DE HEILIG-GRAFKERK TE JERUSALEM. ZATERDAG 5 MAART 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. F v RONDOM HET LEEGE GRAF. In deze Oostersche stad, die ik u ge schetst heb, die stad met haar donker overdekte gangstraatjes en haar nauwe stegen, met de eeuwige kronkelingen en de warreling van haar doorgangen vol vreemd voddig volk, vol schreeuwende drukte, vol daverende bontheid van al7 lerlei menigten, nationaliteiten en reli gies, en de wemeling van de duizender lei vreemdsoortige dingen van het mor genland, saamgeperst en opgedrongen binnen de middeleeuwsche muren, tus- schen de steenen ophoogingen van mos keeën met hun minaretten, van kloos ters en kerken, van seminaries en syna gogen, zoeken wij, pelgrims niet al leen, maar óók alle anderen die komen om dit befaamd Jerusalem te bezoeken, naar dit ééne allereerst: naar de kerk van het Heilig Graf. Dat is de plek, die eenmaal het mid delpunt der aarde heette: de uitdrukking van een naïef volksgeloof. Maar was het daarom zonder zin? Het leege Graf i9 het middelpunt, en de grondslag van ons geloof: want het geloof in den Chris tus zou ijdel zijn, als de Heiland niet waarlijk verrezen was! En nog is dit zelfde Graf van Jezu? van Nazareth als 'het keerpunt der wereldbeschaving: want bij deze drempels zagen verleden en toe komst elkaar in de oos-en. waar werd een nieuwe tijdsorde geboren, en een nieuwe gedachte. De Joodsche cultuur zag er haar eind gekomen; de antieke wereld strandde op deze rots; voor de christelijke beschaving lichtte er de jonge dageraad. Maar weldra wordt datzelfde leege Graf ook weer als het centrum der wereldge schiedenis. Als Byzantium over het zenith zijner kracht heen is, scheidt dit Graf de westersche van de oostersche wereld. Dan vormt het zelf het brandpunt van den strijd, die de Westersche barbarij, het kruis met de Halve Maan, de Latijneche wereld met het heidendom. Maar eer er de wapenen der strijders rinkinken, zijn er duizenden heengetogen, biddend en boe tend; en duizenden hebben daarheen uit de verte hun handen gericht en het gelaat gewend. En al de geslachten blijven daar op staren, óók al willen zij het niet. Dit Graf heeft nog geen enkel tijdperk der wereldgeschiedenis onverschillig gelaten. Wie het niet in liefde gezocht, en met toe wijding vereerd hebben, moesten 't daar om wel des te feller haten. Niet alleen dat zij het Graf haatten, daar het ledig was, maar zij hadden Christus zelf liefst andermaal vermoordeen kruistocht om het Kruis te vernielen. Maar wat zij ook verzonnen om Hem uit het leven der menschheid te verbannen, en hoe zij den Zoon des Vaders ook verlaagden tot een filantroop of een socialist, tot utopist of een Boeddha, tot een onwijze of een mythe een die nooit geboren was, in geen enkel werelddeel, zij verdreven zijn herinne ring niet. en rukten evenmin zijn naam uit de harten der levenden: ielfs niet toen zij zochten naar iets dat zijn plaats moest innemen, of dat dan waarheid of geest heette, godin der Bede of Humaniteit, Na tuur of Vaderland, Ik-heid of Solidariteit. De aanwezigheid zijner loochenaars en be strijders is zelf een bewijs voor Zijn be staan. En de godslastering blijft een on vrijwillige belijdenis van Zijn eeuwige aan wezigheid. Het Graf is leeg, maar de God- mensch is in de kerken en op straat, bij het bed der stervenden en op het graf der gestorvenen. Uit de musea kan Hij niet verwijderd worden en Hij zal in de litera tuur blijven voortleven, ondanks alle beeldstonners, en al werden ook alle mis salen en kerkboeken verbrand. Want Jesus is een princiep en een einddoel, een af grond van goddelijke mysterie, zooals Pa- pini zich uitdrukt, tusschen twee stukken wereldgeschiedenis. En ieder geslacht schrijft Zijn evangelie opnieuw. Stemmingen der schemering. Wanneer gij te Jerusalem komt, wacht dan tot het laatste halfuur vóórdat de kerk gesloten wordt: en gaat er heen in het stille donker, niet zoolang de zon nog aan den hemel staat en de dagklaarte uw oogen