PAASCHLIED. PAASCHLIED. ZATERDAG 26 MAART 1932 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAO. s Victimac Paschali laudes. Juicht, Christenharten, juicht! Nu Christus is verrezen, Die op het kruisaltaar Ons offer wilde wezen; En aan den Vader bood Als losprijs onzer schuld, Zijn leven tot den dood In overgroot geduld. Juicht, Christenharten, juicht! Want Hij heeft thans gebonden Die dacht ten alle tijd Het menschdom te verwonden; Geslagen ligt hij nu Door Die geslagen scheen, En Christus heerscht voor u Als Koning: Hij alleen! Juicht, Christenharten, juicht! En doet de hoop herleven, Dat Christus ook aan u Gena en kracht zal geven: Den vijand te weerstaan Als hij u dooden wil, En eenmaal op te staan In zegenpraal met Hem. J. B. EEN WONDERLIJK PAASCHFEEST. Gaspard Siebenbrunnen rende in wilde vlucht door het woud. Uit de verte knal den schoten. Hij keek rechts noch links, hij liep om zijn leven. Goed, dat het bosch van Oesling diep en woest en onherbergzaam was, en dat de vijand het niet kende. Hij was een duistere kloof in gevlogen en klauterde een pad op, dat zich tusschen struikgewas legen den rotswand omhoog slingeide. Verder op strekte zich een struikgewas van dennen uit, waar hij zich goed kon verschuilen Hier bleef hij staan en luisterde. Geen geluid klonk meer dan het bonzen van zijn eigen hart. Hier was hij veilig, niemand zou hem hier vinden. Gaspard Siebenbrunnen liet zich op den grond glijden en wischte zich het zweet van 't gelaat. Hij maakte een beweging, als wilde hij zijn geweer van den rug ne- Maar toen herinnerde hij zich dat hij het al lang had weggeworpen. En terwijl hij daar op den weeken grond van het struikgewas lag en het razende kloppen van zijn polsen langzaam verminderde, scheen alles, wat hem thans overkomen was. zoo ver, als was het eeuwen terug. Was het dan werkelijk vanmorgen eerst gebeurd, dat de „knuppelmannen" zich op de weide bij de Daleidener pastorie ver zamelden, om tegen de Franschen op te trekken. Zij waren bijna met 500 man, vast besloten om eendrachtig „met het wapen in de hand de vijanden van God en gods dienst, de Republikeinen uit het land te verjagen". Want lans genoeg nog zuchtten de boeren van die Eifelstreek, de Oesling genaamd, onder de heerschappij der revo lutionairen. Belastingen, confiscaties, er kwam geen eind aan. En geen klokken meer in de kerken, geen kruis meer langs de wegende priesters verbannen en verjaagd.... en thans zouden de mannen van Oesling nog in militairen dienst moe ten treden De man. die in het laag gewas van het woud lag. balde de vuisten. De gebeurtenisen stonden weer helder voor hem. De woede doortrilde zijn geheele lichaam. dezelfde woede, die hem dreef, het geweer in de hand te nemen en zich bij de rebellen aan te sluiten. Zij hadden allen wel geweten, dat het geen kinderspel was. wat zij ondernomen hadden. En daar om hadden zij den pastoor, die uit zijn sohuilolaats uit het woud gekomen was. ge vraagd hen te zegenen, eer ze ten strijde trokken. En toen hadden zij elkander aan gespoord met den kreet: „Voor het ge loof. het gaat om het geloof'" en trotsch noemden zij zich .kruisvaarder". Schande, dat alles zoo bedroevend was afgeloopenZeker, wanneer men alles nog eens achteraf beschouwde: een bont alle gaartje van ongeoefende boeren, van wie een groot aantal slechts met stokken gewa pend was. tegen geoefende scherpschut ters en cavaleristen. Het daverend tromge roffel en trompetgeschal der Franschen had de meesten reeds dermate doen ont stellen dat zij geheel in de waren... vooral toen zij