PAASCHLIED.
PAASCHLIED.
ZATERDAG 26 MAART 1932
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAO. s
Victimac Paschali laudes.
Juicht, Christenharten, juicht!
Nu Christus is verrezen,
Die op het kruisaltaar
Ons offer wilde wezen;
En aan den Vader bood
Als losprijs onzer schuld,
Zijn leven tot den dood
In overgroot geduld.
Juicht, Christenharten, juicht!
Want Hij heeft thans gebonden
Die dacht ten alle tijd
Het menschdom te verwonden;
Geslagen ligt hij nu
Door Die geslagen scheen,
En Christus heerscht voor u
Als Koning: Hij alleen!
Juicht, Christenharten, juicht!
En doet de hoop herleven,
Dat Christus ook aan u
Gena en kracht zal geven:
Den vijand te weerstaan
Als hij u dooden wil,
En eenmaal op te staan
In zegenpraal met Hem.
J. B.
EEN WONDERLIJK
PAASCHFEEST.
Gaspard Siebenbrunnen rende in wilde
vlucht door het woud. Uit de verte knal
den schoten. Hij keek rechts noch links,
hij liep om zijn leven.
Goed, dat het bosch van Oesling diep en
woest en onherbergzaam was, en dat de
vijand het niet kende.
Hij was een duistere kloof in gevlogen en
klauterde een pad op, dat zich tusschen
struikgewas legen den rotswand omhoog
slingeide. Verder op strekte zich een
struikgewas van dennen uit, waar hij zich
goed kon verschuilen Hier bleef hij staan
en luisterde. Geen geluid klonk meer dan
het bonzen van zijn eigen hart. Hier was
hij veilig, niemand zou hem hier vinden.
Gaspard Siebenbrunnen liet zich op den
grond glijden en wischte zich het zweet
van 't gelaat. Hij maakte een beweging,
als wilde hij zijn geweer van den rug ne-
Maar toen herinnerde hij zich dat hij
het al lang had weggeworpen. En terwijl
hij daar op den weeken grond van het
struikgewas lag en het razende kloppen
van zijn polsen langzaam verminderde,
scheen alles, wat hem thans overkomen
was. zoo ver, als was het eeuwen terug.
Was het dan werkelijk vanmorgen eerst
gebeurd, dat de „knuppelmannen" zich op
de weide bij de Daleidener pastorie ver
zamelden, om tegen de Franschen op te
trekken. Zij waren bijna met 500 man, vast
besloten om eendrachtig „met het wapen
in de hand de vijanden van God en gods
dienst, de Republikeinen uit het land te
verjagen". Want lans genoeg nog zuchtten
de boeren van die Eifelstreek, de Oesling
genaamd, onder de heerschappij der revo
lutionairen. Belastingen, confiscaties, er
kwam geen eind aan. En geen klokken
meer in de kerken, geen kruis meer langs
de wegende priesters verbannen en
verjaagd.... en thans zouden de mannen
van Oesling nog in militairen dienst moe
ten treden
De man. die in het laag gewas van het
woud lag. balde de vuisten.
De gebeurtenisen stonden weer helder
voor hem. De woede doortrilde zijn geheele
lichaam. dezelfde woede, die hem dreef,
het geweer in de hand te nemen en zich
bij de rebellen aan te sluiten. Zij hadden
allen wel geweten, dat het geen kinderspel
was. wat zij ondernomen hadden. En daar
om hadden zij den pastoor, die uit zijn
sohuilolaats uit het woud gekomen was. ge
vraagd hen te zegenen, eer ze ten strijde
trokken. En toen hadden zij elkander aan
gespoord met den kreet: „Voor het ge
loof. het gaat om het geloof'" en trotsch
noemden zij zich .kruisvaarder".
Schande, dat alles zoo bedroevend was
afgeloopenZeker, wanneer men alles nog
eens achteraf beschouwde: een bont alle
gaartje van ongeoefende boeren, van wie
een groot aantal slechts met stokken gewa
pend was. tegen geoefende scherpschut
ters en cavaleristen. Het daverend tromge
roffel en trompetgeschal der Franschen
had de meesten reeds dermate doen ont
stellen dat zij geheel in de waren...
vooral toen zij de getrokken geweren der
fusseliers tegenover zich zagen. En toen
kwam de kalme toespraak van den com
mandant Dieverger: „Wat wil je toch kin
deren
Dat bracht de mannen geheel buiten zich
zelve Een waanzinnige angst maakte zich
van hen meester De aanvoerder sloeg op
de vlucht en schreeuwde: „Wie loopen kan,
loone".
