RECHTZAKEN
LAND- EN TUINBOUW
RI LANDBOUWWINTE
Kleine Bertus.
DONDERDAG 14 JANUARI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
DE ANARCHISTISCHE AANSLAG IN
HET KAMP WAALSDORP.
Vier maanden gevangenisstraf geëischt.
Men herinnert zich het geval, dat op 9
November IJ. in de bezijden het kampe
ment „Waalsdorp" gelegen afdeeling, m
een gebouwtje behoorende bij het verblijf
van de stormsectie en de politietroepen,
een man werd aangetroffen, die op slink-
sche wijze zich aldaar door vernieling van
een ruit en het openschuiven van het raam,
toegang had verschaft.
Het bleek dat de man, die door een
korporaal der militaire politie op heeter-
daad was betrapt, met een ware woede
alle aanwezige meetkundige instrumenten,
electrische batterijen en geleidingen bezig
was te vernielen en de stukken daarvan
door de gebroken ruit naar buiten te wer
pen.
Beschuldigd van bovenstaande feiten
had W. Ohr. v. d. D. zich deswege voor den
Haagschen Politierechter te verantwoor
den. Verd. zelf was niet versohenen.
Het O. M. waargenomen door mr. Blok,
eischte een gevangenisstraf van vier
maanden. De Politierechter sloot zioh bij
dezen eisoh aan.
De tafels van acht en negen.
De niet verschenen J. Th. v. d. M., voor
heen tijdelijk werkzaam aan een school te
W a s se n a a r, doch sedert Januari niet
meer aan die instelling verbonden, was
gedagvaard inzake dat hij een 11-jarigen
leerling dier school met een z.g. aanwijs
stok vrij ernstig op den rug zou hebben
De dreumes als getuige versohenen, ver
telde natuurlijk aan de Politierechter dat
hij altijd zoet was geweest, iets wat laatst
genoemde echter wel een beetje in twijfel
trok.
De moeder van Q., zooals de naam van
het jeugdig slachtoffer luidde, gaf een
relaas hoe haar jongetje thuis was geko
men; rug en armen zagen bont en blauw,
en het ventje had striemen in het gelaat.
Tot zijn moeder had de jongen verklaard
dat de onderwijzer hem had geslagen om
dat hij de tafels van acht en negen niet
had gekend.
Het O. M. eischte 50.boete subs. 25
dagen. Veroordeeling overeenkomstig den
eisch.
Het huurkoopsysteem.
De 29-jarige los werkman J. J. N. had
een radio in huurkoop gekregen voor do
som van zegge 200.
Met de eerste betaling was het al direct
niet vlot gegaan, maar ten slotte was er
10 op genoemde som afbetaald.
Toen kwam natuurlijk de werkloosheid
en daarmee het onmiddellijk gepaard gaan
de geldgebrek. N. verkocht deswege het
toestel aan een koopman, die aan de deur
kwam voor 60. Gevolg van één en an
der was, dat de man gistermorgen in do
beklaagdenbank moest verschijnen.
De Politierechter, mr. Feith, bleek ech
ter lang niet malsch gestemd tegenover
den vertegenwoordiger der Radiofirma, die
als getuige moest verschijnen. Mr. Feith
wees er op hoe men aan een dergelijk
adres, waar zelfs geen kleed op den grond
lag en de kinderen geen schoenen aan de
voeten hadden, een dergelijk waardevol
voorwerp op deze wijze kon achterlaten.
Op die manier maken jelui toch onge
lukken, beweerde de Politierechter.
Wij ongelukken? vroeg de handelaar nog
ongeloovig, daarbij verklarend, dat hij het
toestel na bekomen informatiën eerst had
afgegeven, volgens welke de man 45 per
week verdiende. Ja, voor zoo lang als 't
duurt, merkte de Politierechter op.
De politierechter wijzigde het vonnis van
het O. M., hetwelk 14 dagen hechtenis luid
de, in drie maanden voorwaardelijk.
Een voetbaloverwinning, die een staartje
had.
Op 17 November 1931 vond te Groesbeek
een voetbalwedstrijd plaats, na afloop
waarvan een deelnemer van de overwinnen
de olub, zekere M. de L. op de overwinning
een borrel ging pakken.