afleidt. Of laat er u heenleiden met gesloten oogen voor dit eerste bezoek, met den blik geheel inwendig gekeerd. En steun daarbij alleen op uw goed geloof als op een staf en stut. Wij ontberen het kinder lijk geloof der kruisvaarders in deze eeuw van hyper-kritiek, en onze godsvrucht is niet bestand tegen de storingen van bui ten. Als iets onze oogen hindert, worden zij uit de stemming gebracht, daar onze zenuwen niet sterker zijn dan onze wil, en concentratie van ons innerlijk wezen door loopend boven onze kracht gaat. Wij heb ben zwakke harten. Door Dr. FELIX KUTTEN. Maar als gij, tegen avond wanneer het donker is, voor het eerst komt in de Hei- lig-Grafkerk, en ge daar, op een der hei ligste plekken van deze aarde, plots uw oogen opslaat in het duister, terwijl alle vormen rondom u weggeschemerd zijn, ter wijl een fantastische leegte om u heen ligt, onder de gewelven dezer vreemde kerk, die een catacombe lijkt of een geweldige grot, een labyrint waarin alles vreemde vormen aanneemt en onbegrijpelijk is, diep en duister, ontstellend, met uit al die on begrijpelijke nissen en diepten het stille gepinkel der honderden votieflampen, en het geschuifel der donkere silhouetten van het eene duister in het andere duister, dan kan u onder dien hoogen koepel, die zich welft over de plek waar het gestorven Lichaam van Christus gebalsemd en in het lijkkleed, rustte, een vreemde ontroering bevangen in dit donkere heiligdom, dat zelf staat als een mysterie om u heen. En in de stilte van dit oogenblik leven de herinneringen op; in het zwijgen van dit duister rijzen de beelden; uit de weifelen de schemeringen lichten de visioenen aan, en in uw ziel ontwaken de gewijde woor den: „Waar hebt gij den Meester heenge dragen „Hij is hier niet De eerste ontnuchtering. Dit alles is met evenveel woorden zeg gen: dat de Heilig-Grafkerk overdag de allergrootste ontnuchtering kan zijn. Is het dit t zult gij vragen, wanneer gij aandachtig rondkijkt, in hoeken en gaten speurt. Want gij verwacht een kerk, zoo als wij ons nu éénmaal een kerk denken. Gij veronderstelt een zekeren rijkdom, die de uitdrukking van een rechtmatigen eer bied is. Gi; kunt het u niet anders denken, of hier doet een koster behoorlijk zijn werk; hier heerschen niet alleen netheid en orde, maar hier zal gebeden worden met inge togenheid, en hier hangt een sfeer die past bij de heiligheid van dit oord Maar dat zijn de optimistische voorstel lingen van een even vroom als vader- landsch gemoed, die niet het minste over eenkomen met de werkelijkheid. Want er is niets van al dat verwachte, van dat mooie of ook maar nette: het ie 't Oosten, ook binnen dezen tempel. Daar is zelfs niets, dat ook maar smaak vol is in deze kerk. En welk een kerkDe groote, zware deur met haar onmogelijk slot, en een rond luikje daarnaast: „Wat heeft dit te be- teekenen?" „Wel, de zorg voor de kerk is toevertrouwd aan twee Mo hammed aan- sche families, die ze voortdurend bewaken. De eerste van beide heeft de sleutels, maar bezit het recht niet om de deur te ontslui ten; de tweede opent en sluit de deur, maar mag de sleutels niet bewaren. Deze worden door den wachter binnen het ge bouw 's morgens door het ronde luikje, toegereikt aan dengene, die opent. Mee dat gij over den dorpel gegaan zijt, ziet gij links een nis, waar kussens en kleed en liggen: daar hokken de Moham- raedaansche wachters van het heiligdom, liggen er te luieren en te kletsen. Een steenen trap, die door een poort- boog in den muur verdwijnt onder een npchtere lantaarn, is de opgang naar de dubbele kapel van den Golgotha. Daaron der een kapelletje als een krocht. Daar naast een consistoriezaal van de Grieksch- orthodoxe geestelijkheid. Rondgang door de kerk. Maar de kerk? vraagt ge. Gij wüt de kerk binnengaan, en staat hier als in een voorportaal. Maar een portaal is dit" niet. Gij staat al in de kerk zelf. De Grieken hebben den hoofdbeuk verder geheel afge schoten met wanden, die tot de gewelven