DE VELE KLEUREN VAN GROOT-JERUSALEM UIT DE OMGEVING WOENSDAG 17 FEBRUARI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 Dienstregeling Leiden—Utrecht en omgekeerd door Dr. FELIX RUTTEN. DE AANWAS DER JOODSCHE BEVOLKING. Daar i6 wel geen sta<j in de wereld die in haar geheelheid genomen, zoo ont stellend werkt op den vreemden bezoeker, als van 00.500 inwoners toch betrekkelijk klein is van omvang. Maar juist om dezen geringen omvang kan men ze des te lich ter omvademen. Welk een kaleidoscoop echter, wanneer men alleen al maar de kleuren van haar bewoners betracht. Maar vooral door hun onderscheiden godsdien sten doen zich hier de verschillende naties kennen. Dit is overal anders, en nergens zoo erg als hier. Amsterdam b.v. is in de Jordaan zoo goed als overal een Hollandsche stad. Maar Jerusalem is in elk van zijn wijken anders: en men vraagt zich telkene af, waar nu wel het echte, het eigenlijke is? Men zal dit in géén Grieksche of in geen Duitsche kolonie zoeken, noch bij de Kopten in hun cellen, die als holen zijn, noch bij de Abessiniërs, op dezen bodem uitgesproken vreemdelingen. Ook het mo- dern-Europeescheis het echte Jerusalem niet, zoo mm ale, dat der van elders geko men Sionisten. Maar is het dan de Arabi sche stad? Is het dan het Mahomedaan- eche? Wij zien met verwondering en vaak met ontsteltenis de tallooze menschensoorten aan, en deze verwarrende wemeling der rassen. De Europeesch gekleedo Arabieren lijken er even talrijk als de schilderachtig in hun bonte burnous geplooide boeren en Bedoeinen, venters en lastdragers, sjouwers en bedelaarB. Deze geven de stad haar Oostersch voorkomen, haar vreemde tint. Wij staren naar de ongeloofelijke lasten, die deze menscben op hun rug versjouwen, las ten, die ze met touwen om hun voorhoofd sjorren. Hier hurken ze in hun lompen langs den weg, daar zitten ze op de stoep voor een kroeg hun „nargileh" te rooken. Daar bolderen ze in een slijkkoetsje voorbij, of op den rug va-n een ezel. Ze luieren en lan terfanten, venten of vragen. Maar ik kan niet vinden, dat ze kwaadaardig uit hun donkere oogen zien. Soms zijn ze zeer mooi. Maar zelfs als ze hooghartig voorbijgaan, zonder de omgeving ook maar één blik te gunnen, missen ze de pracht van houding, die ik vroeger in Algiers bewonderde. Rijke voornaamheid, als b.v. te Tunis, die haar met zijde gevoerde gewaden over straat laat Bleepen, heb ik hier nog niet bewonderd. Het is een sjofel en verruwd volk. Ruw is de taal, zooals die in hun heesche keelen rochelt. En als ze elkaar begroeten, de hand aan het voorhoofd, of de hand van den an der eerst aan het hoofd en dan aan de lip pen brengend, vind ik noch gratie, noch sierlijkheid, als in de Fransche kolonies van Afrika, in deze, toch zoo zinrijke gebaren van de bevolking van hier. Maar hoog op gericht, recht van houding, staan hun vrou wen voor je, met hun bjauw-getatoueerd ge laat; daar zij dit loopen, die houding, aan nemen om het dragen der lasten, pakken en kruiken en korven, dat altijd op het hoofd gebeurt, en waarvoor de mannen zich te goed houden. Maar andere schoonheid is dezen zoo vroeg reeds afgebeulden vrouwen vreemd. Misschien is 't maar goed, dat ook vele gesluierd gaan. En daarnaast verbaas ik mij over de vele negers, die ik hier zie, Ethiopiërs en mis schien wel Soedaneezen. Alle rassen van bleek-geel tot pikzwart zijn hier vertegen woordigd, m grooter mate dan in welke havenstad: bedrijvige bedillers, klagende blinden, sjouwers