HET GOUD ALS WAARDEMETER.
DONDERDAG 7 JANUARI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
DE OORZAAK VAN DE CRISIS.
L
Bestaat er kans, dat het Goud vervan
gen wordt door een andere Waardemeter?
In de huidige verwarde tijden, is het
bijna niet meer mogelijk om op%de verschil
lende problemen ook maar een ©enigszins
helderen kijk te krijgen zonder .den loop
van het economische leven na den oorlog
voortdurend bestudeerd te hebben. Üm 111
deze benarde tijden de moed nog eenigs-
zins te behouden is, daar allerhande onrust
barende geruchten de ronde doen, een vec-
duiuelijking van de voornaamste gebeurte
nissen allés-zins gerechtvaardigd. Daarom
zullen van deze plaats af en toe enkele van
deze gebeurtenissen besproken worden.
Allereerst zullen dan enkele artikelen
volgen over het meest brandende vraag
stuk van het moment: Het Goud als waar
demeter, en daarbij in het bijzonder de
positie van de Ned. Gulden.
Om de positie van het goud in het beta
lingsverkeer beter te begrijpen, moeten we
dan allereerst het ontstaan en de groei
van ons huidig betaalmiddel nagaan.
Allereerst bestond de ruil in natura;
d.w.z. men kocht in ruil voor graan b.v.
lakens of andere producten, die men zelf
niet vervaardigde. Maar wilde deze ruil tut
stand komen dan moest er allereerst een
persoon gezocht worden, die graan gebrui
ken kon en die bovendien in het bezit van
laken was.
Daar deze ruil zeer moeilijk was, ont
stond al spoedig de vraag naar een tus-
sehenproduct, dat als middel daartoe ge
bruikt kon worden, temeer daar deze ruil
in natura bovendien eischte de .waarde van
het eene product tegenover het andere
steeds weer opnieuw te bepalen. Was b.v.
de waarde van 10 Meter laken gelijk aan
de waarde van 50 K.G. graan en had men
b.v. leer noodig, dan moest de schatting
weer opnieuw plaats vinden.
Het eerste ruilmiddel was het zilver,
uitgedrukt in gewichiseenheden, ponden.
Later volgde het goud.
De reden hiervan is, dat een goed ruil
middel in hoofdzaak moet voldoen aan do
volgende eischen:
Het moet door iedereen gewild zijn,
want indien een groote groep menschen
het niet wensch't, dan kan men er deze
groep met mee betalen en blijft dus de
moeilijkheid bestaan.
Het ruilmiddel mag zelf niet veel in
waarde schommelen.
Het moet gemakkelijk mee te dragen zijn,
nua.w. het moet een groote waarde heb
ben bij klein gewicht.
Hierdoor bleven voedingsmiddelen bui
ten beschouwing, want al waren deze door
allen gewild, de hoeveelheid was te groot
bij een ©enigszins aanmerkelijke waarde.
Alleen de edeJe metalen, als goud en zil
ver voldeden ten volle aan alle eischen.
Was oorspronkelijk de ruil zoodanig,
dat men ge wichtshoe veelheden ruilde,
waarbij de hoeveelheid telkens bij iedere
ruil werd afgewogen, al spoedig greep de
JStaat in en liet een bepaalde gewichtskoe-
veelheid van een stempel voorzien.
Zoo ontstonden de munten.
Daar echter het zelf bewaren gevaar
van diefstal opleverde gaf men het goud
in bewaring bij menschen, die ten gevolge
van hun beroep zich toch moesten beveili
gen voor' diefstal: de goudsmeden, die
naar voor dan een bewijs afgaven.
Het vervoer met haar kosten en geva
ren van diefstal bleven echter bestaan en
daarom woruen die goudsmidbriefjes al
gauw zelf verhandeld. Hieruit ontstond
een speciaal beroep, kassier. Dit was de
persoon, die het goud bewaarde en tevens
vorderingen van anderen voldeed, hetzij
door uitbetaling, hetzij door overschrij
ving. Hierbij bieek, dat een gedeelte van
het goud steeds in kas bleef, dat dus ge-
bruiKt kon worden om uitgeleend te wor
den.
Deze kassiersbriefjes, oorspronkelijk
slechts een bewijs dat men goud in bewa-
liad gegeven, werden zeil betaalmiddel.
