DINSDAG 12 JANUARI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 Uit de Landbouwwereld De boerderij der Mieren. Bekend is de groote liefde der mieren voor al wat zoet is. Niet alleen onze suikerpotten weten ze te vinden, maar ook klimmen ze tegen allerlei planten op om de bladluizen, die er zich op bevinden, te gaan melken, d.w.z. het suikerwater te gaan drinken, dat vloeit uit de twee op den rug van dit dier om- hoogstaande haartjes. Evenwel niet altijd zijn er evenveel bladluizen, en ook is trie voortdurende klimpartij nog al lastig; niets eenvoudiger daarom, dan een gedeelte van het nest ingericht voor hun melkkoetjes. Inderdaad heeft men dit waargenomen. Met hoeveel moeite ook, bladluizen wer den meegenomen in het nest, en daar ge voed met de bladeren van struik of boom, waarvan ze werden weggenomen. Was de mier dan belust op iets zoets, dan hoefde ze niet ver te zoeken; ze ging naar de stad, en dan met een der pootjes over den rug der bladluizen strijkende, vertoonde zich dra een druppeltje aan het uiteinde der haartjes, dat gretig werd opgezogen. Niet alleen aan veeteelt echter doet de mier, er zijn ook soorten gevonden, die heur eigen groenten verbouwen. In Bra zilië namelijk heeft de kruidkundige Moel ier een mierensoort ontdekt, die eetbare paddenstoelen kweekt. Deze mieren (ge slacht Atta) begeven zioh daartoe naar de koffieplantages en bijten daar met heur scherpe monddeelen groote stukken uit de bladeren, die ze dan met veel moeite naar haar nest dragen. Daar zijn andere mieren een kleiner soort, bezig den door hun ster kere broeders aange brachten voorraad uiteiist fijn te kauwen, dat fijngekauwde uot balletjes te kneden, en op geschikte wijze op elkaar te stapelen, na er vooraf een weinig van vroeger bewerkte aarde te heb ben bijgemengd, bij wijze van bezaaiing. Hierdoor voegen ze namelijk de kiemen bij van een bepaalde soort champignon, welke weldra met zijn groeiachtige draden de geheele massa doortrekt, zonder dat zioh andere minder gewenschte soorten, of ook bacteriën, er in ontwikkelen, die den geheelen verbouw zouden kunnen doen mislukken. Deze champignons nu, worden door de mieren als een groote lekkernij beschouwd; zelfs zoozeer zijn ze er op gesteld, dat ze bij verstoring van hun nest zorgen eenige champignons mee te nemen, om in de soort te blijven, zooals andere zich belas ten met de poppen, de zoogenaamde mie- reneiren. Opmerkelijk is nog, dat van deze champignondraden, op gronden voor cul tuur van paddestoelen gestemd, overge bracht, gewone eetbare champignons groeien. Eenheupig. Ieder, die de gewoonte heeft, de paarden, die hij ontmoet, te zien, en goed te zien, heeft zeker herhaaldelijk dieren waargenomen, die van achter scheef waren. Niet scheef door het wegvallen der spieren aan één zijde, zooals wij dat bij voorbeeld bij een spatkreupel paard ken nen, doch doordat aan de eene zijde de uitwendige heup (darmbeenhoek) niet is waar te nemen, terwijl die aan de andere zijde duidelijk uitsteekt. Men noemt zulk een paard éénheupig. Hoe het paard hier aan komt? Als veulen of enter heeft het bij ongeluk een stukje van den uitwendi- gen heuphoek afgestooten en - de daaraan bevestigde spieren hebben het losse stuk wat naar beneden getrokken,waardoor de gelegenheid van weer op de plaats vast groeien, is benomen. Dit afstooten van den heuphoek gaat vrij gemakkelijk. Als jonge dieren met een beetje vaart tegen een muur, paal of ander hard voorwerp loopen, kan dit