En nu ontstond een woeste paniek,,
want ieder wilde zich redden....
Maar Antoon Girres sprong naar voren en
riep: „Wij willen den oorloe!" en schoot
den aanvoerder der ruiters van zijn
paard. Toen gaven de Franschen vuur....
Gasnard Ciebenbrunnen richtte zich op.
Weer begon zijn hart wild te hameren. De
strijd was noodlottig gewees. Doode en
gewonde boeren bedekten het slagveld....
Hij zelf had zich slechts door een vlucht
in het woud kunnen redden. In het begin
zaten de vijanden hem op de hielen. Daar
op hadden de Oeslingbosschen hem in be
scherming genomen.
Ergens uit het woud kwam een roep
Gedempt, als een steunen klonk het..
Gaspard Siebenbrunnen sprong op
Wat was dat?Lag daar in het struik
gewas een mensch in stervensnood? Mis
schien iemand, die met bun gevochten
had
Hij stond en luisterde.... en ging in de
richting van waar 't klagend geluid weer
klonkMaar hij vond niets.... Op
nieuw klonk de kreet.... dof, als kwam
hij uit de aardeangstwekkend
spookachtig
Gaspard overtoog een rilling. Wat kon
dat zijn? Hij had het struikgewas verla
ten en stond in een eikebosch.... wederom
die kreeteven gedemnt als te voren,
maar toch dichterbij.... Hier moest de
man liggen
En Gaspard Siebenbrunnen rende rond
de boomen, tusschen hen doordoch
overal achtervolgde hem dat kermen....
vreeselijk.afschuwelijkDoch niets
vond hij, geen mensch, geen dier....
Het kon toch de aarde niet zijn die
kreunde. Het konden de dooden van Arz-
feld niet zijn. Wat voor een spook hield
hem dan voor den gek
Gaspard kon niet gissen, dat het een
zijner kameraden was. die op de waan
zinnige vlucht een hollen boom ontdekt had
er in geklommen was, om zich in een diepe
gleuf te verbertren. Doch dit werd zijn ver
derf. De holle boom werd zijn groeve, het
was den man onmogelijk, er zich weer uit
te werken.
Gedempt en spookachtig klonken zijn
hulnkreten.
Dat alles was Gaspard Siebenbrunnen
nog onbekend. Hij stond daar, rillend van
afschuw, alleen in het duistere Oesling-
woud. En hij kreeg de overtuiging, dat ook
hij, aan den dood ontkomen, toch aan den
dood overgeleverd was. Waar kon hij
heen
Op zijn boerderij terugkeeren durfde
hij niet. De vijanden zouden hem daar zoe
ken. En wanneer hij hun in handen viel.
dan bestonden nog slechts twee mogelijk
heden voor hem: het fort Olizy in Luxem
burg of de dood.
Wanneer hij niet in de wouden bleef
tot het land vrij was. evenals zoo vele
dienstplichtigen en rebellen, dan had zijn
vaderland geen plaats meer voor hem.
Grauw doemde de magere gestalte van
den man uit de scherming op. Zün kleede
ren waren vuil en gescheurd Was deze
ancstige man, die namelijk 30 jaar telde, de
erfgenaam van een der ijkste boerderijen
in Oesling?
En al maar klonk het droevig klagend
geluid door de stilte....
Langzaam ging Gaspard Siebenbrunnen
heen uit dit onheilspellend oord Een
koude wind streek over 't bosch. en regen
druppels ritselden in het loof. De dag neeg
ten einde... spoedig zou het avond zijn.
Waarheen zou hij den nacht moeten door
brengen
Een oogenblik dacht hij naar de Mon
nikshoeve te gaan, waar zijn verloofde
woonde. Misschien kon hij zich daar ver
bertren.
Maar aanstonds verwierp hij dat plan
weer. Plotseling zag hij het koele gezicht
van Grita voor zich
Onder ziin voeten ritselde het loover.
Hij draafde en draafde door den vallen
den nacht doelloos langs verlaten wegen.
