O
OOR
HZE
IHDEREEI
ZATERDAG 26 MAART 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
lllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllllllllltlllllllllllllllllllllllillllllliiliiiiiiiiiiiijiiiiiiiit;
t/l
J
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiifT
CORRESPONDENTIE.
Johanna en Jan Elderhorst,
Zoeterwoude. Flink zoo jon
gens! Het stuk van Jan laat ik plaatsen,
na de Paschen. Zie dan eens! Ik doe dit
fce liever, omdat ik van moeder hoor hoe
die opstellen ontstaan zijnl Dag jongens I
Groeten aan Moeder!
Lucie Wijtenbnrg, Leiden.
Ik wist wel, dat ik niet tevergeefs een be
roep zou doen op jouw hulp. Het stuk
wordt geplaatst, ook het andere. Dag
Lucie! Groet vader en moeder van me en
alle huisgenooten I
Herman v. Kesteren, Leiden.
Zeker Herman vind ik dat goed. Vertol
ons maar eens wat van den Paasohberg en
Paasohvuren. Dag Herman. Groet je ouders
van me! Zie de volgende week.
Dora v. d. Hoorn, Roelofarends-
v e e n. Zoodra Paschen achter den rug
en alle stukken, die op dit feest betrekking
hebben, geplaatst zijn, zullen we eens zien,
of we dat sprookje nog vinden. De raad
sels zullen ook wel niet weg zijn. Toch heb
je dat leuk gerijmd. Kom, ik zal Dora eens
bet woord geven. Daar is Dora!
BESTE OOM WIM.
Beste Oom Wim, ik wil u vragen,
Hoe het met mijn sprookje is,
Of het in de krant gedrukt wordt,
Of in de papiermand is.
Want u weet het, met de raadsels,
Zond ik ook een sprookje in.
Groot was het drie volle bladen,
Was de inhoud naar uw zin?
Toen Tc de raadsels had gevonden
En 't sprookje ook had klaar,
Kreeg ik vreeselijke hoofdpijn
Dat vond ik versohrik'lijk naar.
Want het briefje dat er bij moest
Ja, dat was wel klaar temet,
Maar ik kon het niet afkrijgen
En ik moest toen naar het bed.
En de tijd om in te zenden
Was heel spoedig nu ook daar,
En verzending zonder briefje
Maakte zus toen voor 'mij klaar.
En zoo zijn er toen mijn raadsels
Met het sprookie op reis gegaan,
En ik leef in blij verwachting
Dat ik 't eens gedrukt zie staan.
Arme Dora! Die hoofdpijn kwam
zeker van het vele en diepe denken om
het sprookje mooi te maken, is niet? En
hoe gaat het nu? Ik hoop niet dat jij je
overwerkt hebt.
Oom Wim.
Cor van Diest, Sassenheim.
Flink zoo Cor! Jouw moedertje mag ge
rust een handje helpen! Dat kan niet an
ders. dan aan het werk ten goede komen.
Jullie bijdragen lees ik met pleiziér en
vinden altijd wel een plaats. Dag Cor»
Groet Pa en Moe en zusje Annie van me!
Voor jouw de vijf apart!
Tonny en Willy de Groot, Lei
den. Voor jullie leeftijd zijn de opstel
letjes lang niet kwaad. Ik ben tevreden en
ik wou, dat alle Neefjes en Nichtjes dade
lijk aan mijn roepstem gehoor gaven. Ik wil
beide art. nog eens bewaren. Dag jongens!
Groet Vader en Moeder van me! en ont
vangen jullie de stevig vijf!
Met het oog op de ruimte, breek ik nu
de Correspondentie af. Ik wensch u en uwe
ouders een „Zalig Paaschfeest' en
de schoolgaande lezersschaar een prettige
vacantie.
Oom Wim.
PAASCH-MORGEN
door Oom Wim.
„Den derden dag na mijn dood
Zal ik levend opstaan uit mijn graf",
Zoo klonk, uit 's Heeren mond,
't Als 'n bö voor Israëlsstraf.
„Verrijzen zal ik door eigen kracht
En eigen macht, wat slechts des
Scheppers is"!
En toonde zóó door dien dood zijn
zending
En zijn Godheid, en Majesteit gewis.