gebeuren. Het meest ziet men het plaats hebben bij het uit den stal gaan door een nauwe deur, of waar men de deur niet goed los zet. Laat daarom nooit de jonge paarden door een te smalle ruimte uit den stal gaan! Eenden. Een paar wenken voor eenden- houders: Men zorge steeds, dat de kooien voor de eenden niet te vol worden. De eerste eieren, die in het voorjaar gelegd worden, zijn in den regel niet bevrucht. Als broedeieren kieze men deze daarom niet. Iedere eendenhouder moet steeds bo denken, dat eenden altijd wel goed willen broeden, doch dat ze weinig zorg over hebben voor haar jongen. Jonge eenden lijden wel eens aan verschillende ziekten, waardoor een mooie koppel soms ter dege wordt gedund. Wat fijn houtkool door het voer is gebleken een uitstekend voorbe hoedmiddel te zijn. Het is goed, dat men den jongen eenden een flinke loopplaats geeft; men diene echter te zorgen, dat deze niet te ruim zij. Worden de eenden half volwassen, dan moeten zij niet in een be perkte ruimte blijven, anders beginnen zij de veeren te eten. De eenden, die het minst van ziekte te lijden hebben, zijn de Peking-eenden. Zaaizaad. Het moet steeds voor iederen boer een groote zorg zijn, om zooveel mo gelijk goed zaaizaad te hebben. Goed zaaizaad moet vrij van onkruid en andere zaden zijn. Vooral klaverzaad is dikwijls rijk aan warkruidzaden. Verder moeten de korrels groot zijn; de grootste korrels ge ven de grootste en krachtigste planten en bieden het langst weerstand aan weersin vloeden. Zaad, dat bij het dorscken ge kneusd of beschadigd is kieze men nooit, terwijl ook zaad dat te vroeg geoogst is, weinig kiemkracht bezit; ook het zaad van akkers, waar verschillende plantenziekten voorkomen, bestemme men niet voor den zaai. Rimpelige korrels zijn lang niet zoo goed als dikke volle, ook alweer omdat een grooter gedeelte niet ontkiemt. Wij moeten niet steeds hot zaaizaad kiezen uit onzen eigen oogst, dit leidt gemakkelijk tot achteruitgang. Men dient af en toe eens van zaaizaad te ver wisselen. Zaaizaad dat uit den vreemde moet komen neme men liever uit Noordelij ke dan uit Zuidelijke streken. Zaad, komen de van beste kleistreken, vermindert op goeden grond langzamerhand in deugd zaamheid. Aardappelwater. Wanneer wij aardap pelen koken voor koeien of varkens, is het altijd nuttig, dit water af te gieten. In de schil van den aardappel zit een vergiftige stof „solanine", die bij het koken in het water wordt opgenomen. Vooral in aard appelen, die in kelders of kuilen beginnen te ontkiemen, komt de solanine het meest vooT. Verwijderen wij echter maar steeds het water, dan hebben wij van de vergif tige stof geen nadeelen te verwachten. Het is wel eens voorgekomen, dat een onvoor zichtige, of onkundige veehouder zulk af- gietwater aan zijn vee voorzette, en dat tal van dieren ziek werden en zelfs stierven. Voorzichtigheid blijve hier aangeraden. „Te heet zijn spijzen ongezond, Pas op, of je brand je mond, Je tong, je spijskanaal, je maag.... Is 't eten heethap niet te graag" B—r. Financiën en Economie Kerkelijke leening. Bericht wordt, dat vanaf Vrijdag 15 Ja nuari 1932 de inschrijving op een 5 pCt. Obligatieleening groot 365.000.ten laste van het R. K. Kerkbestuur der parochie van den H. Augustinus te Amsterdam ;n stukken van 1000.500.en 100. nominaal aan Toonder tot den koers van 99 3/8 pCt. is opengesteld bij de navolgen de kantoren: Nederlandsohe Landbouw- bank N.V. te Amsterdam 507-511, Lentjes Drossaerts te 's-Hertogenbosoh, alsmede