DE GEKLEEDE JAPON.
Heel dun mousseline is op het
oogenblik „de stof" waarvan de ge-
kleede middagjaponnen worden ver
vaardigd. Deze mousseline heeft men
in allerlei kleuren en combinaties,
effen, gebloemd, en met figuurtjes
bedrukt. Onze teekening toont u
zoo'n toiletje. De blouse heeft een
gladde rug. maar het voorpand be
staat uit twee deelen, waarvan het
rechterstuk over het linker heen Valt
en met een knoop sluit. Een smal
zijden geplisseerd kraagje dient als
halsversiering. De mouw is recht tot
aan den elleboog. Vlak daaronder is
een geplisseerde strook van dezelfde
zijde als het kraagje aangebracht,
waarna de mouw tot aan den pols
weer glad doorloopt. De rok valt
sluitend om de heupen en loopt naar
onder toe klokkend uit. Op de japon
wordt een smal ceintuurtje in de-
I zelfde stof als de. japon gedragen.
sluitend met eenzelfde knoop als
waarmee de blouse wordt gesloten.
meer is om te dragen of waarvan
b.v. het lijfje versleten is, dan kan
men van de goede stukken van de
rok vaak nog zeer aardige kussens
maken. Men kan ook van oude zijde
lappen kussens samenstellen, als men
maar goed acht geeft op de kleur
combinaties. De kussens mogen wel
vroolijk en licht van kleur zijn, maar
zij mogen toch niet te veel onzen
aandacht vragen. Hoe rustiger hoe
DE AVONDMANTEL.
Een zeer chique avondmantel zagen
wij laatst op een modeshow, waar
van wij u hieronder een teekening
geven. De mantel bestaat uit twee
deelen, het bovenstuk, dat eenigs-
zins overblousd en een groote op
staande bontkraag heeft, een sjaal
model en het daaraan gezette onder
stuk, dat van achteren met kleine
klokken puntig naar onderen toe
loopt. Bij het maken van deze man
tel moet men er wel op letten, dat
de voorpanden flink over elkaar slui
ten. Het materiaal van de mantel is
zijden velours, terwijl hij gevoerd is
met zijden voering in bijpassende
tint.
mooier. Wij geven hier een drietal
voorbeelden van kussens in verschil
lende modellen. Het eerste kussen
bestaat uit twee kleuren zijde, be
werkt met brocaat-galon, het tweede
kussen, een rolkussen is van een lap
zijde, die door inrimpeler de verd^e-
ling geeft. Het derde kussen bestaat
uit twee verschillende soorten stof.
n.l. een zijden gerimpelden rand en
een fluweelen middenstuk, in onge
veer dezelfde tint. Het verdient aan
beveling om de kapok of de veeren
eerst in een binnenvoéring te doen
en daarna het mooie overtrek er om
te maken, zoodat de kapok niet tus-
schen de naden te voorschijn kan
komen en de voering tegelijk dient
om het stof tegen te houden.
DE MEER GEKLEEDE JAPON
EN HET AVONDTOILET.
De namiddag-robe vertoont een
lichte neiging tot iets korter worden;
de schoen en het fijne, zijden kousje
is thans weer goed zichtbaar. De rok
ken zijn nog zeer ruim, echter minder
ruim, dan die van het avondtoilet,
die een ware vloedgolf van plooien
en versiersels zijn. Er zijn veel va
riëteiten op het gebied der avond
toiletjes, maar dit hebben ze gemeen,
dat de rok den grond reikt, of al
thans dezen zeer te na komt. De
blouses der avondrobes lijken iets
minder gecompliceerd. Het zijn meest
eenvoudige nauw-sluitende lijfjes, met
schuin over-elkaar vallende voor
baantjes of wel met een draperie op
zij in de taille.
