RECHTZAKEN LAND- EN TUINBOUW RI LANDBOUWWINTE Kleine Bertus. DONDERDAG 14 JANUARI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 DE ANARCHISTISCHE AANSLAG IN HET KAMP WAALSDORP. Vier maanden gevangenisstraf geëischt. Men herinnert zich het geval, dat op 9 November IJ. in de bezijden het kampe ment „Waalsdorp" gelegen afdeeling, m een gebouwtje behoorende bij het verblijf van de stormsectie en de politietroepen, een man werd aangetroffen, die op slink- sche wijze zich aldaar door vernieling van een ruit en het openschuiven van het raam, toegang had verschaft. Het bleek dat de man, die door een korporaal der militaire politie op heeter- daad was betrapt, met een ware woede alle aanwezige meetkundige instrumenten, electrische batterijen en geleidingen bezig was te vernielen en de stukken daarvan door de gebroken ruit naar buiten te wer pen. Beschuldigd van bovenstaande feiten had W. Ohr. v. d. D. zich deswege voor den Haagschen Politierechter te verantwoor den. Verd. zelf was niet versohenen. Het O. M. waargenomen door mr. Blok, eischte een gevangenisstraf van vier maanden. De Politierechter sloot zioh bij dezen eisoh aan. De tafels van acht en negen. De niet verschenen J. Th. v. d. M., voor heen tijdelijk werkzaam aan een school te W a s se n a a r, doch sedert Januari niet meer aan die instelling verbonden, was gedagvaard inzake dat hij een 11-jarigen leerling dier school met een z.g. aanwijs stok vrij ernstig op den rug zou hebben De dreumes als getuige versohenen, ver telde natuurlijk aan de Politierechter dat hij altijd zoet was geweest, iets wat laatst genoemde echter wel een beetje in twijfel trok. De moeder van Q., zooals de naam van het jeugdig slachtoffer luidde, gaf een relaas hoe haar jongetje thuis was geko men; rug en armen zagen bont en blauw, en het ventje had striemen in het gelaat. Tot zijn moeder had de jongen verklaard dat de onderwijzer hem had geslagen om dat hij de tafels van acht en negen niet had gekend. Het O. M. eischte 50.boete subs. 25 dagen. Veroordeeling overeenkomstig den eisch. Het huurkoopsysteem. De 29-jarige los werkman J. J. N. had een radio in huurkoop gekregen voor do som van zegge 200. Met de eerste betaling was het al direct niet vlot gegaan, maar ten slotte was er 10 op genoemde som afbetaald. Toen kwam natuurlijk de werkloosheid en daarmee het onmiddellijk gepaard gaan de geldgebrek. N. verkocht deswege het toestel aan een koopman, die aan de deur kwam voor 60. Gevolg van één en an der was, dat de man gistermorgen in do beklaagdenbank moest verschijnen. De Politierechter, mr. Feith, bleek ech ter lang niet malsch gestemd tegenover den vertegenwoordiger der Radiofirma, die als getuige moest verschijnen. Mr. Feith wees er op hoe men aan een dergelijk adres, waar zelfs geen kleed op den grond lag en de kinderen geen schoenen aan de voeten hadden, een dergelijk waardevol voorwerp op deze wijze kon achterlaten. Op die manier maken jelui toch onge lukken, beweerde de Politierechter. Wij ongelukken? vroeg de handelaar nog ongeloovig, daarbij verklarend, dat hij het toestel na bekomen informatiën eerst had afgegeven, volgens welke de man 45 per week verdiende. Ja, voor zoo lang als 't duurt, merkte de Politierechter op. De politierechter wijzigde het vonnis van het O. M., hetwelk 14 dagen hechtenis luid de, in drie maanden voorwaardelijk. Een voetbaloverwinning, die een staartje had. Op 17 November 1931 vond te Groesbeek een voetbalwedstrijd plaats, na afloop waarvan een