bij d'e Nederlandsche Landbouwbank N.V'., met Bijkantoren te Alkmaar, Breda, Eind- "hoven, 's-Gravenhage, Hoorn, Purmerend, Roermond en Venray en voorts: N.V. Alge mene Bankvereeniging, Bijbank Maas tricht te Maastricht. Kallmann Steger te Haarlem, Nieuwe Gracht 57. De opbrengst der leening dient voor den bouw van een nieuwe Parochiekerk, Pas torie en Parochiehuis voor de jeugd en cul tureel parochiewerk. Het geheel vormt één complex, gelegen aan den Postjesweg te Amsterdam-W. FILM-NIEUWS DE GESCHIEDENIS VAN „TRADER HORN". Alfred Aloysius Horn, werd geboren te Liverpool, in welke stad hij ook de lagere school bezocht. Meer dan van zijn leera ren leerde hij van zijn kameraden. Onder zijn medeleerlingen was een jongen uit Ve nezuela, een uit Peru, twee half-bloede uit Haïti, enkele uit Brazilië en een echte Spaansche graaf. Zijn leeraren brachten hem de grondbe ginselen bij van Latijn en Grieksch en Wiskunde, maar van zijn kameraden leer de hij Spaansch, Portugeescb en Fransch en bovenal leerde hij het groote verlangen kennen andere landen te zien, de landen, vanwaar zijn vrieiiden kwamen en waar heen zij weer zouden terugkeeren. Toen hij nauwelijks 18 jaar was, verliet hij Engeland en probeerde in de koloniën een bestaan te vinden. Voor een groote Eu- gelsche firma kocht hij ivoor en dierenhui den van de inboorlingen van Afrika's west kust. De eenig bekende manier van zaken doen in deze landen was de ruilhandel, daar de wilde negerstammen toch niets met- geld zouden kunnen beginnen. Hij gaf hen geweren en kruid, bedrukt katoen en schoenen voor hun waardevol ivoor en ruw rubber. De inboorlingen brachten ook dik wijls levende dieren, Chimpansé's, jonge gorilla's, kleine olifanten, die aan de die rentuinen van Europa verkocht Werden. Wat Alfred in dezen tijd leerde, kwam hem later zeer goed te pas, hij leerde het handelen, de manier om den inboorlingen voor hun waardevolle producten de goed koopst mogelijke waren in ruil te geven. Voor zijn firma sloot hij zeer goede zaken af, maar toch beviel dit werk hem niet. Hij verlangde te veel naar avonturen, hij wilde vrij, zijn eigen luimen volgend, door het land trekken. Spoedig nam hij ontslag bij de firma en begon voor eigen rekening te handelen. Hij sloot vriendschap met de wildste stammen van Afrika, werd als broeder aangenomen door de kannibalen, nam deel aan groote jachten en trok in alle richtingen door de wildernis. De wilden kenden hem en wis ten hem te waardeeren. Bij hen was hij bekend als „Trader Horn" (De handelaar Horn), die mooie verhalen kon vertellen en hen steeds met raad en daad bijstond. Slechts eenmaal gedurende de 65 jaren, clie hij in de wildernis doorbracht, maakte hij een reis naar Engeland. Hij voelde zioh daar echter niet op zijn gemak, hij miste de vrijheid en de gevat en. Trader Horn was zijn leven lang een in Afrika bekende en gevreesde avonturier geweest en toen hij oud werd, wérd hij een groot philosoof. Hij kon niet meer op jacht gaan en de binnenlanden doortrekken en hij had geen connecties met Engeland meer om ruilwaren te koopen, maar hij had veel beleefd en een goed geheugen. Hiervan maakt hij gebruik, om op zijn ouden dag in zijn onderhoud te voorzien. Hij vlocht zeven, sneed lepels en andere huishoude lijke benooddgdheden en daarmede trok hij van huis tot huis. Hij probeerde zijn waren te verkoopen, maar bovenal vertelde hij waar-gebeurde geschiedenissen uit zijn leven. Dikwijls werd hij weggejaagd, maar daar