Maar zonder dat hij het zelf wist, sloeg
hij de richting naar de Monnikshoeve in.
De re-?en viel zoo onbarmhartig en de
koude deed zijn bloed verstijven.
Tn het donker der gebouwen sloop hij
door den tuin naar de achterdeur. Hij
vond ze open en ging de kamer binnen.
Daar bevond zich niemand dan de oude
boer en Grita.
Het meisje vloof recht van achter haai
spinnewiel op.... Haar gezicht werd don
kerrood. De oude man liet de pijp uit den
mond vallen, toen hij den binnenkomende
herkende
Gaspard Siebenbrunnen zei geen woord.
Hij kwam zich zelf plotseling als een bede
laar voor.
„Je hebt geluk gehad, dat je het er le
vend afgebracht hebt", zei Grita lang
zaam „Wii hebben alles eehoord. hoe het
er bij Arzfeld toeging. Heb ik je niet altiid
eezeed. dat je je niet met de opstandelin
gen in moest laten. Nu heb je je zelf in een
mooi parket gebracht!...."
Haar ooeen fonkelden toonde. Gasnard's
blik gleed over haar prachtig blond haar.
Telkens wanneer hij het zag moest hij
aan 't koren denken in de wuivende vel
den.
„Wie heden in Oesline niet voor zijn
land opkomt, wanneer hii kan", zei hij,
„die verdient geen vaderland."
„Ja maar wat hebt je er mee bereikt?"
vroeg ze bits. „Je eigendommen zullen ze
in beslag nemen.
En wat je te wachten staat, wanneer
ze te snappen, dat weet je En als ze je
niet in hun macht kriieen. wat dan? Op je
boerderij kun ie niet terugkeeren"....
Gaspard gaf geen antwoord.
De boerderijen van deze streek zoeken
ze ook af", vervolgde Grita. „Ik weet niet
wat er zou gebeuren, wanneer ze je hier
vonden. Je weet, wie een dienstplichtige
bij zich verbergt, moet reeds 400 frs boete
betalen. Wat zu'len ze dan verlangen, als
zij een.
Zij voltooide den zin niet.
Want Gasnard Siebenbrunnen had de
deur geopend en ze krakend achter zich
dichtgeslagen. Zwaar stampte zijn tred
buiten daarna hoorden de twee in de ka
mer niets meer.
De erfgenaam van de Siebenbrunner
boerderij zwierf verkleumend van kou door
den regennacht.
Een onuitsprekelijke biterheid vervulde
z'n hart. Stond hij nu niet geheel alleen
TEHUIZEN VOOR BEKEERLINGEN.
Het jubileum-geschenk voor pater
Hendrichs.
Zooala reeds is medegedeeld, heeft zich
een comité gevormd om aan Pater Hen
drichs S.J. bij zijn TOsteD verjaardag een
geschenk aan te bieden, in den vorm van
„Huizen voor bekeerlingen".
Over het doel en inrichting van deze te
huizen is de „fles." zijn licht gaan opsteken
bij den gouden jubilaris, die interessanto
inlichtingen over zijn toekomstplannen
heeft gegeven.
Wij laten hier Pater Hendriohs aan het
woord
Het bekeeringswerk is te verdeelen in
vijf instanties.
De eerste twee verzorg ik zelf, n.l. de
conferenties in de kerken, over de grond
slagen van het geloof. Daarna komt de
tweede instantie: de vervolgcursus, waar
in het geheele geloofsleven behandeld
wordt.
Parallel daarmede loopt de scholing die
de vrouwen, jong en oud, ontvangen van
de mij assisteerende Zusters; en de man
nen van de Eerw. Broeders, die mij ook
welwillend helpen.
En dan worden ze toegelaten tot de H.
Doop en de Eerste H. Communie. Veie
denken dat het bekeeringswerk dan ge
ëindigd is, maar dat i» totaal onjuist. Een
zeer belangrijke factor is de nazorg. Pas
sinds verleden jaar October neemt pater
Waters S.J. uit Rotterdam, die taak van
mij op uitstekende wijze over. Hij organi
seert onder de pas bekeerden avonden.
waa.r ze allerlei vragen en moeilijkheden
kunnen stellen, welke dan beantwoord
worden.
