O OOR HZE IHDEREEI ZATERDAG 26 MAART 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 lllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllllllllltlllllllllllllllllllllllillllllliiliiiiiiiiiiiijiiiiiiiit; t/l J miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiifT CORRESPONDENTIE. Johanna en Jan Elderhorst, Zoeterwoude. Flink zoo jon gens! Het stuk van Jan laat ik plaatsen, na de Paschen. Zie dan eens! Ik doe dit fce liever, omdat ik van moeder hoor hoe die opstellen ontstaan zijnl Dag jongens I Groeten aan Moeder! Lucie Wijtenbnrg, Leiden. Ik wist wel, dat ik niet tevergeefs een be roep zou doen op jouw hulp. Het stuk wordt geplaatst, ook het andere. Dag Lucie! Groet vader en moeder van me en alle huisgenooten I Herman v. Kesteren, Leiden. Zeker Herman vind ik dat goed. Vertol ons maar eens wat van den Paasohberg en Paasohvuren. Dag Herman. Groet je ouders van me! Zie de volgende week. Dora v. d. Hoorn, Roelofarends- v e e n. Zoodra Paschen achter den rug en alle stukken, die op dit feest betrekking hebben, geplaatst zijn, zullen we eens zien, of we dat sprookje nog vinden. De raad sels zullen ook wel niet weg zijn. Toch heb je dat leuk gerijmd. Kom, ik zal Dora eens bet woord geven. Daar is Dora! BESTE OOM WIM. Beste Oom Wim, ik wil u vragen, Hoe het met mijn sprookje is, Of het in de krant gedrukt wordt, Of in de papiermand is. Want u weet het, met de raadsels, Zond ik ook een sprookje in. Groot was het drie volle bladen, Was de inhoud naar uw zin? Toen Tc de raadsels had gevonden En 't sprookje ook had klaar, Kreeg ik vreeselijke hoofdpijn Dat vond ik versohrik'lijk naar. Want het briefje dat er bij moest Ja, dat was wel klaar temet, Maar ik kon het niet afkrijgen En ik moest toen naar het bed. En de tijd om in te zenden Was heel spoedig nu ook daar, En verzending zonder briefje Maakte zus toen voor 'mij klaar. En zoo zijn er toen mijn raadsels Met het sprookie op reis gegaan, En ik leef in blij verwachting Dat ik 't eens gedrukt zie staan. Arme Dora! Die hoofdpijn kwam zeker van het vele en diepe denken om het sprookje mooi te maken, is niet? En hoe gaat het nu? Ik hoop niet dat jij je overwerkt hebt. Oom Wim. Cor van Diest, Sassenheim. Flink zoo Cor! Jouw moedertje mag ge rust een handje helpen! Dat kan niet an ders. dan aan het werk ten goede komen. Jullie bijdragen lees ik met pleiziér en vinden altijd wel een plaats. Dag Cor» Groet Pa en Moe en zusje Annie van me! Voor jouw de vijf apart! Tonny en Willy de Groot, Lei den. Voor jullie leeftijd zijn de opstel letjes lang niet kwaad. Ik ben tevreden en ik wou, dat alle Neefjes en Nichtjes dade lijk aan mijn roepstem gehoor gaven. Ik wil beide art. nog eens bewaren. Dag jongens! Groet Vader en Moeder van me! en ont vangen jullie de stevig vijf! Met het oog op de ruimte, breek ik nu de Correspondentie af. Ik wensch u en uwe ouders een „Zalig Paaschfeest' en de schoolgaande lezersschaar een prettige vacantie. Oom Wim. PAASCH-MORGEN door Oom Wim. „Den derden dag na mijn dood Zal ik levend opstaan uit mijn graf", Zoo klonk, uit 's Heeren mond, 't Als 'n bö voor Israëlsstraf. „Verrijzen zal ik door eigen kracht En eigen macht, wat slechts des Scheppers is"! En toonde zóó door dien dood zijn zending En zijn Godheid, en Majesteit gewis. En zie l de bewuste dag breekt aan! In koren juubien de zangers luid, D'ochtendzonnestralen vloeien als gouden stroomen Langs Jerusalems bergen uit. En schoon is die stralende morgen, ja wonder schoon! 