Dit wa-s het begin van ons huidige bank
papier en ons huidige credietvvezen.
De snelle uitbreiding van het papiergeld
dwong de staat in te grijpen. Zij deed dit
door aan speciale banken het recht te vex-
leenen papieren geld uit te geven, doch
tegen een goudonderpand.
Leze uitgifte van papier inplaats van
goud had de voordeelen dat men bij ver
zending niet die voorzorgen in acht be
hoefde te nemen tegen verlies en boven
dien kon de bank, die het papier uitgaf
het middelpunt worden voor bet buiten-
landsch handelsverkeer, met als gevolg
dat goud slechts noodig was ter aanvulling
vaar het verschil tusschen schulden en vor
deringen aan of op andere landen. Zoolang
de bank hieraan kon voldoen was er
geen moeilijkheid. In het Buitenland was
er vertrouwen en ook in het Binnenland,
want juist de wetenschap dat men goud
voor papier kon krijgen, deed niemand
goud opvragen. Daardoor had de bank
steeds goud in voldoende mate voor het
Buitenland.
Deze goudbetalingen deden bovendien
het goud ook over verschillènde landen
verdeeld zijn, zoodat het zelden voorkwam,
dat een centrale bank niet meer aan zijn
verplichtingen kon voldoen.
Juist deze veiligheid bracht echter mee,
dat het papieren geld steeds minder de
beteekenis kreeg van schuldbekentenis van
de bank, waarvoor zij, indien dit ge-
wenscht werd, goud moest geven. Het
groote publiek beschouwde het als een
waarde op zich zelf, of beter als het getal,
waarin de verschillende producten werden
uitgedrukte om hun waarde te bepalen ten
opzichte van elkaar. B.v. als een brood 13
cent kost en een ei (5M oent, dan wil dit
zeggen dat twoo eieren evenveel waard
zijn als één brood, en niemand denkt er aan
dat 13 oenten, al is het dan maar zeer wei
nig, toch altijd oen zekere hoeveelheid
goud vertegenwoordigen. Het geld werd
zoo dus een reken-eenheid.
Zooals gezegd, werd in het Buitenland
goud bijna niet gevraagd. Bij don handel
op het Buitenland werden ook eerst de
verschillende schulden en vorderingen te
gen elkaar uitgewisseld (wissels, wissel
handel) en het verschil met goud aange
vuld. Daar echter een vordering van liet
Buitenland do volgende maand weer een
schuld kon worden, kwam ook met bet
Buitenland goudbetaling weinig voor. Zoo
doende was ook de vraag naar goud be
trekkelijk gering. Slechts naarmate de uit
breiding van de hoeveelheid papiergeld
voortschreed moest de hoeveelheid goud
vergroot werden. Door deze blijvende vraag
werd de uit de mijnen komende hoeveelheid
opgenomen en bleef de prijs van het goud
stabiel.
Bij een crisis echter is het vertrouwen
al spoedig weg, met het gevolg, dat het
goud wordt opgevraagd en de goudvoor
raad van de centrale banken snel vermin
dert. Soms kan dit zoo 'n ernstige vorm
aannemen, dat de bank met inwisseling
moet ophouden m.a.w. de gouden standaard
wordt losgelaten. Dit heeft tot gevolg, dat
de prijs van de munt ten opzichte van
vreemde munten daalt (de koersnoteering
lager). Door steun van de circulatiebanken
van de andere landen en met behulp van
den staat had dit vroeger echter meestal
geen ernstige gevolgen van blij venden
aard en kon, tot het vertrouwen terugkeer
de, aan de gebeurtenissen het hoofd wor
den geboden.
De wereldoorlog veranderde dit alles.
Vrijhandels verkeer werd door toltarieven
bemoeilijkt. Herstelbetalingen, inflatie,
verval van verschillende muntsoorten e.d.
ontwrichtten het econ, leven. Vooral ech
ter het verdrag van Versailles en de later
daarop volgende overeenkomsten, alle
voortspruitend uit staats-egoïsme, hebben
de toestanden ook op monetair gebied
grondig veranderd.