deelnemer van de overwinnen de olub, zekere M. de L. op de overwinning een borrel ging pakken. Dit deed hij niet minder dan achttien maal. De wachtmeester der marechaussee, die hem wilde inrekenen voor een oude straf, vond hem in den toestand, waarin verkeeren Hij verzocht zich thuis nog te mogen omkleeden, maar in zijn woning aangeko men, trok bij een mes en onder de woor den: „Ik steek je kapot", stak hij den wachtmeester in de hand, waarbij eenige pezen werden doorgesneden. De held op het mes, die vorige week te recht stond, hoorde toen 1jaar gevange nisstraf tegen zich eischen. De rechtbank maakte er 9 maanden van, met aftrek van preventief. BOND VAN MELKVEEHOUDERS. EEN GEHEEL GEWIJZIGD SYSTEEM VAN MELKVEE KOOP. Gisteren kwam de Bond van Melkvee houders in het Algemeen Verkooplokaal te Rotterdam bijeen in een Algemeene ver gadering om te spreken over een geheel gewijzigd systeem voor den melkverkoop. Men is n.l. in Botterdam c.a. overgegaan tot het stichten van een melkfederatie waarin vertegenwoordigd zijn de R. K. Land- en Tuinbouwbond, de Ohr. B. en T. bond, de Bond van Melkveehouders en de bestaande melkveilingen. Uit elk van ge noemde organisaties zijn enkele personen aangewezen om zitting te nemen in het Bestuur der Federatie, terwijl tot uitvoe ring der werkzaamheden een Bureau is ge vormd. De bedoeling van het stichten dezer Fe deratie is zooveel mogelijk de belangen van de veehouders te behartigen, ma.w. om nog te redden, wat te redden is. Dit kan n.l. alleen als alle partijen nog meer dan tot dusver zouden samenwerken. Het door de Federatie opgemaakte werkplan richt zich er v.nj. op om de han del van consumptiemelk in goede banen te leiden. In zijn inleidend woord wees de voorz., dat heer A. N. Vaandrager er op, dat er zoo wonderlijk met onze belangen wordt omgesprongen; ons Nederlandsoh fabri kaat waar anders zoo'n reclame voor ge maakt wordt, wordt gedegradeerd. Voor ons veehouders wordt zoo goed al® niets gedaan. Een hofleverancier in den Haag maakt reclame voor Australische boter. De Regeering kan in gebreke gesteld worden. Men stelt in het uitzicht, dat ou- dermelk in het brood zal verwerkt worden. Dit is voordeelig, doch er worden ook al weer beletselen bedacht. Wat onze verkoopsregeling aangaat, tot dusver hadden we het contractsysteem. Doch dat vaandel is stuk. Er moest wat anders gedaan. Er is een Melkfederatie opgericht, die de melk voor alle melkveehouders zal ver knopen, dus niet alleen van onzen Bond, doch ook van den L. T. B. Voor deze Fede ratie, een pracht instituut, is veel optimis me en idealisme noodig. Dit nieuwe insti tuut staat of valt met het feit, dat alle melkveehouders zich al of niet er achter stellen. In bespreking gegeven werd deze Melk federatie toegejuicht. De Regeering doet niets. Dus moeten we zelf zien te redden wat te redden is. De stadsbevolking wordt voor 80 pet. opgevoed met buitenlandsche producten. We moeten ons, wordt opgemerkt, ach ter onze voormannen stellen, allen moeten VOORHOUT. VAKSCHOOL VOOR LANDBOUWERS en VEEHOUDERS Huisvesting bij Eerw. Broeders we dat doen, we moeten vertrouwen, dat deze van de kwade zaken, de minst kwade hebben uitgezocht. Gevraagd wordt naar de werkwijze ier Federatie en het verschil tusschen indus trie en oonsumptiemelkers. Ook wenscht men te weten waarvan het initiatief tot het stichten dezer federatie is uitgegaan. Iemand, die behalve veehouder ook bakker is, bepleit een wet, die zou voorsohrijven, dat alle brood in volle