HET GOUD ALS WAARDEMETER. DONDERDAG 7 JANUARI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 7 DE OORZAAK VAN DE CRISIS. L Bestaat er kans, dat het Goud vervan gen wordt door een andere Waardemeter? In de huidige verwarde tijden, is het bijna niet meer mogelijk om op%de verschil lende problemen ook maar een ©enigszins helderen kijk te krijgen zonder .den loop van het economische leven na den oorlog voortdurend bestudeerd te hebben. Üm 111 deze benarde tijden de moed nog eenigs- zins te behouden is, daar allerhande onrust barende geruchten de ronde doen, een vec- duiuelijking van de voornaamste gebeurte nissen allés-zins gerechtvaardigd. Daarom zullen van deze plaats af en toe enkele van deze gebeurtenissen besproken worden. Allereerst zullen dan enkele artikelen volgen over het meest brandende vraag stuk van het moment: Het Goud als waar demeter, en daarbij in het bijzonder de positie van de Ned. Gulden. Om de positie van het goud in het beta lingsverkeer beter te begrijpen, moeten we dan allereerst het ontstaan en de groei van ons huidig betaalmiddel nagaan. Allereerst bestond de ruil in natura; d.w.z. men kocht in ruil voor graan b.v. lakens of andere producten, die men zelf niet vervaardigde. Maar wilde deze ruil tut stand komen dan moest er allereerst een persoon gezocht worden, die graan gebrui ken kon en die bovendien in het bezit van laken was. Daar deze ruil zeer moeilijk was, ont stond al spoedig de vraag naar een tus- sehenproduct, dat als middel daartoe ge bruikt kon worden, temeer daar deze ruil in natura bovendien eischte de .waarde van het eene product tegenover het andere steeds weer opnieuw te bepalen. Was b.v. de waarde van 10 Meter laken gelijk aan de waarde van 50 K.G. graan en had men b.v. leer noodig, dan moest de schatting weer opnieuw plaats vinden. Het eerste ruilmiddel was het zilver, uitgedrukt in gewichiseenheden, ponden. Later volgde het goud. De reden hiervan is, dat een goed ruil middel in hoofdzaak moet voldoen aan do volgende eischen: Het moet door iedereen gewild zijn, want indien een groote groep menschen het niet wensch't, dan kan men er deze groep met mee betalen en blijft dus de moeilijkheid bestaan. Het ruilmiddel mag zelf niet veel in waarde schommelen. Het moet gemakkelijk mee te dragen zijn, nua.w. het moet een groote waarde heb ben bij klein gewicht. Hierdoor bleven voedingsmiddelen bui ten beschouwing, want al waren deze door allen gewild, de hoeveelheid was te groot bij een ©enigszins aanmerkelijke waarde. Alleen de edeJe metalen, als goud en zil ver voldeden ten volle aan alle eischen. Was oorspronkelijk de ruil zoodanig, dat men ge wichtshoe veelheden ruilde, waarbij de hoeveelheid telkens bij iedere ruil werd afgewogen, al spoedig greep de JStaat in en liet een bepaalde gewichtskoe- veelheid van een stempel voorzien. Zoo ontstonden de munten. Daar echter het zelf bewaren gevaar van diefstal opleverde gaf men het goud in bewaring bij menschen, die ten gevolge van hun beroep zich toch moesten beveili gen voor' diefstal: de goudsmeden, die naar voor dan een bewijs afgaven. Het vervoer met haar kosten en geva ren van diefstal bleven echter bestaan en daarom woruen die goudsmidbriefjes al gauw zelf verhandeld. Hieruit ontstond een speciaal beroep, kassier. Dit was de persoon, die het goud bewaarde en tevens vorderingen van anderen voldeed, hetzij door uitbetaling, hetzij door overschrij ving. Hierbij bieek, dat een gedeelte van het goud steeds in kas bleef, dat dus ge- bruiKt kon worden om uitgeleend te wor den. Deze kassiersbriefjes, oorspronkelijk slechts een bewijs dat men goud in bewa- liad gegeven, werden zeil betaalmiddel. Dit wa-s het begin van ons huidige bank papier en ons huidige