v 0^ .t OOR ■flRPEREW DE LEIDSCHE COURANT aiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiimiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiimimiimiimiiuiiiiimiiiiiiii; ONZE RAADSELWEDSTRIJD. Ziezoo, mijn lieve Nichtjes en beste Neefjes, daar zijn we met onze prijsraad sels. Ik zei het verleden week, dat de wed strijd den 2d en Januari zou worden begon nen. Ik ben overtuigd, dat honderden van avond in haastige spoed de krant uit de bus zullen halen en pen en papier reeds klaar hebben om te beginnen. Te beginnen aan de raadsels, die mee zul len vallen, al zijn ze dan ook voor de groo- ten nu juist niet zoo, dat ze op 't eerste gezicht te raden zijn. Voor de kleintje zijn ze als heel gemak kelijk. Dat lange lesje lijkt moeilijk, maar is ten slotte heel eenvoudig. Ik bedoel raadsel IV. Wil ik een handje helpen? Wel ja, laat ik het doen, voor de velen, die voor het eerst van de partij zijn en het klappen van de zweep nog niet kennen. Als ik zeg: Jan leest en schrijft, dan schreef ik nu op z'n Ohineesch wel de let ters in dezelfde volgorde, maar ik voeg ze niet in de gewone orde bij elkaar. Ik schrijf dan bijvoorbeeld. Ja nlee ste nsch rij ft. Begrepen No. II kan ook geen moeilijkheid geven. Dat is een versje. Het moet rijmen en moet ingevuld worden zbo, dat iedereen het ver staan kan. De grooten willen de kleintjes wel hier of daar een hanjde helpen? Willen jullie? Zoo ook bij III. Bij No. III voor de Grooten verwacht ik geen nadere verklaring van een paar re gels, en meer. Neen, alleen de typeerende beteekenis gezegd in een paar woorden b.v. Geen sikkepit te vertellen hebben totaal niets te vertellen hebben. No. V vordert een beetje nadenken. Zoek bet juiste woord. Je hoort zelf wel, of bet 't rechte woord is of niet. En nu wil ik jullie even de artikelen voorlezen, waaraan iedereen zich te houden heeft, die mee wil doen. Lees deze voorwaarden goed na en handel er naar, want weet wel, ik neem er nota van en blijkt me, dat onze „wej>" niet is nageleefd, wel, dan leg ik het schrij ven nebjes of zij enis de kans verke ken. Welnu hier zijn ze: Art. I. Schrijf ordelijk en netjes. Art. II. Kom niet te laat. Aït. III. Gebruik een net vel papier en enveloppe. Art. IV. Wie aan C meedoet, beschrijve het paiper slechts aan één kant. Art. V. Frankeer den brief voldoende. (Ben brief van buiten de stad kost 6 cent, geen 5). Art. VI. Wie geen abonné is op ons blad, krijgt geen prijs, al zou bij loting hem een prijs zijn ten deel gevallen. Art. VII. Wie één, zelfs twee der raad sels niet kent, sture de gemaakte toch op. Art. VIII. Schrijf je naam en voornaam voluit, straat, nummer en plaats met duide lijke letters. Art. IX. Een schuilnaam is geoorloofd voor C, mits de gewone naam er bij ver meld wordt. Art. X. De kleintjes uit de eerste klas mogen onder de raadsels van een broertje of zusje uit een hoogere klas (tot en met- de derde klasse) ook hun naam zetten. Art. XI. Wie met A en C of met B cn C meedoet, heeft twee kansen. Art. XII. Ingestuurt mag worden tot en met 12 Januari. Art. XIII. Stuurt alles op aan dit adres: (Vergeet niet prijsraadsels in den linker bovenhoek te zetten). Prijsraadsels. Eed. „eidscke Courant", Papengracht Leiden. Art. XIV. Wie een briefje apart vo->r mij schrijft, krijgt een antwoord onder