zijn, om het bedrijfsleven lam te slaan. De heer Groeneveld gelooft niet, dat de omzet van den winkelier bepaald wordt door een sluitingsuur. Dat wordt be paald door de koopkracht van het publiek. Geen bijzondere omstandigheden. De voorzitter zegt, dat men teveel uit het oog verliest, waar het om gaat. De Winkelsluitingswet laat wel uitzonderin gen toe, maar alleen onder bepaalde om standigheden. Wij kunnen ons niet losma ken van de opvatting van den minister. De belangen van het personeel zal men moe ten trachten te behartigen bij een wijziging van de Arbeidswet en van het Winkelwerk- tijdenbesluit. Bijzondere omstandigheden zijn hier niet, welke een uitzondering op de Winkelslui tingswet rechtvaardigen. Deze wet is er juist om eenheid te brengen in de winkel sluiting en niet om nu weer opnieuw te be ginnen met ongelijkheid. Wat de kappers betreft, meent spr. niet. da-t de heer v. Eek erin geslaagd is aan te toonen, dat de overgroote meerderheid der kappers een regeling wenscht, zooals de heer v. Eek voorstelt. Binnenkort zal er nog weer ge legenheid zijn, om dit punt nader onder de oogen te zien. De kappers kunnen dan op nieuw adresseeren inzake een middagslui- ting. Mevr. Braggaar-de Does meent, dat de heeren Wilbrink en Simonis een te zwart schrikbeeld hebben opgehangen. De heer v. E c k wenscht geen rekening te houden met de opvatting van den minis ter. De raad heeft de bevoegdheid, welke in de wet staat. Als de minister een andere meening heeft, is dat een machtspolitiek waarvoor spr. niet wijken wil. Spr. blijft bij zijn meening, dat er voor een iets grootere stad bijzondere redenen zijn om van de wet af te wijken en hij acht de geopperde bezwaren niet steekhoudend. Wanneer de eischen van de praetijk der kappers anders zijn, dan spr, heeft voorge steld, dan wil spr. zijn voorstel wel wijzigen en de verplichte sluiting der kapperssalons vóór 9 en 8 uur 's morgens laten vallen. Het voorstel-v. Eek sub lo. wordt ver worpen met 18 tegen 14 stemmen. Voor: de S.D.A.P. en de heeren Knuttel, v. Tol en Vos Het voorstel-v. Eok sub 2o. wordt even eens verworpen met 18 tegen 14 stem men. voor: de S.D.A.P. en de heeren Knuttel, v. Tol en Vos. Het voorstel van B. en W. wordt daarna z.h.st. aangenomen. Steun losse transportarbeiders. 14o. Praeadvies op het voorstel van den heer van Stralen, om de bepaling in het steunreglement, dat losse transportarbei ders slechts gedurende 42 dagen per jaar steun kunnen ontvangen, tijdelijk buiten werking te stellen. De heer v. Stralen constateert, dat de kwestie der losse transportarbeiders reeds meermalen ter sprake is gekomen. De steunregeling voor deze categorie van ar beiders i® belangrijk slechter dan voor an deren. Tot nu toe was het aantal steunda- gen beperkt tot 42 dagen per jaar. Spr. geeft toe, dat de arbeidsduur der losse ar beiders kort is, maar dat de werkloosheid bij hen normaal zou zijn, acht spr. onjuist. Spr. acht het volkomen overbodig, dat een bepaling bestaat, dat slechts steun wordt uitgekeerd als de werkloosheid meer dan 3 dagen per week bedraagt. Het steunbedrag kan door andere bepalingen toch nooit meer bedragen dan 1/6 van het dagloon. Men berekent het weekloon van een lossen transportarbeider op f 25.wat toch niet op weelde wijst. Het heeft er allen schijn van, dat deze categorie in een kwaad dag licht staat. Spr. geeft toe, dat er wel eens gevallen van fraude voorkomen, waartoe de aard der werkzaamheden een vrij ge makkelijke gelegenheid geeft. Spr. heeft een onderzoek ingesteld in andere gemeenten, doch nergens heeft spr. een aparte regeling voor deze arbeiders groep kunnen ontdekken. Men zou denken, dat de slechte bepalingen vervallen zouden bij de invoering van de rijksregeling, doch dat is onjuist; de goede bepalingen zijn verdwenen, maar de slechte zijn gehand haafd. Nu heeft men een concessie aan spr. gedaan, door het aantal steundagen van 42 op 84 te brengen, doch spr. is daarmee niet tevreden. De