'n Stempel zal ie drukken op Zijn werk, 'n Bewijs zal hij zijn voor Zijn woord, Zijn goddelijk woord; de waarheid Zijner Kerk. En zie! Daar nad'ren de heilige V rouwen, In vrome, droeve stemming met jagend hart, En angstig vragen zij: wie zal afwent'len den steen, Dat wij den Heer aanbieden kunnen onze smart! Waarom verbleeken zij en knikken hare knieën, En jaagt in snelle stroom 't onstuimig bloed Door d' ad'ren voort? Waarom klopt heur hart Zoo luid, alsof het breken of bersten moet? De steen is weggewenteld en 't graf is open En verlaten ligt het daar: gevlucht zijn z' allen nu, Die hielden hier de wacht om toe te zien, Of het zegel werd verbroken of geschonden ruw. „Weg is Jezus; Hij is verrezen!" Zoo klinkt het zacht uit Engelenmond: Zijn woord bleek waar: Israëls-waan ten spijt: Jezus overwon èn hel èn dood te dezer stond. Alleluja! Wat zijt Gij groot, mijn God! Eerbiedig buigen wij in het stof, En aanbidden uw God- en Menschheid beide: Hemel en aarde verkonden uwen lof! DE GOEDE WEEK door Paul Gans. Het is Witte Donderdag. De klokken hebben onder de H. Mis voor het laatst geluid, om te zwijgen tot Zaterdagmorgen. Middags gaan wij met Moeder naar de mooi versierde kerk. om daar Onzen Lie ven Heer te bedanken voor al het goede dat wij mochten ontvangen Als Moeder merkt dat wij niet meer aandachtig zijn, dan gaan wij de kerk uit en weer naar huis toe. Wat is die kerk mooi versierd! De bloemen zijn allemaal wit. En een massa kaarsen branden. Je kunt ze niet eens tellen. Ik vind het dikwijls erg moei lijk om zoo stil te zitten en niet om te kij ken. De dag na Witte Donderdag is Goe de Vrijdag. Dan vind ik het toch zoo ver drietig in de kerk. Geen kaarsen zie ik branden en de mooie bloemen van den Witten Donderdag zijn allemaal weg. Het tabernakel staat open ten teeken dat vandaag Onze Lieve Heer gestorven is. In de kerk hooren wij geen mcoi schellen maar wel wordt er gerateld, 's Middags gaar wij de Kruisweg bidden. JEZUS STERFT door Irma. In de groote stad Jerusalem heerschte een beklemmende, doodsche stilte, als een teeken, dat er iets bijzonders gaat gebeu ren. Het zou den vreemdeling verwonderd hebben in de anders zoo bedrijvige stad geen mensch te ontmoeten. Hij had de oor zaak wel kunnen ontdekken indien hij zich slechte naar den Calvarieberg bege ven had. Daar was de menigte verzameld, daar voor het kruis van Jezus, den Naza- rener, die volgens hun meening een opstan deling was. Hij hing daar, bebloed, ge wond en met doornen gekroond, aan het kruis vast gespijkerd. De menigte be schimpte Hem, die gekomen was, om het arme menschdom uit de slavernij des dui vels te verlossen. De eenigste die liefde volle blikken op Hem wierpen waren: Maria zijn Moeder, de H. Johannes en Ma ria Magdalena. Daar heft de lijdende Christus 't hoofd omhoog, naar zijn Vader in den Hemel en Hij roept uit: „Vader, •n Uwe handen beveel Ik mijnen Geest". Dan boog Hij 't hoofd en sterft Het was Vrijdagmiddag omstreeks 3 uur. Plot seling scheurde het voorhangsel des tem pels in tweeën, ten teeken dat de tempel niet meer 't Heiligste, der Heiligen voor de Joden was. De aarde sidderde, en