en sjacheraars, vergrijsde en beverige oudjes en dartele jongens, boodschappen-loopers, die met groote bie zen manden op hun mg om de koopers heenspringen, en dribbelen op bloote voeten die wel nimmer water zien. Is dit de eigenlijke bevolking van Jeru salem Maar ook lijkt de heilige Stad een stad van paters en nonnen. Het zou gemakkelijker vallen, de orden te noemen die hier ontbreken, dan op te som men wie er zijn. Men heeft Jerusalem het Ba-bel der religies genoemd: eiken gods dienst en ritus ziet men er vertegenwoor digd door zijn bedienaren. Aanvankelijk is het een vreemd gezicht, er bruine of zwarte paters op straat te zien gaan, met tropen helmen en witte zonneschermen. Alle hoofd deksels zijn er gangbaar en alle pijen heb ben er burgerrecht. Maar dan zijn er de „popen" en monniken der Grieksche kerk, met hun lange talaren, hun wijde mouwen en zwarte hoofddeksels, al de priesters der verscheiden riten, schismatieken en katho lieken, en de altijd weer zoo opmerkelijk zwarte Abessiniërs, hoog en trotsch in hun zwart priestergewaad. En al die bedienaren der tallooze heiligdommen, en al de levieten die zij in hun seminaries opleiden, dragen volle baarden. In 't oosten zou een priester zender baard wel nauwelijks een man zijn. In oude kloosters was een baard eenvoudig een noodzakelijke voorwaarde om opgeno men te worden. Geven de godsdienstige instituten deze 6tad haar karakter niet? Gedeeltelijk natuurlijk wel, zoo goed als de Moslims in hun schilderachtigheid, de fellahs met hun kemels en kudden van zwarte geiten, of de Bedoeïnen in hun ar melijke smerigheid. Maar de statistieken spreken heel anders. Mahommedanen zijn er volgens de laatste volkstelling van het eind van 1931 ongeveer zooveel als christenen: noch de eene, noch de andere volkssoort haalt het cijfer 20.000 Voor de christenen, waartoe dus Latijnen en Scbismatieken gerekend worden, zijn de bewoners van scholen en kloosters en der gelijke instituten meegerekend. De Roomsch-Katholieken, die voor heel Jeruza lem maar één parochie vormen, tellen nog geen 5000 zielen. Daar is dan ook nog een derde volks groep, die zooals uit het voorgaande al blijkt, in de Heilige Stad de meerderheid vormt. En dat zijn de Joden. Toch vallen de Joden in Jeruzalem niet bizonder op. Er zijn namelijk twee soorten van Joden duidelijk te onderkennen. Daar zijn vooreerst de rabbit die men Vrijdagsavonds verzaraold vindt bij den Klaagmuur. Het zijn de schilderachtige ver tegenwoordigers van een oud ras. Die ziet men even goed op straat tusschen de me nigte, zelf altijd in het zwart, inet hang- krullen langs het gezicht, met bleeke wan gen en verwarde baarden, met bondwerk om den breed-geranden hoed. Als zij echte rabbijnen zijn, met bontjassen en soms ook tabbaarden van kleurig fluweel. Het zijn ty pen, die Shakespeare aantrokken en waar op Rembrandt ons vergastte, tronies die op de teakenstift van Herman Moerkerk wachten. Het zijn de Joden, zooals men die aantreft in de Slavische landen, de Joden met den tragischen trek om den mond. en dien gang alsof zij nog altijd door het woes tijnzand schreden: de vertegenwoordigers van het oude volk, die hun beschrijvers von den in Heyermans ten onzent en de gebroe ders Tharaud in Frankrijk, die onder een tragische schaduw voortleven alsof het de schaduw der Ghetto's was. Maar naast deze bergt Jerusalem andere Joden van heel verschillend voorkomen: en het kan zijn, dat deze het evangelie van Marx boven