Pater Waters zal straks ook in de
maanden Juli en Augustus, als ik weer
nieuwe conferenties begin, de retraite
voor de bekeerlingen leiden.
Aan deze nazorg, die. zooals ik zeg, pa
ter Waters op zich genomen heeft, ont
breekt tot heden toe de bekroning.
Wij moeten n.l. een huis hebben waar
de pas-bekeerden elkander geregeld kun
nen ontmoeten en nieuwe relaties gevormd
kunnen worden.
Is daaraan zulk een groote behoefte?
Inderdaad. De mensohen die katholiek
worden moeten dikwijls breken niet al
leen met hun familie, maar ook met hun
vrienden, relaties, enz. Ze moeten alios
prijs geven en vinden dikwijls weinig of
niets terug.
Want op dit gebied zet dat maar eens
gerust in de courant, krijgen we heel
weinig medewerking van de katholieken,
om niet te spreken van tegenwerking.
In tal van katholieke kringen worden
deze mensc-hen spottend genoemd: omge
keerde zak, of laatdunkend wordt gespro
ken van dat ieder maar moet blijven wat
hij is.
op de wereld Geen grond meer onder de
voelen, geen hand meer, die hem hulp
bood. vogelvrij. uitgeleverd
Doelloos slenterde hij verdermet
wanhoop in het hart.
Toen hij de Beukenhoeve voorbijging,
kwam daar juist een man uit de deur, die
hem aanriep waarheen hij ging en of
zij misschien denzelfden weg hadden. Gas
pard herkende hem. Het was Daniël den
tuinman van het slot Danburg. Hij bleef
staan en wachtte. En toen Daniël dichter
bij kwam en wist wie zijn gezelschap was
gaf hij hem den raad: met hem naar Das
burg te gaan Daar kon hij zich in een hoek
van het slot, dat toch leeg stond, verber
gen.
„Goed. ik ga mee", zei Gaspard.
Het was hem feitelijk onverschillig waar
hij terecht kwam al wa*j het in de handen
van den vijand.
Zijn leven was toch verwoest, hij had
alles verloren en Oesling zou toch nooit
meer bevrijd worden. Waartoe zou hij dan
nog blijven leven?
De tuinman trachtte hem wat te bemoe
digen. Maar het lukte niet.
Hij had dezen somberen reisgezel nu
eenmaal zelf geroepen, hij moest zich dus
ook met hem verdragen. Maar hij was blij,
toen zij het doel bereikt hadden
Gaspard volgde tastend door het duis
ter van den nacht naar een verlaten zaal
van het slot te Dasburg. De oude man
leede een vuur aan en bereidde zijn be
schermeling een sober maal. Hij spoorde
hem aan. een flinken slaap te doen. dan
zou hij den veleenden morgen alles met an
dere oogen beschouwen. Toen ging hij
heen.
„Ja slapen" dacht Gaspard, „als ik
Door middel van dit huis, vinden deze
meneohen een aanknoopingspunt tot de
katholieken, terwijl de cursisten elkander
hier weer ontmoeten.
Zij staan dan niet meer zoo geïsoleerd,
ze hebben althans een dak boven het hoofd.
Vooral voor jonge menschen is dit een
groot voordeel.
Herhaaldelijk komt het voor, dat wan
neer een katholieke jongen met een niet-
katholiek meisje gaat en dit meisje wordt
Roomsch, ze in het ouderlijk huis bijna
niet meer geduld worden. Ze kunnen toch
ook niet altijd op straat blijven of in een
oafé achter de groene gordijntjes gaan zit
ten.
Ook voor deze personen zal een derge
lijk huis een zegen zijn.
Hebt u voor dit doel dan een heel
huis noodig?
Ik heb noodig gelijkvloers een flinke,
ruime zaal en daarbij twee kleine zaaltje*,
één voor de jongens en één voor de meis
jes. De groote zaal dacht ik gezellig in te
richten, een warm prettig interieur, waar
men tegen goedkoope prijs, verschillende
huiselijke dranken kan krijgen. Verder zijn
er allerlei spelen, lectuur enz. Het ral ge
opend moet zijn van half twaalf tot half
drie voor de kantoor- en winkelmeisjes en
's avonds van acht tot elf uur.
Mogen ook katholieken, niet-bekeer-
Lingen, er komen?