melk gebakken moet worden. Het brood zou dan slechts 2 cent duurder worden en de melk zou een groo- te afzet krijgen. De voorzitter van de M. F., de heer Jac. Biemond, te Bleiswijk, deelt mede, dat we bij de Regeering zullen blijven aandrin gen op hulp, doch bitter moeten we niet worden. Wie de initiatiefnemer van de M. F. is, kan moeilijk nagegaan worden. Maar de betrokkenen bij de melkhandel kunnen elkaar niet missen. De werking stellen we ons zoo voor: de industrie zal op de open markt in vrije con currentie de melk van ons koopen. De con sumptie eischt ruim de helft van de melk, voor de consumptiemelk zal misschien I cent meer bedongen worden. Doch hiervan zal de industrie weer het derde deel, dus y2 cent krijgen en de cohsumptiemelker 1 cent. De industrie zal* op de veiling zijn te be steden prijs met de vooraf vastgestelde marge voor de consumptiemelk moeten ver- hoogen. De voormannen der Federatie heb ben het vertrouwen der melkveehouders noodig. Krijgen ze dit dan gaan we vol vertrouwen de toekomst in. Op de vraag of de handel er in gekend is en of deze ons niet zal tegenwerken, wordt geantwoord, dat wel degelijk met de handel gesproken is en deze met be langstelling de zaken afwacht. Doch het werkplan moet nog nader uitgewerkt wor den en alle finesses zijn nog niet gereed. Op de vraag of de vergadering de toe treding tot de Melkfederatie goedkeuit, wordt door applaus instemming betuigd. UIT DE RADIO-WERELD Programma's voor Vrijdag 15 Januari. Huizen, 298 M. Algemeen programma te verzorgen door KRO. 8.009.15 Gramofoonplaten. 10.00 Gramofoonplaten. 11.30 Ziekenuurtje. 12.15 Concert door het KRO.-Quintet. 2.00 Gramofoonplaten. 3.00 Evert Haak geeft een orgelconcert. Zang door mevr. ClassenHasselman. 4.30 Reportage v. d. Sterrenwacht te Leiden 5.30 Concert door het KRO.-Kunstensemble. 7.10 Voordracht over Vincent van Gogh. 7.45 Inleiding. 8.0010.30 Concert door het versterkt KRO orkest m. m. v. solisten. 9.00 Vaz Dias. 10.3012.00 Gramofoonplaten. 2e en 3e acte der Opera „Madame Butterfly" van G. Puc cini. Hilversum, 1875 M. 6.45—7.00 en 7.30—7.45 Gymnastiek. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Voordracht. 10.30 Het Vara-Septet o. 1. v. Is. Eyl. 11.00 Voordracht. 11.15—12.— Vara-Septet. 12.00 Concert door het Omroep-orkest o. 1. v Nico Treep. 2.00 Voor de scholen. 2.304.00 Concert door het trio van restau rant „Winkels" te Amsterdam. 5.00 Gramofoonplaten. 5.15 Concert door het Vara-orkest. 6.00 Gramofoonplaten. 6.15 Voortzetting concert Vara-orkest. 6.45 Voordracht over het kapitalisme. 7.15 Voortzetting concert. 8 Voordracht van mej. dr. N. A. Bruining. 8.30 Concert. 9.00 Voordracht van dr. A. Groeneveld. 9.30 Voortzetting concert. 10.00 Vrijz. Godsdienstig Persbureau. 10.05 Vaz Dias. 10.15 Declamatie door Martien Beversluis, (eigen werken). 10.45 Gramofoonpl. 11.0012.00 Gramofoonplaten. „Radio-Paris", 8.05 Gramofoonplaten. 12.50 Idem. 1.25 Idem. 9.05 Allerlei. 9.50 Concert. 1725 M. Daventry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding. 11.05 Voordracht. 12.20 Gramofoonplaten. 1.00 Orgelrecital door Walter S. Val*. I.50 Gramofoonplaten. 4.20 Concert door Moschetto en zijn orkest. 6.50 Viool- en Piano-Sonates van Beethoven. 8.20 Opera-Concert. 9.55 Kamermuziek door Strijk-Quartet en vocale solisten. II.2012.20 Dansmuziek door The Savoy Orpheans van The Savoy Hotel. Kalundborg, 1153 M. 11.20 Concert door het orkest van hotel „D'Angleterre". 2.204.20 Concert door Omroep-orkest. 