DINSDAG 12 JANUARI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
Uit de Landbouwwereld
De boerderij der Mieren. Bekend is de
groote liefde der mieren voor al wat zoet
is. Niet alleen onze suikerpotten weten ze
te vinden, maar ook klimmen ze tegen
allerlei planten op om de bladluizen, die
er zich op bevinden, te gaan melken, d.w.z.
het suikerwater te gaan drinken, dat vloeit
uit de twee op den rug van dit dier om-
hoogstaande haartjes. Evenwel niet altijd
zijn er evenveel bladluizen, en ook is trie
voortdurende klimpartij nog al lastig; niets
eenvoudiger daarom, dan een gedeelte van
het nest ingericht voor hun melkkoetjes.
Inderdaad heeft men dit waargenomen.
Met hoeveel moeite ook, bladluizen wer
den meegenomen in het nest, en daar ge
voed met de bladeren van struik of boom,
waarvan ze werden weggenomen. Was de
mier dan belust op iets zoets, dan hoefde
ze niet ver te zoeken; ze ging naar de
stad, en dan met een der pootjes over den
rug der bladluizen strijkende, vertoonde
zich dra een druppeltje aan het uiteinde
der haartjes, dat gretig werd opgezogen.
Niet alleen aan veeteelt echter doet de
mier, er zijn ook soorten gevonden, die
heur eigen groenten verbouwen. In Bra
zilië namelijk heeft de kruidkundige Moel
ier een mierensoort ontdekt, die eetbare
paddenstoelen kweekt. Deze mieren (ge
slacht Atta) begeven zioh daartoe naar de
koffieplantages en bijten daar met heur
scherpe monddeelen groote stukken uit de
bladeren, die ze dan met veel moeite naar
haar nest dragen. Daar zijn andere mieren
een kleiner soort, bezig den door hun ster
kere broeders aange brachten voorraad
uiteiist fijn te kauwen, dat fijngekauwde uot
balletjes te kneden, en op geschikte wijze
op elkaar te stapelen, na er vooraf een
weinig van vroeger bewerkte aarde te heb
ben bijgemengd, bij wijze van bezaaiing.
Hierdoor voegen ze namelijk de kiemen
bij van een bepaalde soort champignon,
welke weldra met zijn groeiachtige draden
de geheele massa doortrekt, zonder dat
zioh andere minder gewenschte soorten, of
ook bacteriën, er in ontwikkelen, die den
geheelen verbouw zouden kunnen doen
mislukken.
Deze champignons nu, worden door de
mieren als een groote lekkernij beschouwd;
zelfs zoozeer zijn ze er op gesteld, dat ze
bij verstoring van hun nest zorgen eenige
champignons mee te nemen, om in de
soort te blijven, zooals andere zich belas
ten met de poppen, de zoogenaamde mie-
reneiren. Opmerkelijk is nog, dat van deze
champignondraden, op gronden voor cul
tuur van paddestoelen gestemd, overge
bracht, gewone eetbare champignons
groeien.
Eenheupig. Ieder, die de gewoonte heeft,
de paarden, die hij ontmoet, te zien, en
goed te zien, heeft zeker herhaaldelijk
dieren waargenomen, die van achter scheef
waren. Niet scheef door het wegvallen der
spieren aan één zijde, zooals wij dat bij
voorbeeld bij een spatkreupel paard ken
nen, doch doordat aan de eene zijde de
uitwendige heup (darmbeenhoek) niet is
waar te nemen, terwijl die aan de andere
zijde duidelijk uitsteekt. Men noemt zulk
een paard éénheupig. Hoe het paard hier
aan komt? Als veulen of enter heeft het
bij ongeluk een stukje van den uitwendi-
gen heuphoek afgestooten en - de daaraan
bevestigde spieren hebben het losse stuk
wat naar beneden getrokken,waardoor de
gelegenheid van weer op de plaats vast
groeien, is benomen. Dit afstooten van den
heuphoek gaat vrij gemakkelijk. Als jonge
dieren met een beetje vaart tegen een
muur, paal of ander hard voorwerp loopen,
kan dit gebeuren. Het meest ziet men het
plaats hebben bij het uit den stal gaan
door een nauwe deur, of waar men de deur
niet goed los zet. Laat daarom nooit de
jonge paarden door een te smalle ruimte
uit den stal gaan!