de getrokken geweren der fusseliers tegenover zich zagen. En toen kwam de kalme toespraak van den com mandant Dieverger: „Wat wil je toch kin deren Dat bracht de mannen geheel buiten zich zelve Een waanzinnige angst maakte zich van hen meester De aanvoerder sloeg op de vlucht en schreeuwde: „Wie loopen kan, loone". En nu ontstond een woeste paniek,, want ieder wilde zich redden.... Maar Antoon Girres sprong naar voren en riep: „Wij willen den oorloe!" en schoot den aanvoerder der ruiters van zijn paard. Toen gaven de Franschen vuur.... Gasnard Ciebenbrunnen richtte zich op. Weer begon zijn hart wild te hameren. De strijd was noodlottig gewees. Doode en gewonde boeren bedekten het slagveld.... Hij zelf had zich slechts door een vlucht in het woud kunnen redden. In het begin zaten de vijanden hem op de hielen. Daar op hadden de Oeslingbosschen hem in be scherming genomen. Ergens uit het woud kwam een roep Gedempt, als een steunen klonk het.. Gaspard Siebenbrunnen sprong op Wat was dat?Lag daar in het struik gewas een mensch in stervensnood? Mis schien iemand, die met bun gevochten had Hij stond en luisterde.... en ging in de richting van waar 't klagend geluid weer klonkMaar hij vond niets.... Op nieuw klonk de kreet.... dof, als kwam hij uit de aardeangstwekkend spookachtig Gaspard overtoog een rilling. Wat kon dat zijn? Hij had het struikgewas verla ten en stond in een eikebosch.... wederom die kreeteven gedemnt als te voren, maar toch dichterbij.... Hier moest de man liggen En Gaspard Siebenbrunnen rende rond de boomen, tusschen hen doordoch overal achtervolgde hem dat kermen.... vreeselijk.afschuwelijkDoch niets vond hij, geen mensch, geen dier.... Het kon toch de aarde niet zijn die kreunde. Het konden de dooden van Arz- feld niet zijn. Wat voor een spook hield hem dan voor den gek Gaspard kon niet gissen, dat het een zijner kameraden was. die op de waan zinnige vlucht een hollen boom ontdekt had er in geklommen was, om zich in een diepe gleuf te verbertren. Doch dit werd zijn ver derf. De holle boom werd zijn groeve, het was den man onmogelijk, er zich weer uit te werken. Gedempt en spookachtig klonken zijn hulnkreten. Dat alles was Gaspard Siebenbrunnen nog onbekend. Hij stond daar, rillend van afschuw, alleen in het duistere Oesling- woud. En hij kreeg de overtuiging, dat ook hij, aan den dood ontkomen, toch aan den dood overgeleverd was. Waar kon hij heen Op zijn boerderij terugkeeren durfde hij niet. De vijanden zouden hem daar zoe ken. En wanneer hij hun in handen viel. dan bestonden nog slechts twee mogelijk heden voor hem: het fort Olizy in Luxem burg of de dood. Wanneer hij niet in de wouden bleef tot het land vrij was. evenals zoo vele dienstplichtigen en rebellen, dan had zijn vaderland geen plaats meer voor hem. Grauw doemde de magere gestalte van den man uit de scherming op. Zün kleede ren waren vuil en gescheurd Was deze ancstige man, die namelijk 30 jaar telde, de erfgenaam van een der ijkste boerderijen in Oesling? En al maar klonk het droevig klagend geluid door de stilte.... Langzaam ging Gaspard Siebenbrunnen heen uit dit onheilspellend oord Een koude wind streek over 't bosch. en regen druppels ritselden in het loof. De dag neeg ten einde... spoedig zou het avond zijn. Waarheen zou hij den nacht moeten door brengen Een oogenblik dacht hij naar de Mon nikshoeve te gaan, waar zijn verloofde woonde. Misschien kon hij zich daar ver bertren. Maar aanstonds verwierp hij dat plan weer. Plotseling zag hij het koele gezicht van Grita voor zich Onder ziin voeten