duis ternis, donder en bliksem wisselden elkan der af. De rotsen spelen, de graven open den zich en de lichamen der brave over ledenen verrezen. Toen de hoofdman der soldaten deze wonderen zag gebeuren, vluchtte hij weg roepende: ..Waarlijk, deze was Gods Zoon." En de beangstigde me nigte volgde hem. Alleen Maria, de H. Johannes en Jozef van Armatheus b'even trouw de wacht houden ond?r Jezus kruis. Dan werd zijn H. Lichaam van het kruis afgenomen en in het graf gelegd. Zóó boette Jezus voor onze zonden. GETHSEMANE door Litta. Als een donker bosoh is de hof in den nacht. Donker teekenen de olijven af tegen de liohtende lucht, die bezaaid is met ster ren en met de maan, als een lichtend scheepje. Maar, wat hoort mijn oor? Waar komt dat gezucht, dat gesteun vandaan? Kom, nader en aanschouw een oogenblik! Zie, daar tussohen die hooge olijven bij dat heuveltje, daar is een gestalte zichtbaar. Met saamgeperste lippen, bevend over heel zijn lichaam, knielt daar iemand. Nu eens zijn de handen krampachtig saamgevou- wen. dan weer drijft Hij ze vooruit, alsom iets vreeselijks, iets angstigs af te wenden. Zie. nu heeft Hij ze voor de oogen, als wilde Hij iets niet zien. Maar, wie is die Mensch, die daar knielt, als een angstig verlaten schepsel? Kom. nader nog wat dichterbij en gij zult zien, dat die Mensch, die daar knielt als 'n verworpeling, met van angst ver wrongen gelaat, met saamgeknepen han den, uw God, uw Zaligmaker, uw Redder is. Zie Hem daar, den Verheerlijkte van den berg Thabor neerliggen in 't stof. 't Bloed dat door den angst samengeperst wordt, dringt door de poriën naar buiten en bevlekte den grond met dat kostbare blued. Hoor, hoe van Zijn smachtende lippen een zucht opstijgt: „Vader, indien het mo gelijk is, neem dezen lijdensbeker van Mij wog!'' O, is het 't lijden, dat mijn God zoo benauwd, zoo beangstigd. Neenniet Zijn lijden, niet Zijn geeseling, niet Zijn kruis, maar de zonden van zoo tallooze men- schen, waarmee Hij zich uit liefde beladen beeft. Ook mijn zonden rusten op Zijn schouders. In gedachten ziet de Goddelijke Heiland de beulen, die Hem geeselen, Hem nage len aan 't Kruis. Neen! Hij ziet niet de beulen( die Hem, dat vreeselijk lijden zul- bculen, dei Hem, dat vreeselijk lijden zul len aandoen, maar onze zonden. „Vader, Vader", komt het weer smach tend van Zijn lippen. „Vader, neem deze lijdenskelk van Mij weg!" Een Engel daalt uit den hemel en na^ dert Jezus. Hij toont Hem de vruchten van Zijn lijden. Ja, wel is waar zal veel verlo- len gaan, maar daar tegenover staan zoo- veel zielen, die Hem om erbarming smee- ken. en dan komt 't vol gelatenheid uit dien H Mond: ..Vader, niet Mijn maar Uw Wil geschieden De maan drijft nog over den donkeren hof, door de met sterren bezaaide lucht. Een zacht windje doet de bladeren der olijven suisclen, maar 't gezucht en ge steun van zooeven, wordt niet meer ge hoord. GOLGOTHA door Gerard. Op de lange lijdenskruisweg Strompelt Jezus moeizaam voort. Voor de zonden van ons, menschen Wil Hij wreed worden vermoord. Alles, alles wil Hij lijden Voor de schuldige menschenschaar, Alleen maar om hun ziel te redden, Wordt Hem het sterven minder zwaar. Aan het kruis wordt Hij genageld, Dof knerpt een spijker door Zijn hand: Heel zijn lichaam is één wonde Zoo hangt Hij daar, den Mensch