credietvvezen. De snelle uitbreiding van het papiergeld dwong de staat in te grijpen. Zij deed dit door aan speciale banken het recht te vex- leenen papieren geld uit te geven, doch tegen een goudonderpand. Leze uitgifte van papier inplaats van goud had de voordeelen dat men bij ver zending niet die voorzorgen in acht be hoefde te nemen tegen verlies en boven dien kon de bank, die het papier uitgaf het middelpunt worden voor bet buiten- landsch handelsverkeer, met als gevolg dat goud slechts noodig was ter aanvulling vaar het verschil tusschen schulden en vor deringen aan of op andere landen. Zoolang de bank hieraan kon voldoen was er geen moeilijkheid. In het Buitenland was er vertrouwen en ook in het Binnenland, want juist de wetenschap dat men goud voor papier kon krijgen, deed niemand goud opvragen. Daardoor had de bank steeds goud in voldoende mate voor het Buitenland. Deze goudbetalingen deden bovendien het goud ook over verschillènde landen verdeeld zijn, zoodat het zelden voorkwam, dat een centrale bank niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen. Juist deze veiligheid bracht echter mee, dat het papieren geld steeds minder de beteekenis kreeg van schuldbekentenis van de bank, waarvoor zij, indien dit ge- wenscht werd, goud moest geven. Het groote publiek beschouwde het als een waarde op zich zelf, of beter als het getal, waarin de verschillende producten werden uitgedrukte om hun waarde te bepalen ten opzichte van elkaar. B.v. als een brood 13 cent kost en een ei (5M oent, dan wil dit zeggen dat twoo eieren evenveel waard zijn als één brood, en niemand denkt er aan dat 13 oenten, al is het dan maar zeer wei nig, toch altijd oen zekere hoeveelheid goud vertegenwoordigen. Het geld werd zoo dus een reken-eenheid. Zooals gezegd, werd in het Buitenland goud bijna niet gevraagd. Bij don handel op het Buitenland werden ook eerst de verschillende schulden en vorderingen te gen elkaar uitgewisseld (wissels, wissel handel) en het verschil met goud aange vuld. Daar echter een vordering van liet Buitenland do volgende maand weer een schuld kon worden, kwam ook met bet Buitenland goudbetaling weinig voor. Zoo doende was ook de vraag naar goud be trekkelijk gering. Slechts naarmate de uit breiding van de hoeveelheid papiergeld voortschreed moest de hoeveelheid goud vergroot werden. Door deze blijvende vraag werd de uit de mijnen komende hoeveelheid opgenomen en bleef de prijs van het goud stabiel. Bij een crisis echter is het vertrouwen al spoedig weg, met het gevolg, dat het goud wordt opgevraagd en de goudvoor raad van de centrale banken snel vermin dert. Soms kan dit zoo 'n ernstige vorm aannemen, dat de bank met inwisseling moet ophouden m.a.w. de gouden standaard wordt losgelaten. Dit heeft tot gevolg, dat de prijs van de munt ten opzichte van vreemde munten daalt (de koersnoteering lager). Door steun van de circulatiebanken van de andere landen en met behulp van den staat had dit vroeger echter meestal geen ernstige gevolgen van blij venden aard en kon, tot het vertrouwen terugkeer de, aan de gebeurtenissen het hoofd wor den geboden. De wereldoorlog veranderde dit alles. Vrijhandels verkeer werd door toltarieven bemoeilijkt. Herstelbetalingen, inflatie, verval van verschillende muntsoorten e.d. ontwrichtten het econ, leven. Vooral ech ter het verdrag van Versailles en de later daarop volgende overeenkomsten, alle voortspruitend uit staats-egoïsme, hebben de toestanden ook op monetair gebied grondig veranderd. Door de groote uitgaven voor oorlogs doeleinden was het circulatieverkeer zoo danig uitgebreid, dat het goud tot geen verhouding meer stond tot het papieren geld. Bracht dit een vernietiging van alle waarden met