Eenden. Een paar wenken voor eenden-
houders: Men zorge steeds, dat de kooien
voor de eenden niet te vol worden. De
eerste eieren, die in het voorjaar gelegd
worden, zijn in den regel niet bevrucht.
Als broedeieren kieze men deze daarom
niet. Iedere eendenhouder moet steeds bo
denken, dat eenden altijd wel goed willen
broeden, doch dat ze weinig zorg over
hebben voor haar jongen. Jonge eenden
lijden wel eens aan verschillende ziekten,
waardoor een mooie koppel soms ter dege
wordt gedund. Wat fijn houtkool door het
voer is gebleken een uitstekend voorbe
hoedmiddel te zijn. Het is goed, dat men
den jongen eenden een flinke loopplaats
geeft; men diene echter te zorgen, dat deze
niet te ruim zij. Worden de eenden half
volwassen, dan moeten zij niet in een be
perkte ruimte blijven, anders beginnen zij
de veeren te eten. De eenden, die het
minst van ziekte te lijden hebben, zijn de
Peking-eenden.
Zaaizaad. Het moet steeds voor iederen
boer een groote zorg zijn, om zooveel mo
gelijk goed zaaizaad te hebben. Goed
zaaizaad moet vrij van onkruid en andere
zaden zijn. Vooral klaverzaad is dikwijls
rijk aan warkruidzaden. Verder moeten de
korrels groot zijn; de grootste korrels ge
ven de grootste en krachtigste planten en
bieden het langst weerstand aan weersin
vloeden. Zaad, dat bij het dorscken ge
kneusd of beschadigd is kieze men
nooit, terwijl ook zaad dat te vroeg
geoogst is, weinig kiemkracht bezit; ook
het zaad van akkers, waar verschillende
plantenziekten voorkomen, bestemme men
niet voor den zaai. Rimpelige korrels zijn
lang niet zoo goed als dikke volle, ook
alweer omdat een grooter gedeelte niet
ontkiemt. Wij moeten niet steeds hot
zaaizaad kiezen uit onzen eigen oogst, dit
leidt gemakkelijk tot achteruitgang. Men
dient af en toe eens van zaaizaad te ver
wisselen. Zaaizaad dat uit den vreemde
moet komen neme men liever uit Noordelij
ke dan uit Zuidelijke streken. Zaad, komen
de van beste kleistreken, vermindert op
goeden grond langzamerhand in deugd
zaamheid.
Aardappelwater. Wanneer wij aardap
pelen koken voor koeien of varkens, is het
altijd nuttig, dit water af te gieten. In de
schil van den aardappel zit een vergiftige
stof „solanine", die bij het koken in het
water wordt opgenomen. Vooral in aard
appelen, die in kelders of kuilen beginnen
te ontkiemen, komt de solanine het meest
vooT. Verwijderen wij echter maar steeds
het water, dan hebben wij van de vergif
tige stof geen nadeelen te verwachten. Het
is wel eens voorgekomen, dat een onvoor
zichtige, of onkundige veehouder zulk af-
gietwater aan zijn vee voorzette, en dat tal
van dieren ziek werden en zelfs stierven.
Voorzichtigheid blijve hier aangeraden.
„Te heet zijn spijzen ongezond,
Pas op, of je brand je mond,
Je tong, je spijskanaal, je maag....
Is 't eten heethap niet te graag"
B—r.
Financiën en Economie
Kerkelijke leening.
Bericht wordt, dat vanaf Vrijdag 15 Ja
nuari 1932 de inschrijving op een 5 pCt.
Obligatieleening groot 365.000.ten laste
van het R. K. Kerkbestuur der parochie
van den H. Augustinus te Amsterdam ;n
stukken van 1000.500.en 100.
nominaal aan Toonder tot den koers van
99 3/8 pCt. is opengesteld bij de navolgen
de kantoren: Nederlandsohe Landbouw-
bank N.V. te Amsterdam 507-511, Lentjes
Drossaerts te 's-Hertogenbosoh, alsmede
bij d'e Nederlandsche Landbouwbank N.V'.,
met Bijkantoren te Alkmaar, Breda, Eind-
"hoven, 's-Gravenhage, Hoorn, Purmerend,
Roermond en Venray en voorts: N.V. Alge
mene Bankvereeniging, Bijbank Maas
tricht te Maastricht. Kallmann Steger
te Haarlem, Nieuwe Gracht 57.