trok hij zich niets van aan; „volgende maal beter" zeide hij tot zichzelf. Dit zeide hij ook, toen hij op een morgen, nadat hij te vergeefs gepoogd had aan Ethelreda Le wis een zeef te verkoopen en deze vriende lijke woorden waren de eerste aanleiding tot het ontstaan van den wereldbekenden roman „Trader Horn". Ethelreda Lewis voelde zich beschaamd, dat hij, de oude handelaar, zoc philosofisch reageerde op haar korte antwoord. Zij riep hem terug, daar zij zich plotseling herin nerde, dat ze toch wel een nieuwe zeef gebruiken kon. Trader Horn vond dit zeer gewoon, bij verwonderde er zioh nooit over als zijn klanten van meening veranderden. Een uur lang bleef hij bij haar praten en vertelde haar precies hoe men het beste op olifanten kon jagen. Maandenlang kwam hij regelmatig terug en Ethelreda Lewis, die een bekende schrijfster is, schreef met hem samen een UIT DE RADIO-WERELD Programma's van Woensdag 13 Januari. Huizen, 298 M. Alleen uitzending van de N.C.R.V. 8.00 Lezen uit de Schrift. 8.15 Gramofoonplaten. 10.00 Het NCR V-Dameskoor. 10.30 Ziekenuurtje. 11.0012.00 Orgelspel door M. F. Jur- jaans; Mej. D. Mijnhout, sopraan. 12.15 Gramofoonplaten. 12.30 Het NCRV-Kwartet. 2.00 Gramofoonplaten. 2.30 Lectuur-bespreking. 3.00 Concert door Trio. 4.30 Gramofoonplaten. 5.00 Voor de kinderen. 6.00 Landbouwkundige voordracht. 7.00 Uitz. namens het Kristlik Frysk selskip. 7.45 Ned. Ohr. Persbureau. 8.00 Voordracht. 8.3010.45 De Haarlemsche Orkest-Ver. o.l.v. Frits Schuurman. 9.50 Persberichten van Vaz Dias. 10.4511.30 Gramofoonplaten. Hilversum, 1875 M. 6.547.00 en daarna weder te 7.307.45 Gymnastiek. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Het VARA-Septet o.l.v. Is. Eyl. Voordracht door Adolf Bouwmeester. L. v. d. Wal, toespraak. 12.00 Het Amstérd. Solistenkwartet. Heinz Brisenick, zang; Johan Jong, piano. 2.30 Onze keuken, door P. J. Kers Jr. 3.00 Joh. Jong, piano. 3.30 Kindertooneel o.l.v. Willem van Cap- pellen. 4.30 Gramofoonplaten. 4.45 Vragenhalfuurtje. 5.30 Gramofoonplaten. 6.30 Uitz. v. d. R'.V.U. 7.00 Joodsche uitzending. 8.00 Leekenspel „De Moeder" van Mevr. Henriëtte Roland Holst. Muziek van Brandts Buys. Regie: A. v. d. Vies. 9.30 Het VAR A-Orkest. 10.15 De Wederwaardigheden van Wak ker en Tropenduit. 10.30 Voortzetting VARA-Orkest. 11.00 Vaz-Dias. 11.1512.00 Voortzetting en slot van het VAR A-Concert. boek over zijn herinneringen. Het boek werd een enorm succes. Metro Goldwyn Mayer's film „Trader Horn" is gebaseerd op dit boek en werd opgenomen in de Afrikaansche wildernis sen, op dezelfde plaatsen waar Trader Hom zijn avonturen beleefde. DE WAARHEID OVER AFRIKA'S WILDERNIS. Behoort U tot degenen, die gelooven, dat een struisvogel zijn kop in het zand steekt, in de meening, dat de achtervolgende vij and hem dan niet zal kunnen zien? Of dat de leeuw inderdaad de koning der dieren is? Dit zijn sprookjes, evenals zoovele ge schiedenissen uit de jungle. Een struisvo gel doet niet aan de naar hem genoemde politiek, dergelijke domheden laat hij aan minder ontwikkelde tweevoeters over en wat den leeuw betreft, een flink uit de klui ten gewassen zebra is hem de baas, en kan hem gemakkelijk op de vlucht doen slaan. Deze feiten kan men met eigen oogen zien en met eigen ooren hooren in de-film „Trader-Horn", een sensationeel Metro Goldwyn Mayer Afrika-drama, waarvan de première in Holland reeds heeft plaats ge had. „Trader Horn" werd verfilmd door de grootste filmexpeditie, die ooit naar Afrika trok en die het eerste klankfilmopname^ap- paraat naar de wildernis vervoerde. Het wilde leven in oerwoud en steppe werd door microfoon zoowel als door de camera's vast gelegd. De reis, waarbij 25.000 kilometer werden „B a d i o-P a r is", 1725 M. 8.05 Gramofoonplaten. 