zich, hiervan kon, al was het dan ten koste van het bestaan van velen, de wereld zich herstellen. Zoo keerde dan ook met de meer normale toestanden ook de stabiele geldeenheid terug. De terug keer tot de gouden standaard had voor de meeste landen plaats in de jaren 1925, 2b. Eerger was echter dat het vertrouwen j in het papiexgeld niet meer stabiel was, vooral het vertrouwen in de stabiliteit van de muntsoort van een ander land. Het goud werd niet meer beschouwd als de rein voor een te groote uitzetting van het ruil verkeer en het papiergeld als evenmin als de meter van den stand van verplichtingen en schulden met het Buitenland, doch het goud werd doel. Het gebrek aan vertrou wen bracht bij de circulatiebanken een streven naar een zooveel mogelijk goud be zitten. Het goird echter is een tusschenruilmid- del. Bij het verkoopen van goederen gaat' het erom andere- te kunnen koopen. Sche matisch voorgesteld was het verloop van de handelstransactie: goederen-, goud- of papiergeld-goederen, waarbij het geld slechts diende om de waarde van het eene artikel in die van het andere uit te druk ken en tevens om den koop en den verkoop niet op denzelfden tijd te doen plaats heb ben. Men kon, al had men een artikel ver kocht, met aankoop van het ander artikel wachten, tot men het noodig had. Onder handel wordt hier steeds verstaan groothandel, nooit kleinhandel, daar bij deze laatste andere factoren een roil spe len. De circulatiebanken waren gedwongen een politiek te volgen van goudophoopen, eenerzijds omdat het streven naar staat kundige zelfstandigheid, met hooge tarief muren als middel, den internationalen han del ontwrichtte en dientengevolge goed- export veel meer noodig werd dan vroeger en anderzijds omdat door een groot goud- bezit het wankele vertrouwen het best ge handhaafd kon worden. Al deze redenen deden den vraag naar goud zeer sterk toenemen. GevoLg sterke prijsstijging. Toch was dit niet de voor naamste reden dat er 111 de verhouding van goudprijs en goederenprijs een steeds groo- ter verschil ontstond. Dit was te danken- aan het egoïsme van Frankrijk bij het Ver- sailleverdrag en bovendien een gevolg van de betalingen aan Amerika. Wat was hier het geval? Duibschiland was verplicht aan zijn vroe- geer vijanden schatting op te brengen èn in goederen, betalingen in natura, èu in goud, terwijl deze vijanden weer groote schulden hadden aan de Ver. St. Het groot ste gedeelte van Duitschlands betalingen ging naar Frankrijk, waar, daar dit geld niet geheel verbruikt werd, het zich lang zamerhand in de vorm van goud ophoopte. Erger nog was het in Amerika. Daar had men behalve de betalingen aan rente en aflossing van vroegere schulden, die nog binnen kwamen, nog dit, dat er een groote expórt bestond naar Europa, waartegen over een veel geringere import. Betaling moest dus bijna uitsluitend in «goud ge schieden. Het gevolg was dat het goud zich in deze twee oentra ophoopte en dit bij een ont zaglijke uitbreiding van de geldcirculatie en een verhoogde eisch van goudonderpand. Werd dus de hoeveelheid goud beschik baar voor de internationale handel steeds geringer, evenredig hiermee steeg ook de goudprijs. Dit werkte mede om den chaoti- schen toestand op economisch gebied nog te vergrooten. Al lijkt dit op het eerste ge zicht niet zoo, bij nadere beschouwing blijKt dit duidelijk. De prijsstijging van het goud had tot ge volg een daling van de prijs van andere producten. Deze daling was echter niet ge lijkmatig. Grondstoffen en producten, waar arbeidsloonen en rente van kapitaal een geringen invloed hadden, daalden met de stijging van het goud. Doch loonen en an dere voor langeren tijd vastgelegde kosten stegen met het goud. Dientengevolge daal