De opbrengst der leening dient voor den
bouw van een nieuwe Parochiekerk, Pas
torie en Parochiehuis voor de jeugd en cul
tureel parochiewerk. Het geheel vormt één
complex, gelegen aan den Postjesweg te
Amsterdam-W.
FILM-NIEUWS
DE GESCHIEDENIS VAN „TRADER
HORN".
Alfred Aloysius Horn, werd geboren te
Liverpool, in welke stad hij ook de lagere
school bezocht. Meer dan van zijn leera
ren leerde hij van zijn kameraden. Onder
zijn medeleerlingen was een jongen uit Ve
nezuela, een uit Peru, twee half-bloede uit
Haïti, enkele uit Brazilië en een echte
Spaansche graaf.
Zijn leeraren brachten hem de grondbe
ginselen bij van Latijn en Grieksch en
Wiskunde, maar van zijn kameraden leer
de hij Spaansch, Portugeescb en Fransch
en bovenal leerde hij het groote verlangen
kennen andere landen te zien, de landen,
vanwaar zijn vrieiiden kwamen en waar
heen zij weer zouden terugkeeren.
Toen hij nauwelijks 18 jaar was, verliet
hij Engeland en probeerde in de koloniën
een bestaan te vinden. Voor een groote Eu-
gelsche firma kocht hij ivoor en dierenhui
den van de inboorlingen van Afrika's west
kust. De eenig bekende manier van zaken
doen in deze landen was de ruilhandel,
daar de wilde negerstammen toch niets
met- geld zouden kunnen beginnen. Hij gaf
hen geweren en kruid, bedrukt katoen en
schoenen voor hun waardevol ivoor en ruw
rubber. De inboorlingen brachten ook dik
wijls levende dieren, Chimpansé's, jonge
gorilla's, kleine olifanten, die aan de die
rentuinen van Europa verkocht Werden.
Wat Alfred in dezen tijd leerde, kwam
hem later zeer goed te pas, hij leerde het
handelen, de manier om den inboorlingen
voor hun waardevolle producten de goed
koopst mogelijke waren in ruil te geven.
Voor zijn firma sloot hij zeer goede zaken
af, maar toch beviel dit werk hem niet. Hij
verlangde te veel naar avonturen, hij wilde
vrij, zijn eigen luimen volgend, door het
land trekken.
Spoedig nam hij ontslag bij de firma en
begon voor eigen rekening te handelen. Hij
sloot vriendschap met de wildste stammen
van Afrika, werd als broeder aangenomen
door de kannibalen, nam deel aan groote
jachten en trok in alle richtingen door de
wildernis. De wilden kenden hem en wis
ten hem te waardeeren. Bij hen was hij
bekend als „Trader Horn" (De handelaar
Horn), die mooie verhalen kon vertellen
en hen steeds met raad en daad bijstond.
Slechts eenmaal gedurende de 65 jaren,
clie hij in de wildernis doorbracht, maakte
hij een reis naar Engeland. Hij voelde zioh
daar echter niet op zijn gemak, hij miste
de vrijheid en de gevat en.
Trader Horn was zijn leven lang een in
Afrika bekende en gevreesde avonturier
geweest en toen hij oud werd, wérd hij een
groot philosoof. Hij kon niet meer op jacht
gaan en de binnenlanden doortrekken en
hij had geen connecties met Engeland meer
om ruilwaren te koopen, maar hij had veel
beleefd en een goed geheugen. Hiervan
maakt hij gebruik, om op zijn ouden dag
in zijn onderhoud te voorzien. Hij vlocht
zeven, sneed lepels en andere huishoude
lijke benooddgdheden en daarmede trok hij
van huis tot huis. Hij probeerde zijn waren
te verkoopen, maar bovenal vertelde hij
waar-gebeurde geschiedenissen uit zijn
leven.
Dikwijls werd hij weggejaagd, maar daar
trok hij zich niets van aan; „volgende maal
beter" zeide hij tot zichzelf. Dit zeide hij
ook, toen hij op een morgen, nadat hij te
vergeefs gepoogd had aan Ethelreda Le
wis een zeef te verkoopen en deze vriende
lijke woorden waren de eerste aanleiding
tot het ontstaan van den wereldbekenden
roman „Trader Horn".