corres pondentie terug. DE RAADSELS. A. Raadsel voor de kleinen tot 10 jaar. Baadsel I: Zoek zooveel mogelijk woor den van vier of meer letters, die niet ver anderen. als je ze van achter naar voren leest, b.v. Otto. (Denk er om dat oe, ei, ie, ui niet als één stuk gelden. Dus is piep niet goed. Omge keerd zou dat peip worden). Raadsel II Vul in: Een liedje van verlangen. door F. de Clercq Zubli. Op een trok kleine Jan, Z'n opa's jas en een3 Toen ging hij voor den otaan. Keek trotsch z'n eigen beelt'nis Zoo deftig staarde hij in het glas Alsof hij minstens tachtig Hoog op zijn teeaen ging hij staan, En eind'lijk zei hij, er „Ik ben al groot en oudWel ja Ik lijk precies op Vlug liep hij naar z'n Moeder En riep: „Kijk Jaitje nu eens, Ik ben nu al eenheer En hoef zoo vroeg naar niet Maar moeder haar jongen uit, En zegt: „jou lieve, kleine Al denk je dat je Opa Je blijft toch steeds: mijn kleine......!" Maar 's avonds toen het zeven En Moeder hem naar bed toe Toen bromde Jantje, vrees'lijk „Maar Moesje 't is toch nog niet Doch 't. lieve kleine mondje gaapt, Terwijl hij op Moes arm half 1 En ligt hij eind'lijk warm en En kust z'n Moeder hem goê Dan fluistert zacht de kleine ,,'k Wou, dat ik oud enwas Ging 'k nooit naar...Hoewel ik gaap Heb iknoghëelemaal geen Raadsel III. Wie ben ik? Ik ben soms grootik ben soms klein, Ik volg u, waar gij gaat of staat. Allen bij zon en maneschijn, Kunt gij mij zien, mijn beste maat Raadsel IV. Maak van het onderstaande goede zin nen: Li gg eng eena ppel tje sme ero-pde ngro nd he bje zea lin jem andje? Da- nga anw ewe ero pee ndra fjen aarh uis. Ni etla- tenv alle nho orja ntje Ik he bzo o'nm ooien- ke rstb oomg ezi en, me tall erna alw itte ka ars jes. We etj anda tik eens. poor tre in ene en me can odo osge kre genh eb Da ag 1 Raadsel V. Vul in (met den naam van het geluid): De krekel en het- vliegje Het bijtje en het beertje De ooievaar en de merel En nu zijn de raadsels allemaal B Raadsels voor de Grooten boven de 10 jaar. Raadsel I: Het gehel bestaat uit vijf woorden, te zamen 2S letters. Jan wilde het graag hebben. Hij smeekte en 5—4—28 om. „8—911—12", zei Vader, „zoo gemakke lijk krijgt je het 316113. Je moet het eerst verdienen. Als 2425 alle raadsels 2762IS oplost, zal ik het je 101920 —21—22—19—17 geven. Jan loste ze allemaal 1415. „Dat is knap", zei Vader, „726 zal ik er voor zorgen" En Jan in zijn schik. Raadsel II. Kruisraadsel. X XXX xxxxx xxxxxxx xxxxxxxxx X X X X x.x x xxxxx XXX X Het geheel is een plaats aan de Zuider zee. 1. is een medeklinker. 2. maken de bijen. 3. is de planeet waar wij op wonen. 4. draagt een zindelijk kind altijd bij zich. 5. het gevraagde woord. 6. een bekende plaats in Noord-Hol land. 7. is iets, wat men maakt, als men niet den rechten weg neemt. 8. vindt men langs een rivier. 9. is een medeklinker. Raadsel III. Wat beteekent: den voet dwarszetten dat is geen katje om zonder handschoe nen aan te pakken een niksnutter de plaat poetsen r= zich uitsloven m zijn sprekend evenbeeld zijn een boetpredikatie houden dol op iemand zijn dat is een eenvoudige ziel Raadsel IV. Wat staat hier? Het is één woord, tmsreiks. Raadsel V Zet tusschen onderstaande woorden een woord, dat zoowel met het erste als met het tweede een geheel vormt. Suiker dag. Lucht looper. Vries ham. Straat band. Wandel doof. Kriel ren. Raadsel VI. Zet op de eerste rij een jonge.