Door de groote uitgaven voor oorlogs
doeleinden was het circulatieverkeer zoo
danig uitgebreid, dat het goud tot geen
verhouding meer stond tot het papieren
geld. Bracht dit een vernietiging van alle
waarden met zich, hiervan kon, al was het
dan ten koste van het bestaan van velen,
de wereld zich herstellen. Zoo keerde dan
ook met de meer normale toestanden ook
de stabiele geldeenheid terug. De terug
keer tot de gouden standaard had voor de
meeste landen plaats in de jaren 1925, 2b.
Eerger was echter dat het vertrouwen j
in het papiexgeld niet meer stabiel was,
vooral het vertrouwen in de stabiliteit van
de muntsoort van een ander land. Het goud
werd niet meer beschouwd als de rein
voor een te groote uitzetting van het ruil
verkeer en het papiergeld als evenmin als
de meter van den stand van verplichtingen
en schulden met het Buitenland, doch het
goud werd doel. Het gebrek aan vertrou
wen bracht bij de circulatiebanken een
streven naar een zooveel mogelijk goud be
zitten.
Het goird echter is een tusschenruilmid-
del. Bij het verkoopen van goederen gaat'
het erom andere- te kunnen koopen. Sche
matisch voorgesteld was het verloop van
de handelstransactie: goederen-, goud- of
papiergeld-goederen, waarbij het geld
slechts diende om de waarde van het eene
artikel in die van het andere uit te druk
ken en tevens om den koop en den verkoop
niet op denzelfden tijd te doen plaats heb
ben. Men kon, al had men een artikel ver
kocht, met aankoop van het ander artikel
wachten, tot men het noodig had.
Onder handel wordt hier steeds verstaan
groothandel, nooit kleinhandel, daar bij
deze laatste andere factoren een roil spe
len.
De circulatiebanken waren gedwongen
een politiek te volgen van goudophoopen,
eenerzijds omdat het streven naar staat
kundige zelfstandigheid, met hooge tarief
muren als middel, den internationalen han
del ontwrichtte en dientengevolge goed-
export veel meer noodig werd dan vroeger
en anderzijds omdat door een groot goud-
bezit het wankele vertrouwen het best ge
handhaafd kon worden.
Al deze redenen deden den vraag naar
goud zeer sterk toenemen. GevoLg sterke
prijsstijging. Toch was dit niet de voor
naamste reden dat er 111 de verhouding van
goudprijs en goederenprijs een steeds groo-
ter verschil ontstond. Dit was te danken-
aan het egoïsme van Frankrijk bij het Ver-
sailleverdrag en bovendien een gevolg van
de betalingen aan Amerika.
Wat was hier het geval?
Duibschiland was verplicht aan zijn vroe-
geer vijanden schatting op te brengen èn
in goederen, betalingen in natura, èu in
goud, terwijl deze vijanden weer groote
schulden hadden aan de Ver. St. Het groot
ste gedeelte van Duitschlands betalingen
ging naar Frankrijk, waar, daar dit geld
niet geheel verbruikt werd, het zich lang
zamerhand in de vorm van goud ophoopte.
Erger nog was het in Amerika. Daar had
men behalve de betalingen aan rente en
aflossing van vroegere schulden, die nog
binnen kwamen, nog dit, dat er een groote
expórt bestond naar Europa, waartegen
over een veel geringere import. Betaling
moest dus bijna uitsluitend in «goud ge
schieden.
Het gevolg was dat het goud zich in deze
twee oentra ophoopte en dit bij een ont
zaglijke uitbreiding van de geldcirculatie
en een verhoogde eisch van goudonderpand.
Werd dus de hoeveelheid goud beschik
baar voor de internationale handel steeds
geringer, evenredig hiermee steeg ook de
goudprijs. Dit werkte mede om den chaoti-
schen toestand op economisch gebied nog
te vergrooten. Al lijkt dit op het eerste ge
zicht niet zoo, bij nadere beschouwing blijKt
dit duidelijk.
De prijsstijging van het goud had tot ge
volg een daling van de prijs van andere
producten. Deze daling was echter niet ge
lijkmatig. Grondstoffen en producten, waar
arbeidsloonen en rente van kapitaal een
geringen invloed hadden, daalden met de
stijging van het goud. Doch loonen en an
dere voor langeren tijd vastgelegde kosten
stegen met het goud. Dientengevolge daal
den de prijzen op de grondstoffenmarkt en
die voor agrarische producten sterk, doch
dit was niet het geval met industrieproduc
ten. Hier was de loon- en kapitaalfacbor
van veel grooteren invloed. Wilde men hier
ondanks den verhoogden invloed van de
factor loon, toch een behoorlijke winst ma
ken, dan moest de productie opgevoerd
worden. Tijdelijk had dit middel succes.