raken. Daarbinnen zijn zij heer en meester en vieren zij hun liturgische plechtigheden, zonder zich aan andere celebranten aan andere altaren te storen. Drie verschillen de religies doen er 's Zondags op hetzelfde uur hun dienst, en de één overschreeuwt er den ander als opzettelijk. Trouwens de ruimte is zco groot niet. Wij gaan nu links om het afgesloten koor der Grieken heen, door een soort om gang het kapellenkrans. Het is hier pik donker, want alles is er dichtgebouwd of vensterloos. De teekening van dit bouw werk, het grondplan waarop dit werd opge trokken, ontgaat den bezoeker volkomen. Maar even schiet licht in een diepe krocht. Gij kijkt langs een trap in dien kelder neer. Het ziet er alles vochtig-grauw en be schimmeld uit. Het is de krypte van S. Helena, met daarnaast de nis onder de d&t. T-UtsvicU rota, waarin de drie kruisen onder Oon- stantijn's regeering werden weergevonden- Wij vervolgen den ommegang om het koor der Grieken heen, en zien nog andere kapellen, alle gehavend en verschilferd, bleekgrauw en armoedig en vies. De Grie ken hebben hier een zoldering ingebouwd, waarlangs ze in hun koor kunnen afdalen. Nieuwere kolommen staan er tegen oudere pijlers aan, zoodat het gebouw zelf hier meer op een gekalefaterde ruine lijkt, dan op een kunstwerk. Overigens stortte de koepel boven het Grieksohe koor in bij de laatste aardbeving, en ligt er nog maar een tijdelijk planken gewelf. Wij wandelen verder. Een dwaze volks verbeelding heeft dit gedeelte dor kerk ruimte „de gevangenis van Christus" ge noemd. En van de eene spelonk komen we in de andere. Hier staat nu eindelijk ook een roomsch altaar, toegewijd aan Maria Magdalena. Deze ruimte is weer een voorportaal voor een volgende, waarbeen ze langs trappen omhoog gaat: de kapel der Franciscanen, met een sacristie daar bij aansluitend. Nu komen we op onze schreden terug, aan het Magdalena-altaar voorbij, gaan dan tusschen massieve, vierkante pijlers door, en treden nu eindelijk in de ronde ruimte, onder den hoogen koepel, waar Christus inderdaad in het graf werd neer gelegd. Door de ronde opening in den koe pel valt een vloed van daglicht in. Hier kan men zien en de dingen onderscheiden. Al les is er luguber en leelijk. De koepel ver- schilfert, de wanden zijn van een afschu welijke kleur, die geen kleur meer is. Rond om hangen bedroevende schilderijen en zilveren lampen in roode en bruine hulsels om ze schoon te houden. Het is er kil en vochtig. De kalk brokkelt van de achtien plompe pijlers in het ronde, alsof ze me- laatsch waren. De ruwe steenen bodem is glad en glibberig. Van tusschen de pijlers komen vunzige hokken, bergplaatsen, in de heilige ruimte uit, waaronder de kapel der Jacobiters het best te vergelijken valt met een steenkolenbergplaats. Maar onze aandacht wordt hoofdzake lijk getrokken door het gebouwtje in kapel- vorm, dat midden onder den koepel staat. Dit is du® het omhulsel van het heilig Graf. Een gebouwtje met twee kleine ruimten daarin, zooals de begraafplaats beschreven werd in het evangelie, en zoo als er nog andere te Jerusalem bewaard zijn. Maar van de heele oorspronkelijke grafrots is er niets meer over dan wat brokstukken. Wat wij hier in marmer ge bouwd zien, is het kunstproduct dat de menschen daarvoor in de plaats gesteld hebben. En het is zeer leelijk. Pierre Loti noemde het „le grand kio6que de marbre, d un luxe k demi barbare". Nu, in 1810, toen dit kapelletje gemetseld werd, was de smaak niet zeer verfijnd. En de versiering met prulbloemen, met ingepakte kande laars en vetlampjes..Als men hier een moment van geestelijke voldoening wil smaken, moet men de oogen sluiten en de handen tegen de ooren houden. Want tegenover den ingang van deze grafkapel bevindt zich de ingang van het koor de Grieken. En hier zitten nu aldoor een paar wachthoudende Grieksche mon niken of popen te. kletsen. Het is waar, dat de zuiderlingen heel wat meer stoor nis kunnen velen dan wij. Maar de kako fonie die hier kan