Dit deed hij niet minder dan achttien
maal. De wachtmeester der marechaussee,
die hem wilde inrekenen voor een oude
straf, vond hem in den toestand, waarin
verkeeren
Hij verzocht zich thuis nog te mogen
omkleeden, maar in zijn woning aangeko
men, trok bij een mes en onder de woor
den: „Ik steek je kapot", stak hij den
wachtmeester in de hand, waarbij eenige
pezen werden doorgesneden.
De held op het mes, die vorige week te
recht stond, hoorde toen 1jaar gevange
nisstraf tegen zich eischen. De rechtbank
maakte er 9 maanden van, met aftrek van
preventief.
BOND VAN MELKVEEHOUDERS.
EEN GEHEEL GEWIJZIGD SYSTEEM
VAN MELKVEE KOOP.
Gisteren kwam de Bond van Melkvee
houders in het Algemeen Verkooplokaal
te Rotterdam bijeen in een Algemeene ver
gadering om te spreken over een geheel
gewijzigd systeem voor den melkverkoop.
Men is n.l. in Botterdam c.a. overgegaan
tot het stichten van een melkfederatie
waarin vertegenwoordigd zijn de R. K.
Land- en Tuinbouwbond, de Ohr. B. en T.
bond, de Bond van Melkveehouders en de
bestaande melkveilingen. Uit elk van ge
noemde organisaties zijn enkele personen
aangewezen om zitting te nemen in het
Bestuur der Federatie, terwijl tot uitvoe
ring der werkzaamheden een Bureau is ge
vormd.
De bedoeling van het stichten dezer Fe
deratie is zooveel mogelijk de belangen van
de veehouders te behartigen, ma.w. om
nog te redden, wat te redden is. Dit kan
n.l. alleen als alle partijen nog meer dan
tot dusver zouden samenwerken.
Het door de Federatie opgemaakte
werkplan richt zich er v.nj. op om de han
del van consumptiemelk in goede banen te
leiden.
In zijn inleidend woord wees de voorz.,
dat heer A. N. Vaandrager er op, dat er
zoo wonderlijk met onze belangen wordt
omgesprongen; ons Nederlandsoh fabri
kaat waar anders zoo'n reclame voor ge
maakt wordt, wordt gedegradeerd. Voor
ons veehouders wordt zoo goed al® niets
gedaan. Een hofleverancier in den Haag
maakt reclame voor Australische boter.
De Regeering kan in gebreke gesteld
worden. Men stelt in het uitzicht, dat ou-
dermelk in het brood zal verwerkt worden.
Dit is voordeelig, doch er worden ook al
weer beletselen bedacht.
Wat onze verkoopsregeling aangaat, tot
dusver hadden we het contractsysteem.
Doch dat vaandel is stuk. Er moest wat
anders gedaan.
Er is een Melkfederatie opgericht, die
de melk voor alle melkveehouders zal ver
knopen, dus niet alleen van onzen Bond,
doch ook van den L. T. B. Voor deze Fede
ratie, een pracht instituut, is veel optimis
me en idealisme noodig. Dit nieuwe insti
tuut staat of valt met het feit, dat alle
melkveehouders zich al of niet er achter
stellen.
In bespreking gegeven werd deze Melk
federatie toegejuicht. De Regeering doet
niets. Dus moeten we zelf zien te redden
wat te redden is. De stadsbevolking wordt
voor 80 pet. opgevoed met buitenlandsche
producten.
We moeten ons, wordt opgemerkt, ach
ter onze voormannen stellen, allen moeten
VOORHOUT.
VAKSCHOOL VOOR
LANDBOUWERS en VEEHOUDERS
Huisvesting bij Eerw. Broeders
we dat doen, we moeten vertrouwen, dat
deze van de kwade zaken, de minst kwade
hebben uitgezocht.
Gevraagd wordt naar de werkwijze ier
Federatie en het verschil tusschen indus
trie en oonsumptiemelkers. Ook wenscht
men te weten waarvan het initiatief tot
het stichten dezer federatie is uitgegaan.
Iemand, die behalve veehouder ook bakker
is, bepleit een wet, die zou voorsohrijven,
dat alle brood in volle melk gebakken moet
worden. Het brood zou dan slechts 2 cent
duurder worden en de melk zou een groo-
te afzet krijgen.
De voorzitter van de M. F., de heer Jac.
Biemond, te Bleiswijk, deelt mede, dat we
bij de Regeering zullen blijven aandrin
gen op hulp, doch bitter moeten we niet
worden.