En zie l de bewuste dag breekt aan!
In koren juubien de zangers luid,
D'ochtendzonnestralen vloeien als
gouden stroomen
Langs Jerusalems bergen uit.
En schoon is die stralende morgen,
ja wonder schoon!
'n Stempel zal ie drukken op Zijn werk,
'n Bewijs zal hij zijn voor Zijn woord,
Zijn goddelijk woord; de waarheid
Zijner Kerk.
En zie! Daar nad'ren de heilige
V rouwen,
In vrome, droeve stemming met
jagend hart,
En angstig vragen zij: wie zal
afwent'len den steen,
Dat wij den Heer aanbieden kunnen
onze smart!
Waarom verbleeken zij en knikken
hare knieën,
En jaagt in snelle stroom 't onstuimig
bloed
Door d' ad'ren voort? Waarom klopt
heur hart
Zoo luid, alsof het breken of bersten
moet?
De steen is weggewenteld en
't graf is open
En verlaten ligt het daar: gevlucht
zijn z' allen nu,
Die hielden hier de wacht om toe
te zien,
Of het zegel werd verbroken of
geschonden ruw.
„Weg is Jezus; Hij is verrezen!"
Zoo klinkt het zacht uit Engelenmond:
Zijn woord bleek waar: Israëls-waan
ten spijt:
Jezus overwon èn hel èn dood te
dezer stond.
Alleluja! Wat zijt Gij groot, mijn God!
Eerbiedig buigen wij in het stof,
En aanbidden uw God- en
Menschheid beide:
Hemel en aarde verkonden uwen lof!
DE GOEDE WEEK
door Paul Gans.
Het is Witte Donderdag. De klokken
hebben onder de H. Mis voor het laatst
geluid, om te zwijgen tot Zaterdagmorgen.
Middags gaan wij met Moeder naar de
mooi versierde kerk. om daar Onzen Lie
ven Heer te bedanken voor al het goede
dat wij mochten ontvangen Als Moeder
merkt dat wij niet meer aandachtig zijn,
dan gaan wij de kerk uit en weer naar
huis toe. Wat is die kerk mooi versierd!
De bloemen zijn allemaal wit. En een
massa kaarsen branden. Je kunt ze niet
eens tellen. Ik vind het dikwijls erg moei
lijk om zoo stil te zitten en niet om te kij
ken. De dag na Witte Donderdag is Goe
de Vrijdag. Dan vind ik het toch zoo ver
drietig in de kerk. Geen kaarsen zie ik
branden en de mooie bloemen van den
Witten Donderdag zijn allemaal weg. Het
tabernakel staat open ten teeken dat
vandaag Onze Lieve Heer gestorven is.
In de kerk hooren wij geen mcoi schellen
maar wel wordt er gerateld, 's Middags
gaar wij de Kruisweg bidden.
JEZUS STERFT
door Irma.
In de groote stad Jerusalem heerschte
een beklemmende, doodsche stilte, als een
teeken, dat er iets bijzonders gaat gebeu
ren. Het zou den vreemdeling verwonderd
hebben in de anders zoo bedrijvige stad
geen mensch te ontmoeten. Hij had de oor
zaak wel kunnen ontdekken indien hij
zich slechte naar den Calvarieberg bege
ven had. Daar was de menigte verzameld,
daar voor het kruis van Jezus, den Naza-
rener, die volgens hun meening een opstan
deling was. Hij hing daar, bebloed, ge
wond en met doornen gekroond, aan het
kruis vast gespijkerd. De menigte be
schimpte Hem, die gekomen was, om het
arme menschdom uit de slavernij des dui
vels te verlossen. De eenigste die liefde
volle blikken op Hem wierpen waren:
Maria zijn Moeder, de H. Johannes en Ma
ria Magdalena. Daar heft de lijdende
Christus 't hoofd omhoog, naar zijn Vader
in den Hemel en Hij roept uit: „Vader,
•n Uwe handen beveel Ik mijnen Geest".