Uit den aard der raak is dit natuurlijk
niet de bedoeling, maar het is wel ge-
wenscht dat via dit huis deze menschen
in kath. kringen geïntroduceerd worden en
ook in de kath. vereenigmgen. Voor een
gevaar dat een groep nieuwe katholieken
als 't ware geheel geïsoleerd komt te staan,
behoeven we dan ook niet te vreezen. Er
ral contact genoeg zijn met het kath. leveu.
Hoe is U aan dit idee gekomen?
Toen ik in November 1928 met Mgr.
Aengenent het bekeeringswerk besprak,
heeft deze er sterk bij mij op aangedron
gen om ook aan de nazorg van het be
keeringswerk bijzondere aandaoht te be
steden. Altijd over dit idee doordenkend
heb ik eerst de hulp ingeroepen van pater
Waters, en toen die zoo prachtig liep bon
ik gekomen tot dit nieuwe plan, dit cen
trale punt, dat ik mij nu denk en dat de
nazorg compleet ral maken.
Is er ook nog een bijzondere geeste
lijke leiding?
De geestelijken hebben natuurlijk in dit
huis vrij entree en ik ral ook wel mijn best
doen de parochiegeestelijken er heen ie
krijgen. Zij kunnen dan kennis maken met
de bekeerlingen hunner parochie.
Hoe denkt u dit alles te financieren?
Ik hoop dat het feestcadeau, dat geheel
en al voor dit doel bestemd ral worden,
mij in staat ral stellen om althans in Den
Haag te beginnen met een dergelijk huis.
En dan reken ik ook op de kath. pers.
Want er moet niet alleen een huis ko
men in Den Haag, maar ook in Rotter
dam, Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Haar
lem, Leiden, enz. Want het ia overal noo
dig.
Zijn deze huizen voor alle bekeer
lingen?
Natuurlijk. Ik ben wel degelijk van plan
om mijn vriend pater Sluys en de andere
geestelijken te verzoeken van dit huis ge
bruik te maken. Natuurlijk moet men ech
ter zorg dragen, dat er alleen vertrouwde
bekeerlingen komen.
Ook ral ik niet voor alle huizen kunnen
zorgen. De paters Dominicanen zullen voor
een dergelijk huis in Arnhem en Utrecht
moeten zorgen. Hoofdzaak is, dat er der
gelijke huizen voor alle bekeerlingen ko
men. Want de behoefte is indeidaad groot.
En er moet zoo spoedig mogelijk mee be
gonnen worden.
Pater Hendrichs is vol goeden moed,
dat hij ook in dit werk weer slagen ral.
Moge straks, wanneer hij zijn gouden
Priesterfeest viert, de bekroning van het
bekeeringswerk in alle belangrijke steden
van ons land een feit zijn.
Dit offertje van kath. Nederland heeft
deze onvermoeide apologeet meer dan ver
diend.
maar niet meer wakker hoefde te wor
den.
Toch sliep hij enkele uren. Toen hij ont
waakte en zag hoe de morgen koud en
somber door het raam brak, toen voelde hij
weer do volle zwaarte van zijn ellendigen
toestand op zich drukken Hij schrok dan
ook niet toen de tuinman plotseling bin
nen strompelde en riep dat de Franschen
onder Duvergen gekomen waren om wraak
te nemen over Arzfeld. Allen, die er bij ge
weest waren, waren de bosschen in ge
vlucht.
Maar Gaspard Siebenbrunnen schudde
het hoofd. Ze mochten gerust komen en
hem neerschieten. Dan was alles achter
den rug.
Wanhopig trachtte de tuinman hem
tot andere gedachten te brengen. Toen
hij echter zag, dat alles tevergeefs was
ging hij heen.
Het duurde niet lang of het was werke
lijk gedaan met Gaspard.
De Franschen waren binnen gerukt en
hadden het slot tot hoofdkwartier ge
maakt. Daarbij ontdekten zij Gaspard. Hij
werd voor Duverger gebracht en toen hij
verklaarde, dat hij bij Arzfeld geweest was,
gaf de kapitein bevel hem te fusilleeren.
Binnen 20 minuten zou alles voorbij zijn...
Terwijl Gaspard tegen den muur stond
en den dood afwachtte, werd het langza
merhand lichter. De zon begon te stralen.,
aan boomen en planten glinsterden drup
pels als edelsteenen. Toen voltrok er zich
een omkeer in den veroordeelde.