12.50 Idemi I.25 Idem. - 9.05 Hoorspel. 9.50 Gramofoonplaten. Daventry. 1554 M. 10.35 Morgenwijding. II.05 Voordracht. 12.20 Concert door het Northern Omroep orkest. I.35 Kerk-orgelconcert. 3.50 Het Bournemouth Stedelijk Orkest met solisten. 5.05 Cinema-orgelconcert door Reginald New. 8.35 Het BBC-Symphonie-Concert o.l.v. Adrian Boult. 10.35 Berichten etc. 10.5512.20 Dansmuziek door Roy Fox en zijn Orkest. Kalundborg, 1153 M. 12.051.20 Concert door het Orkest van 'Restaurant „Wivex". 2.204.20 Concert door Louis Preil en zijn Instrumentaal Orkest. 7.20 Balletmuziek van Fransche compo nisten. Leiding: Launy Gröndahl. 8.35 Concert door Koor. 9.50 Concert door Mandoline-Kwartet. 10.2011.50 Uitz. van Dansmuziek. Langenberg, 473 M. 6.207.20 Gramofoonplaten. II.20—12.10 Idem. 12.251.50 Middagconcert. 4.205.20 Het Omroep-Orke8t. 8.10 „Der grüne Kakadu", hoorspel van Arthur Schnitzler. Daarna Concert. Vanaf 11.0511.30 Bij de Zesdaagsche te Dort mund. Brussel, 508 en 338 M. 508 M. 12.35 Gramofoonplaten. 5.20 Cello-concert. 55.0 Gramofoonplaten. 6.50 Idem. 8.20 Uitzending vanuit Verviers; Con cert en solisten. 338 M.: 12.35 Gramofoonplaten. 5.20 Orkest. 6.50 Gramofoonplaten. 8.20 Concert door Omroep-Orkest, o.m. De Serenade „Eine kleine Nachtmusilc", v. Mozart. Rome, 441 M. 8.20 Opera-uitzending. afgelegd, dwars door wildernissen, oerwou den en moerassen, waaraan een klein leger van vrachtauto's en automobielen deelnam, was bijzonder rijk aan sensaties. De opera teurs kropen met. hun tostellen tot in de on middellijke nabijheid van leeuwen, luipaar den, rhinocerossen, krokodillen en andere woeste bewoners van Afrika's wildernis. Microfoons werden geplaatst om de kreten en geluiden op te nemen. Vanzelfsprekend waren aan déze taak geweldige gevaren verbonden. Op zekeren keer stormde een rhinoceros op de camera af, slechts enkele voeten voor het toestel viel het dier neer, getroffen door een welgemikt schot, afge vuurd door W. S. van Dyke, den regisseur. De expeditie trok door dichte oerwouden, waar de inboorlingen met kapmessen een doorgang voor de auto's moesjen hakken, er werd gekampeerd in het diépste der wil dernis, honderden ontberingen moest men lijden, ondanks de uitmuntende voorzor gen, waarmede de expeditie was uitgerust. De reis ging doojgöeganda, Tanganjyke, den Belgischen ConPf, het bovenloopgebied van den Nijl en de gevaarlijke „slaapziekte streek" in de nabijheid van het Albert Meer. De vreemdsoortige ceremonieën der in boorlingen, hun dansen, de magische, hyste rische godsdienstcefeningen en allerlei an dere bijzonderheden van het leven der wil dernis, werden naar de werkelijkheid opge nomen, evenals de sensationeels dieren-op- namen. Honderden krokodillen, nijlpaarden, rhinocerossen en practisch ieder in Cen- traal-Afrika levend dier, tot de groote wilde olifanten toe, dragen bij tot de cultureele en cinematografische waarde van deze film, waaraan meer dan twee jaar gewerkt werd. FEUILLETON. ACHTER EEN MASKER Uit het Engelsch van HAEDON HILL. 51) v Om zes uur stapte het gezelschap, uit gezonderd Lord Monksilver en Elisha Crowe, in de wachtende auto. Toen ze het tuinhek uitdraaiden naar den dorpsweg, kwam er een dichte mist