den Talmud verkiezen. Deze hebben iets Amerikaansch in hun voorko men en doen evengoed aan Duitsohe „W«an- derburschen" denken. Zij dragen Schiller hemden en rijbroeken, laarzen of sportkou sen. Zij loopen blootshoofd of in leeren jekkers. Zij komen op de fiets naar de stad, maar zien er evenmin tegen op, om uren ver langs de wegen te tippelen. Zij komen niet alleen uit de Sionistische kolonies, maar leven hier ook bij duizenden in de voorsteden. Zij vormen het nieuwe element in de bevolking, en brachten er, behalve hun Far-West-manieren, ook de energie van een wakker Europa heen, en den wil om zich een draaglijk bestaan te scheppen in dit slapend Oosten. Het zijn de man nen van de bewuste daad en van den dag van morgen. Ik zal niet beweren, dat zij niet óók een keer bij den Klaagmuur staan hebben en er over Israël jammerden. Maar zeker zijn deze ervan overtuigd, dat er meer te halen is uit hun levende knuis ten, dan uit die doode steenen. Deze nu hebben door hun groeiend aan tal de meerderheid gekregen in de bevol king van Jerusalem, met haar totaalcijfer van 90.500 zielen. In 1922 telde de hoofdstad 33.971 in 1931 echter 51.416 Joden. Tegenover de 45.3 pet. van toen, tellen zij er nu dus 56.9 pet. van het geheel. Hierbij drukt de Jood- sche „Agence" het vermoeden uit, dat vele Oriëntaalsche Joden, die hier leven, niet eens meegeteld werden 1 In de gezamenlijke drie en twintig ste den van Palestina, leefden in 1922 naar schatting 68.622 Joden. Dit getal klom voor het laatste jaar tot 128.541. Maar grooter dan m de steden, is de toename der Jood- sche bevolking op het platteland, die steeg van 15.172 (1922) tot 46.465 (1931). Tegenover een totaalcijfer van 83.794 Joden voor-1922, staat voor thans een totaal van 175.006; en daarbij wordt opgemekrt, dat dit cijfer waarschijnlijk nog hooger moet zijn, daar veel Oriëntaalsche Joden hier geen vast verblijf hebben en rondtrekken door Pa lestina, en andere hun naam niet opgeven om politieke redenen, behalve nog diege nen, die in 't buitenland studeeren of niet als Joden geboekt willen staan. Daarbij wordt ook nog in het licht gesteld, dat de toename der Joodsche bevolking lang niet in dezelfde mate heeft plaats gehad als die van de steden Tel Aviv en Haifa. Lu Tel Avuv, in Tiberias en in Jerusalem heb ben de Joden nu de meerderheid. Opmerkelijk is dit allee zeker, wanneer men bedenkt, dat er voor Jerusalem nog maar sinds betrekkelijk korten tijd van een Joodsohe bevolking sprake kan zijnJ De strijders van den eersten kruistocht verjoe gen de Joden uit de H. Stad tot den laat- sten man. Daarna waren ze er nauwelijks geduld, en nog is het geen Jood geoorloofd een voet binnen de H. Grafkerk te zetten. In 1130 waren zij er in getale van 200. Toen zij omtrent 1200 in Frankrijk en Engeland vervolgd werden, kwamen er een 300 rab bi's vandaar, om zich in Jerusalem te ves tigen; een twintig jaar later kochten ze een vroegere kruisvaarderskerk van de Ma- homedanen. Na de Jodenvervolging in Spanje van 1493 kwam er weer een nieuwe aanwas, en deze Spaansohe Joden konden het beter vinden met de Moslims dan hun gelooisgenooten uit de Duitsche Landen en' uit het Uosteu. Maar zoolang de Turken hier baas waren, heette het schipperen en uithouden. De Joden bleven hier het uit schot der bevolking, en de wijk waar zij mochten wonen, was de ellendigste en de ongezondste der stad. Er bleef hier iets van het gevoel, waarmee de soldaten van Titus een schild hadden