Wie de initiatiefnemer van de M. F. is,
kan moeilijk nagegaan worden. Maar de
betrokkenen bij de melkhandel kunnen
elkaar niet missen.
De werking stellen we ons zoo voor: de
industrie zal op de open markt in vrije con
currentie de melk van ons koopen. De con
sumptie eischt ruim de helft van de melk,
voor de consumptiemelk zal misschien I
cent meer bedongen worden. Doch hiervan
zal de industrie weer het derde deel, dus
y2 cent krijgen en de cohsumptiemelker
1 cent.
De industrie zal* op de veiling zijn te be
steden prijs met de vooraf vastgestelde
marge voor de consumptiemelk moeten ver-
hoogen. De voormannen der Federatie heb
ben het vertrouwen der melkveehouders
noodig. Krijgen ze dit dan gaan we vol
vertrouwen de toekomst in.
Op de vraag of de handel er in gekend
is en of deze ons niet zal tegenwerken,
wordt geantwoord, dat wel degelijk met
de handel gesproken is en deze met be
langstelling de zaken afwacht. Doch het
werkplan moet nog nader uitgewerkt wor
den en alle finesses zijn nog niet gereed.
Op de vraag of de vergadering de toe
treding tot de Melkfederatie goedkeuit,
wordt door applaus instemming betuigd.
UIT DE RADIO-WERELD
Programma's voor Vrijdag 15 Januari.
Huizen, 298 M.
Algemeen programma te verzorgen door KRO.
8.009.15 Gramofoonplaten.
10.00 Gramofoonplaten.
11.30 Ziekenuurtje.
12.15 Concert door het KRO.-Quintet.
2.00 Gramofoonplaten.
3.00 Evert Haak geeft een orgelconcert.
Zang door mevr. ClassenHasselman.
4.30 Reportage v. d. Sterrenwacht te Leiden
5.30 Concert door het KRO.-Kunstensemble.
7.10 Voordracht over Vincent van Gogh.
7.45 Inleiding.
8.0010.30 Concert door het versterkt KRO
orkest m. m. v. solisten.
9.00 Vaz Dias.
10.3012.00 Gramofoonplaten. 2e en 3e acte
der Opera „Madame Butterfly" van G. Puc
cini.
Hilversum, 1875 M.
6.45—7.00 en 7.30—7.45 Gymnastiek.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Voordracht.
10.30 Het Vara-Septet o. 1. v. Is. Eyl.
11.00 Voordracht.
11.15—12.— Vara-Septet.
12.00 Concert door het Omroep-orkest o. 1.
v Nico Treep.
2.00 Voor de scholen.
2.304.00 Concert door het trio van restau
rant „Winkels" te Amsterdam.
5.00 Gramofoonplaten.
5.15 Concert door het Vara-orkest.
6.00 Gramofoonplaten.
6.15 Voortzetting concert Vara-orkest.
6.45 Voordracht over het kapitalisme.
7.15 Voortzetting concert.
8 Voordracht van mej. dr. N. A. Bruining.
8.30 Concert.
9.00 Voordracht van dr. A. Groeneveld.
9.30 Voortzetting concert.
10.00 Vrijz. Godsdienstig Persbureau.
10.05 Vaz Dias.
10.15 Declamatie door Martien Beversluis,
(eigen werken).
10.45 Gramofoonpl.
11.0012.00 Gramofoonplaten.
„Radio-Paris",
8.05 Gramofoonplaten.
12.50 Idem.
1.25 Idem.
9.05 Allerlei.
9.50 Concert.
1725 M.
Daventry, 1554 M.
10.35 Morgenwijding.
11.05 Voordracht.
12.20 Gramofoonplaten.
1.00 Orgelrecital door Walter S. Val*.
I.50 Gramofoonplaten.
4.20 Concert door Moschetto en zijn orkest.
6.50 Viool- en Piano-Sonates van Beethoven.
8.20 Opera-Concert.
9.55 Kamermuziek door Strijk-Quartet en
vocale solisten.
II.2012.20 Dansmuziek door The Savoy
Orpheans van The Savoy Hotel.
Kalundborg, 1153 M.
11.20 Concert door het orkest van hotel
„D'Angleterre".
2.204.20 Concert door Omroep-orkest.
7.30 Opera-muziek door Omroep-orkest o. 1.
v Emil Reesen. Daarna: Russische muziek
door Omroep-orkest.
9.10 Tooneel.
9.5010.15 Concert voor luit. Dansmuziek.
Langenberg, 473 M.