ritselde het loover. Hij draafde en draafde door den vallen den nacht doelloos langs verlaten wegen. Maar zonder dat hij het zelf wist, sloeg hij de richting naar de Monnikshoeve in. De re-?en viel zoo onbarmhartig en de koude deed zijn bloed verstijven. Tn het donker der gebouwen sloop hij door den tuin naar de achterdeur. Hij vond ze open en ging de kamer binnen. Daar bevond zich niemand dan de oude boer en Grita. Het meisje vloof recht van achter haai spinnewiel op.... Haar gezicht werd don kerrood. De oude man liet de pijp uit den mond vallen, toen hij den binnenkomende herkende Gaspard Siebenbrunnen zei geen woord. Hij kwam zich zelf plotseling als een bede laar voor. „Je hebt geluk gehad, dat je het er le vend afgebracht hebt", zei Grita lang zaam „Wii hebben alles eehoord. hoe het er bij Arzfeld toeging. Heb ik je niet altiid eezeed. dat je je niet met de opstandelin gen in moest laten. Nu heb je je zelf in een mooi parket gebracht!...." Haar ooeen fonkelden toonde. Gasnard's blik gleed over haar prachtig blond haar. Telkens wanneer hij het zag moest hij aan 't koren denken in de wuivende vel den. „Wie heden in Oesline niet voor zijn land opkomt, wanneer hii kan", zei hij, „die verdient geen vaderland." „Ja maar wat hebt je er mee bereikt?" vroeg ze bits. „Je eigendommen zullen ze in beslag nemen. En wat je te wachten staat, wanneer ze te snappen, dat weet je En als ze je niet in hun macht kriieen. wat dan? Op je boerderij kun ie niet terugkeeren".... Gaspard gaf geen antwoord. De boerderijen van deze streek zoeken ze ook af", vervolgde Grita. „Ik weet niet wat er zou gebeuren, wanneer ze je hier vonden. Je weet, wie een dienstplichtige bij zich verbergt, moet reeds 400 frs boete betalen. Wat zu'len ze dan verlangen, als zij een. Zij voltooide den zin niet. Want Gasnard Siebenbrunnen had de deur geopend en ze krakend achter zich dichtgeslagen. Zwaar stampte zijn tred buiten daarna hoorden de twee in de ka mer niets meer. De erfgenaam van de Siebenbrunner boerderij zwierf verkleumend van kou door den regennacht. Een onuitsprekelijke biterheid vervulde z'n hart. Stond hij nu niet geheel alleen TEHUIZEN VOOR BEKEERLINGEN. Het jubileum-geschenk voor pater Hendrichs. Zooala reeds is medegedeeld, heeft zich een comité gevormd om aan Pater Hen drichs S.J. bij zijn TOsteD verjaardag een geschenk aan te bieden, in den vorm van „Huizen voor bekeerlingen". Over het doel en inrichting van deze te huizen is de „fles." zijn licht gaan opsteken bij den gouden jubilaris, die interessanto inlichtingen over zijn toekomstplannen heeft gegeven. Wij laten hier Pater Hendriohs aan het woord Het bekeeringswerk is te verdeelen in vijf instanties. De eerste twee verzorg ik zelf, n.l. de conferenties in de kerken, over de grond slagen van het geloof. Daarna komt de tweede instantie: de vervolgcursus, waar in het geheele geloofsleven behandeld wordt. Parallel daarmede loopt de scholing die de vrouwen, jong en oud, ontvangen van de mij assisteerende Zusters; en de man nen van de Eerw. Broeders, die mij ook welwillend helpen. En dan worden ze toegelaten tot de H. Doop en de Eerste H. Communie. Veie denken dat het bekeeringswerk dan ge ëindigd is, maar dat i» totaal onjuist. Een zeer belangrijke factor is de nazorg. Pas sinds verleden jaar October neemt pater Waters S.J. uit Rotterdam, die taak van mij op uitstekende wijze over. Hij organi seert onder de pas bekeerden avonden. waa.r ze allerlei vragen en moeilijkheden kunnen stellen, welke dan beantwoord worden. Pater Waters zal straks ook in de