den de prijzen op de grondstoffenmarkt en die voor agrarische producten sterk, doch dit was niet het geval met industrieproduc ten. Hier was de loon- en kapitaalfacbor van veel grooteren invloed. Wilde men hier ondanks den verhoogden invloed van de factor loon, toch een behoorlijke winst ma ken, dan moest de productie opgevoerd worden. Tijdelijk had dit middel succes. Bij de productie van massa-artikelen ging de loonfactor steeds zwaarder druk ken, wat men trachtte te neutraliseeren door de productie meer en meer op te voe ren, voor afname waarvan de levensstan daard moest opgevoerd worden, zoodat bet loon weer niet voldoende was om aan die grootere behoeften te voldoen. Van aJ deze toestanden, die we kennen, was mede de goudpolitiek van de laatste jaren de oor zaak. Maar behalve dit was ook de schaarste van goud oorzaak, dat al had men weinig vertrouwen, men wel gedwongen was, schul denaars die niet over goud beschikten, ore- diet toe te staan, al gebeurde dit dan te gen abnormaal hooge rente. Ook dit was echter geen oplossing, want op zeker mo ment moest toch betaling volgen en do rente bemoeilijkte voor die landen de beta ling nog meer. Het gevolg was een crisis zooals de we reld nog niet gezien had, vrij spoedig ge volgd door vrijstelling van betaling voor de debiteurstaten, het z.g. Hoovermora- torium. Dit bracht echter voor de crediteursfcaten mede, dat, hoewel zij moesten blijven beta len, dit niet meer aangevuld werd, ten deele althans, door betaling van hun debi teuren. Bovendien had dit ten gevolge dat het toch al geschokte vertrouwen van het publiek nu bijna geheel verdween. Londen- wissels, vroeger, zelfs bij de crisis van 1921 nog een veilig betaalmiddel, werden niet algemeen nieor erkend. Goud was betrek kelijk weinig voorradig en zoo bracht èn het oppotten door een deel van het publiek èn het wantrouwen der banken van elkaar onderling mede, dat de zwaksten het moes ten opgeven. Engeland gaf als nummer één den gouden standaard prijs, en de gecom pliceerdheid van het internationaal ruil verkeer deed vele anderen onmiddellijk volgen. Met Japan mee zijn er nu al 16 landen, die den gouden standaard hebben losgela ten. Al geven wo toe, dat dit loslaten van de goudbasis ongeveer hetzelfde is als een faillissement, we kunnen het toch niet eens zijn met die aanbidders van den gouden standaard, die veronderstellen dat, als we maar vast houden aan het goud, alles gered is. Zeer zeker, indien slechts een of ander land goud als standaard prijs geeft, dan is men beter af. Maar nü? Beschouwen we de kwestie eens nader. "Waaraan ontleent het goud zijn waarde? Vroeger, zooals we zagen, als sieraad en later als betalingsmiddel. Momenteel is de waarde van het goud echter ontleend aan het zijn van onderpand van papieren gelden en in de functie van sieraad en direot be taalmiddel bijzaak geworden. De centrale banken hadden het noodig voor internatio nale betaling, waardoor het zelfs sterk prijs steeg, zooals we zagen. Doch nu voor verschillende landen hert goudniet meer zulk een noodzakelijk object is, daar dezen nu slechts goederen ruilen, neemt de vraag naar goud af, met als gevolg daling van de prijs. Dit kan toegejuicht worden, daar men het kan beschouwen als een teruggang naar een meer juiste prijs, doch het han delsverkeer en heel ons econ. leven had zich al eenigszins aangepast, zoodat dit nu de crisis nog kan verergeren. De prijsdaling is momenteel weliswaar betrekkelijk gering, maar, wat indien nog meer landen het En- gelsche voorbeeld volgeu, vooral nu de na doelen nog steeds niet zoo in het oog loo- pend zijn als velen wel voorwenden. De kleinhandelsprijzen en ook de kosten van levensonderhoud zijn niet zoo heel veel ge