Bij de productie van massa-artikelen
ging de loonfactor steeds zwaarder druk
ken, wat men trachtte te neutraliseeren
door de productie meer en meer op te voe
ren, voor afname waarvan de levensstan
daard moest opgevoerd worden, zoodat bet
loon weer niet voldoende was om aan die
grootere behoeften te voldoen. Van aJ deze
toestanden, die we kennen, was mede de
goudpolitiek van de laatste jaren de oor
zaak.
Maar behalve dit was ook de schaarste
van goud oorzaak, dat al had men weinig
vertrouwen, men wel gedwongen was, schul
denaars die niet over goud beschikten, ore-
diet toe te staan, al gebeurde dit dan te
gen abnormaal hooge rente. Ook dit was
echter geen oplossing, want op zeker mo
ment moest toch betaling volgen en do
rente bemoeilijkte voor die landen de beta
ling nog meer.
Het gevolg was een crisis zooals de we
reld nog niet gezien had, vrij spoedig ge
volgd door vrijstelling van betaling voor
de debiteurstaten, het z.g. Hoovermora-
torium.
Dit bracht echter voor de crediteursfcaten
mede, dat, hoewel zij moesten blijven beta
len, dit niet meer aangevuld werd, ten
deele althans, door betaling van hun debi
teuren. Bovendien had dit ten gevolge dat
het toch al geschokte vertrouwen van het
publiek nu bijna geheel verdween. Londen-
wissels, vroeger, zelfs bij de crisis van 1921
nog een veilig betaalmiddel, werden niet
algemeen nieor erkend. Goud was betrek
kelijk weinig voorradig en zoo bracht èn
het oppotten door een deel van het publiek
èn het wantrouwen der banken van elkaar
onderling mede, dat de zwaksten het moes
ten opgeven. Engeland gaf als nummer één
den gouden standaard prijs, en de gecom
pliceerdheid van het internationaal ruil
verkeer deed vele anderen onmiddellijk
volgen.
Met Japan mee zijn er nu al 16 landen,
die den gouden standaard hebben losgela
ten.
Al geven wo toe, dat dit loslaten van de
goudbasis ongeveer hetzelfde is als een
faillissement, we kunnen het toch niet eens
zijn met die aanbidders van den gouden
standaard, die veronderstellen dat, als we
maar vast houden aan het goud, alles gered
is. Zeer zeker, indien slechts een of ander
land goud als standaard prijs geeft, dan is
men beter af. Maar nü?
Beschouwen we de kwestie eens nader.
"Waaraan ontleent het goud zijn waarde?
Vroeger, zooals we zagen, als sieraad en
later als betalingsmiddel. Momenteel is de
waarde van het goud echter ontleend aan
het zijn van onderpand van papieren gelden
en in de functie van sieraad en direot be
taalmiddel bijzaak geworden. De centrale
banken hadden het noodig voor internatio
nale betaling, waardoor het zelfs sterk
prijs steeg, zooals we zagen. Doch nu voor
verschillende landen hert goudniet meer
zulk een noodzakelijk object is, daar dezen
nu slechts goederen ruilen, neemt de vraag
naar goud af, met als gevolg daling van
de prijs. Dit kan toegejuicht worden, daar
men het kan beschouwen als een teruggang
naar een meer juiste prijs, doch het han
delsverkeer en heel ons econ. leven had zich
al eenigszins aangepast, zoodat dit nu de
crisis nog kan verergeren. De prijsdaling
is momenteel weliswaar betrekkelijk gering,
maar, wat indien nog meer landen het En-
gelsche voorbeeld volgeu, vooral nu de na
doelen nog steeds niet zoo in het oog loo-
pend zijn als velen wel voorwenden. De
kleinhandelsprijzen en ook de kosten van
levensonderhoud zijn niet zoo heel veel ge
stegen. Bovendien, al gebeurt het dan niet
vrijwillig, meerdere landen kannen ertoe
gedwongen worden.