praetijk zal uitwijzen dat dit een lapmiddel is, hetgeen spr. nader uiteen zet. De eenige juiste oplossing is, dat de geheele regeling vervalt. Spr. heeft tijde lijke opheffing voorgesteld, om den raad althans voor een proefneming te kunnen winnen. De zitting wordt daarna geschorst tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING. De heer v. Str a 1 e n vervolgt zijn betoog en verdedigt uitvoerig zijn voorstel om alsnog bij den minister aan te dringen op verbetering van de rijkssteunregeling. Een motie van de heeren WilmerWil brinkv. Es in de vergadering van 21 Dec. 1931 drong eveneen® op deze verbetering aan, doch de rechterzijde weigerde daar van een voorwaarde te maken voor de aanvaarding der rijksregeling. De minister weigerde botweg zonder eenige motivee ring de noodig geoordeelde verbeteringen toe te staan. Inmiddels heeft de praetijk aangteoond, hoe noodzakelijk de gevraagde verbetering was. Spr. haalt ten bewijze daarvan eenige voorbeelden aan. Boven dien is de toestand nog verslechterd door het besluit van den minister om in het maximum van 65 pet. van het loon de huur- toesiag te begrijpen. Spr. meent, dat het ondenkbaar is, dat de raad zioh zou kun ne neerleggen bij de botte weigering van den minister. Waarom staat de minister dezelfde verbeteringen in andere plaatsen wel toe Ten slotte brengt spr. nog ter tafel de cokes verstrekking aan de uitgetrokken werkloozen. Sinds enkele weken is de co kesverstrekking stop gezet, dooh de koude is nog niet geweken. Kan die verstrek king nog niet enkele weken worden voor(>- gezet? De heer Wilmer kan niet ontkennen, dat het betoog van den heer v. Stralen op hem eenigen indruk heeft gemaakt, spe ciaal de mededeeling, dat Leiden de eeni ge plaats is, waar een aparte steunrege ling voor de losse transportarbeiders is. Maar van den anderen kant is de steun- verstrekking voor deze groep zeer be zwaarlijk, gezien de groote mogelijkheid van ontduiking. Spr. wil eerst het betoog van den wethouder afwachten. Wat de rijkssteunregeling betreft, be treurt ook spr. de afwijzing der gevraagde verbeteringen. Heb is zeer onaangenaam opnieuw te adresseeren, omdat zoo'n adres verwachtingen opwekt, waarvan de zeer groote waarschijnlijkheid bestaat, dat deze toch wel niet zullen worden ingewil ligd, Toch heeft spr. geen bezwaar om met den heer v. Stralen mee te gaan, vooral omdat de minister geen enkel motief voor zijn afwijzing heeft gegeven. De heer Wilbrin k kan niet beoor- deelen, hoe de steunregeling voor de losse transportarbeiders in andere plaatsen is, maar wel heeft hij den indruk, dat er in Leiden wel degelijk reden is geweest voor het bestaan van uitzonderingsbepalingen voor deze groep. De werkgelegenheid is voor deze arbeiders minder geworden en daarom is spr. voor uitbreiding der uitkee- ring van 42 op 84 dagen. Maar het gaat hier slechts om 25 georg. transportarbei ders en verder wil spT. niet gaan. Omtrent het adres aan den minister heeft spr. geen bezwaar, maar ook geen enkele hoop. Het eenige is, contact ^te zoeken met de besturen van andere mid- del-groote gemeenten. Een „schandelijke" regeling. De heer Knuttel noemt de be staande steunregeling een schandelijke re geling, omdat alle risico op de arbeiders gewenteld is. Een verdubbeling van de uitkeering8dagen acht spr. niet voldoende. Of het om 25 arbeiders gaat of meer, doet niets ter zake. Spr. meent, dat het drin gend noodig is, het voorstel-v. Stralen aan te nemen. Met het tweede voorstel-v. Stralen gaat spr. niet mee; men komt toch bij den dui vel te biecht. Wethouder R o m ij 11 ontkent dat de reden van een aparte regeling gelegen is in de mogelijkheid van fraude, maar in den aard van de werkzaamheden. Ook de bond der transportarbeiders beschouwt de losse transportarbeiders pas als werk loos, wanneer zij meer dan 3 dagen per week werkloos zijn. In andere plaatsen is de regeling niet in theorie maar wel in de praetijk precies dezelfde als hier. Ook