stegen. Bovendien, al gebeurt het dan niet vrijwillig, meerdere landen kannen ertoe gedwongen worden. Als men bedenkt, dat het gevolg van een loslaten van een standaard steeds tot ge volg heeft dat de geldeenheid veel meer schommelt, daar deze nu alleen bepaald wordt door de verhouding van vorderingen en schulden en men dus een daling niet meer kan tegengaan door goudexport, dan zal men begrijpen, dat voor den handel de I toestand althans in zooverre verslechtert, I dat een prijsvaststelling voor het Buiten land grootere risico's met zich brengt. Het is dus te begrijpen, dat er een sterk streven is naar een zoo snel mogelijke sta- i bilisat-ie. Wie belet echter deze landen een andere dekking te nemen dan goud, dat, al zijn dan de centra waar het opgestapeld ligt andere als vóór de crisis, tooh nog steeds onevenredig verdeeld is. Als iemand soms denkt dat we hier onze fantasie te veel laten werken, dan bedenke hij, dat er in Engeland al stemmen opgaan het zilver inplaats van het goud als standaard aan te nemen. I Wat zal, indien dit idee vastere vorm aanneemt, hiervan het gevolg zijn voor bet goud? Het gevolg zal zijn, dat het goud dan in een veel geringer deel van de wereld als standaard gebruikt wordt, met dus een ge ringere vraag. Zoo het tekort van het mo ment dan al niet zal worden een te veel, dan zal toch een zekere verruiming in de markt ontstaan. Doch door de te hooge- en dus zeer wankele prijs, zal dit een enorme inzinking te weeg brengen. Vergeten wij niet, dat het goud juist zijn prijs ontleent aan het onderpand zijn voor het ruilmid del, maar juist deze inzinking zal tot gevolg hebben een wantrouwen in de waarde van het goud zelf. Particuliere bezitters vai goud zullen het tegen iedere prijs kwijt wil- GEMEENTERAAD VAN KOUDEKERK Voorzitter is de burgemeester. Afwezig de heer van Egmond met kennisgeving. Na opening der vergadering door den voorz. met gebed, wijdt de voorzitter eeni- ge woorden aan de jaarwisseling. De notulen der vorige vergadering wor- den voorgelezen en onveranderd vastge steld. Eenige ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen, waarna de voorzitter mededeeling doet van de plaats gehad hebbende opname van de kas en de bescheiden van den genieente-ontvanger, waarbij bleek, dat in kas was 2760.25 1/2. Het kassaldo van het Waterleidingsbedrijf en brugbedrijf bedroeg rosp. 361.20 1/2 en 182.43. Punt 3. Benoeming lid Burgerlijk Arm bestuur tengevolge bedanken van den heer J. Wille. Voordracht: 1. M. Schenke- veld 2. W. Batelaan. De heer van der Lee vraagt of B. en W. geïnformeerd hebben of No. 2 der voor dracht bereid is een eventueele benoeming te aanvaarden, waarop de voorzitter ant woordt, dat het niet gebruikelijk is, zulks vooraf te vragen. Alsna wordt benoemd de heer M. Schen- keveld met 4 stemmen. De heer W. Bate laan verkreeg 2 stemmen. Punt 4. Wijziging gemeenterekening dienst 1929. De voorzitter zegt dat deze wijziging verband houdt met de destijds gewijzigde rekening dienst 1928, waarvan een bedrag ad 1500 overgebracht moest worden op den dienst 1929, zoodat het batig slot nu wijziging behoeft, en gesteld moet worden op 2746.55. Aldus wordt besloten. Punt 5. Voorstel toekenning bijdrage ad 100 aan het Nationaal Crisis-comité. De voorzitter zegt, dat het, zooals hij eerder mededeelde, voor deze gemeen^ nog niet noodig is om een plaatselijk cri sis-comité op te richten. Spreker heeft hierover verschillende colleges en personen geraadpleegd, welke dezelfde meening waren toegedaan. Er wordt thans ook veel van de ingeze tenen gevraagd en het houden eener col lecte acht spreker vooralsnog niet ge- wenscht. Bovendien is de gemeente nog voldoende in staat zelf in de noodzakelijk ste behoefte te helpen