Als men bedenkt, dat het gevolg van een
loslaten van een standaard steeds tot ge
volg heeft dat de geldeenheid veel meer
schommelt, daar deze nu alleen bepaald
wordt door de verhouding van vorderingen
en schulden en men dus een daling niet
meer kan tegengaan door goudexport, dan
zal men begrijpen, dat voor den handel de
I toestand althans in zooverre verslechtert,
I dat een prijsvaststelling voor het Buiten
land grootere risico's met zich brengt.
Het is dus te begrijpen, dat er een sterk
streven is naar een zoo snel mogelijke sta-
i bilisat-ie. Wie belet echter deze landen een
andere dekking te nemen dan goud, dat,
al zijn dan de centra waar het opgestapeld
ligt andere als vóór de crisis, tooh nog
steeds onevenredig verdeeld is. Als iemand
soms denkt dat we hier onze fantasie te
veel laten werken, dan bedenke hij, dat er
in Engeland al stemmen opgaan het zilver
inplaats van het goud als standaard aan te
nemen.
I Wat zal, indien dit idee vastere vorm
aanneemt, hiervan het gevolg zijn voor bet
goud?
Het gevolg zal zijn, dat het goud dan in
een veel geringer deel van de wereld als
standaard gebruikt wordt, met dus een ge
ringere vraag. Zoo het tekort van het mo
ment dan al niet zal worden een te veel,
dan zal toch een zekere verruiming in de
markt ontstaan. Doch door de te hooge- en
dus zeer wankele prijs, zal dit een enorme
inzinking te weeg brengen. Vergeten wij
niet, dat het goud juist zijn prijs ontleent
aan het onderpand zijn voor het ruilmid
del, maar juist deze inzinking zal tot gevolg
hebben een wantrouwen in de waarde van
het goud zelf. Particuliere bezitters vai
goud zullen het tegen iedere prijs kwijt wil-
GEMEENTERAAD VAN KOUDEKERK
Voorzitter is de burgemeester. Afwezig
de heer van Egmond met kennisgeving.
Na opening der vergadering door den
voorz. met gebed, wijdt de voorzitter eeni-
ge woorden aan de jaarwisseling.
De notulen der vorige vergadering wor-
den voorgelezen en onveranderd vastge
steld.
Eenige ingekomen stukken worden voor
kennisgeving aangenomen, waarna de
voorzitter mededeeling doet van de plaats
gehad hebbende opname van de kas en de
bescheiden van den genieente-ontvanger,
waarbij bleek, dat in kas was 2760.25 1/2.
Het kassaldo van het Waterleidingsbedrijf
en brugbedrijf bedroeg rosp. 361.20 1/2 en
182.43.
Punt 3. Benoeming lid Burgerlijk Arm
bestuur tengevolge bedanken van den
heer J. Wille. Voordracht: 1. M. Schenke-
veld 2. W. Batelaan.
De heer van der Lee vraagt of B. en W.
geïnformeerd hebben of No. 2 der voor
dracht bereid is een eventueele benoeming
te aanvaarden, waarop de voorzitter ant
woordt, dat het niet gebruikelijk is, zulks
vooraf te vragen.
Alsna wordt benoemd de heer M. Schen-
keveld met 4 stemmen. De heer W. Bate
laan verkreeg 2 stemmen.
Punt 4. Wijziging gemeenterekening
dienst 1929.
De voorzitter zegt dat deze wijziging
verband houdt met de destijds gewijzigde
rekening dienst 1928, waarvan een bedrag
ad 1500 overgebracht moest worden op
den dienst 1929, zoodat het batig slot nu
wijziging behoeft, en gesteld moet worden
op 2746.55. Aldus wordt besloten.
Punt 5. Voorstel toekenning bijdrage
ad 100 aan het Nationaal Crisis-comité.
De voorzitter zegt, dat het, zooals hij
eerder mededeelde, voor deze gemeen^
nog niet noodig is om een plaatselijk cri
sis-comité op te richten. Spreker heeft
hierover verschillende colleges en personen
geraadpleegd, welke dezelfde meening
waren toegedaan.
Er wordt thans ook veel van de ingeze
tenen gevraagd en het houden eener col
lecte acht spreker vooralsnog niet ge-
wenscht. Bovendien is de gemeente nog
voldoende in staat zelf in de noodzakelijk
ste behoefte te helpen voorzien. Bovendien
bestaat alhier reeds een commissie met
het doel den nood ter plaatse te lenigen.