hier wordt wel eens afgeweken van de re glementen in het belang va-n de werkloo zen, als daar reden voor is. B. en W. heb ben voor de losse transportarbeiders reeds de verdubbeling der uitkeeringsdagen in praetijk gebracht. De heer v. Stralen wil nog verder gaan, maar B. en W. meenen, dat althans op het oogenblik niet verder behoeft te worden gegaan. Hierbij dient men in aanmerking te nemen, dat deze arbeiders niet altijd bona fide zijn. Tegen over den heer Knuttel gelooft spr. niet dat de werkloosheid voor de transportar beiders meer dan verdubbeld is. Ten opzichte van het adres aan den minister zegt spr. dat de eerste aandrang op niets is uitgeloopen. Dat er geen mo tiveering was, is te wijten aan het feit, dat deze kwesties commissoriaal behan deld worden. Tegenover een herhaald adres staat spr. uiterst sceptisch. Z.i. is daarvan absoluut niets te verwachten. Het departement is voortdurend uit op bezui nigingen en zelfs het college van Amster dam heeft zijn pogingen opgegeven.. Trou wens al zouden de gevraagde wijzigingen worden toegestaan, dan nog zou de finan- cieele positie der betrokken personen wei nig verbeteren. Van den anderen kant wijst spr. op eenige verbeteringen al® ge volg van de rijksregeling. Naar de noodzakelijkheid van verdere cokesverstrekking zal spr. een onderzoek instellen. De heer v. Stralen ontkent, dat het hier gaat om 25 personen. Volgens de cij fers der Arbeidsbeurs zijn er eenige hon derden, die echter niet georganiseerd zijn. Het aantal van 25 betreft alleen de modern Van een nieuw adres verwacht spr. ook niet veel resultaat maar na de botte af wijzing van den minister moet de raad doen blijken, dat hij het met den minister niet eens is. De heer Knuttel ziet er een bewijs van onmacht in, maar daardoor hou den wij de arbeiders niet van den strijd af. De heer Knuttel: Dat is op uw Paaschcongres wel gebleken! De heer v. Stralen: Laat de heer Knuttel dan eens een voorstel doen, waar mede de arbeiders niet alleen zoet worden gehouden. Wat de cokesverstrekking betreft, merkt spr. op, dat hij niet begrijpt, wat de wet houder nog moet onderzoeken. De heer Wilmer geeft in overweging, dat de commissie voor sociale zaken de steunregeling der losse transportarbeiders nog eens zal bezien. In dien geest zou spr. het voorstel van B. en W. willen aanvaar den, omdat het een eerste stap naar ver betering is. Met het tweede voorstel v. Stralen wil spr. meegaan. Als de heer Wilbrink zijn denkbeeld echter in den vorm van een voorstel wil gieten (samenwerking tusschen de gemeenten) zal spr. daaraan zijn steun geven. De heer Knuttel verwacht buitenge woon weinig van voorstellen in de verte genwoordigende lichamen. Actie, zooals de Tribune die propageert en stakingen, dat is het ware. De heer Wilbrink heeft aange drongen op contact tusschen de middelbaar groote gemeenten, niet omdat hij daar van resultaat verwacht voor deze bepaalde kwestie, maar in 't algemeen voor het ver volg. Misschien wil de wethouder hierin een toezegging doen. Wethouder R o m ij n zegt toe, dat hij de gedachte om met andere gemeenten contact te zoeken, gaarne zal overwe gen. Vervolgens zal spr. een nadere be spreking der steunregeling in de commis sie voor sociale zaken brengen. De heer v. Stralen juicht het toe, contact te zoeken met andere gemeenten, maar daarmede is spr.'s voorstel nog niet overbodig, dat hij derhalve handhaaft. Vervolgens dient spr. een voorstel in, om de cokes verstrekking -tot einde April tè doen voortduren. Wethouder R o m ij n hoort hier voor het eerst een klacht over de koude. Spr. wil eerst wel eens zien of cokesverstrek king noodig is. Dat overwegen behoeft niet tot Augustus te duren, maar zoo k bout portant kan spr. daar niet op ingaan. De voorz. maakt bezwaar tegen be handeling van dit voorstel. Dat hoort bij de rondvraag thuis. De heer M a n d e r s spreekt zich uit vóór het voorstel-v. Stralen inzake de steunregeling der losse transportarbei ders. Het voorstel-v. Stralen (steunregeling transportarbeiders) wordt verworpen met 17 tegen 15 stemmen. Voor: de S. D. A. P. en de heeren Man- ders, v. Tol, Vos, Knuttel. Het voorstel-v. Stralen (hernieuwd adres) wordt aangenomen met 24 tegen 8 stemmen. Tegen de heeren Meynen, v. d. Rey- den, Bosman, Knuttel, en de vier wethou ders. Het havengeld verlaagd. 