tot schand! Den mensoh, het maaksel van Zijn almacht, Waar Jezus nu voor sterven gaat De mensch. die ook in deze tijden Met hoon en spot Hem overlaadt. Voor ieder onzer is Hij gestorven, Heeft Hij geleden smart en pijn. Om ied're menschenziel te redden Maar ach, het heeft niet mogen zijn. Veel zielen zijn er uitverkoren, Die Hij gered heeft door Zijn bloed, Doch ook veel zielen zijn verloren, Dat is wat Christus lijden doet.... PASCHEN! door Theodora. Paschen! hoort de klokken blijde klinken Aller harten vlugger slaan! Pasohen! Pasohen! Alleluja! Jezus leeft; is opgestaan. Dankbaar gaat gij heen ter kerke, Denkend bidden, loven Hem Die door lijden en door liefde. Gehoorzaam was aan Vaders stem. Blijde klinken nu de klokken Heel de wijde wereld door; Komt nu allen dankend samen, Zingt nu allen mee in koor. Klinkt dan uit. gij heldere klokken, Uw schoonste klank door het heelal. Wek ook op de doode knoppen: Al wat leeft weer loven zal. Laat uw ziel met vreugde drinken De blijheid van deez' nieuwen dagl Nooit zal mij de kracht ontzinken Om te jubelen voor Zijn macht. Triomfeert na zoo veel lijden! Zégeviert na smart en dood. Staart verbaast gij beulen, heiden, Stamelt zaoht: Gods macht is groot! Och. zie hoe allen staan te beven, Nu Jezus weer zijn graf verliet, Uit eigen kracht herkreeg het leven Ik zing uit mijn schoonste lied. Paschen! juichend b-eng ik u mijn groeten, Geef mij nieuwe moed en kracht! Paaschlam breng weer nieuwe zegen; I 't Gods lam heeft Zijn werk volbracht. PAASCHMORGEN door Cor van Diest Paschen, het feest van opstanding en verlossing; Paschen, het hoogste, schoonste feest van het kerkelijk jaar; het feest van herleving ook in de blijde, ontwakende natuur. Plechtig weergalmen in den wijden omtrek de klanken der kerktorens; het orgel in de kerk, dat tijdens do H. Vasten tijd moet zwijgen, laat weer haar blijde tonen hooren; de Priester heft het heer lijk Alleluja aan; alles getuigt van blijd schap en vreugde. Wel reden hebben we om ons te verheugen op dit schoone feest; het feest van 's Heeren zegepraal over zonde en dood. Door den zondeval der menschheid was de hemel voor ons ge sloten. en wij zouden nooit de hemelsche heerlijkheid mogen aanschouwen. Christus had medelijden met ons en offerde zich zei ven op, om door Zijn heilig lijden en wree- den kruisdood de verzoening voor ons te bewerken bij Zijn hemelschen Vader. Voor ons heeft Christus zoo ontzettend veel ge leden, voor ons is Hij gestorven; door Zijn dood mocht de Zaligmaker de vreugde smaken, den Hemel voor ons te hebben ge opend. En nu zou Hij nog het stempel op Zijn werk drukken, door Zijn heerlijke verrijzenis; als 'n symbool van nieuw le ven; door Christus waoht ons na dit le ven, nog een nieuw leven in 't Hemelsch Paradijs. Ondanks den zwaren steen, die het graf van Christus verzegelde, ondanks de solda ten. die den wacht moesten houden, on danks alle maatregelen die genomen wa ren, opdat het lichaam van Christus niet uit het graf zou worden weggenomen, stond Jezus den derden dag na Zijn dood, vol glorie en hcerliikheid uit Zijn graf op: niets was in staat H*m te weerhouden. ..Hij is verrezen. Hij is hier niet meer", zegt de Engel, als de vrome vrouwen hun dierbare Overledene komen zoeken om Hem te bal semen. Hemel en aarde juicht, en jubelt van