Als grijze schaduwen vielen die ge
druktheid en sombere onverschilligheid
van hem af. Hoe beerlijk was het leven....
o... hoe heerlijk!
Ha.... nu in do bosschen te zwerven de
Paschen, Paschen,
opgestanden
is de God. dien
booze handen
hadden aan het
kruis gedaan!
Paschen, Paschen
Vrij voortaan,
Heeft Hij hout
en steen en ijzer
overwonnen,
die, Verrijzer!
Hallelujah
één uit al,
leeft en immer
leven zal!
GUIDO GEZELLE.
blauwe hemelkoepel boven z'n hoofd, ba
dend in de zon... den wind tot kameraad
en vrijvrijvrijEn al had
hij honderdmaal alles verloren, huis en
hof, bruid en land, hij had toch het leven,
het bruischende, wondervolle, levende le
ven.... Hem was de hemel.... hem de
aarde.... hem winter en zomer en dag en
nacbt.o namelooze zoetheid van het le
ven
Ach, nog eens naar hartelust genieten
genieten.... zonder dat men angstig
behoefde te tellen: nog maar zooveel mi
nuten meer
Zie. hoe ginds een vogel dartel in het
luchtruim fladderde en het licht op zijn
veeren droeg Zie. hoe de blauwe heer
lijkheid des hemols de aarde zegende....
Achkon 't mogelijk zijn, dat thans al
les plotseling uit zou zijn, dat de stroom
van zijn bloed stilstond.
Gaspard Siebenbrunnen trachtte een ge
bed te storten, het gebed van een armen
zondaar om erbarming voor den Goddelij-
ken Rechter. Maar het lukte hem niet.
Telkens weer kwam dat andere „Laat het
licht niet uitdoovenlaat me niet ster
ven Doe een wonder, Heere God, een
wonder
En terwijl de veroordeelde daar stond
met geboeide handen, onder strenge be
waking der soldaten, en den blik niet los
kon rukken van het blauw des hemels, ge
beurde het wonderbare.
Een oudo, sympathieke dokter uit Oes
ling. De oude man was een dergenen, die
hun vaderland hartsochtelijk liefhebben,
maar toch daarbij het menschelijke niet
vergaten. Zoo had hij enkele dagen gele
den een Franschen soldaat uit het moeras
gered waarin hij zonder diens hulp onver
biddelijk was weggezonken.
Een boer had hem daarbij hulp verleend
en die boer was Gaspard Siebenbrunnen
geweest.
Dr. Lahr trad op Duverger toe en ver
zocht hem om hel leven van den veroor
deelde. Hij vertelde hoe deze man hem
geholpen had, den soldaat te redden.
„Menschelijkheid tegenover menschelijk-
heid", zei hij„,la at hem vrij.
De kapitein, die van de reddingspoging
van den doctor gehoord had. zag hem zwij
gend aan. Lang overlegde hij. Wat was het
verstandigste? Na lang en pijnlijk wach
ten keek hij den gevangene aan en zei:
„Nu dan. het zij zoo.
Het leven wordt u geschonken. Alleen
het leven. Begrijp je?"
Gaspard begreep het. Maar met een
jubelkreet stormde hij op den ouden dok
ter toe en dankto hem uit de volheid van
zijn hart Het licht was niet uiteedoofd
het brandde hoog en helderDe Lente
was gekomen het was Paschen....
God zij geloofd!
En hij liep de zoetheid van zijn arm,
rijk leven, tegemoet.
Welkom, blijde morgen,
vrij van alle zorgen,
vrij van zonden, vrij van pijnen,
die met lief den Hemel verschijnen
ons op heden doet:
Christus is verrezen!
Laat ons vroolijk wezen;
want zijn goedheid ons verloste
met de alderwaardigste kosten
van zijn heilig Bloed.
Dit is de dag des Heeren,
die na d'Ark doet keeren
d'alderwitste duive weder,
met een takjen versch en teeder
van olijvenblaan.
D'uitgestorte regen
is verkeerd in zegen.
Dankt den Heer van Zijn genade,
die ons met olijven geladen
vreê komt bieden aan.
Jan Stalpart van der Wielen
(1579—1630).