maanden Juli en Augustus, als ik weer nieuwe conferenties begin, de retraite voor de bekeerlingen leiden. Aan deze nazorg, die. zooals ik zeg, pa ter Waters op zich genomen heeft, ont breekt tot heden toe de bekroning. Wij moeten n.l. een huis hebben waar de pas-bekeerden elkander geregeld kun nen ontmoeten en nieuwe relaties gevormd kunnen worden. Is daaraan zulk een groote behoefte? Inderdaad. De mensohen die katholiek worden moeten dikwijls breken niet al leen met hun familie, maar ook met hun vrienden, relaties, enz. Ze moeten alios prijs geven en vinden dikwijls weinig of niets terug. Want op dit gebied zet dat maar eens gerust in de courant, krijgen we heel weinig medewerking van de katholieken, om niet te spreken van tegenwerking. In tal van katholieke kringen worden deze mensc-hen spottend genoemd: omge keerde zak, of laatdunkend wordt gespro ken van dat ieder maar moet blijven wat hij is. op de wereld Geen grond meer onder de voelen, geen hand meer, die hem hulp bood. vogelvrij. uitgeleverd Doelloos slenterde hij verdermet wanhoop in het hart. Toen hij de Beukenhoeve voorbijging, kwam daar juist een man uit de deur, die hem aanriep waarheen hij ging en of zij misschien denzelfden weg hadden. Gas pard herkende hem. Het was Daniël den tuinman van het slot Danburg. Hij bleef staan en wachtte. En toen Daniël dichter bij kwam en wist wie zijn gezelschap was gaf hij hem den raad: met hem naar Das burg te gaan Daar kon hij zich in een hoek van het slot, dat toch leeg stond, verber gen. „Goed. ik ga mee", zei Gaspard. Het was hem feitelijk onverschillig waar hij terecht kwam al wa*j het in de handen van den vijand. Zijn leven was toch verwoest, hij had alles verloren en Oesling zou toch nooit meer bevrijd worden. Waartoe zou hij dan nog blijven leven? De tuinman trachtte hem wat te bemoe digen. Maar het lukte niet. Hij had dezen somberen reisgezel nu eenmaal zelf geroepen, hij moest zich dus ook met hem verdragen. Maar hij was blij, toen zij het doel bereikt hadden Gaspard volgde tastend door het duis ter van den nacht naar een verlaten zaal van het slot te Dasburg. De oude man leede een vuur aan en bereidde zijn be schermeling een sober maal. Hij spoorde hem aan. een flinken slaap te doen. dan zou hij den veleenden morgen alles met an dere oogen beschouwen. Toen ging hij heen. „Ja slapen" dacht Gaspard, „als ik Door middel van dit huis, vinden deze meneohen een aanknoopingspunt tot de katholieken, terwijl de cursisten elkander hier weer ontmoeten. Zij staan dan niet meer zoo geïsoleerd, ze hebben althans een dak boven het hoofd. Vooral voor jonge menschen is dit een groot voordeel. Herhaaldelijk komt het voor, dat wan neer een katholieke jongen met een niet- katholiek meisje gaat en dit meisje wordt Roomsch, ze in het ouderlijk huis bijna niet meer geduld worden. Ze kunnen toch ook niet altijd op straat blijven of in een oafé achter de groene gordijntjes gaan zit ten. Ook voor deze personen zal een derge lijk huis een zegen zijn. Hebt u voor dit doel dan een heel huis noodig? Ik heb noodig gelijkvloers een flinke, ruime zaal en daarbij twee kleine zaaltje*, één voor de jongens en één voor de meis jes. De groote zaal dacht ik gezellig in te richten, een warm prettig interieur, waar men tegen goedkoope prijs, verschillende huiselijke dranken kan krijgen. Verder zijn er allerlei spelen, lectuur enz. Het ral ge opend moet zijn van half twaalf tot half drie voor de kantoor- en winkelmeisjes en 's avonds van acht tot elf uur. Mogen ook katholieken, niet-bekeer- Lingen, er