Er worden veel lange mouwen van
een dunne en doorschijnende stof ge
dragen bij een toilet van satijn of
crêpe-satijn. De dunnere stoffen, zoo
als crêpe-georgette en crêpe de chine
worden met kant opgesierd. Allerlei
soorten van kant zullen voor de meer
gekleede robes nog gezien worden,
soms in contrasteerende kleuren van
de japon-stof, meest echter in over
eenstemmende tint. Fijne plissée's
aan hals en mouwen, alsmede aan
de korte bolero's blijven een zeer
gewilde garneering, ook voor het
komend voorjaar. Het avondtoilet is
meest zonder, de namiddagjapon bijna
uitsluitend mèt een ceintuurtje.
KUSSENS.
Zijden kussens en liefst in groote
hoeveelheden zijn tegenwoordig in
het huishouden onmisbaar. Maar we
weten niet altijd hoe wij aan het
materiaal er voor moeten komen.
Welnu, als gij een zijden of fluwee
len japon hebt, die niet mooi genoeg
KEERT DE „CRINOLINE" TERUG?
Het begint er hoe langer hoe meer
op te lijken, dat wij langzaam maar
zeker naar de „crinoline" terug gaan
Misschien kan dit gevaar nog bijtijds
worden afgewend, doch de toonaan
gevende modebladen leggen er steeds
meer nadruk op, dat de rugzijde van
de japon steeds meer bewerkt en
versierd wordt en dat Vetnaf de heu
pen zeer veel ruimte aan de japon
nen wordt gegeven. Voor zoover als
een bruidstoet een weerspiegeling is
van de richting, welke de mode zal
inslaan, zou men ook al tot de ge
volgtrekking moeten komen, dat de
ouderwetsche hoepelrok binnenkort
weer tot het allernieuwste zal gaan
behooren. Nog kort geleden zag ik
een bruidstoet, welke mij tot deze
conclusie deed komfen. Hier waren
het hoofdzakelijk de kleine strooi-
stertjes, die er echt ouderwetsch uit
zagen in haar ivoorkleurige jurkjes,
welke een zeer nauwsluitend lijfje
hadden en overgingen in een zeer
wijde rok, welke tot op den grond
hing. De meisjes zagen er met ha;tr
leuke kindergezichtjes als een E'i-
gelsch plaatje uit. Terwijl ik al dit
moois bewonderde, vroeg ik mezelf
af, of wij vrouwen thans zoo dwaas
zullen zijn deze onpractische mode
te gaan volgen. Wij zijn nu al ver
genoeg gevorderd met onte avond
japonnen, welke tot den grond reiken.
Laten wij in dezen tijd van bezuini
ging toch niet meer stof gaan gebrui
ken dan noodig is. De hoepelrokken
vragen zooveel stof, dat deze japon
nen oneindig veel duurder zijn, dan
een eenvoudige en nette japon.
SIERADEN.
Vraag eens aan een vrouw waar
om ze een sieraad draagt en waarom
ze juist dat sieraad draagt, ge zult
zien, dat ge een dezer antwoorden
krijgt;
„Het is een cadeautje, een souve
nir, een erfstuk" of „het is mode en
ik heb mezelf dit gekocht". Maar het
redelijke, begrijpelijke antwoord:
„Dit sieraad hóórt bij mij" blijft uit.
O. wat wordt er maar „raak" ge
dragen op dit gebied en de vrouw
tjes, die meenen zich ermee te ver
fraaien, dikwijls zich-zelf schro
melijk te kort, door iets te dragen
wat in 't geheel niet bij haar per
soontje past.
Een sieraad moet niet als een „toe-
valligheidje" worden gedragen^ maar
het moet dienen om de charme van
de vrouw te verhoogen, haar per
soonlijkheid onderstrepen, cachet ge
ven, flatteeren, kortom geheel haar
wezen accentueeren, zóó, alsof slechts
deze enkele vrouw dit sieraad zou
kunnen dragen.
En de kunst om dit geheim te ont
dekken is niet aan te leeren, dat is
louter een psychologische kwestie.
en de Oostersche vrouwen bezitten
dat geheimzinnige...