7.30 Opera-muziek door Omroep-orkest o. 1. v Emil Reesen. Daarna: Russische muziek door Omroep-orkest. 9.10 Tooneel. 9.5010.15 Concert voor luit. Dansmuziek. Langenberg, 473 M. 6.25 Gramofoonplaten. 11.20 idem. 12.251.50 Middagconcert. 4.205.20 Concert met solo-sopraan e.a. 7.20 De 55e Symphonie van Joseph Haydn. 7.50 „5 Jaren Langenberg" Jubileum-pro gramma. Tot 11.20 volgt Dansmuziek door Leo Eysoldt en Orkest. Brussel, 508.5 en 338,2 M. 5.08 12.35 Gramofoonplaten. 5.20 Omroep-Orkest. 6.20 Gramofoonplaten. 6.50 idem. 8.20 Omroep-orkest. 8.50 Tooneel. 9.20 Voortzetting concert. 9.50 Radio-Tooneel. Comedie. 10.05 Slot concert. 338 M. 12.35 Gramofoonplaten. 5.20 Omroep-orkest. 6.20 Gramofoonplaten. 8.20 Concert van werken van Vlaamsche componisten. Z e e s e n, 1635 M. 6.50 Radio-tooneel. 8.00 Concert door het Norag Orkest, o. 1. v. José Eibenschütz. 8.50 „Strassenronde" van Arno Schirokauer. Daarna: Uitz. ten gunste v. d. werkloozen. Rome, 441 M. 8.20 „Boccaccio". Operette van Franz von Suppé. PROF. DR. V. ROOIJ. DR. SALOMONSON. Het huis aan den O. LANGENDIJK te Delft, waar de beroemde Hollandsche schil der Jan Vermeer, wiens derde geboorte eeuwfeest binnenkort zal worden herdacht, lange jaren heeft gewoond. Prof. Dr. A. H. M. J. VAN ROOIJ, hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, en Dr. JOH. G. SALOMON SON, vrouwenarts te Amsterdam, die mede het initiatief namen tot het houden van een internationale tentoonstelling „Moe der en Kind" te Amsterdam, van het voorloopig Comité van voorbereiding zij beiden deel uitmaken. Hij heette kleine Bertus, of zoo noemden ze hem eigenlijk. En iederen dag weer aan, in kou en in regen, in weer en wind liep liep hij lang® de straten centen te schooien en een praatje te maken en een beetje te wandelen. Hij verkocht eigenlijk veters; lange zwarte veters. Maar de meesten lie ten hem de veters houden en gaven hem de oenten. Je had toch ook iedere week geen veters noodig, en wegsturen, och, 't was een goedig oud manneke en fatsoenlijk. Iederen dag kon je hem zien gaan van de Willemsbrug naar 't Stalenbolwerk en dan de gnachies en de straten af. Tot 'n uur of één tot een uur of twee. Dan ging hij zitten op een vensterbank van 'n leeg huis op een verlaten handkar, op een stoep, op 'n keldertrap. Dan ging hij zitten en at z'n boterham. Dat was nogal veel meestal, 'n Heele dikke met margarine, een paar oude kapjes, 'n pakkie: twee op mekaar met lekkere Leidsche kaas of zoete, of worst. Dat kreeg hij wel 'ns van de me vrouw uit 't witte huis op 't hoekje van den Singel. Ze heette geloof ik Cnamerdonk, maar precies wist hij 't niet. 't Waren zulke rare letters op die deur. Gewone, die kon hij best lezen, maar als ze zoo mal gingen doen', nee, dan ging 't boven z'n pet. En dat pakkie was dan van den jongeheer van den vorigen dag, dat hij mee naar huis terug genomen had van de school, dat hij niet meer bliefde. Hij bleef dan zoowat een uurtje zitten, deed 't op zijn gemak, 'n Mensch had ook wel 'ns rust noodig. Dan zat hij stil te kijken naar de voorbijgangers, naar de schoolkinderen, maar de loopjongens, naar de vrachtauto's, naar de politiemannen. In de zon zat hij dan, dat probeerde hij ten minste altijd. Want de zon, die stooft je ouwe lijf toch zoo lekker warm. En soms viel hij wel 'ns in slaap. Maar, dat gebeur de niet veel, want hij was 'n wakker man netje. En hij had een nieuw jassie aan, nou! Vanmorgen gekregen van meneer Klaassen in de Greppelstraat. Een mooi