ïsnaam. X X X Op de tweede een windstreek. Op de derde- het verkleinwoord van uur. Op de vierde lekkere vruchten. Op de vijfde een kleine plaats in Gel derland. Op de zesde iets, dat icderen dag in de krant staat. Op. de zevende he*1 tegenovergestelde van links. Op de achtste peulvruchten. Op de negnde een soort water. Op de tiende wezentjes, die in de sprook jes voorkomen. Op de elfde een klein huisje van een vogeltje. De woorden bestaan zooale je ziet, alle uit zes letters. Op de kruisjeslijn komt <Ie naam van een mooie bloem. C. (Voor allen). Maak een opstel, een verhaal, een sprookje, een vers, over een onderwerp nar keuze. Maar pas op: het moet eigen werk zijn. Wat goed is, wordt geplaatst. Denk hier aan art. IV van ons reglement, Ik verwacht veel mooie stukjes en vers jes. Vooruit dan! Laat eens zien, wat je kent en kunt. Dat zijn ze Zijn ze moeilijkIk kan het niet gelooven. Begin en probeerBegin dadelijk en rust niet, vóór jé ze gevonden hebt. Heb je ze, stuur ze dan dadelijk aan het bekende adres. Wacht niet tot op het nippertje, dan zou je ze kunnen vergeten in te sturen en dan was alle kans ver keken. Vooruit! De prijzen liggen klaar Hier zijn ze. De prijzen. Prijs No. 1 Een klokje. No. 2. Een vulpen. No. 3. Een inktstel. No. 4. Een vulpen. No. 5. Een handtasch of manchetknoo- pen. No. 6. Een vulpen. No. 7. Een doos luxe-postpapier. No. 8. Een vulpen. No. 9. Een zakmes of beursje. No. 10. Een vulpen. No. 11 Een boek. No. 12. Een vulpen. No. 13. Een boek. No. 14. Een vaas. No. 15 Een vulpotlood. No. 16. Een boek. N. 17. Een vulpotlood. No. 18. Een boek. No. 19. Een vulpotlood. No. 20. Een vulpotlood. No. 21 Een vulpotlood. No. 22 Een vulpotlood. No. 23. Een vulpotlood. No. 24 Een vulpotlood, i No. 25 Een vulpotlood. No. 26 Een vulpotlood. No. 27 Een vulpotlood. No. 28 Een vulpotlood. Komen er meer dan 500 mededingers opdagen, dan geef ik nog een mooi boek apart als 29ste prijs. Aan 't werk nu 'Heb ik te veel gezegd Zijn deze prijzen waard om zich een beetje moeite te ge troosten Ik zeg van wel Vooruit dan allen, die vroeger meede den en de velen, die uit slofferigheid en onverschilligheid of domheid achterble ven; vooruit gij allen, die Zaterdags ons Hoekje lezen en mooi vinden. Komt allen op! De kansen staan gelijk. Voor ik een punt zet, wil ik nog even U allen, èn uwe ouders en uwe verdere fa milie van harte een „Zalig Nieuwjaar" wen- schen. Dan bedank ik mijn lieve ^Nichtjes en beste Neefjes, die met mij aan de re- dactioneele tafel zitten en ik hoop, ook weer in het jaar, dat voor ons ligt, te mo gen rekenen op uw aller steun en medewei- king ten einde ons Hoekje te doen blijven wat het tot hiertoe was: een stuk van onze mooie Leidsche Courant, dat aller sympa thie wegdroeg. Dat het zoo zij Met hand en groet en dank, Uw liefhebbende OOM WIM. NIEUWJAARSGROET. Aan Oom Wim en de Directie. door Gerard Keizer. Waarde Oom Wim liet nieuwe jaar is ingetreên Met al z'n onbekende zorgen Het oude jaar ging van ons heen Wij groeten blij den Nieuwjaarsmorgen. Ik breng U de oprechte dank Van al Uw Nichten en Uw Neven Voorhal, wat U in 't oude jaar Ons én mij steeds hebt gegeten. De Directie van ons mooie blad Moet 'k