6.25 Gramofoonplaten.
11.20 idem.
12.251.50 Middagconcert.
4.205.20 Concert met solo-sopraan e.a.
7.20 De 55e Symphonie van Joseph Haydn.
7.50 „5 Jaren Langenberg" Jubileum-pro
gramma. Tot 11.20 volgt Dansmuziek door Leo
Eysoldt en Orkest.
Brussel, 508.5 en 338,2 M.
5.08 12.35 Gramofoonplaten.
5.20 Omroep-Orkest.
6.20 Gramofoonplaten.
6.50 idem.
8.20 Omroep-orkest.
8.50 Tooneel.
9.20 Voortzetting concert.
9.50 Radio-Tooneel. Comedie.
10.05 Slot concert.
338 M. 12.35 Gramofoonplaten.
5.20 Omroep-orkest.
6.20 Gramofoonplaten.
8.20 Concert van werken van Vlaamsche
componisten.
Z e e s e n, 1635 M.
6.50 Radio-tooneel.
8.00 Concert door het Norag Orkest, o. 1. v.
José Eibenschütz.
8.50 „Strassenronde" van Arno Schirokauer.
Daarna: Uitz. ten gunste v. d. werkloozen.
Rome, 441 M.
8.20 „Boccaccio". Operette van Franz von
Suppé.
PROF. DR. V. ROOIJ.
DR. SALOMONSON.
Het huis aan den O. LANGENDIJK te
Delft, waar de beroemde Hollandsche schil
der Jan Vermeer, wiens derde geboorte
eeuwfeest binnenkort zal worden herdacht,
lange jaren heeft gewoond.
Prof. Dr. A. H. M. J. VAN ROOIJ, hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit
te Amsterdam, en Dr. JOH. G. SALOMON SON, vrouwenarts te Amsterdam, die mede
het initiatief namen tot het houden van een internationale tentoonstelling „Moe
der en Kind" te Amsterdam, van het voorloopig Comité van voorbereiding
zij beiden deel uitmaken.
Hij heette kleine Bertus, of zoo noemden
ze hem eigenlijk. En iederen dag weer aan,
in kou en in regen, in weer en wind liep
liep hij lang® de straten centen te schooien
en een praatje te maken en een beetje te
wandelen. Hij verkocht eigenlijk veters;
lange zwarte veters. Maar de meesten lie
ten hem de veters houden en gaven hem de
oenten. Je had toch ook iedere week geen
veters noodig, en wegsturen, och, 't was een
goedig oud manneke en fatsoenlijk.
Iederen dag kon je hem zien gaan van
de Willemsbrug naar 't Stalenbolwerk en
dan de gnachies en de straten af. Tot 'n
uur of één tot een uur of twee. Dan ging
hij zitten op een vensterbank van 'n leeg
huis op een verlaten handkar, op een stoep,
op 'n keldertrap. Dan ging hij zitten en at
z'n boterham. Dat was nogal veel meestal,
'n Heele dikke met margarine, een paar
oude kapjes, 'n pakkie: twee op mekaar
met lekkere Leidsche kaas of zoete, of
worst. Dat kreeg hij wel 'ns van de me
vrouw uit 't witte huis op 't hoekje van den
Singel. Ze heette geloof ik Cnamerdonk,
maar precies wist hij 't niet. 't Waren zulke
rare letters op die deur. Gewone, die kon hij
best lezen, maar als ze zoo mal gingen
doen', nee, dan ging 't boven z'n pet. En
dat pakkie was dan van den jongeheer van
den vorigen dag, dat hij mee naar huis
terug genomen had van de school, dat hij
niet meer bliefde.
Hij bleef dan zoowat een uurtje zitten,
deed 't op zijn gemak, 'n Mensch had ook
wel 'ns rust noodig. Dan zat hij stil te
kijken naar de voorbijgangers, naar de
schoolkinderen, maar de loopjongens, naar
de vrachtauto's, naar de politiemannen. In
de zon zat hij dan, dat probeerde hij ten
minste altijd. Want de zon, die stooft je
ouwe lijf toch zoo lekker warm. En soms
viel hij wel 'ns in slaap. Maar, dat gebeur
de niet veel, want hij was 'n wakker man
netje.
En hij had een nieuw jassie aan, nou!