heerschen,. wordt soms onmenschelijk. Achter het graf ka pellet je hebben de Kopten een altaar geplaatst. Terwijl deze daar hun lamentaties afdreunen, zingen de Grieken rechts en janken de Syrische Ja cobiters. Onderwijl loopen kinderen door de kerk te spelen, glijden uit op den glad den vloer en blèren om het hardst. Een gids verklaart zonder eerbied een groep van gapende en fotografeerende toeristen wat er te koop is. Monniken schuren de koperen lampen, die met zware kettingen omhoog geheschen worden. De bedienaars en kosters der verschillende riten kijken elkander aan, alsof ze elkaar willen aan vliegen. Het eene uur hebben de Francis canen de zeggingschap over het Heilig Graf en het andere uur de Grieken, of wat weet ik veel. Ik moet omhoog zien, of die koepel het vandaag nog wel houdt. En wat zal er gebeuren, als die morgen invalt? Ja, dat weet niemand. Want alles gaat hier volgens vastomschreven rechten. Maar niemand mag aan die eventueele pui- nen raken, als hij daarop geen geschreven recht kan laten gelden. Om die rechten kracht bij te zeten, gebruikte men hier wel eens vuisten en kandelaars. Een kerk als deze begrijpt men zoo maar niet in een ommezien. En eigenlijk is zij een wereldraadsel. Maar om er iet® van te begrijpen moet men inzicht hebben in haar geschiedenis. Ik zal trachten u dat ver haal te doen. Het is belangrijk op zich zelf en boeiend als een roman. Maar er komen daarbij ook gewichtige vragen ter beant woording: is het H. Kruis, dat Helena vond, het ware Kruis van Christus? Is de plaats van Golgotha en het H. Graf inder daad authentiek? BROEDERS-CONSREGATIE 0.L.VR0UW VAN VII SMARTEN NOVICIAAT JUVENAAT VOORHOUT MISSIE IN CHINA «57 Opleiding vanaf 12 jaar voor jongens die neiging gevoelen om Broeder te worden in verschillende ambachten bij het Lager On derwijs en Nijverheidsonderwijs. Kost- en leergeld nader overeen te komen. Prospectus wordt gratis op aanvrage toe gezonden IMTERPAROCHIEELE ADOLF KOLPING. xxvii. Dat de geestelijkheid met het stichten van Gezellenvereenigingen was ingenomen spreekt voor zich. Hoe de burgerij er tegen over stond is ook gemakkelijk te begrijpen uit het enthousiaste aanpakken en meele ven. En de regeering, de burgerlijke over heid? Den 19en Sept. 1855 ontving Praeses Mayer te München van Koning Maximiliaan het volgend, eigenhandig schrijven: „Met voldoening heb ik van den tijdigen en zegenrijken invloed der Gezellenhuizen op de verheffing van den handwerkstand tot dusverre kennis genomen. Ter bevorde ring van zoo schoone nuttige pogingen ge voel ik mij bewogen aan het door mij van rechtspersoonlijkheid voorziene katholieke Gezellenhuis van München een kapitaal van 10 m. FL (tienduizend guldenuit mijn kabinetskas uit te keeren. Mijn hofsecreta- ris zal order ontvangen deze som aan het bestuur van genoemde instelling ter be schikking te stellen" Berchtesgaden, 19 Sept. 1855. (w.g.) Max. Meesterlijk was Kolping in zijn toespra ken en raak zette hij uiteen, hoe een der hoofdtrekken van zijn vereeniging was: de opbouw van het christelijk huisgezin. Uit zijn rede te München stippen wij aan: „Alles moet toch eindelijk betaald wor den in de wereld en in de huwelijksstaat de schulden die men voor het huwelijk ge maakt heeft. Daar moeten veel dingen beter worden en het zou er slecht uitzien, als het niet beter worden kon. Wie vrouw en kin deren liefheeft, die blijft thuis; en die goed is geweest in zijn jeugd en geen nuttelooze kennis heeft aangeknoopt, die is in staat een mensch te beminnen als een christen. Daarop moeten wij het oog vestigen in de Gez. Ver. en geen goede woorden sparen, opdat die ongelukkige minnarijen ophou den, die óp niets anders uitloopen dan op ellende. Gij moet bedenken wat het is, te huwen en een familie in de wereld te vesti gen. Het leven is geen blijspel, dat met de bruiloft eindigt. Neen, te vaak beschouwt men het zoo en daarom komt er al te gauw met veel tobben een schrikkelijk drama van. Wij willen met onze organisatie