geplaatst bij de pumen van Jerusalem, dat een zwijnskop vertoonde, als een beschimping en smaad van het overwonnen volk. En zelfs de Ma- homedanen, die uit eerbied voor den Christus niet golooven, .dat deze groote „profeet" inderdaad zou gekruisigd zijn, maar aannemen dat Simon van Cyrene m Leiden Y. t bAb 6.40 t 6-45 7.33 9.00 10.12 11.26 12.14 12.34 S 13.40 S 15.13 16.15 Ë>17-41 18.56 20.41 21.12 22.58 Hazerawoudo-K. V. C 5.58 6.62 cs door a 7.47 9.12 door door door 1 12.47 IP door <s° door 16.27 door door 20.53 door 23.10 Alphen a/d Rjjn V. 3 6.OS n 7.00 m 7.03 3 7.56 9.20 10.28 11.42 12.31 N 12.54 3 13.56 3 15.31 16.35 17.58 19.12 21.01 21.30 23.18 Zwemmerdam V. o 6.17 7.09 door 8.06 9.30 door door 12.89 14.06 15.40 16.44 o door door 21.11 21.39 23.27 Bodegraven V. 6.24 7.14 7.16 f 8.14 9.86 10.40 11.53 12.45 -o f 14.12 15.46 16.50 18.09 19.24 21.19 21.44 23.83 Waarder V. 6.32 N 7.21 o" door §•8.23 door door door door C" 14.20 o* door 16.58 door door 21.27 door W oerden A. a 6.40 o 7.28 a 7.28 a 8.31 9.48 10.51 12.05 12.57 c 14.28 a 15.58 17.06 a 18 21 19.35 21.35 23.46 V. 6.48 g 7.35 2 7.35 2 8.41 9.52 10.53 12.09 13.04 o 2 14.36 2 15.59 17.07 2 18.23 19.42 21.41 23.48 Utrecht A. 5 7.04 7.51 •4 3 7.51 9.04 10.09 11.10 12.25 13.20 14.55 16.21 17.23 18.39 19.58 21.57 0.07 Ingaande 22 Mei 1932 Naar wij in „Spoor- en Tramwegen" lezen, ligt het in het voornemen om met de aanstaande nieuwe dienstregeling van 22 Mei 1932 wederom een uitbreiding te geven aan het aantal treinen LeidonW oerden v.v., waardoor een belangrijke ver betering wordt gebracht in het verkeer van en naar Leiden, Alphen aan den Rijn en Bodegraven naar en van Utrecht. De Dienstregeling is ontworpen ale volgt: LEIDEN—UTRECHT UTRECHT—LEIDEN v. W aarder A. Bodegraven A. Zwauimerdam A. Alphen a. d. Rijn A. Hazerswoudo A. Leiden A. g 5.18 6.45 g 7.38 8.58 10.39 12.04 13.10 14.47 c 16.20 g 17.12 17.27 18.13 19.11 20.36 22.52 SF 5.35 7.00 £>7.63 9.13 10.54 12.19 13.34 15.03 16.35 18.36 19.25 20:51 23.07 3 5.37 3 7.04 3 7.59 9.20 11.04 12.27 13.44 15.04 3 16.36 3 17.32 18.38 19.46 20.58 23.15 5 6.44 'Z door Z 8.06 door 11.11 12.34 door door f* door o door 18.45 door 21.06 23.22 5.52 7.16 8.14 9.32 11.20 12.42 13.56 15.15 (f 16.47 17.43 18.53 19.57 21.14 22.23 23.30 §•5.59 7.24 §•8.21 9.41 11.2(5 12.49 14.03 door door 17.49 19.00 door 21.22 22.29 door =a 6.08 g 7.34 g 8-29 9.03 9.50 11.38 12.58 14.13 15.27 a 16.59 e 17.58 19.09 20.09 21.30 22.38 23.48 S. door 7.44 door 9.09 9.59 door 1306 door door door o door 19.18 door 21.40 door door 3 6.26 7.58 3 8.47 9.23 10.12 11.57 13.18 14.30 15.45 <1 17.16 18.16 19.31 20.28 21.54 22.56 24.00 TWEEDE KAMER. De voorzitter deelt mede, dat een wetsvoorstel is ingekomen van de Vrijz. Dem. fractie, houdende maatregelen in zake loopende paohtcontracten. De heer Wijnkoop (C.P.) vraagt ver lof te mogen interpelleeren over een vreemd, sterfgeval in het jongenshuia St. Jan te Soest, welk sterfgeval plaats had op 20 Sept. j.l. Op het verzoek zal heden worden beslist. HET KORTINGSWETJE. Aan de orde ia het wetsontwerp: Tijde lijke korting op de uitkeeringen uit het gemeentefonds aan gemeenten. Een felle tegenstander. -0 De heer G o s e 1 i n g (R.K.) betoogt, dat er geen verband bestaat tusschen de uitgaven van het gemeentefonds en de ge meentelijke salarissen. De regeering zegt, dat zij er niet aan denkt, in te grijpen in de salarispolitiek der gemeenten. Maar pr-actisch komt het toch hierop