ook mijn dank betoonen, Die voor den wedstrijd prijzen.had Om ons daarmee te beloonen. Geachte Directie, aanvaard de dank, Van Oom Wim's Neven en ook Nichten Die prijzen hebben 'n goede klank, Toov'ren glimlachjes op de gezichten. Welaan Oom Wim en Djiecteur De kind'ren komen samen met een keur Van wenschen voor U aan: God sckenke U Zijn zegen ook voortaan KONINGINNETJE EN KONINGSBRUID. door Lucie Wijtenburg. Vader en Moeder Martin te Alen<jon wa ren in het rijke bezit van vijf dochtertjes. De oudste was Marie, dan Pauline, Léonie, Céline en Thérese. De jongste was een klein blondje, met blauwe oogen, waaruit al de reinheid van haar zieltje straalde. Vader en Moeder Martin waren dan ook maar wat trotsch op Thérese evenals de andere zus jes. Thérese bleek van jongsaf een klein trotsch ding te zijn. Dat merkte Moeder zeer goed. Eens liet ze Thérese een stuivertje zien, wat voor deze al een heelen schat was. Moe der sprak: „Treesje, die stuiver zal ik je geven als je den grond kust". Maar Thé rese rekte zich uit, alsof ze zich grooter wilde maken, en antwoordde: „Dan heb ik maar liever geen stuiver". Reeds op vier en een half jarige leeftijd moest Thérese haar moedertje verliezen. Al was ze nog maar jong, toch begreep ze wel wat ze aan haar moeder verloren hda. Thérese koos nu Pauline als haar Mamaa tje, terwijl Céline Marie koos. Papa verhuisde naar Lisieux öp „Les Buisonnets". Daar begon Thérese haar va der „beste koning" te noemen en deze noemde haar wederzijdsch „koninginnetje". Thérese had in Lisieux ook een tante en oom wonen. Daar bracht ze soms heele da gen door en mocht dan altijd op oom's knie zitten. Dat was een feest, 's Avonds werd ze ge haald door een van de huisgenooten. Maar meestal kwam haar „beste koning" haar ha len. Eens op een avond liep ze weer aan de hand van vader naar huis, toen Thérese in eens uitriep: „Kijk eens beste koning daar staat mijn naam aan de hemel geschreven". En werkelijk was tusschen al de sterren een grooten T te onderscheiden. „Dat beteekent zeker, dat ik vast in de hemel kom". „Natuurlijk koninginnetje da's vast", gaf vader als antwoord. Thérese werd thuis onderwezen door Mama-Pa uline. Op negen-jarige leeftijd ging ze met Céline naar.de abdij bij de zusters. O. L. Heer weet alleen hoeveel of fertjes Thérese daar gebracht heeft. Niet lang was ze daar of ze moest Mama- Pauline ook verliezen. Deze ging naar de religieuzen van de Carmel. Door dit ver lies werd Thérese zwaar ziek. 't Was in de crisis, dat de H. Maagd aan haar verscheen. Dadelijk daarop was ze genezen. Al gauw deed Thérese haar Eerste H. Communie. Dezelfde dag deed Mama-Pau- line haar Professie. Reeds op vijftien jarige leeftijd kreeg Thérese ook haar roeping om religeuse te worden en naar de Carmel te gaan. Ze ver telde het aan haar „beste koning" en deze ging met haar naar den rector. Deze gaf haar geen verlof, omdat ze te jong was en wilde haar niet eerder toelaten, dan dat de Bisschop haar 't verlof had gegeven. Thérese ging dan met haar vader naar den Bisschop, maar ook die gaf haar geen toestemming. Kort daarna maakte Vader, Céline en zij een pelgrimstocht naar Rome. Daar vroeg Thérese toestemming aan den H. Vader, en deze zei haar, te doen wat de overheid zou beslissen. Treurig gestemd ging Thérese naar