Vanmorgen gekregen van meneer Klaassen
in de Greppelstraat. Een mooi jassie was
dat! Het ouwe had hij nou onder z'n arm:
dat bewaarde hij ook. Hij was niet slonzig,
't Paste 'm, nou! En lekker warm dat dat
ding zat. Hij had 'n goed daggie vandaag.
Vijf boterhammen, 'n zooitje centen en een
nieuw jassie. Lekker weer. Geen pijn in z'n
voeten.
Om twee uur stapte hij op. Was hij stijf
van 't zitten, dan had hij altijd effen geen
zin. Vond hij 't net zoo lekker daar in z'n
hoekie. Maar dan zei hij tegen z'n eigen:
„Vooruit ouwe jongen". En dan ging 't
weer. En als hij dan iemand tegen kwam,
n' ouwe kennis, 'n meneer, waar hij iedere
week kwam of zoo, dan trok hij aan z'n
verschoten pet en zei hij: „Goeienmorgen'.
En de meneer zei: „Zoo Bertus, en gaan de
zaakjes goed?" „Voor melfaar", zei hij dan
of „bestig, bestig".
Hij had wel 'n onderdak.
Hij sliep op een kamertje boven 'n pak
huis. 'n Mooi, klein kamertje. „Kwam geen
tochje in", beweerde hij dikwijls, ,,'n Goed
bed, allemaal van een goeien meneer ge
had".
Die goeie meneer was een graanhande
laar. Die had 'm gekend van vroeger, toen
hij 'n tiental jaren terug nog 'n ijverig
werkmannetje was bij de gemeente. Nou
was hij te oud. Nou mocht hij niet meer.
Vroeger woonde hij in een klein huisje aan
't end van 't stadje. Dat hebben ze toen on
bewoonbaar verklaard later. Hij moest er
uit. En ze hadden 'm een nieuw woninkje
aangeboden, heelemaal aan 't andere end.
Maar hij kon er niet aarden en 't was zoo'n
end weg. Zoo'n heel end van z'n klanten
vandaan. Nou zat daar al lang 'n ander in
En hij was er niet rouwig om, heelemaal
niet.
En de graanhandelaar, die 'm al van
vroeger kende, nog van 'n tiental jaren
terug, die had 'm een kamertje afgestaan,
boven 'n pakhui® van 'm. Maar als 't warm
was. Als 't zomer was, nou, dan liet hij z'n
kamertje ook in den steek. Dan bleef hij
net zoo lief op 'n bank in 't park. Als de
boomen zoo lekker rooken. Als d'r 'savonds
een lekker koel windje kwam over je heete
gezicht, nou, dan ging hij niet meer naar
z'n kamertje. Maar als er een agent kwam,
dan moest hij oppassen. Die hield er aiet
van. Maar dan snurkte hij maar hard. Nou,
en dan liep 't meestal goed af.
Toen op 'n dag, toen liep hij met z'n
hoofd naar den grond gebogen, of hij alle
steentjes wou tellen, die er voor 'm lagen.
Z'n handen allebei in de zakken van z'n
nieuwe jassie en z'n hoofd vol met allemaal
gedachten.
Hij was de vrouw van den graanhande
laar tegengekomen, en die had gezegd: „Je
moet vanmiddag eens aankomen, 'k Heb
goed nieuws voor je". Toen, dat was alle
maal dien middag gebeurd, was hij er naar
toe vergaan. Onderweg z'n eigen gek prak-
kizeerend wat of er wel kon zijn. Goed
nieuws, goed nieuws. Wat kon er voor goed
nieuws zijn.
Familie had hij niet. Nooit veel gehad.
Z'n vader en z'n moeder waren allebei al
heel vroeg dood gegaan. Broers en zusters
had hij niet gehad. Ooms en tantes, neefies
en nichies, die kende hij amper. En ge
trouwd was hij nooit geweest. Dus, daar
kon 't niet van komen. Goed nieuws. Afijn,
hij was er naar toe gegaan. Hij had een
kommetje thee gekregen en een sigaar en
toen had ze 't hem gevraagd. Dat wa3 't
goede nieuws. Of hij niet liever 'ns heele
maal onbezorgd zou willen wonen in een
groot huis met andere mannen. Zonder
zorg. Zonder den geheelen dag op de straat
te loopen. Alle dagen warm eten. Goeie
verzorging, 't Kostte hem niets. Zij had er
voor gezorgd,, want ze had onder 't be
stuur van dat huis 'n goeien kennis. Ze
had 'n goed woordje voor 'm gedaan. Hij
kon komen.