opzetten, die al les aan hun blikken onttrok. Hoe verder ze kwamen, hoe dichter tot hun teleur stelling de mist werd. De sleepboot zou geen gemakkelijke taak hebben. Het duur de dan ook nog wel een uur voor de boot werkelijk lag, waar ze den commissaris en zijn gezelschap aan boord zou nemen. Toen de sleepboot zich weer in bewe ging zette, begon het donker te worden en de duistenis, gevoegd bij den dichten ne vel, belette hun iets te zien. De kapitein van de sleepboot was een man van tergen de voorzichtigheid. Hij weigerde beslist anders dan met de grootste behoedzaam heid naar de gevaarlijke klippen van het rif te varen en toen hij vond dat ze zoover waren gegaan als maar mogelijk was, liet hij de machine stoppen. We zijn nog geen twe honderd meter van de kust af, was zijn antwoord op het protest van den commissaris. We kun nen nog geen tien meter voor ons uitzien en ik ben niet. van p'i'i om m:jn hachje ca EJijn schuit er aar> te wagen voor de Wvox- fordsche politie. Het is al hoog water en als hij op een klip stoot, zinken we als een baksteen. Het was inderdaad waar dat ze geen hand voor oogen konden zien. Al waren ze tien meter van het rif afgeweest, dan zouden ze nog niets van de ruïne feezien hebben. Zelfs de omtrek van de geweldige kaap was onzichtbaar en het licht van den nieuwen vuurtjreu bereikte haar nauwe lijks. Opeens werden zij opgeschrikt door een oordoovend gedonder. De lucht scheen te trillenhet was alsof de aarde op haar grondvesten schudde.' En toen schoot een helle vlam op, die het rif vlakbij en duide lijk voor hun oogen tooverde, maar van de ruïne erop was geen spoor te ontdekken. HOOFDSTUK XXX. Het scherm valt. De ontdekking dat Michaël Standish neg leefde en blijkbaar slechts ongevaarlijk gewond was, maakte Phyllis wanhopig. De boot moest dicht bij zijn, en op het rif lag ongetwijfeld de schuit, die Ravenscar den vorigen avond had gebruikt. Als Standish haar werkelijk in de boot bracht, zou het eenige dat haar overbleef zijn, om in het water te springen voor ze de groote boot hadden bereikt. Op het oogenblrk was Standish onzichtbaar, waarschijnlijk bezig om zijn duivelsch plan ten uitvoer te bren gen qm de twee beneden op te sluiten,t Maar Phyllis maakte.zich geen illusies dat hij lang zou wegblijven. ?o had nog één kiern? kans. Ze zou pro- beeren het bootje te vinden om van het rif weg te komen voor Standish bij haar Nvas. Bij deze poging raakte haar voeten ver ward in lange slierten zeewier, de glibbe rige rotsen deden haar telkens uitglijden en het klotsen van het water waarschuwde haar dat ze vlak bij de diepte was. Ze be gon de hoop al op te geven. Zelfs bij dag licht zou het met dezen zwaren mist moei lijk zijn geweest, de roeiboot te vinden. Toen gebeurde het wonder: de stem van Dick klonk op korten afstand over het waterDat beteekende hulp en redding redding, die ze met een roep over het wa ter naar zich toe kon halen. Een snik van vreugde kwam in baar keel omhoog en onbewust deed ze een stap voorwaarts, dat haar noodkreet zoo dui delijk mogelijk zou kunnen worden ge hoord. Nog een stap deed ze maar raak te verward in een kluwen van wier. Ze be vrijdde haar voet en stond op het punt haar roep te doen hooren, toen een dave rende donder, alsof de aarde van één spleet, vlak bij haar de lucht verscheurde, en zij bewusteloos tegen den grond werd geworpen. Een paar minuten later viel het onze kere licht van een politielantaarn op haar doodsbleek gezicht en sterke armen