neer, dat de centrale Rijks- regeering beslist of de salarissen der ge meenten worden gekort of niet. Spreaer noemt dit een eenzijdige besparingsdrang. Hij ontkent niet, dat verscheidene gemeen ten sterk bezuinigen.moeten, maar men be hoeft niet voorop te stellen, dat de sala rissen moeten worden verlaagd. Deze een zijdige besparingsdrang leidt tot groote onbillijkheden. Spr. vreest, dat deze rege ling met zal bevorderen de noodzakelijke samen werking der organen van den Staat. Het verband met de uitkeering aan de pro vincies lijkt spr. heelemaal zoek. De doel stelling der regeering is eenzijdig en de middelen die zij toepast deugen met. Dezen maatregel kan spr. niet aanvaar den, ook met, als noodwet. Wanneer er groote noodzaak zou zijn, zou art. 126 der Ambtenarenwet toepassing kunnen vinden. Nog een tegenstander. De heer Marchant (V.D.) noemt het middel van de regeering om tot loonsver laging te komen ondeugdelijk en politiek ongewenscht. De bedoeling van dit ontwerp is geens zins de Rijkskas te versterken, maar al leen een vermeende onbillijkheid weg te nemen ten opzichte van de rijksambtena ren, die in hun salaris gekort zijn. De ie- geering beoordeelt, of de salarissen der gemeenten kunnen worden verhoogd. Kan dat met, dan worden de uitkeeringen ook niet gekort. Maar diezelfde gemeenten kunnen op ander gebied met het geld heb ben gesmeten 1 De wet bemoeit zich dan ook met met de gemeentelijke huishouding in 't algemeen, maar alleen met de sala rissen. Het ontwerp is niets anders dan een sa- lanswet. De vraag of deze regeling rede lijk is of niet, heeft de regeermg buiten beschouwing gelaten. Wanneer er herstel van Gemeentelijk geleid noodig is, dkn moet dat gezocht worden in het begroo- tingsbeleid, met met deze regeling. De eerstbedoelde methode is echter niet zoo gemakkelijk, omdat daarbij gemotiveerd moet worden. Mogelijk is zij echter wel. Spr. wijst vervolgens op de groote on zekerheid, die een dergelijke korting me debrengt voor het gemeentelijk en provin ciaal beleid. Wanneer gemeenten minder dan 40 opcenten heffen, worden zij gekort. Dit kan een straf zijn voor zuinig beheer. Ten slotte gelooft spr., dat het ontwerp de gemeentelijke autonomie aantast. Hij hoopt, dat de Kamer bet ontwerp niet zal aanvaarden. Oók overwegend bezwaar. De heer v. V u u r e n (R.K.) heeft er nooit aan gedacht, dat na twee jaar de Zijn plaats aan het kruis werd geslagen, vergaven het den Joden toch niet, dat zij den Messias bij Pilatus hadden aange klaagd. Een opflikkering van den ouden haat waren hier de Jodenmoorden van 1929. Maar met de toename der Joodsche bevol king, onder de vlag van het Sionisme, schijnt Jerusalem een andere toekomst te gemoet te gaan. Tegenover alle redenee ringen blijft hier het laatste woord aan de nuchtere cijfers: de opgave van de laatste volkstelling is als officieel door het En- gelsch bestuur meegedeeld. bedragen, voor 5 jaren vastgesteld ter uit keering aan de gemeenten, weer zonden worden gewijzigd. Ook de minister zal daaraan oorspron kelijk niet gedacht hebben. In het licht van deze omstandigheden echter is het ont werp niet onlogisch, omdat die tijdsom standigheden de grondslagen van de ge meentefondsbelasting hebben aangetast. Het ongeluk heeft gewild dat het jaar van het ontstaan der nieuwe financieel© rege ling tevens het geboortejaar der crisis was. Een groot bezwaar is echter, dat de ge meenten niet op gelijken voet behandeld worden. Beter ware het geweest, als