vreugd; de kerk zingt het blijde Alle luja, wijl Gods' Zoon de zecepraal heeft behaald, van den smadelijken kruisdood tot den luister Zijner eeuwige heerlijkheid. Uit liefde voor alle menschen was de Heiland gestorvenmaar ook voor hen, die vóór Hem geleefd hadden en nog op de verlossing wachtten. De H.H. Aartvaders en Profeten, de H. Joseph, voedstervader van Jezus. Adam en Eva, zij allen verlangden ook naar het uur van veriossing; want ook voor hen moest de hemel nog geopend worden En nu was dan eindelijk het oogenblik nabij dat ook zij de Hemelpoort zouden mogen over schrijden. Laat blijde dan klinken ons heer lijk alleluja, want de Heer is waarlijk ver rezen en heeft voor ons allen, voor alle menschen zonder uitzondering den hemel geopend. Hij heeft de zegepraal behaald. PAASCH-MORGEN door Lucie Wijtenburg. Rrrrt, rrrrt! Ik zat plotseling rechtop in mijn bed, en wreef miin slaperige oogen uit. Dat venijnige wekkertje tikte warem pel nog door. „Ja hoor", zei ik half hardop, ,.ik ben al long wakker". Tegelijkertijd stak ik mijn hand uit en trachtte het ratelende ding tot kalmte te brengen. Met een sprong was ik 't bed uit. Brrr! wat was het koud. nog niets geen voorjaarsweer. Wat was 't van daag toch voor een dag? .,0 ja. Zondag en Paschen! 's Jonges! dat ik daar niet eer der aan gedacht had". Vlug kleedde ik mij aan. en ging naar beneden. Daar zaten de huisgenooten al op me te wachten. „Zoo langslaper", begroette vader me. Ik lachte maar eens en vroeg, „gaan we nu paascheieren zoeken?". ,.Nu vooruit dan maar." was moeder's lachend antwoord. Daar ging 't dan hoor. We zochten in alle hoeken en gaatjes, en vader en moeder zaten zich te verkneu teren met een gezicht van jullie vinden ze toch niet!" Tk zocht en zocht en vond niets. Ten einde raad liep ik maar op de theetafel toe, om te zien of daar mets te vinden was. „Warm, warm" spoorde moeder aan. Ik snuffelde daar rond. maar wat ik zag geen eL Vader stond lachend te kijken. Daar er toch niets te vinden was ging ik maar in den -omtrek van de theetafel zoeken. „Kouder", lachtte vader. „Maar dan moet 't toch op de theetafel liggen", riep ik wanhopig uit. Ineens kreeg ik een idee. Ik zocht tus- schen de netjes opgestapeMe kopjes en ja wel hoor, daar zag ik een rood gespikkeld eitje liggen „Hoera, da's één riep ik blij, en in op tocht ging 't naar de schaal, die daarvoor al op de tafel was klaargezet. Nu maar weer verder gezocht. Vier eitjes waren al gevonden. We keken maar weer eens rond, snuffelden in de vazen, maar niets te vin den hoor. Daar liep ik voorbij de kachel. „Warm riep moeder plotseling. Met een ongeloovig gezicht keek ik haar aan. In de kachel kon het toch niet zijn. Maar moe der knikte. Ik zakte op mijn knieën en onderwierp de kachel aan een geduchte inspectie. A'le deuren maakte ik open. Niets te vinden! Dan trok ik de aschbak open, en daar vond ik twee geel en groen gespik kelde eitjes. Ik legde ze op de schaal en ging weer door met Jt zoeken. Nog een vond ik verborgen in de tabaks doos van vader, en een ander in de thee pot. Toen was het uit met de pret. Veertien gesnikkelde eitjes lagen op de schaal, te wachten om opgegeten te wor den. Aan het ontbijt gingen we tikken. „Krak", zei 't opeens. Ik keek. en zag dat m n eitje heelemaal doormidden was en een groote gele plek