Intusschen willen B. en W. gaarne dat er
een band bestaat tusschen het Nationaal-
Coniitó en deze gemeente, terwijl men ook
uit saamhoorigheidsgevoel wat behoort af
te staan. Indien een plaatselijk 'crisis-co
mité zou worden opgericht, moet 10 pet.
worden afgedragen. Deze 10 pet. zou nooit
een bedrag van f 100 vertegenwoordigen.
Algemeen blijkt men zich met dit voor
stel te kunnen vereenigen. De heer Liever-
se bepleit de instelling van een plaatselijk
comité daar er hier genoeg menschen zijn,
die hulp in natura noodig hebben
De heer Slegtenhorst bestrijdt dit en
acht zulks, nog overbodig. Hierover ont
spint zich nog eenige discussie tusschen
beide heeren, waarna de .voorzitter nog op
merkt, dat het z.i. zeker mogelijk is dat
straks de hulp van het N. C. C. door inge
zetenen moet worden gevraagd.
Het vóorstel wordt alsnu met algemeene
stemmen aangenomen.
Een nieuwe steunregeling
voor werkloozen.
Punt 6 Vaststelling nieuwe steunrege
ling. De voorz. zegt, dat de thans geldea
de steunregeling niet geheel overeeustemt
met de Rijksregeling. Wil men aanspraak
maken op Rijkssteun dan zal deze dus
wijziging behoeven, zoodat B. en W. voor
stellen een nieuwe regeling vast te stel
len.
De voorzitter leest het concept vóot
waaraan wij het volgende ontleenen: De
steun bedraagt voor uitgetrokkenen ge
huwd of kostwinner van NovemberApril
12.— en verder 11.— per week, bene
vens 0.75 per gezinslid boven 2 perso
nen. Dubbel uitgetrokkenen nog niet recht
hebbenden en ongeorganiseerden ontvan
gen resp. 1.minder, dus 11.en
xo.— Voor kostgangers bedraagt de steun
in het eene geval 6.ert in hot andere
geval 5.50.
len en zoodoende zal het goud afbraakprij
zen doen en zijn de landen die het eerste
een andere standaard hadden er het beste
aan toe.
Bovendien kan juist het bestaan van een
internationale bank als de Bank voor In
ternationale Betalingen, indien zij als bank
der centrale banken op gaat treden, de
noodzakelijkheid van een edelmetaalstan-
daard veel minder maken.
Voor die landen, die dan de gouden
standaard nog hebben, zal dit dan groote
verliezen opleveren, daar het goud dan nog
alleen slechts waarde als sieraad heeft,
waarvoor er dan veel te veel goud is.
Als conclusie kunnen we dus zeggen, dat
het kunstmatig verminderen van de wer
kelijke goudvoorraad wel eens ten gevolge
kan hebben een ontwaarding van het goud
en bovendien, dat het hebben van de gou
den standaard nog niet zoon zeker geluk
kig bezit is en dat de offers, die we mo
menteel brengen om haar te handhaven
wel eens voor niets gebraoht kunnen zijn.
Vergeten we niet dat dit bij de zilve-ren
standaard va'n de vorige eeuw ook het ge
val is geweest.
Moge echter vooral zij, die door hun
schrik voor alle risico s het goud probeo-
ren vast te houden, er aan danken, dat zij
door hun groot wantrouwen in alles, be
halve goud, juis-t de veiligheid van dit ruil
middel zelf in gevaar brengen.
Den internationalen toestand in verband
met den toestand in Nederland en de Ned.
Bank stellen wij ons voor te behandelen m
een volgend artikel. J. R-
De overige bepalingen stemmen overeen
met do rijksregeling. De nieuwe steunrege
ling is voor de werkloozen over het alge
meen voordeeliger dan de bestaande daar
de bijslag voor groote gezinnen hooger is.
De heer de Jong vraagt of diaconale bij
stand van de gezinsihkomsten afgetrokken
moet worden, waarop de voorzitter ant
woordt, dat 2/3 van do gezinsinkomsten
moeten worden ingehouden. Evenwel be
hoeft niet te worden afgetrokken hetgeen
de werkgever geeft tot een maximum van
13 pet. ter verhooging van de steun.
De heer de Jong ziet in deze gezinsin
komsten geen verschil en blijft de aftrek
van diaconale steun onbillijk vinden.