de jonge mannen weer goed maken, hen brengen tot positief levensgeluk, hen vooral brengen tot die groote en schoone taak van hoofd in het christelijk huisgezin". Al te vaak wordt het bovenstaande over het hoofd gezien en toch is het juist een der edelste trekken van Kolping's werk. Zoo vaak hoort men tegenwoordig klagen, dat ook wij, katholieken, te veel letten op uiter lijkheden, den jongen menschen leerend al wat goed lijkt, zonder meer. Het moge zoo zijn in sommige katholieke organisaties, maar in de Gez. Ver. is het zoo niet! Dat heeft Kolping nooit bedoeld. Zelf sprak hij: „Wij moeten eerst zorgen voor christen- menschén". Zoo sterk is deze gedachte in Kolping's organisatie, dat pater Biesta O.P. onlangs schreef: Allereerst voor christenen gezorgd; hebben we dien, dan gezorgd voor organi- satie-menschen. En zeker niet andersom, want dan mislukt het altijd 1 Vooral in dezen zorgvollen tijd praten zoo veel menschen over verbetering in de maat schappij. Maar helaas, bij alle critiek wordt zoo vaak vergeten het woord van onzen H. Vader, dat we eerst zelf beter moeten wor den en dat hersteld moet worden die kleine maatschappij, het huisgezin. De idee van Kolping: de zorg voor echt katholieke huisvaders, waardoor het huis gezin in er hersteld zal worden, is onge twijfeld van beteekenis. Want het is een feit, de pijlers der maatschappij zijn de huisgezinnen. S. M. DE NACHT VAN STIL GEBED. In het duister van den nacht snellen de treinen voorwaarts en ziet men niets an ders dan rijen verlichte vensters. Ze sui zen door de donkerte zooals ze iederen dag en nacht voortstuwen in snellen gang. Maar toch is er ditmaal meer drukte en loopen er meer treinen in de richting van de Amstelstad, treinen vol met mannen, met zwijgende, Róomsche mannen. 't Is de nacht der „Stil'e Ommegang"., 't Is de nacht, waarin de mannen van Boomsch Nederland opgaan ter beêvaart in de „Heilige Stede". 't Is de nacht, waarin door stil gebed aan God wordt vergoedt, wat een moderne wereld Hem ontnam: de lof, de eer, de glorie 't Is de nacht, waarin uit duizenden har ten de bede klinkt, dat de el'ende van de zen tijd spoedig moge voorbijgaan. 't Is de nacht, waarin de Zon der H. Eucharistie schijnt in vollen glans en in de harten een liefdevuur ontsteekt. O wond're nacht van diepe, heilige ziels ontroering! O Amsterdam, wat zijt gij ver heven; want door uwe straten trekt telken jare een groote schare Christenmannen; in uw midden hebt gij een plek, vol van hei lige wijding. Wij gaan op naar de lichtstad om te bid den en de bekroning zal zijn: God met ons, God in ons en daardoor ook de vrede en het geluk. Trekt op, trekt op, gij Kolping's xone' Trekt naar Jesus' heilige wone. Looft en prijst Hem in Zijn woning, Eert in stil gebed uw Koning 1 SEVER US. STUDIECLUB „ST. PETRUS CANISIUS". Zondag jJ. hield bovengenoemde Onder- afdeel ing een excursie naar de Hoogland- sche kerk. Trots de buitengewoon koude wind na men toch nog 15 gezeden deel aan deze in teressante excursie en onder kundige lei ding van den koster hebben zij vele be zienswaardigheden te zien gekregen. Aller eerst noemen wij den machtigen indruk welke zulk 'n massaal gebouw maakt, de enorme afmetingen en kolossale hoogte. Hoewel nooit geheel afgebouwd, is met m.i.z. toch de grootste kerk hier ter stede. En wat bouwtrant betreft, welke gothiek is, ook een der mooiste. Maar zoo als aan elk oud gebouw moet ook hier steeds ge repareerd worden. Zoo vertelde onze ge leider, dat hij in de 15 jaren dat hij er kos ter is. nog nooit zonder werklui heeft ge zeten. Juist als in de Pieterskerk is ook hier maar een klein gedeelte van de kerk in gebruik, wat zoo zonder een enkele ver siering een koude indruk maakt. En ik kan mij dan ook best indenken, dat dit weinig aanmoedigt tot bidden. De betimmering, welke het middenge deelte van het buiten gebruik zijnde ge deelte afscheidt is nog geheel gaaf en da teert uit de 17de eeuw. Dit is geheel met den hand bewerkt evenals de 