de minister de korting had laten afhangen van den totalen belastingdruk in een ge meente en niet van den druk van één be lasting. Reeds dit is voor spr. een overwe gend bezwaar. Zeer groote bedenkingen van antirev. zijde. De heer De Wilde (ar.) heeft zeer groote bedenkingen tegen het wetsont werp. In haar financieel beleid wil spr. de regeering steunen, maar hij zou zich ge weid moeten aandoen om dien steun ook hier te verleenen. De wet op de ïinan- cieele verhouding mag, naar spr. meent, niet worden misbruikt op deze manier. Bij de totstandkoming dier wet is uitdrukke lijk vastgesteld, dat die wet geen invloed hoegenaamd zou uitoeienen op de auto nomie der gemeente. Nauwelijks is de wet in werking getre den, of een wijziging wordt voorgesteld, die de autonomie een deuk geeft. De vrij heid der gemeenten wordt gekort door ü- nancieele pressie. De regeering zet hier den wagen op een verkeerd spoor. Hier doet zich een precedent voor, dat verstrek kende gevolgen kan hebben. De gemeentelijke autonomie is voor spr. geen heilig huisje, maar die autonomie mag nooit aangetast worden door middel van financieeie pressie dcor het Rijk. üp deze wijze zou het Rijk allen mogelijken invloed kunnen uitoefenen op bepaalde uitgaven van gemeenten. Wanneer Amsterdam de salarissen niet kort, ontvangt het 1.2 mü- hoen minder. Kort Amsterdam de salaris sen wei, dan wordt de uitkeering met ge kort. Dat scheelt dus 2.4 miiüoen. Kan de regeering nu volhouden, dat zij geen dwang uitoefent? Spr. gelooft niet, dat zijn bezwaren door amendementen zijn weg te nemen. Z.i. is het niet mogelijk, op dezen zieken wortel een boom te laten groeien, die vruoiiteu zai afwerpen. Een Chr. Hist, voorstander. De heer Rutgers, v. Rozenburg (C.-H.) meent, dat men hier met te veel den nadruk moet leggen op de gemeentelij ke autonomie. Deze autouoime is reeds in de Grondwet zeer beperkt. Wat hét doel betreft, het moge met geweest zijn, de ge meenten te dwingen, haar salarissen te ver lagen," practisch is het resultaat daarvan wel dusdanig. Dp indirecte wijze dwingt het tot salarisverlaging. Aan den amieren kant is er ook bezwaar tegen, de uitkeerin gen op dezen voet nog vier jaren te doen voortduren, immers blijven de gemeenten dan op een te grooten voet leven. Het is dan over vier jaar uiterst moeilijk, een grooten sprong naar beneden te doen. Alvorens zijn stem te bepalen, zal spr. gaarne vernemen of de minister het ver band met de salarissen kan loslaten. S.D.A.P. bestrijdt De heer v. d. Tempel (S.D.) bestrijdt het ontwerp en herinnert er aan, dat iede re spreker net ongeoorloofde heeft ingezien van net leggen van verband tusschen de sa larissen en de uitkeering uit het Gemeente fonds. bpr. acht het ontoelaatbaar op deze ruwe wijze in te grijpen in het beleid der ge meenten. Het precedent is hier zeer ge vaarlijk. Wordt een eerste stap gezet, dan zai iedere rem in de toekomst ontbreken. De gemeenten zullen volstrekt afhankelijk worden van het mzicht der regeering, d.w.z. van eemge rijksambtenaren. Ten slote vraagt spr. of de regeering ad vies heeft ingewonnen van de commissie van advies voor de gemeente-financiën, en, zoo ja, of de minister dan dit haar advies wil publiceeren. Een liberaal, die tevreden is. De heer Bierema (V.B.) merkt op, dat nooit de belofte is gedaan, dat de uit keering aan de gemeenten nooit zou wor den verminderd. Alleen op utiliteitsgj ou den is twee jaar geleden het bedrag vast gelegd voor vijf