Ethelreda Lewis voelde zich beschaamd,
dat hij, de oude handelaar, zoc philosofisch
reageerde op haar korte antwoord. Zij riep
hem terug, daar zij zich plotseling herin
nerde, dat ze toch wel een nieuwe zeef
gebruiken kon. Trader Horn vond dit zeer
gewoon, bij verwonderde er zioh nooit over
als zijn klanten van meening veranderden.
Een uur lang bleef hij bij haar praten
en vertelde haar precies hoe men het beste
op olifanten kon jagen.
Maandenlang kwam hij regelmatig terug
en Ethelreda Lewis, die een bekende
schrijfster is, schreef met hem samen een
UIT DE RADIO-WERELD
Programma's van Woensdag 13 Januari.
Huizen, 298 M.
Alleen uitzending van de N.C.R.V.
8.00 Lezen uit de Schrift.
8.15 Gramofoonplaten.
10.00 Het NCR V-Dameskoor.
10.30 Ziekenuurtje.
11.0012.00 Orgelspel door M. F. Jur-
jaans; Mej. D. Mijnhout, sopraan.
12.15 Gramofoonplaten.
12.30 Het NCRV-Kwartet.
2.00 Gramofoonplaten.
2.30 Lectuur-bespreking.
3.00 Concert door Trio.
4.30 Gramofoonplaten.
5.00 Voor de kinderen.
6.00 Landbouwkundige voordracht.
7.00 Uitz. namens het Kristlik Frysk
selskip.
7.45 Ned. Ohr. Persbureau.
8.00 Voordracht.
8.3010.45 De Haarlemsche Orkest-Ver.
o.l.v. Frits Schuurman.
9.50 Persberichten van Vaz Dias.
10.4511.30 Gramofoonplaten.
Hilversum, 1875 M.
6.547.00 en daarna weder te 7.307.45
Gymnastiek.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Het VARA-Septet o.l.v. Is. Eyl.
Voordracht door Adolf Bouwmeester. L. v.
d. Wal, toespraak.
12.00 Het Amstérd. Solistenkwartet.
Heinz Brisenick, zang; Johan Jong, piano.
2.30 Onze keuken, door P. J. Kers Jr.
3.00 Joh. Jong, piano.
3.30 Kindertooneel o.l.v. Willem van Cap-
pellen.
4.30 Gramofoonplaten.
4.45 Vragenhalfuurtje.
5.30 Gramofoonplaten.
6.30 Uitz. v. d. R'.V.U.
7.00 Joodsche uitzending.
8.00 Leekenspel „De Moeder" van Mevr.
Henriëtte Roland Holst. Muziek van
Brandts Buys. Regie: A. v. d. Vies.
9.30 Het VAR A-Orkest.
10.15 De Wederwaardigheden van Wak
ker en Tropenduit.
10.30 Voortzetting VARA-Orkest.
11.00 Vaz-Dias.
11.1512.00 Voortzetting en slot van het
VAR A-Concert.
boek over zijn herinneringen. Het boek
werd een enorm succes.
Metro Goldwyn Mayer's film „Trader
Horn" is gebaseerd op dit boek en werd
opgenomen in de Afrikaansche wildernis
sen, op dezelfde plaatsen waar Trader
Hom zijn avonturen beleefde.
DE WAARHEID OVER AFRIKA'S
WILDERNIS.
Behoort U tot degenen, die gelooven, dat
een struisvogel zijn kop in het zand steekt,
in de meening, dat de achtervolgende vij
and hem dan niet zal kunnen zien? Of dat
de leeuw inderdaad de koning der dieren
is?
Dit zijn sprookjes, evenals zoovele ge
schiedenissen uit de jungle. Een struisvo
gel doet niet aan de naar hem genoemde
politiek, dergelijke domheden laat hij aan
minder ontwikkelde tweevoeters over en
wat den leeuw betreft, een flink uit de klui
ten gewassen zebra is hem de baas, en kan
hem gemakkelijk op de vlucht doen slaan.
Deze feiten kan men met eigen oogen
zien en met eigen ooren hooren in de-film
„Trader-Horn", een sensationeel Metro
Goldwyn Mayer Afrika-drama, waarvan de
première in Holland reeds heeft plaats ge
had.