Dan boog Hij 't hoofd en sterft Het
was Vrijdagmiddag omstreeks 3 uur. Plot
seling scheurde het voorhangsel des tem
pels in tweeën, ten teeken dat de tempel
niet meer 't Heiligste, der Heiligen voor
de Joden was. De aarde sidderde, en duis
ternis, donder en bliksem wisselden elkan
der af. De rotsen spelen, de graven open
den zich en de lichamen der brave over
ledenen verrezen. Toen de hoofdman der
soldaten deze wonderen zag gebeuren,
vluchtte hij weg roepende: ..Waarlijk, deze
was Gods Zoon." En de beangstigde me
nigte volgde hem. Alleen Maria, de H.
Johannes en Jozef van Armatheus b'even
trouw de wacht houden ond?r Jezus kruis.
Dan werd zijn H. Lichaam van het kruis
afgenomen en in het graf gelegd. Zóó boette
Jezus voor onze zonden.
GETHSEMANE
door Litta.
Als een donker bosoh is de hof in den
nacht. Donker teekenen de olijven af tegen
de liohtende lucht, die bezaaid is met ster
ren en met de maan, als een lichtend
scheepje.
Maar, wat hoort mijn oor? Waar komt
dat gezucht, dat gesteun vandaan? Kom,
nader en aanschouw een oogenblik! Zie,
daar tussohen die hooge olijven bij dat
heuveltje, daar is een gestalte zichtbaar.
Met saamgeperste lippen, bevend over heel
zijn lichaam, knielt daar iemand. Nu eens
zijn de handen krampachtig saamgevou-
wen. dan weer drijft Hij ze vooruit, alsom
iets vreeselijks, iets angstigs af te wenden.
Zie. nu heeft Hij ze voor de oogen, als
wilde Hij iets niet zien. Maar, wie is die
Mensch, die daar knielt, als een angstig
verlaten schepsel?
Kom. nader nog wat dichterbij en gij
zult zien, dat die Mensch, die daar knielt
als 'n verworpeling, met van angst ver
wrongen gelaat, met saamgeknepen han
den, uw God, uw Zaligmaker, uw Redder
is. Zie Hem daar, den Verheerlijkte van
den berg Thabor neerliggen in 't stof. 't
Bloed dat door den angst samengeperst
wordt, dringt door de poriën naar buiten
en bevlekte den grond met dat kostbare
blued.
Hoor, hoe van Zijn smachtende lippen
een zucht opstijgt: „Vader, indien het mo
gelijk is, neem dezen lijdensbeker van Mij
wog!'' O, is het 't lijden, dat mijn God zoo
benauwd, zoo beangstigd. Neenniet Zijn
lijden, niet Zijn geeseling, niet Zijn kruis,
maar de zonden van zoo tallooze men-
schen, waarmee Hij zich uit liefde beladen
beeft. Ook mijn zonden rusten op Zijn
schouders.
In gedachten ziet de Goddelijke Heiland
de beulen, die Hem geeselen, Hem nage
len aan 't Kruis. Neen! Hij ziet niet de
beulen( die Hem, dat vreeselijk lijden zul-
bculen, dei Hem, dat vreeselijk lijden zul
len aandoen, maar onze zonden.
„Vader, Vader", komt het weer smach
tend van Zijn lippen. „Vader, neem deze
lijdenskelk van Mij weg!"
Een Engel daalt uit den hemel en na^
dert Jezus. Hij toont Hem de vruchten van
Zijn lijden. Ja, wel is waar zal veel verlo-
len gaan, maar daar tegenover staan zoo-
veel zielen, die Hem om erbarming smee-
ken. en dan komt 't vol gelatenheid uit dien
H Mond: ..Vader, niet Mijn maar Uw Wil
geschieden
De maan drijft nog over den donkeren
hof, door de met sterren bezaaide lucht.
Een zacht windje doet de bladeren der
olijven suisclen, maar 't gezucht en ge
steun van zooeven, wordt niet meer ge
hoord.
GOLGOTHA
door Gerard.
Op de lange lijdenskruisweg
Strompelt Jezus moeizaam voort.
Voor de zonden van ons, menschen
Wil Hij wreed worden vermoord.
Alles, alles wil Hij lijden
Voor de schuldige menschenschaar,
Alleen maar om hun ziel te redden,
Wordt Hem het sterven minder zwaar.
Aan het kruis wordt Hij genageld,
Dof knerpt een spijker door Zijn hand:
Heel zijn lichaam is één wonde
Zoo hangt Hij daar, den Mensch
tot schand!