droe gen haar naar de sloep, die dadelijk na de ontploffing door de groote sleepboot was gestreken. Vóór de kleine stoomboot de kust had bereikt, kwam het meisje alweer tot be wustzijn en hel eerste wat tot haar door drong was dat Dick haar handen streelde. Ze zag nog een heeleboel andere gezichten die haar vol sympathie aankeken, maar ze had alleen maar oogen voor haar jon gen, voor wien ze zooveel bad geleden. Haar eerste woorden echter, toen we wee" bijkwam, werden door niemand begrepen. Dick, lieveling, zei ze vergeef me. Hij maakte me wijs, dat jij den ring had gestolen en ik ik wilde de schuld op mij nemen. Is het al ontdekt wie het werkelijk heeft gedaan Majoor Wilbraham gaf al opgewekt ant woord, voor Dick het nog kon doen. Natuurlijk heeft die schoft van een Ravenscar het zelf gedaan. Maar nu moet u zich heel rustig houden, miss Vaughan en niet meer praten. Alleen moet u me nog even vertellen, of hij op de ruïne was daar net? Ja, zei Phyllis mat en toen verloor ze bewustzijn weer. Maar de commissaris had zich toch ver gist toen hij Ravenscar van den diefstal van den ring beschuldigde. Het bleek dat do ring nooit was gestolen, en de ontdek king van dat merkwaardige feit werd op een allervreemdste manier gedaan, Toen Phyllis aan land was gebracht, had Dick voorgesteld om haar naar de pas torie te brengen, daar het huis van kapi tein Vaughan zoo laat in den avond een niet bijster geschikt verblijf voor het meis je zou zijn. Dick was pas gerustgesteld toen de dokter haar had onderzocht en gecon stateerd had dat haar niets anders scheel de, dan de gevolgen van den schrik, die de ontploffing bij haar had teweeggebracht. Toen liet hij haar aan de zorgen van zijn móeder en zuster over en liep op een draf naar de priory om Lord Monksilver en Elisha Crowe, die den burggraaf gezel schap was blijven houden op de hoogte te brengen. Elisha Crowe ging zoo gauw mogelijk uar.r het huis van den kapitein om hem het heugelijk nieuws van de redding van zijn dochter te vertellen en het bleek dat Dick's oordeel dat het huis op dit uur geen geschikt oord voor een jong meisje was, op goede gronden berustte. Vaughan was ten gevolge van een over vloedig drankgebruik, in een strijdlustige bui. Nauwelijks had hij de redding van zijn dochter vernomen of hij verklaarde zich geroepen om voor de eer van haa-r op te komen. Morgenavond ga ik haar direct zui veren van die valsche beschuldiging, zei hij hoogdravend, toen hij zijn late bezoeker naar de deur bracht. Denk niet, dat ik mijn dochter in tijd van nood in den steek laat. Die vervloekte familie heeft haar voor dief uitgemaakt en nu zal ik ze eens vertellen, wie een dief is. Zelfs jij, Crowe, hoe scherpzinnig je ook bent, heb er geen flauw idee van, wien ik op het oog heb. Elisha ontdekte dat de oude drinke broer zijn vertrouwelijke mededeelingen die zoo'n groot® hulp waren geweest bij de oplossing van het raadsel, volkomen ver geten was, maar hij zou er voor zorgen dat een achtenswaardige familienaam niet noodeloos bezoedeld zou worden. Den volgenden morgen stond hij tijdig op en nog voor het ontbijt zocht hij zijn buurman op. De kapitein was dien dag ook vroeg op, zijn rood gezicht was frisch geschoren en zijn witte snor keurig opge kruld. Hij was uitgedost in een oud-mo- diseh costuum, terwijl een breedgeranden hooge zijde hoed van even antieke her komst tusschen de leege flesschen op een zijtafeltje stond. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 6