„Trader Horn" werd verfilmd door de
grootste filmexpeditie, die ooit naar Afrika
trok en die het eerste klankfilmopname^ap-
paraat naar de wildernis vervoerde. Het
wilde leven in oerwoud en steppe werd door
microfoon zoowel als door de camera's vast
gelegd.
De reis, waarbij 25.000 kilometer werden
„B a d i o-P a r is", 1725 M.
8.05 Gramofoonplaten.
12.50 Idemi
I.25 Idem. -
9.05 Hoorspel.
9.50 Gramofoonplaten.
Daventry. 1554 M.
10.35 Morgenwijding.
II.05 Voordracht.
12.20 Concert door het Northern Omroep
orkest.
I.35 Kerk-orgelconcert.
3.50 Het Bournemouth Stedelijk Orkest
met solisten.
5.05 Cinema-orgelconcert door Reginald
New.
8.35 Het BBC-Symphonie-Concert o.l.v.
Adrian Boult.
10.35 Berichten etc.
10.5512.20 Dansmuziek door Roy Fox en
zijn Orkest.
Kalundborg, 1153 M.
12.051.20 Concert door het Orkest van
'Restaurant „Wivex".
2.204.20 Concert door Louis Preil en
zijn Instrumentaal Orkest.
7.20 Balletmuziek van Fransche compo
nisten. Leiding: Launy Gröndahl.
8.35 Concert door Koor.
9.50 Concert door Mandoline-Kwartet.
10.2011.50 Uitz. van Dansmuziek.
Langenberg, 473 M.
6.207.20 Gramofoonplaten.
II.20—12.10 Idem.
12.251.50 Middagconcert.
4.205.20 Het Omroep-Orke8t.
8.10 „Der grüne Kakadu", hoorspel van
Arthur Schnitzler. Daarna Concert. Vanaf
11.0511.30 Bij de Zesdaagsche te Dort
mund.
Brussel, 508 en 338 M.
508 M. 12.35 Gramofoonplaten.
5.20 Cello-concert.
55.0 Gramofoonplaten.
6.50 Idem.
8.20 Uitzending vanuit Verviers; Con
cert en solisten.
338 M.: 12.35 Gramofoonplaten.
5.20 Orkest.
6.50 Gramofoonplaten.
8.20 Concert door Omroep-Orkest, o.m.
De Serenade „Eine kleine Nachtmusilc", v.
Mozart.
Rome, 441 M.
8.20 Opera-uitzending.
afgelegd, dwars door wildernissen, oerwou
den en moerassen, waaraan een klein leger
van vrachtauto's en automobielen deelnam,
was bijzonder rijk aan sensaties. De opera
teurs kropen met. hun tostellen tot in de on
middellijke nabijheid van leeuwen, luipaar
den, rhinocerossen, krokodillen en andere
woeste bewoners van Afrika's wildernis.
Microfoons werden geplaatst om de kreten
en geluiden op te nemen. Vanzelfsprekend
waren aan déze taak geweldige gevaren
verbonden. Op zekeren keer stormde een
rhinoceros op de camera af, slechts enkele
voeten voor het toestel viel het dier neer,
getroffen door een welgemikt schot, afge
vuurd door W. S. van Dyke, den regisseur.
De expeditie trok door dichte oerwouden,
waar de inboorlingen met kapmessen een
doorgang voor de auto's moesjen hakken,
er werd gekampeerd in het diépste der wil
dernis, honderden ontberingen moest men
lijden, ondanks de uitmuntende voorzor
gen, waarmede de expeditie was uitgerust.
De reis ging doojgöeganda, Tanganjyke,
den Belgischen ConPf, het bovenloopgebied
van den Nijl en de gevaarlijke „slaapziekte
streek" in de nabijheid van het Albert
Meer.
De vreemdsoortige ceremonieën der in
boorlingen, hun dansen, de magische, hyste
rische godsdienstcefeningen en allerlei an
dere bijzonderheden van het leven der wil
dernis, werden naar de werkelijkheid opge
nomen, evenals de sensationeels dieren-op-
namen. Honderden krokodillen, nijlpaarden,
rhinocerossen en practisch ieder in Cen-
traal-Afrika levend dier, tot de groote wilde
olifanten toe, dragen bij tot de cultureele en
cinematografische waarde van deze film,
waaraan meer dan twee jaar gewerkt werd.