jassie was dat! Het ouwe had hij nou onder z'n arm: dat bewaarde hij ook. Hij was niet slonzig, 't Paste 'm, nou! En lekker warm dat dat ding zat. Hij had 'n goed daggie vandaag. Vijf boterhammen, 'n zooitje centen en een nieuw jassie. Lekker weer. Geen pijn in z'n voeten. Om twee uur stapte hij op. Was hij stijf van 't zitten, dan had hij altijd effen geen zin. Vond hij 't net zoo lekker daar in z'n hoekie. Maar dan zei hij tegen z'n eigen: „Vooruit ouwe jongen". En dan ging 't weer. En als hij dan iemand tegen kwam, n' ouwe kennis, 'n meneer, waar hij iedere week kwam of zoo, dan trok hij aan z'n verschoten pet en zei hij: „Goeienmorgen'. En de meneer zei: „Zoo Bertus, en gaan de zaakjes goed?" „Voor melfaar", zei hij dan of „bestig, bestig". Hij had wel 'n onderdak. Hij sliep op een kamertje boven 'n pak huis. 'n Mooi, klein kamertje. „Kwam geen tochje in", beweerde hij dikwijls, ,,'n Goed bed, allemaal van een goeien meneer ge had". Die goeie meneer was een graanhande laar. Die had 'm gekend van vroeger, toen hij 'n tiental jaren terug nog 'n ijverig werkmannetje was bij de gemeente. Nou was hij te oud. Nou mocht hij niet meer. Vroeger woonde hij in een klein huisje aan 't end van 't stadje. Dat hebben ze toen on bewoonbaar verklaard later. Hij moest er uit. En ze hadden 'm een nieuw woninkje aangeboden, heelemaal aan 't andere end. Maar hij kon er niet aarden en 't was zoo'n end weg. Zoo'n heel end van z'n klanten vandaan. Nou zat daar al lang 'n ander in En hij was er niet rouwig om, heelemaal niet. En de graanhandelaar, die 'm al van vroeger kende, nog van 'n tiental jaren terug, die had 'm een kamertje afgestaan, boven 'n pakhui® van 'm. Maar als 't warm was. Als 't zomer was, nou, dan liet hij z'n kamertje ook in den steek. Dan bleef hij net zoo lief op 'n bank in 't park. Als de boomen zoo lekker rooken. Als d'r 'savonds een lekker koel windje kwam over je heete gezicht, nou, dan ging hij niet meer naar z'n kamertje. Maar als er een agent kwam, dan moest hij oppassen. Die hield er aiet van. Maar dan snurkte hij maar hard. Nou, en dan liep 't meestal goed af. Toen op 'n dag, toen liep hij met z'n hoofd naar den grond gebogen, of hij alle steentjes wou tellen, die er voor 'm lagen. Z'n handen allebei in de zakken van z'n nieuwe jassie en z'n hoofd vol met allemaal gedachten. Hij was de vrouw van den graanhande laar tegengekomen, en die had gezegd: „Je moet vanmiddag eens aankomen, 'k Heb goed nieuws voor je". Toen, dat was alle maal dien middag gebeurd, was hij er naar toe vergaan. Onderweg z'n eigen gek prak- kizeerend wat of er wel kon zijn. Goed nieuws, goed nieuws. Wat kon er voor goed nieuws zijn. Familie had hij niet. Nooit veel gehad. Z'n vader en z'n moeder waren allebei al heel vroeg dood gegaan. Broers en zusters had hij niet gehad. Ooms en tantes, neefies en nichies, die kende hij amper. En ge trouwd was hij nooit geweest. Dus, daar kon 't niet van komen. Goed nieuws. Afijn, hij was er naar toe gegaan. Hij had een kommetje thee gekregen en een sigaar en toen had ze 't hem gevraagd. Dat wa3 't goede nieuws. Of hij niet liever 'ns heele maal onbezorgd zou willen wonen in een groot huis met andere mannen. Zonder zorg. Zonder den geheelen dag op de straat te loopen. Alle dagen warm eten. Goeie verzorging, 't Kostte hem niets. Zij had er voor gezorgd,, want ze had onder 't be stuur van dat huis 'n goeien kennis. Ze had 'n goed woordje voor 'm gedaan. Hij kon komen. Hij had haar aangekeken. Versuft. Niet