achterliet, 't Was jammer, maar ik nam vlug een nieuwe en smulde. Na het ontbijt gingen we naar de kerk, en we hadden verder nog heerlijke Paasch- dagen. PAASCHGEBRUIKEN IN GELDERLAND. door Herman van Kesteren. Mijn vader heeft mij verteld, dat in som mige plaatsen van Gelderland nog Paasch gebruiken bestaan. Hiervan wil ik wat vertellen in de Kinderkrant, wanneer Oom Wim bet goed vindt. Zooals vader het gezegd heeft, krijgen de kinderen in Terborg in Gelderland met Palmzondag een pahnen krakehng. Wat of dat is zal ik u vertellen. Van brood wordt een krakeling ge maakt. deze wordt aan een stok vast ge maakt, boven op den stok worden een paar eendjes ook van brood gezet, een krent moet een oog beteekenen. Dan wordt alles met palmen volgezet cn rozijnen en vijgen worden aan touwtjes ge legen en daarmee wordt de palmenkrake- ling versierd. De kinderen gaan in optocht met de pal- menkrakeling door de straat en zingen: „Palm, Palm Paoschen Eikoerei Octaver eenen Zondag Sohieten we met een Paosohei. Een ei is geen ei, Twee ei is een half ei Drie ei is een Paoschei." Eu ver eenen Zondag. (Wordt vervolgd) Uitstekend. Ga maar door Herman! Oom Wim. MATER DOLOROSA Eens wiegde ze Hem in haar armen Haar Kindje, dat zij bemint; Zij kuste Zijn roode lippen En noemde Hem haar Kind. De stal was haar een hemel, Doordrongen van hemelsch gemeugt; In haar ziele jubelde De hoogste Moedervreugd. Nu rust Hij in haar armen Gegeeseld en doorwond. Nu kussen hare lippen Zijn wit verbleekten mond. Voor 't laatst dan. drukt Zij innig Haar eenigst Kind aan 't hart In haar ziele jammert De diepste Moedersmart. Mesa, VERREZEN door Gerard Keizer. De Verlosser is verrezen, Overwon de green des doods. Al z'n wonden zijn genezen. Het wonder voltrok zich ijzig-grootsch. Als afcetobde, moede Lijder, Werd Hij geleed in 't koele graf En nu als Overwinnaar staat Hij.. De Godheid straalt nu van Hem af. Rooedie gaat Hij naar den hemel, Naar z'n Hemelsehen Vader weer. Maar. toch blijft Hii hier beneden, Komt ons bezoeken, telkens weer. In het Hoogheilig Tabernakel Wil Hij ons ziin. tot steun en kracht En me"i«r dwalend, dolend sohaanje Heeft Hij ter schaapsstal teruggebracht. PASCHEN door Alijda Agterberg. Alleluja! Alleluja® Geloofd, gedankt en genrezen» Zoo klinkt 't in 's Hemels En?elenrij! De dood is verwonnen; zijn lijden voorbij Vol glorie is Christus verrezen. Alleluja® Alleluja! De naam van den Heer zij geprezen. Zo klinkt het vol vreugd over d' aard! Zijn Godheid bleef ongeschonden bewaard. Uit eigen kracht is hij verrezen. Alleluja! Alleluja! Zoo werd ook ter helle geprezen. Het juichen steeg op van hen, die daar wachten. De hemel heropend, na eeuwen van smachten. De Heiland is waarlijk verrezen. Alleluja! Alleluja! Zoo wordt in de ziel nu geprezen. 't Geloof is niet ijdel; zijn opstand nu wijst Vol hoop naar 1 eeuwig en schoon paradijs, Wanneer wij met Hem zijn verrezen. OPLOSSINGEN van de raadsels ingestuurd door Paul Gans Opl. I: Plankenkoorts. Opl. II: Van een beddenlaken. Opl. III: Een roman. Opl. IVMet zijn mond. Opl VAppelmoes kooken. Opl. VI: Het waren straal muzikanten. Opl. VII: Omdat er altijd een nacht tusschen komt. Opl. 8: Als de hond hem bijt. Opl.: 9: De vos (zonder v is os). Opl. 10: Een wijnglas.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8