Bedenk maar eens even welk een
groote rol de sieraden in het leven
eener Oostersche vrouw spelen, een
stellig meer belangrijke rol dan de
kleeding, die ondergeschikt er aan
is en meer als achtergrond dient;
waartegen de versierselen op z'n al
lermooist uitkomen.
Wie fijn-gevoelig is en een goeden
smaak heeft, zal zich nooit kunnen
verzoenen met kleeding, die afbreuk
aan haar uiterlijk doet.
Over hoe weinig middelen zij ook
beschikken zal en hoe eenvoudig het
matreiaal moge zijn, eer vrouw van
goeden smaak, vermag altijd distinc
tie te geven aan har toilet; zoo ook
is het met de sieraden. Draag liever
geen enkel sieraad, dan een die te
gen den goeden smaak indruischt.
Liever één bescheiden dun kettinkje
dat een fijnen indruk maakt, dan een
kostbaar sieraad, dat niet bij u hoort.
Dat is ook het geval met de mo
derne sieraden. .Deze bestaan vaak
uit half-edelsteenen, bergkristal, z.g.
„strass" of namaak-parelen. De imi
taties zijn soms zeer gelukkig. Onze
afbeelding geeft u diverse sieraden
in „imitatie-parelen", tesamen ver
werkt met „strass", en zeer modern
gemonteerd. Doch ook hier geldt, dat
lang niet iedere vrouw dergelijke
sieraden kan dragen, zoodat men
verstandiger doet enkele simpele
sieraden te dragen, dan er zoovele
of zoo slecht geimiteerde te dragen,
dat het cachet van smaak wegvalt.
EEN THEETAFELKAST.
De theekast is tegenwoordig een
meubel, dat haast in geen enkel huis
gezin meer ontbreekt. Nu is het zeker
waar, dat de theekast zeer practisch
is, juist omdat de kopjes die wij niet
noodig hebben, in een glazen kastje
stofvrij opgeborgen zijn, doch dit is
slechts het eertige voordeel. Over
het algemeen zijn deze glazen kas
tjes zeer klein, er is rondom een
smalle glazen plaat en alleen op den
bodem kan men het een en ander
plaatsen of bij sommige grootere mo
dellen heeft men twee planken.
De vroegere theetafel was wel niet
zoo hygiënisch, maar gezellig was hij
toch wel en vooral de theetafel van
bamboe met Japansche bladen, twee
bladen en op zij nog twee kleinere
kleppen, was een ideaal theetafel
Op deze zijkleppen kon men de
schaal met koekjes of gebakjes zet
ten of allebei en waren vooi de huis
vrouw zeer geriefelijk.
Nu zouden wij natuurlijk een com
binatie van die twee theemeubels
kunnen laten maken. Dit kan in een
zeer dure uitvoering of met een goed-
koopere houtsoort, maar.wij kun
nen zoo'n aardige theekast ook zelf
makenI
„Zelf maken?" zult u vragen. Ja.
en wel van.. schrikt u niet.. van
sinaasappelkistjes. Ik zie verschillen
de dames in gedachten haar schou
ders eens ophalen, maar heusch, ik
wed, dat u het eens gaat probeeren,
als u hebt gelezen, hoe wij dat moe
ten doen.
Wij hebben voor de theetafelkast
noodig vier sinaasappelkisten, een
groote maat met drie afdeelingen.
een kleinere ook met drie afdeelin
gen en twee kistjes met twee afdee
lingen, die veel kleiner zijn. De kis
tjes worden eerst ontdaan van spij
kers, touwtjes en dergelijke onge
rechtigdheden ~en daarna terdege
schoongemaakt. Daarna beitsen wij de
kistjes van binnen, tenzij u 't mooier
vindt, ze te bekleeden.