FEUILLETON.
ACHTER EEN MASKER
Uit het Engelsch
van
HAEDON HILL.
51) v
Om zes uur stapte het gezelschap, uit
gezonderd Lord Monksilver en Elisha
Crowe, in de wachtende auto. Toen ze het
tuinhek uitdraaiden naar den dorpsweg,
kwam er een dichte mist opzetten, die al
les aan hun blikken onttrok. Hoe verder
ze kwamen, hoe dichter tot hun teleur
stelling de mist werd. De sleepboot zou
geen gemakkelijke taak hebben. Het duur
de dan ook nog wel een uur voor de boot
werkelijk lag, waar ze den commissaris en
zijn gezelschap aan boord zou nemen.
Toen de sleepboot zich weer in bewe
ging zette, begon het donker te worden en
de duistenis, gevoegd bij den dichten ne
vel, belette hun iets te zien. De kapitein
van de sleepboot was een man van tergen
de voorzichtigheid. Hij weigerde beslist
anders dan met de grootste behoedzaam
heid naar de gevaarlijke klippen van het
rif te varen en toen hij vond dat ze zoover
waren gegaan als maar mogelijk was, liet
hij de machine stoppen.
We zijn nog geen twe honderd meter
van de kust af, was zijn antwoord op het
protest van den commissaris. We kun
nen nog geen tien meter voor ons uitzien
en ik ben niet. van p'i'i om m:jn hachje ca
EJijn schuit er aar> te wagen voor de Wvox-
fordsche politie. Het is al hoog water en
als hij op een klip stoot, zinken we als een
baksteen.
Het was inderdaad waar dat ze geen
hand voor oogen konden zien. Al waren
ze tien meter van het rif afgeweest, dan
zouden ze nog niets van de ruïne feezien
hebben. Zelfs de omtrek van de geweldige
kaap was onzichtbaar en het licht van den
nieuwen vuurtjreu bereikte haar nauwe
lijks.
Opeens werden zij opgeschrikt door een
oordoovend gedonder. De lucht scheen te
trillenhet was alsof de aarde op haar
grondvesten schudde.' En toen schoot een
helle vlam op, die het rif vlakbij en duide
lijk voor hun oogen tooverde, maar van de
ruïne erop was geen spoor te ontdekken.
HOOFDSTUK XXX.
Het scherm valt.
De ontdekking dat Michaël Standish neg
leefde en blijkbaar slechts ongevaarlijk
gewond was, maakte Phyllis wanhopig. De
boot moest dicht bij zijn, en op het rif lag
ongetwijfeld de schuit, die Ravenscar den
vorigen avond had gebruikt. Als Standish
haar werkelijk in de boot bracht, zou het
eenige dat haar overbleef zijn, om in het
water te springen voor ze de groote boot
hadden bereikt. Op het oogenblrk was
Standish onzichtbaar, waarschijnlijk bezig
om zijn duivelsch plan ten uitvoer te bren
gen qm de twee beneden op te sluiten,t
Maar Phyllis maakte.zich geen illusies dat
hij lang zou wegblijven.
?o had nog één kiern? kans. Ze zou pro-
beeren het bootje te vinden om van het rif
weg te komen voor Standish bij haar Nvas.
Bij deze poging raakte haar voeten ver
ward in lange slierten zeewier, de glibbe
rige rotsen deden haar telkens uitglijden
en het klotsen van het water waarschuwde
haar dat ze vlak bij de diepte was. Ze be
gon de hoop al op te geven. Zelfs bij dag
licht zou het met dezen zwaren mist moei
lijk zijn geweest, de roeiboot te vinden.
Toen gebeurde het wonder: de stem
van Dick klonk op korten afstand over het
waterDat beteekende hulp en redding
redding, die ze met een roep over het wa
ter naar zich toe kon halen.
Een snik van vreugde kwam in baar
keel omhoog en onbewust deed ze een stap
voorwaarts, dat haar noodkreet zoo dui
delijk mogelijk zou kunnen worden ge
hoord. Nog een stap deed ze maar raak
te verward in een kluwen van wier. Ze be
vrijdde haar voet en stond op het punt
haar roep te doen hooren, toen een dave
rende donder, alsof de aarde van één
spleet, vlak bij haar de lucht verscheurde,
en zij bewusteloos tegen den grond werd
geworpen.