komen? Uit den aard der raak is dit natuurlijk niet de bedoeling, maar het is wel ge- wenscht dat via dit huis deze menschen in kath. kringen geïntroduceerd worden en ook in de kath. vereenigmgen. Voor een gevaar dat een groep nieuwe katholieken als 't ware geheel geïsoleerd komt te staan, behoeven we dan ook niet te vreezen. Er ral contact genoeg zijn met het kath. leveu. Hoe is U aan dit idee gekomen? Toen ik in November 1928 met Mgr. Aengenent het bekeeringswerk besprak, heeft deze er sterk bij mij op aangedron gen om ook aan de nazorg van het be keeringswerk bijzondere aandaoht te be steden. Altijd over dit idee doordenkend heb ik eerst de hulp ingeroepen van pater Waters, en toen die zoo prachtig liep bon ik gekomen tot dit nieuwe plan, dit cen trale punt, dat ik mij nu denk en dat de nazorg compleet ral maken. Is er ook nog een bijzondere geeste lijke leiding? De geestelijken hebben natuurlijk in dit huis vrij entree en ik ral ook wel mijn best doen de parochiegeestelijken er heen ie krijgen. Zij kunnen dan kennis maken met de bekeerlingen hunner parochie. Hoe denkt u dit alles te financieren? Ik hoop dat het feestcadeau, dat geheel en al voor dit doel bestemd ral worden, mij in staat ral stellen om althans in Den Haag te beginnen met een dergelijk huis. En dan reken ik ook op de kath. pers. Want er moet niet alleen een huis ko men in Den Haag, maar ook in Rotter dam, Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Haar lem, Leiden, enz. Want het ia overal noo dig. Zijn deze huizen voor alle bekeer lingen? Natuurlijk. Ik ben wel degelijk van plan om mijn vriend pater Sluys en de andere geestelijken te verzoeken van dit huis ge bruik te maken. Natuurlijk moet men ech ter zorg dragen, dat er alleen vertrouwde bekeerlingen komen. Ook ral ik niet voor alle huizen kunnen zorgen. De paters Dominicanen zullen voor een dergelijk huis in Arnhem en Utrecht moeten zorgen. Hoofdzaak is, dat er der gelijke huizen voor alle bekeerlingen ko men. Want de behoefte is indeidaad groot. En er moet zoo spoedig mogelijk mee be gonnen worden. Pater Hendrichs is vol goeden moed, dat hij ook in dit werk weer slagen ral. Moge straks, wanneer hij zijn gouden Priesterfeest viert, de bekroning van het bekeeringswerk in alle belangrijke steden van ons land een feit zijn. Dit offertje van kath. Nederland heeft deze onvermoeide apologeet meer dan ver diend. maar niet meer wakker hoefde te wor den. Toch sliep hij enkele uren. Toen hij ont waakte en zag hoe de morgen koud en somber door het raam brak, toen voelde hij weer do volle zwaarte van zijn ellendigen toestand op zich drukken Hij schrok dan ook niet toen de tuinman plotseling bin nen strompelde en riep dat de Franschen onder Duvergen gekomen waren om wraak te nemen over Arzfeld. Allen, die er bij ge weest waren, waren de bosschen in ge vlucht. Maar Gaspard Siebenbrunnen schudde het hoofd. Ze mochten gerust komen en hem neerschieten. Dan was alles achter den rug. Wanhopig trachtte de tuinman hem tot andere gedachten te brengen. Toen hij echter zag, dat alles tevergeefs was ging hij heen. Het duurde niet lang of het was werke lijk gedaan met Gaspard. De Franschen waren binnen gerukt en hadden het slot tot hoofdkwartier ge maakt. Daarbij ontdekten zij Gaspard. Hij werd voor Duverger gebracht en toen hij verklaarde, dat hij bij Arzfeld geweest was, gaf de kapitein bevel hem te fusilleeren. Binnen 20 minuten zou alles voorbij zijn... Terwijl Gaspard tegen den muur stond en den dood afwachtte, werd het langza merhand lichter. De zon begon te stralen., aan