jaar. bpr. ontkent dus niet, dat op de uitkeeringen kan worden ge kort; hij acht dit niet onredelijk en ook keurt hij het goed, dat deze regeling is ge kozen, omdat een uniforme korting vele gemeenten in moeilijkheden zou heDben gebracht. De bezwaren tegen het aantas ten der autonomie acht spr. overdreven. Hij sluit zich te dien aanzien aan bij het staud- punt van den heer Rutgers v. Rozenburg. Verschillende gemeenten wachten op do totstandkoming van dit wetje. Dit is een aanbeveling voor het wetsontwerp, bpr. sluit zich geheel aan ben de toelichting en gelooft, dat van de ambtenaren geen groot offer gevraagd wordt, in andere landen moeten de ambtenaren veel meer bloeden. De daling van hun salaris, die het gevolg kan zijn van dit ontwerp, wordt volkomen geoompenseerd door de daling van het ïn- oexcijter gedurende het laatste kwartaaL Een tevreden anti-revolutionair. De heer Smeenk (A.R.) betoogt, dat veel onbillijke critiek op de gemeentebe sturen is uiigeoeiend. Wat het ontwerp be treft, moet toegegeven worden, dat eeni- ge korting op de uitkeeringen niet zoo on redelijk is. Niemand heett de huidige om- stantiigneden kunnen voorzien en dus ook niet ae opbrengst van de gemeentelonds- beiasting, die 8 milhoen muiter opbrengt dan gedacht werd. Deze 8 millioen moet het Rijk bijpassen. Het is niet onbillijk, dat de gemeenten nu wat minder krygen. Veel ongunstiger hadden de gemeenten er voor gestaan, indien de eigen inkomstenbelas ting ware blijven bestaan. (Jok kan men niet volüouden, dat de autonomie wordt aangetast. De gemeenten worde ug eens zins gedwongen de salarissen te korten. Wel ken norm zai de minister toepassen bij do vergelijking met de salarissen der rijks ambtenaren? Minister De Geer zal heden ant woorden. De vergadering wordt verdaagd. H00GMADE. Geitenfokvereeniging. Deze vereeni- ging hield gisteravond haar jaarvergade ring in de zaal van café Hillebrand. De voorzitter deelde mede, dat 7 leden (niet-geitenhouders) hun lidmaatschap heb ben opgezegd. De notulen en het jaarverslag werden on der dank goedgekeurd. Daarna bracht de afgevaardigde J. B. Borst een verslag uit van de vergadering van den Provincialen Bond, welke gehou den is op 4 Febr. in Zomerzorg te Leiden. De voorzitter dankte den afgevaardigde voor zijn breedvoerig "verslag. fÖekening van den penningmeester. In kas 1 Januari 1931 f 45.52 1'2, ontvangsten f 36, uitgaven f 58.98, saldo f 22.54 1/2. Boe ken en bescheiden werden nagezien door W. v. d. Ploeg en W. Boreman en in orde be vonden. De voorzitter dankte den penningmeester voor zijn accuraat beheer. Daarna uitrei king van prijzen, welke behaald zijn op de keuring van 5 Augustus. Deze prijzen be stonden uit medailles en geld, welke door de winnaars dankbaar werden aanvaard. Bij de bestuursverkiezing werden de af tredende bestuursleden bij acclamatie her kozen. Medegedeeld werd, dat op een nog niet vastgestelden avond een lezing met licht beelden zal worden gehouden door den •fJijksveeteelt-Consulent. Tevens zal dan de melkcontroleur verslag uitbrengen over de controle, die voor het eerst op Hoogmade is gehouden. Daarna verkoop jonge geiten en bokken; zij werden in bod gezet op 5 cent per stuk en afgemijnd op 4 cent per stuk, alzoo 9 cent per stuk; kooper J. B. Borst. /Nadat de vragen voor de rondvraag door den voorzitter naar ieders genoegen waren beantwoord, sloot de voorzitter deze jaar vergadering met gebed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 6