Een paar minuten later viel het onze
kere licht van een politielantaarn op haar
doodsbleek gezicht en sterke armen droe
gen haar naar de sloep, die dadelijk na de
ontploffing door de groote sleepboot was
gestreken.
Vóór de kleine stoomboot de kust had
bereikt, kwam het meisje alweer tot be
wustzijn en hel eerste wat tot haar door
drong was dat Dick haar handen streelde.
Ze zag nog een heeleboel andere gezichten
die haar vol sympathie aankeken, maar
ze had alleen maar oogen voor haar jon
gen, voor wien ze zooveel bad geleden.
Haar eerste woorden echter, toen we wee"
bijkwam, werden door niemand begrepen.
Dick, lieveling, zei ze vergeef me.
Hij maakte me wijs, dat jij den ring had
gestolen en ik ik wilde de schuld op mij
nemen. Is het al ontdekt wie het werkelijk
heeft gedaan
Majoor Wilbraham gaf al opgewekt ant
woord, voor Dick het nog kon doen.
Natuurlijk heeft die schoft van een
Ravenscar het zelf gedaan. Maar nu moet
u zich heel rustig houden, miss Vaughan
en niet meer praten. Alleen moet u me nog
even vertellen, of hij op de ruïne was daar
net?
Ja, zei Phyllis mat en toen verloor
ze bewustzijn weer.
Maar de commissaris had zich toch ver
gist toen hij Ravenscar van den diefstal
van den ring beschuldigde. Het bleek dat
do ring nooit was gestolen, en de ontdek
king van dat merkwaardige feit werd op
een allervreemdste manier gedaan,
Toen Phyllis aan land was gebracht,
had Dick voorgesteld om haar naar de pas
torie te brengen, daar het huis van kapi
tein Vaughan zoo laat in den avond een
niet bijster geschikt verblijf voor het meis
je zou zijn. Dick was pas gerustgesteld toen
de dokter haar had onderzocht en gecon
stateerd had dat haar niets anders scheel
de, dan de gevolgen van den schrik, die de
ontploffing bij haar had teweeggebracht.
Toen liet hij haar aan de zorgen van zijn
móeder en zuster over en liep op een draf
naar de priory om Lord Monksilver en
Elisha Crowe, die den burggraaf gezel
schap was blijven houden op de hoogte te
brengen.
Elisha Crowe ging zoo gauw mogelijk
uar.r het huis van den kapitein om hem
het heugelijk nieuws van de redding van
zijn dochter te vertellen en het bleek dat
Dick's oordeel dat het huis op dit uur
geen geschikt oord voor een jong meisje
was, op goede gronden berustte.
Vaughan was ten gevolge van een over
vloedig drankgebruik, in een strijdlustige
bui.
Nauwelijks had hij de redding van zijn
dochter vernomen of hij verklaarde zich
geroepen om voor de eer van haa-r op te
komen.
Morgenavond ga ik haar direct zui
veren van die valsche beschuldiging, zei
hij hoogdravend, toen hij zijn late bezoeker
naar de deur bracht.
Denk niet, dat ik mijn dochter in tijd
van nood in den steek laat. Die vervloekte
familie heeft haar voor dief uitgemaakt
en nu zal ik ze eens vertellen, wie een
dief is. Zelfs jij, Crowe, hoe scherpzinnig
je ook bent, heb er geen flauw idee van,
wien ik op het oog heb.
Elisha ontdekte dat de oude drinke
broer zijn vertrouwelijke mededeelingen
die zoo'n groot® hulp waren geweest bij de
oplossing van het raadsel, volkomen ver
geten was, maar hij zou er voor zorgen
dat een achtenswaardige familienaam niet
noodeloos bezoedeld zou worden.
Den volgenden morgen stond hij tijdig
op en nog voor het ontbijt zocht hij zijn
buurman op. De kapitein was dien dag
ook vroeg op, zijn rood gezicht was frisch
geschoren en zijn witte snor keurig opge
kruld. Hij was uitgedost in een oud-mo-
diseh costuum, terwijl een breedgeranden
hooge zijde hoed van even antieke her
komst tusschen de leege flesschen op een
zijtafeltje stond.
(Wordt vervolgd).