boomen en planten glinsterden drup pels als edelsteenen. Toen voltrok er zich een omkeer in den veroordeelde. Als grijze schaduwen vielen die ge druktheid en sombere onverschilligheid van hem af. Hoe beerlijk was het leven.... o... hoe heerlijk! Ha.... nu in do bosschen te zwerven de Paschen, Paschen, opgestanden is de God. dien booze handen hadden aan het kruis gedaan! Paschen, Paschen Vrij voortaan, Heeft Hij hout en steen en ijzer overwonnen, die, Verrijzer! Hallelujah één uit al, leeft en immer leven zal! GUIDO GEZELLE. blauwe hemelkoepel boven z'n hoofd, ba dend in de zon... den wind tot kameraad en vrijvrijvrijEn al had hij honderdmaal alles verloren, huis en hof, bruid en land, hij had toch het leven, het bruischende, wondervolle, levende le ven.... Hem was de hemel.... hem de aarde.... hem winter en zomer en dag en nacbt.o namelooze zoetheid van het le ven Ach, nog eens naar hartelust genieten genieten.... zonder dat men angstig behoefde te tellen: nog maar zooveel mi nuten meer Zie. hoe ginds een vogel dartel in het luchtruim fladderde en het licht op zijn veeren droeg Zie. hoe de blauwe heer lijkheid des hemols de aarde zegende.... Achkon 't mogelijk zijn, dat thans al les plotseling uit zou zijn, dat de stroom van zijn bloed stilstond. Gaspard Siebenbrunnen trachtte een ge bed te storten, het gebed van een armen zondaar om erbarming voor den Goddelij- ken Rechter. Maar het lukte hem niet. Telkens weer kwam dat andere „Laat het licht niet uitdoovenlaat me niet ster ven Doe een wonder, Heere God, een wonder En terwijl de veroordeelde daar stond met geboeide handen, onder strenge be waking der soldaten, en den blik niet los kon rukken van het blauw des hemels, ge beurde het wonderbare. Een oudo, sympathieke dokter uit Oes ling. De oude man was een dergenen, die hun vaderland hartsochtelijk liefhebben, maar toch daarbij het menschelijke niet vergaten. Zoo had hij enkele dagen gele den een Franschen soldaat uit het moeras gered waarin hij zonder diens hulp onver biddelijk was weggezonken. Een boer had hem daarbij hulp verleend en die boer was Gaspard Siebenbrunnen geweest. Dr. Lahr trad op Duverger toe en ver zocht hem om hel leven van den veroor deelde. Hij vertelde hoe deze man hem geholpen had, den soldaat te redden. „Menschelijkheid tegenover menschelijk- heid", zei hij„,la at hem vrij. De kapitein, die van de reddingspoging van den doctor gehoord had. zag hem zwij gend aan. Lang overlegde hij. Wat was het verstandigste? Na lang en pijnlijk wach ten keek hij den gevangene aan en zei: „Nu dan. het zij zoo. Het leven wordt u geschonken. Alleen het leven. Begrijp je?" Gaspard begreep het. Maar met een jubelkreet stormde hij op den ouden dok ter toe en dankto hem uit de volheid van zijn hart Het licht was niet uiteedoofd het brandde hoog en helderDe Lente was gekomen het was Paschen.... God zij geloofd! En hij liep de zoetheid van zijn arm, rijk leven, tegemoet. Welkom, blijde morgen, vrij van alle zorgen, vrij van zonden, vrij van pijnen, die met lief den Hemel verschijnen ons op heden doet: Christus is verrezen! Laat ons vroolijk wezen; want zijn goedheid ons verloste met de alderwaardigste kosten van zijn heilig Bloed. Dit is de dag des Heeren, die na d'Ark doet keeren d'alderwitste duive weder, met een takjen versch en teeder van olijvenblaan. D'uitgestorte regen is verkeerd in zegen. Dankt den Heer van Zijn genade, die ons met olijven geladen vreê komt bieden aan. Jan Stalpart van der Wielen (1579—1630).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 5