15o. Praeadvies op het verzoek van hot Hoofdbestuur van de Schippersvereeniging „Sohuttevaer", om verlaging van het ha vengeld voor stoom- en motorbooten. De heer Manders verwijst naar hetgeen hij gezegd heeft in de vergadering van 30 Jan. 1930, waarin hij gepleit heeft voor afschaffing van het havengeld op bil- lijkheidsgronden. Vooral de kleine schip pers verkeeren thans in zeer benarde om standigheden en elke tegemoetkoming aan deze menschen is ten zeerste op zijn plaats. Spr. beveelt dan ook inwilliging van het verzoek der schippers aan. De heer Wilbrink sluit zich daarbij aan. Hier wordt een belasting geheven van menschen, van wie niets meer te halen valt. De heer Bergers vindt markt- en ha vengelden niet onbillijk, maar in dezen tijd acht hij een verlaging zeer noodig. De heer Knuttel is het thans bij uitzondering geheel eens met den heer Wilbrink. De heer Vallentgoed spreekt zich eveneens uit voor het toestaan der gevraagde verlaging. De heer Bosman sluit zioh daarbij aan. Wethouder Gosling a merkt op, dat het pleiten voor verlaging zeer aantrekke lijk is, doch men vergeet, dat de kosten voor de gemeente niet verminderen. Over al worden havengelden geheven als tege moetkoming in die kosten en ook de ge meente Leiden heeft die gelden dringend noodig. Het is heel gemakkelijk inkomsten af te schaffen, maar wat geeft men er voor in de plaats De heer v. Eek: Niet alles bij de klein- tes halen. Wethouder Goslinga: Ja, alle® bij de grooten halen, maar er zijn in Lei den zoo weinig grooten. B. en W. zijn niet ongevoelig en hebben reeds eenige heffingen vrijwillig verlaagd, maar zij mogen het belang van de ge meente niet uit het oog verliezen. Wie voor verlaging van inkomsten stemt, moet ook stemmen voor verlaging der uitgaven. Maar dat doet men niet. De heer Manders repliceert. Het praeadvies van B. en W. wordt verworpen met 22 tegen 10 stemmen. Voor: de heeren Verwey, Wilbrink, v. Es, v. Rosmalen, Kooien, Donders en do vier wethouders. De Stedelijke Werk inrichting. 16o. Voorstel van den heer Knuttel, in zake opheffing van de Stedelijke Werkin richting. De heer Knuttel noemt de menschen die daar moeten werken rampzalig. Ver beteringen zijn er niet aan te brengen. Al les laat te wenschen over, loonen, voeding enz. Spr. heeft aardappelen gezien, welke niet te eten waren. Verschillende werk loozen worden gedwongen in deze werk inrichting hun dagen te slijten. Zulk een inrichting is absoluut uit den tijd. De heer Bergers kan niet met den heer Knuttel meegaan. Menschen, die an ders langs de straat slenteren, krijgen hier althans een onderdak. Wel vindt spr. dat de werkinrichting geen modelinrichting is verbetering is er noodig en in die richting moet de gemeente werkzaam zijn. De heer Cos te r meent, dat de heer Knuttel niet op de hoogte is. De aardap pelen, die de heer Knuttel afkeurde, heeft spr. meegenomen en ze laten koken. Ze waren beter dan spr.'s eigen aardappelen De heer Knuttel: De nood van den middenstand is wel hoog gestegen. (Ge lach). De heer v. Stralen vindt de werkin richting een onding. Spr. heeft reeds meer een verzoek gedaan om reorganisatie, dooh B. en W. doen niets. Als er niets aan ge daan wordt, is het maar beter, dat deze schandelijke inrichting verdwijnt. Om practische redenen stelt spr. voor, dat B. en W. het voorstel van den heer Knuttel in praeadvies nemen. Mevr. Braggaa r-d e D o e s steunt de aanklachten van de heeren Knuttel en v. Stralen. Het aardappelengeval van den heer Knuttel is een ander geval geweest als dat van den heer Ooster.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 6