Den mensoh, het maaksel van Zijn
almacht,
Waar Jezus nu voor sterven gaat
De mensch. die ook in deze tijden
Met hoon en spot Hem overlaadt.
Voor ieder onzer is Hij gestorven,
Heeft Hij geleden smart en pijn.
Om ied're menschenziel te redden
Maar ach, het heeft niet mogen zijn.
Veel zielen zijn er uitverkoren,
Die Hij gered heeft door Zijn bloed,
Doch ook veel zielen zijn verloren,
Dat is wat Christus lijden doet....
PASCHEN!
door Theodora.
Paschen! hoort de klokken blijde klinken
Aller harten vlugger slaan!
Pasohen! Pasohen! Alleluja!
Jezus leeft; is opgestaan.
Dankbaar gaat gij heen ter kerke,
Denkend bidden, loven Hem
Die door lijden en door liefde.
Gehoorzaam was aan Vaders stem.
Blijde klinken nu de klokken
Heel de wijde wereld door;
Komt nu allen dankend samen,
Zingt nu allen mee in koor.
Klinkt dan uit. gij heldere klokken,
Uw schoonste klank door het heelal.
Wek ook op de doode knoppen:
Al wat leeft weer loven zal.
Laat uw ziel met vreugde drinken
De blijheid van deez' nieuwen dagl
Nooit zal mij de kracht ontzinken
Om te jubelen voor Zijn macht.
Triomfeert na zoo veel lijden!
Zégeviert na smart en dood.
Staart verbaast gij beulen, heiden,
Stamelt zaoht: Gods macht is groot!
Och. zie hoe allen staan te beven,
Nu Jezus weer zijn graf verliet,
Uit eigen kracht herkreeg het leven
Ik zing uit mijn schoonste lied.
Paschen! juichend b-eng ik u mijn
groeten,
Geef mij nieuwe moed en kracht!
Paaschlam breng weer nieuwe zegen;
I 't Gods lam heeft Zijn werk volbracht.
PAASCHMORGEN
door Cor van Diest
Paschen, het feest van opstanding en
verlossing; Paschen, het hoogste, schoonste
feest van het kerkelijk jaar; het feest van
herleving ook in de blijde, ontwakende
natuur. Plechtig weergalmen in den wijden
omtrek de klanken der kerktorens; het
orgel in de kerk, dat tijdens do H. Vasten
tijd moet zwijgen, laat weer haar blijde
tonen hooren; de Priester heft het heer
lijk Alleluja aan; alles getuigt van blijd
schap en vreugde. Wel reden hebben we
om ons te verheugen op dit schoone feest;
het feest van 's Heeren zegepraal over
zonde en dood. Door den zondeval der
menschheid was de hemel voor ons ge
sloten. en wij zouden nooit de hemelsche
heerlijkheid mogen aanschouwen. Christus
had medelijden met ons en offerde zich zei
ven op, om door Zijn heilig lijden en wree-
den kruisdood de verzoening voor ons te
bewerken bij Zijn hemelschen Vader. Voor
ons heeft Christus zoo ontzettend veel ge
leden, voor ons is Hij gestorven; door Zijn
dood mocht de Zaligmaker de vreugde
smaken, den Hemel voor ons te hebben ge
opend. En nu zou Hij nog het stempel
op Zijn werk drukken, door Zijn heerlijke
verrijzenis; als 'n symbool van nieuw le
ven; door Christus waoht ons na dit le
ven, nog een nieuw leven in 't Hemelsch
Paradijs.
Ondanks den zwaren steen, die het graf
van Christus verzegelde, ondanks de solda
ten. die den wacht moesten houden, on
danks alle maatregelen die genomen wa
ren, opdat het lichaam van Christus niet
uit het graf zou worden weggenomen, stond
Jezus den derden dag na Zijn dood, vol
glorie en hcerliikheid uit Zijn graf op: niets
was in staat H*m te weerhouden. ..Hij is
verrezen. Hij is hier niet meer", zegt de
Engel, als de vrome vrouwen hun dierbare
Overledene komen zoeken om Hem te bal
semen. Hemel en aarde juicht, en jubelt
van vreugd; de kerk zingt het blijde Alle
luja, wijl Gods' Zoon de zecepraal heeft
behaald, van den smadelijken kruisdood
tot den luister Zijner eeuwige heerlijkheid.