Alle vier de kistjes worden na
deze behandeling aan den buitenkant
rondom overtrqkken. Kunstzijde, gor
dijnstof is hiervoor zeer geschikt en
heelemaal niet duur, wat een zeer
belangrijke factor is, daar wij nog al
veel stof noodig hebben. U hebt dus
nu vier kistjes, die van binnen don
ker bruin gebeitst zijn en van buiten
met stof overtrokken, of, zoo u dat
mooier vindt ook van binnen be
kleed.
Nu maken wij er een theetafelkast
van. Het grootste kistje wordt op
gezet met de drie openingen boven
elkaar naar voren. Daar tegen aan
komt het in grootte daarop volgend
kistje eveneens met de drie openin
gen naar voren boven elkaar naar de
zijkant te staan dus met zijn rwg
naar de zijkant van het grootste
kistje.
Deze kistjes zijn ongeveer even
breed beiden als de breedte van de
twee kleinste kistjes. Deze zet u nu
met de openingen naar voren op
elkaar tegen de twee grootere kis
ten aan. U hebt dus nu in het gezicht
het bovenste vakje van de grootste
kist, waarin een klein schemerlampje
aardig staat. Aan de zijkant ziet u
de drie openingen van het op een na
grootste kistje, waar u bijvoorbeeld
het theelichtje op kunt zetten, daar
deze kist veel lager is, terwijl in de
vakjes bijvoorbeeld een schaal met
nooten, trommel met koekjes e.d.
een plaatsje kunnen vinden. Het thee
blad komt boven op het kleinste
kistje te staan, terwijl kopjes, taart
schoteltjes enz. in de vier daaronder
gelegen hokjes kunnen worden on
dergebracht.
U merkt wel, dat er van het idee
sinaasappelkistjes niet veel meer is
overgebleven. En als u uw kennissen
niet direct vertelt waaruit uw thee-
tafelkast bestaat, dan zult u ver
schillende uitroepen hooren van: wat
origineel! enz.
GRIJS HAAR.
„Grijs haar maakt oud!" en der
gelijke aankondigingen zien wij maar
al te vaak. En toch, we weten allen,
dat soms zeer jonge vrouwen zilver
grijze haren hebben en niettemin een
zeer jeugdig uiterlijk toonen. Het is
alleen erg moeilijk om het bezit van
grijs haar behoorlijk uit te buiten en
er een groote bekoorlijkheid en
charme aan te geven. Een van de
eerste eischen is natuurlijk, dat dit
haar even goed verzorgd moet wor
den als blond of zwart haar en dat
het dan veel mooier is dan geverfd
haar. Geverfd haar heef* het euvel,
dat hoe kunstig en mooi het ook ge
daan is, na eenige dagen ons haar
weer iets gegroeid is. Dat uitgegroei
de haar heeft zijn natuurlijke kleur
weer, zoodat we direct een afschei
ding zien van ons natuurlijke haar
en het geverfde.
Vooral bij kunstlicht, dat .alle kleu-
renren iets warmer doet schijnen,
komt de grijsharige vrouw veel voor-
deeliger uit. Zij moet er alleen op
letten, dat zij geen donkerbruin, don
kergroen of geel draagt, maar warme
kleuren als lavendel, pastelblauw,
jade en dergelijke kleuren. Een zwar
te japon staat altijd zeer gekleed bij
grijs haar, maar een zwarte japon
staat bijna iedere vrouw, onverschil
lig wat de kleur van het haar ook is.
DE MEISJESHOEDJES.
Voor onze dochtertjes hebben wij
alleraardigste hoedjes gezien en too
nen u er een tweetal van. Het eerste
hoedje is van donkerbruin stroo, ver
sierd met een verenmotiefje, dat te
gen den bol is aangebracht. De gebo
gen rand geeft iets persoonlijks aan
den hoed, die overigens heel een
voudig is.
Het tweede hoedje is van licht
bruin zijdestroo en is meer een muts
model, dat strak om het hoofd sluit.
Dit hoekje wordt eenigszins achter
op het hoofd gedragen. Als garnee
ring is ook hier een kleine veergar-
neering aangebracht, doch een lint-
garneering staat ook heel flatteus.