begrijpend, niet goed wetend, en met moei te, met heel veel moeite was 't doorgedron gen in z'n ouwe hoofd. Nou liep hij weer op straat met al die gedachten bij hem. Hij had geen ja gezegd. Hij had geen nee ge zegd. Ze had ook gezegd dat 't allemaal zoo makkelijk was. Dat als hij ziek werd, dat hij dan verzorgd werd en geholpen. En dat er een' kapel aan huis was. En dat ze een fijn bed hadden. En nou, nou liep hij maa-r te denken, hoe of dat gaan moest en hoe of dat zijn zou. En of hij wou. Dat wist hij niet. Niet meer langs de straten. Niet meer praatjes maken met de mensohen in de winkels. Niet meer veters verkoopen. Nu van dat allemaal niks meer. Niet meer naar z'n kamertje. Maar altijd warm eten en goeie verzorging tot aan je dood toe. Ja, want hoe moest dat eigenlijk, daar had hij nooit zoo over geprakkizeerd. Maar als cr nou 'ns wat met 'm gebeurde. Ze reden 'm an, of hij kreeg longontsteking, of rheuma- tiek, waar moest hij dan eigenlijk heen Dien avond belde hij bij de mevrouw aan om te gaan zeggen dat hij wou. En de mevrouw van den graanhandelaar zorgde voor de rest en veertien dagen la ter was hij er in. „Ik ga daar naar toe", had hij gezegd aan z'n klanten. „Daar naar toe, je weet wel, gesticht voor ouwe mannen, effe bui ten de gemeente. Dat 's goed werk, alle dagen warm eten, goeie verzorging. Nog wel bedankt voor alles hoor". Dat was z'n afscheid. Toen was hij er in. En in 't stadje dach ten ze niet meer aan 'm. Toen kwam er een week van regenda gen en een week van kouwe dagen en de mevrouw, die hem er' in geholpen had, dacht glimlachend aan kleinen Bertus, die nu veilig en goed geborgen zat. 't Goeie, ouwe mannetje. Ze had. toch altijd zoo n meelij met 'm gehad. Als hij toch weer door dit weer had gemoeten. Toen ging er nog 'n week voerbij. En toen dien Maandag er op, toen scheen de zon in 't vestibuultje, waar 't hitje ge knield 't stof lag weg te vegen van de vuile voeten van Zondag en de vieze kokosmat. Er werd gebeld. En mevrouw riep uit de kamer: „Wacht maar Fientje, en ze ging zelf open doen, want ze dacht, dat 't de schoenmaker was, die wat kwam vragen van de schoenen, die bij hem in de maak lagen. Die zou komen Maandagochtend. En ze deed openEn toen, toen bestierven de woorden haar op de lippen, en ze keek met starende oogen naar kleinen Bertus op de stoep. Hij had dat nieuwe jassie weer aan en z'n eene hand zat in een zak en met z'n andere hand rukte hij aan z'n ouwe, ver schoten pet. „En of u 't maar niet kwalijk wil ne men, maar ik ben d'r weer uit". Hij zei 't met een kordaatheid, alsof hij vertelde, dat hij een veldsla». gewonnen had. „Maar hoe. „Ach mevrouw. Je bent een beste goeie mevrouw, en ik blijf je eeuwig dankbaar, dat je zooveel moeite gedaan heb. Maar dat hou ik niet uit. We hadden 't er best mevrouw, en 't eten was best en 't bed was fijn en de zaal was warm en de kapel was mooi en ik heb voor je gebeden, mevrouw, uit dankbaarheid, maar d'r benne hier toch ook kerken, en ik ging toch altijd, dat wist u toch wel. Maar Bertus kon niet loopen waar hij wou en hij kon niet gaan waar hij wou. Ik had d'r gek geworden, mevrouw, of 'k had er dood gegaan Daar ging hij weer. Z'n veel te groote, ouwe schoenen sloften over de hobbelige keien. Daar ging hij weer, in de zon. En in 't pas geveegde vestibuultje stond de >touw van den graanhandelaar 'm na te kijken met groote starende oogen en ach ter haar stond 't hitje. A. M.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8