Hij had haar aangekeken. Versuft. Niet
begrijpend, niet goed wetend, en met moei
te, met heel veel moeite was 't doorgedron
gen in z'n ouwe hoofd. Nou liep hij weer
op straat met al die gedachten bij hem. Hij
had geen ja gezegd. Hij had geen nee ge
zegd. Ze had ook gezegd dat 't allemaal zoo
makkelijk was. Dat als hij ziek werd, dat
hij dan verzorgd werd en geholpen. En dat
er een' kapel aan huis was. En dat ze een
fijn bed hadden.
En nou, nou liep hij maa-r te denken, hoe
of dat gaan moest en hoe of dat zijn zou.
En of hij wou.
Dat wist hij niet.
Niet meer langs de straten. Niet meer
praatjes maken met de mensohen in de
winkels. Niet meer veters verkoopen. Nu
van dat allemaal niks meer. Niet meer naar
z'n kamertje. Maar altijd warm eten en
goeie verzorging tot aan je dood toe. Ja,
want hoe moest dat eigenlijk, daar had hij
nooit zoo over geprakkizeerd. Maar als cr
nou 'ns wat met 'm gebeurde. Ze reden 'm
an, of hij kreeg longontsteking, of rheuma-
tiek, waar moest hij dan eigenlijk
heen
Dien avond belde hij bij de mevrouw
aan om te gaan zeggen dat hij wou.
En de mevrouw van den graanhandelaar
zorgde voor de rest en veertien dagen la
ter was hij er in.
„Ik ga daar naar toe", had hij gezegd
aan z'n klanten. „Daar naar toe, je weet
wel, gesticht voor ouwe mannen, effe bui
ten de gemeente. Dat 's goed werk, alle
dagen warm eten, goeie verzorging. Nog
wel bedankt voor alles hoor". Dat was z'n
afscheid.
Toen was hij er in. En in 't stadje dach
ten ze niet meer aan 'm.
Toen kwam er een week van regenda
gen en een week van kouwe dagen en de
mevrouw, die hem er' in geholpen had,
dacht glimlachend aan kleinen Bertus, die
nu veilig en goed geborgen zat. 't Goeie,
ouwe mannetje. Ze had. toch altijd zoo n
meelij met 'm gehad. Als hij toch weer door
dit weer had gemoeten.
Toen ging er nog 'n week voerbij.
En toen dien Maandag er op, toen scheen
de zon in 't vestibuultje, waar 't hitje ge
knield 't stof lag weg te vegen van de vuile
voeten van Zondag en de vieze kokosmat.
Er werd gebeld.
En mevrouw riep uit de kamer: „Wacht
maar Fientje, en ze ging zelf open doen,
want ze dacht, dat 't de schoenmaker was,
die wat kwam vragen van de schoenen, die
bij hem in de maak lagen. Die zou komen
Maandagochtend. En ze deed openEn
toen, toen bestierven de woorden haar op
de lippen, en ze keek met starende oogen
naar kleinen Bertus op de stoep.
Hij had dat nieuwe jassie weer aan en
z'n eene hand zat in een zak en met z'n
andere hand rukte hij aan z'n ouwe, ver
schoten pet.
„En of u 't maar niet kwalijk wil ne
men, maar ik ben d'r weer uit".
Hij zei 't met een kordaatheid, alsof hij
vertelde, dat hij een veldsla». gewonnen
had.
„Maar hoe.
„Ach mevrouw. Je bent een beste goeie
mevrouw, en ik blijf je eeuwig dankbaar,
dat je zooveel moeite gedaan heb. Maar
dat hou ik niet uit. We hadden 't er best
mevrouw, en 't eten was best en 't bed was
fijn en de zaal was warm en de kapel was
mooi en ik heb voor je gebeden, mevrouw,
uit dankbaarheid, maar d'r benne hier toch
ook kerken, en ik ging toch altijd, dat wist
u toch wel. Maar Bertus kon niet loopen
waar hij wou en hij kon niet gaan waar
hij wou. Ik had d'r gek geworden, mevrouw,
of 'k had er dood gegaan
Daar ging hij weer. Z'n veel te groote,
ouwe schoenen sloften over de hobbelige
keien. Daar ging hij weer, in de zon.
En in 't pas geveegde vestibuultje stond
de >touw van den graanhandelaar 'm na
te kijken met groote starende oogen en ach
ter haar stond 't hitje. A. M.