2 groote on- i geveer 30 c.M. dikke deuren in de twee kruisarmen. Zooals gewoonlijk in oude ker ken ziet men ook hier de geheele opper vlakte der kerk belegen met groote graf- steenen. Na de bezichtiging van nog 2 kleine ka mertjes behoorde ook deze excursie weder tot het verleden en verlieten allen dit monumentale bouwwerk onder den indruk van het gehoorde. Ten tweede male kwam de studieclub deze week Dinsdagavond bijeen. Maar thans niet om iets te zien, maar nu om te hooren. Na de gebruikelijke opening en voorle zing der notulen werd het woord gegeven aan onzen 2en voorzitter, den heer St. Menken, welke ons vergastte op een cau serie over Kan. Dr. van Tichelen, den alom bekenden Vlaamschen priester-schrij ver. En spreker stelt hem aan ons voor door een juiste persoonsbeschrijving. En dan krijgt men den indruk dat deze ge leerde en hoogvereerde priester niet de ernst heeft, welke hem door zijn hooge functies zou toeschrijven. Integendeel door al zijn werken loopt een humoristische draad. Deze groote Vlaming werd geboren in een stadje in Vlaanderen, als zoon van een smid. Daartoe werd hij zelf ook opgeleid. Maar Gods voorzienigheid had anders be schikt en gebruikte daarvoor de pastoor en z'n onderwijzer, welke zijn dorst naar wetenschap kennende, er bij zijn ouders op aandrongen hem verder te laten leeren. Een van zijn eerste onderwijzers op het Seminarie was de tegenwoordige grootvi caris Jansen. En in Leuven was zijn voor naamste leermeester Kardinaal Mercier z.g. Maar het was eerst in Jeruzalem, dat in hem het schrijftalent zich ontwikkelde. In 1908, toen hij onder-pastoor was in een der kerken van Brussel, zag zijn eerste geesteskind het licht, hetwelk spoedig door vele grootere en kleinere zou gevolgt wor den. Hoe goed moet deze priester gevoeld hebben het tekort aan goede Vlaamsche lectuur, gezien de vele pennevruchten van zijn hand, verschenen in het tijdschrift „De Boer", die met graagte gelezen wor den. Hoe deze geleerde nog tijd heeft kun nen vinden om nog eenige grootere wer ken te schrijven, is ons onbegrijpelijk. Maar gehoord de schitterende recensies zooals van weinig schrijvers misschien gescreven, dwingt hij ons nog meer eerbied af. Zijn meest bekende werken zijn wel „St. Paulus" en ,,'t Zonnige jaar" en „Haantje op de Toren", terwijl binnenkort nog een mooi werk van dezen talentvolle schrijver verwacht wordt over „De Oud vaders". De spreker mocht een krachtig applaus en een dankwoord van den Praeses in ont vangst nemen. Alvorens verder te gaan met het afwer ken der agenda werd aan elk der aanwe zigen een klein sigaartje aangeboden. Ver volgens werd door den penningmeester nog in herinnering gebracht, dat er Vanaf he den gelegenheid is tot sparen voor de' Pinkster-excursie. Niets meer aan de orde zijnde, wordt deze vergadering na rondvraag op de ge bruikelijke wijze gesloten. W. NICOLAI, Secr. KEGELCLUB „DE POEDELAARS"* De leden van deze club trokken j.l. Za terdag naar Amsterdam om in een „friend ly game" de Kegelclubs der Amsterdam- sche Gehuwden en Gezellen aan de Stad houderskade te ontmoeten. Gespeeld werd op 2 banen en de uitslag werd als volgt: 1. „De Gezellen", Amsterdam 283 punten 2. „Kolpingszonen" Amsterdam 259 p.; 3. „Onderling Genoegen" Amsterdam 236 p. 4. „De Poedelaars" I, Leiden 175 p.; 2. „De Poedelaars" II, Leiden 161 p.; terwijl de onderlinge stand der onzen als volgt was: J. Lamboo 52 punten; W. Rijsbergen 45 p.; L. Paddenburg 38 p.; W. v. Hoorn 36 p.; C. Barendse 31 p.; Alb. Vreeburg 30 p.; 5. Theelen 26 p.; L. Groffie 25 p.; G. v. Hoorn 23 p.; Blinde speler 30 p., gemid delde van 4 spelers van II. Na afloop reikte de Centraal Praeses, Rector v. Galen, met een toepasselijk woord den verspeelden prijs aan „De Ge zellen" uit en hoopte, dat bij oen tegenbe zoek aan Leiden de Amsterdammers ook eens de meerderheid van hun gasten moch ten ondervinden. Ondanks de nederlaag een genoegelijk uitstapje

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 5