Na nog eenige besprekingen wordt het
ontwerp met algemeene stemmen aangeno
men.
Punt 7 Wijziging verordening fondsbe
lasting. De voorzitter zegt, dat de bestaan
de verordening tot 1 Mei 1932 is goedge
keurd en dat deze thans weer opnieuw
moet worden vastgesteld. In de vorige ver
gadering zijn reeds de opcenten vastge
steld op 15 De verordening wordt hierna
opnieuw vastgesteld, volgens het overge
legde ontwerp.
Hierna worden een tweetal comptabele
besluiten vastgesteld betreffende wijziging
begrooting 1931 en 1932, waarbij tevens be
sloten wordt de restitutie van het verhaal
van pensioensbijdragen op een afzonder
lijk besluit te brengen in afwachting van
het door B. en W. te plegen overleg met
Gcd. Staten.
Punt 9. Voorstel gratificatie J. J. van
Doom. De voorzitter zegt, dat het de
wensoh van den llaad was, dat deze gra
tificatie elk jaar opnieuw werd bepaald en
B. en W. stellen daarom voor den ge
meente-werkman in verband met diens
controle van de straatverlichting gedu
rende de avonduren een gratificatie te ver-
leeuen van 50.over 1931.
De heer van der Lee ziet hierin een sa-
larisverhooging en kan zich daarmede niet
vereenigen. Ook de hper Heijneveld acht
het salaris hoos genoeg en maakt daarbij
nog de opmerking, dat de controle in den
Lagewaard niet altijd voldoende is. Reeds
14 dagen hooft de lantaarn voor zijn wo
ning niet gebrand.
De heer.Lieverse kan zich volkomen met
het voorstel van B. en W. vereenigen en
wijst er nog op, dat de lantaarns ook dik
wijls door den wind uitwaaien, zoodat de
schuld niet altijd bij den gemeente-werk
man ligt.
Ook de heer de Jong'bestrijdt het denk
beeld van de heeren van der Leo en Reij-
neveld en zegt dat het niet verleenen van
de gratificatie practisch op salarisverla
ging neerkomt, daar de werkzaamheden
van de verlichting na de gewone werkuren
verricht worden.
De heer van dor Lee merkt nog op dat
de inkomens van vele ingezetenen belang
rijk zijn gedaald en dat de belastingop
brengst voor de gemeente belangrijk min
der zal blijken te zijn en blijft daarom
aandringen op salarisverlaging.
De voorzitter zegt den gemeente-werk
man opmerkzaam te zullen maken op de
opmerking van den heer Re ij tie veld over
het niet voldoende controle houden op de
lantaarns in den Lagewaard en bestrijdt
vervolgens de denkbeelden van den heer
van der Lee. De belastingopbrengst heeft
niets met de gemeentefinanciën te maken,
daar de bijdrage van het Rijk vaststaat.
Spreker heeft geon lust om in iedere ver
gadering over de salarissen van de ge
meente-ambtenaren te discussieeren, daar
de levensstandaard nog niet in die mate
i9 geda; dat verlaging gewettigd is.
Het voorstel van B. en W. alsnu in stem
ming gebracht wordt aangenomen met 4
tegen 2 stemmen, die van de heeren van
der Lee en Reijneveld»
Rondvraag. De heer van dor Lee vraagt
om bij gladheid der wegen wat tijdiger
zand te strooien, waarop de voorzitter ant
woordt, dat hiervoor reeds maatregelen zijn
genomen Ook zal op den Lagewaardsohen
weg zoo noodig zand worden gebracht. De
heer Lievorse vraagt de aandacht voor het,
herstellen van het voetspoor, hetgeen do
voorzitter toozegt.
De heer de Jong informeert naar het
destijds toegestande bedrag ad 50.— voor
de muziekvereniging, waarvan slechts 25
is uitbetaald.
De voorzitter antwoordt dat destijds
door den Raad een crediet van 50 is ver
leend, doch dat nog geen nader verzoek
van de vereeniging is ingekomen. Mocht
er een tekort in kas zijn, dan zal er een
verzoek tot B. en W. gericht moeten wor
den. Hierna gaat de Raad over in besloten
zitting.
De man, die meende op deze wijze een
Kerstboom te kunnen uitsparen.