voorzien. Bovendien bestaat alhier reeds een commissie met het doel den nood ter plaatse te lenigen. Intusschen willen B. en W. gaarne dat er een band bestaat tusschen het Nationaal- Coniitó en deze gemeente, terwijl men ook uit saamhoorigheidsgevoel wat behoort af te staan. Indien een plaatselijk 'crisis-co mité zou worden opgericht, moet 10 pet. worden afgedragen. Deze 10 pet. zou nooit een bedrag van f 100 vertegenwoordigen. Algemeen blijkt men zich met dit voor stel te kunnen vereenigen. De heer Liever- se bepleit de instelling van een plaatselijk comité daar er hier genoeg menschen zijn, die hulp in natura noodig hebben De heer Slegtenhorst bestrijdt dit en acht zulks, nog overbodig. Hierover ont spint zich nog eenige discussie tusschen beide heeren, waarna de .voorzitter nog op merkt, dat het z.i. zeker mogelijk is dat straks de hulp van het N. C. C. door inge zetenen moet worden gevraagd. Het vóorstel wordt alsnu met algemeene stemmen aangenomen. Een nieuwe steunregeling voor werkloozen. Punt 6 Vaststelling nieuwe steunrege ling. De voorz. zegt, dat de thans geldea de steunregeling niet geheel overeeustemt met de Rijksregeling. Wil men aanspraak maken op Rijkssteun dan zal deze dus wijziging behoeven, zoodat B. en W. voor stellen een nieuwe regeling vast te stel len. De voorzitter leest het concept vóot waaraan wij het volgende ontleenen: De steun bedraagt voor uitgetrokkenen ge huwd of kostwinner van NovemberApril 12.— en verder 11.— per week, bene vens 0.75 per gezinslid boven 2 perso nen. Dubbel uitgetrokkenen nog niet recht hebbenden en ongeorganiseerden ontvan gen resp. 1.minder, dus 11.en xo.— Voor kostgangers bedraagt de steun in het eene geval 6.ert in hot andere geval 5.50. len en zoodoende zal het goud afbraakprij zen doen en zijn de landen die het eerste een andere standaard hadden er het beste aan toe. Bovendien kan juist het bestaan van een internationale bank als de Bank voor In ternationale Betalingen, indien zij als bank der centrale banken op gaat treden, de noodzakelijkheid van een edelmetaalstan- daard veel minder maken. Voor die landen, die dan de gouden standaard nog hebben, zal dit dan groote verliezen opleveren, daar het goud dan nog alleen slechts waarde als sieraad heeft, waarvoor er dan veel te veel goud is. Als conclusie kunnen we dus zeggen, dat het kunstmatig verminderen van de wer kelijke goudvoorraad wel eens ten gevolge kan hebben een ontwaarding van het goud en bovendien, dat het hebben van de gou den standaard nog niet zoon zeker geluk kig bezit is en dat de offers, die we mo menteel brengen om haar te handhaven wel eens voor niets gebraoht kunnen zijn. Vergeten we niet dat dit bij de zilve-ren standaard va'n de vorige eeuw ook het ge val is geweest. Moge echter vooral zij, die door hun schrik voor alle risico s het goud probeo- ren vast te houden, er aan danken, dat zij door hun groot wantrouwen in alles, be halve goud, juis-t de veiligheid van dit ruil middel zelf in gevaar brengen. Den internationalen toestand in verband met den toestand in Nederland en de Ned. Bank stellen wij ons voor te behandelen m een volgend artikel. J. R- De overige bepalingen stemmen overeen met do rijksregeling. De nieuwe steunrege ling is voor de werkloozen over het alge meen voordeeliger dan de bestaande daar de bijslag voor groote gezinnen hooger is. De heer de Jong vraagt of diaconale bij stand van de gezinsihkomsten afgetrokken moet worden, waarop de voorzitter ant woordt, dat 2/3 van do gezinsinkomsten moeten worden ingehouden. Evenwel be hoeft niet te worden afgetrokken hetgeen de werkgever geeft tot een maximum van 13 pet. ter verhooging van de steun. De heer de Jong ziet in deze gezinsin komsten geen verschil