Uit liefde voor alle menschen was de
Heiland gestorvenmaar ook voor hen,
die vóór Hem geleefd hadden en nog op de
verlossing wachtten.
De H.H. Aartvaders en Profeten, de H.
Joseph, voedstervader van Jezus. Adam en
Eva, zij allen verlangden ook naar het uur
van veriossing; want ook voor hen moest
de hemel nog geopend worden En nu was
dan eindelijk het oogenblik nabij dat ook
zij de Hemelpoort zouden mogen over
schrijden. Laat blijde dan klinken ons heer
lijk alleluja, want de Heer is waarlijk ver
rezen en heeft voor ons allen, voor alle
menschen zonder uitzondering den hemel
geopend. Hij heeft de zegepraal behaald.
PAASCH-MORGEN
door Lucie Wijtenburg.
Rrrrt, rrrrt! Ik zat plotseling rechtop in
mijn bed, en wreef miin slaperige oogen
uit. Dat venijnige wekkertje tikte warem
pel nog door.
„Ja hoor", zei ik half hardop, ,.ik ben al
long wakker". Tegelijkertijd stak ik mijn
hand uit en trachtte het ratelende ding tot
kalmte te brengen. Met een sprong was
ik 't bed uit. Brrr! wat was het koud. nog
niets geen voorjaarsweer. Wat was 't van
daag toch voor een dag? .,0 ja. Zondag en
Paschen! 's Jonges! dat ik daar niet eer
der aan gedacht had". Vlug kleedde ik mij
aan. en ging naar beneden.
Daar zaten de huisgenooten al op me te
wachten.
„Zoo langslaper", begroette vader me.
Ik lachte maar eens en vroeg, „gaan we
nu paascheieren zoeken?". ,.Nu vooruit dan
maar." was moeder's lachend antwoord.
Daar ging 't dan hoor.
We zochten in alle hoeken en gaatjes,
en vader en moeder zaten zich te verkneu
teren met een gezicht van jullie vinden ze
toch niet!"
Tk zocht en zocht en vond niets. Ten
einde raad liep ik maar op de theetafel toe,
om te zien of daar mets te vinden was.
„Warm, warm" spoorde moeder aan. Ik
snuffelde daar rond. maar wat ik zag geen
eL Vader stond lachend te kijken. Daar
er toch niets te vinden was ging ik maar
in den -omtrek van de theetafel zoeken.
„Kouder", lachtte vader. „Maar dan moet
't toch op de theetafel liggen", riep ik
wanhopig uit.
Ineens kreeg ik een idee. Ik zocht tus-
schen de netjes opgestapeMe kopjes en ja
wel hoor, daar zag ik een rood gespikkeld
eitje liggen
„Hoera, da's één riep ik blij, en in op
tocht ging 't naar de schaal, die daarvoor
al op de tafel was klaargezet. Nu maar
weer verder gezocht. Vier eitjes waren al
gevonden. We keken maar weer eens rond,
snuffelden in de vazen, maar niets te vin
den hoor. Daar liep ik voorbij de kachel.
„Warm riep moeder plotseling. Met een
ongeloovig gezicht keek ik haar aan. In de
kachel kon het toch niet zijn. Maar moe
der knikte.
Ik zakte op mijn knieën en onderwierp
de kachel aan een geduchte inspectie.
A'le deuren maakte ik open. Niets te
vinden! Dan trok ik de aschbak open, en
daar vond ik twee geel en groen gespik
kelde eitjes. Ik legde ze op de schaal en
ging weer door met Jt zoeken.
Nog een vond ik verborgen in de tabaks
doos van vader, en een ander in de thee
pot. Toen was het uit met de pret.
Veertien gesnikkelde eitjes lagen op de
schaal, te wachten om opgegeten te wor
den. Aan het ontbijt gingen we tikken.
„Krak", zei 't opeens. Ik keek. en zag dat
m n eitje heelemaal doormidden was en een
groote gele plek achterliet, 't Was jammer,
maar ik nam vlug een nieuwe en smulde.
Na het ontbijt gingen we naar de kerk, en
we hadden verder nog heerlijke Paasch-
dagen.