en blijft de aftrek van diaconale steun onbillijk vinden. Na nog eenige besprekingen wordt het ontwerp met algemeene stemmen aangeno men. Punt 7 Wijziging verordening fondsbe lasting. De voorzitter zegt, dat de bestaan de verordening tot 1 Mei 1932 is goedge keurd en dat deze thans weer opnieuw moet worden vastgesteld. In de vorige ver gadering zijn reeds de opcenten vastge steld op 15 De verordening wordt hierna opnieuw vastgesteld, volgens het overge legde ontwerp. Hierna worden een tweetal comptabele besluiten vastgesteld betreffende wijziging begrooting 1931 en 1932, waarbij tevens be sloten wordt de restitutie van het verhaal van pensioensbijdragen op een afzonder lijk besluit te brengen in afwachting van het door B. en W. te plegen overleg met Gcd. Staten. Punt 9. Voorstel gratificatie J. J. van Doom. De voorzitter zegt, dat het de wensoh van den llaad was, dat deze gra tificatie elk jaar opnieuw werd bepaald en B. en W. stellen daarom voor den ge meente-werkman in verband met diens controle van de straatverlichting gedu rende de avonduren een gratificatie te ver- leeuen van 50.over 1931. De heer van der Lee ziet hierin een sa- larisverhooging en kan zich daarmede niet vereenigen. Ook de hper Heijneveld acht het salaris hoos genoeg en maakt daarbij nog de opmerking, dat de controle in den Lagewaard niet altijd voldoende is. Reeds 14 dagen hooft de lantaarn voor zijn wo ning niet gebrand. De heer.Lieverse kan zich volkomen met het voorstel van B. en W. vereenigen en wijst er nog op, dat de lantaarns ook dik wijls door den wind uitwaaien, zoodat de schuld niet altijd bij den gemeente-werk man ligt. Ook de heer de Jong'bestrijdt het denk beeld van de heeren van der Leo en Reij- neveld en zegt dat het niet verleenen van de gratificatie practisch op salarisverla ging neerkomt, daar de werkzaamheden van de verlichting na de gewone werkuren verricht worden. De heer van dor Lee merkt nog op dat de inkomens van vele ingezetenen belang rijk zijn gedaald en dat de belastingop brengst voor de gemeente belangrijk min der zal blijken te zijn en blijft daarom aandringen op salarisverlaging. De voorzitter zegt den gemeente-werk man opmerkzaam te zullen maken op de opmerking van den heer Re ij tie veld over het niet voldoende controle houden op de lantaarns in den Lagewaard en bestrijdt vervolgens de denkbeelden van den heer van der Lee. De belastingopbrengst heeft niets met de gemeentefinanciën te maken, daar de bijdrage van het Rijk vaststaat. Spreker heeft geon lust om in iedere ver gadering over de salarissen van de ge meente-ambtenaren te discussieeren, daar de levensstandaard nog niet in die mate i9 geda; dat verlaging gewettigd is. Het voorstel van B. en W. alsnu in stem ming gebracht wordt aangenomen met 4 tegen 2 stemmen, die van de heeren van der Lee en Reijneveld» Rondvraag. De heer van dor Lee vraagt om bij gladheid der wegen wat tijdiger zand te strooien, waarop de voorzitter ant woordt, dat hiervoor reeds maatregelen zijn genomen Ook zal op den Lagewaardsohen weg zoo noodig zand worden gebracht. De heer Lievorse vraagt de aandacht voor het, herstellen van het voetspoor, hetgeen do voorzitter toozegt. De heer de Jong informeert naar het destijds toegestande bedrag ad 50.— voor de muziekvereniging, waarvan slechts 25 is uitbetaald. De voorzitter antwoordt dat destijds door den Raad een crediet van 50 is ver leend, doch dat nog geen nader verzoek van de vereeniging is ingekomen. Mocht er een tekort in kas zijn, dan zal er een verzoek tot B. en W. gericht moeten wor den. Hierna gaat de Raad over in besloten zitting. De man, die meende op deze wijze een Kerstboom te kunnen uitsparen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 7