PAASCHGEBRUIKEN IN
GELDERLAND.
door Herman van Kesteren.
Mijn vader heeft mij verteld, dat in som
mige plaatsen van Gelderland nog Paasch
gebruiken bestaan.
Hiervan wil ik wat vertellen in de
Kinderkrant, wanneer Oom Wim bet goed
vindt.
Zooals vader het gezegd heeft, krijgen
de kinderen in Terborg in Gelderland met
Palmzondag een pahnen krakehng.
Wat of dat is zal ik u vertellen.
Van brood wordt een krakeling ge
maakt. deze wordt aan een stok vast ge
maakt, boven op den stok worden een
paar eendjes ook van brood gezet, een
krent moet een oog beteekenen.
Dan wordt alles met palmen volgezet cn
rozijnen en vijgen worden aan touwtjes ge
legen en daarmee wordt de palmenkrake-
ling versierd.
De kinderen gaan in optocht met de pal-
menkrakeling door de straat en zingen:
„Palm, Palm Paoschen
Eikoerei
Octaver eenen Zondag
Sohieten we met een Paosohei.
Een ei is geen ei,
Twee ei is een half ei
Drie ei is een Paoschei."
Eu ver eenen Zondag.
(Wordt vervolgd)
Uitstekend. Ga maar door Herman!
Oom Wim.
MATER DOLOROSA
Eens wiegde ze Hem in haar armen
Haar Kindje, dat zij bemint;
Zij kuste Zijn roode lippen
En noemde Hem haar Kind.
De stal was haar een hemel,
Doordrongen van hemelsch gemeugt;
In haar ziele jubelde
De hoogste Moedervreugd.
Nu rust Hij in haar armen
Gegeeseld en doorwond.
Nu kussen hare lippen
Zijn wit verbleekten mond.
Voor 't laatst dan. drukt Zij innig
Haar eenigst Kind aan 't hart
In haar ziele jammert
De diepste Moedersmart.
Mesa,
VERREZEN
door Gerard Keizer.
De Verlosser is verrezen,
Overwon de green des doods.
Al z'n wonden zijn genezen.
Het wonder voltrok zich ijzig-grootsch.
Als afcetobde, moede Lijder,
Werd Hij geleed in 't koele graf
En nu als Overwinnaar staat Hij..
De Godheid straalt nu van Hem af.
Rooedie gaat Hij naar den hemel,
Naar z'n Hemelsehen Vader weer.
Maar. toch blijft Hii hier beneden,
Komt ons bezoeken, telkens weer.
In het Hoogheilig Tabernakel
Wil Hij ons ziin. tot steun en kracht
En me"i«r dwalend, dolend sohaanje
Heeft Hij ter schaapsstal teruggebracht.
PASCHEN
door Alijda Agterberg.
Alleluja! Alleluja®
Geloofd, gedankt en genrezen»
Zoo klinkt 't in 's Hemels En?elenrij!
De dood is verwonnen; zijn lijden voorbij
Vol glorie is Christus verrezen.
Alleluja® Alleluja!
De naam van den Heer zij geprezen.
Zo klinkt het vol vreugd over d' aard!
Zijn Godheid bleef ongeschonden
bewaard.
Uit eigen kracht is hij verrezen.
Alleluja! Alleluja!
Zoo werd ook ter helle geprezen.
Het juichen steeg op van hen, die
daar wachten.
De hemel heropend, na eeuwen van
smachten.
De Heiland is waarlijk verrezen.
Alleluja! Alleluja!
Zoo wordt in de ziel nu geprezen.
't Geloof is niet ijdel; zijn opstand
nu wijst
Vol hoop naar 1 eeuwig en schoon
paradijs,
Wanneer wij met Hem zijn verrezen.
OPLOSSINGEN
van de raadsels ingestuurd door Paul Gans
Opl. I: Plankenkoorts.
Opl. II: Van een beddenlaken.
Opl. III: Een roman.
Opl. IVMet zijn mond.
Opl VAppelmoes kooken.
Opl. VI: Het waren straal muzikanten.
Opl. VII: Omdat er altijd een nacht
tusschen komt.
Opl. 8: Als de hond hem bijt.
Opl.: 9: De vos (zonder v is os).
Opl. 10: Een wijnglas.