hps. Toch deed zij haar intrede in 1888, den negende April, en koos den naam van Zr. Thérese van 't Kindje Jezus. In 't klooster heeft ze ook 'n heilig leven geleid. Kort daarop werd Zr. Thérese ziek en den dertigsten September 1897 stierf ze een heiligen dood. Zr. Thérese van 't Kindje Jezus had voor den tweeden keer haar intrede gedaan, maar nu in 't paradijs van God. Beste Oom Wim. NIEUWJAAR 1932. Aan Oom Wim. door Jos. v. Maurik. Zoo gaarne was ik gp tijd gekomen Om te tokkelen mijn lier Maar de snaren waren gesprongen In mijn beursje was geen zier. Toen ik snaren had Kende ik geen melodie En toen ik wou gaan zingen Daalde reeds mijn stem bij „si". Oom, reik me nu maar gauw de hand Het is met mij niet pluis Dat ik te laat nu bijna kwam Dat was voor mij 'n kruis. Ik wensch U en ook mevrouw Veel geluk en voorspoed weer, En van TJw lezers al te gaar 'n Hartelijk „Zalig Nieuwjaar" NIEUWJAARSWENSCH. van Greta v. Hees. Aan Oom Wim. Zalig Nieuwjaar, Zalig Nieuwjaar Roepen kind'ren en groote menschen; Ook ik wil niet achterblijven 'k Kom U Zalig Nieuwjaar wenschen. Ik vraag uit naam van alle kinderen Op deez' eerste dag van 't jaar Dat God U veel zegen schenke En U nog menig jaartje spaar'. Dat nog heel, heel. lang mag blijven In onzen kring van zooveel kinderen Dat geen onlust en geen ramp Of tegenspoed U hinderen. Ën dat U het volgend jaar Xog in ons midden toeven zult, niét waar 1 En dat God U na dit aardsche leven Deb schoonen hemel zal geven. door Anneke Sanders. „Goeden middag moesje ,is u al weer een beetje beter?" „O ben je daar, Sjefke? Ik geloof niet, dat ik wat beter ben. Ik heb al een heelen tijd op je liggen wachten. Geef me 'ns een beetje water, jongen". Sjefke deed zijn klompjes uit en haalde uit 't wandkastje een gebarsten kopje, liep er mee naar de kraan en haalde water. „Hier moesje!" „Dank jongen!" „Waar is vader, moesje?" I „Ach jongen ,die is vanmiddag thuis ge weest en hij vroeg me om geld en toen ik zei, dat ik hat niet had, heeft hij me uitge scholden en is toen weer weggegaan". Sjefke ging voor 't raam staan en keek in 't slobje, dat er erg vies en vuil uitzag. Hij dacht: ,,'t is toch naar, <£at vader zoo slec-ht is". Morgen Kerstmis! Moeder had aan vader gevraagd of hij naar de kerk ging'. Vader had toen geantwoord, dat hij nooit meer gaan zou. Sjefke werd opge schrikt door voetstappen die hij in 't slobje hoorde. Zou 't vader zijn? Ja, vast. I Ie deur werd geopend en een man met een gemeene tronie kwam binnen. Sjefke ging stil van 't raam weg, bij moeder zitten, j „Heb je geld?" klonk 't ruw. j „Nee, vader". „Ingerukt dan en je komt er niet eerder in voordat je een gulden hebt. Begrepen? Ik zal jou leeren luilakken". „Ik blijf bij Moeke". i „Ga je nu vlug of ikHierbij kneep de man den jongen in de hals. „Ga maar Sjefke", zei moeder. Sjefke aarzelde. „Nu goed dan, moeder, omdat u het wilt". „Ja jongen, ga maar vlug. Morgen is 't 1 Kerstmis en dan moet 't bedje voor 't Kind je heel zacht' zijn, dag jongen". „Dag moeke". Sjefke ging de deur uit. In 't slobje keek hij nog even door 't venstertje of zijn moeke nog niet één keer zou kijken en zwaaien. Maar nu niets. Hij hoorde alleen het grorn- men en vloeken van zijn vader. Bedroefd sloop hij weg. j Hij liep voort, stak de straat over en ging de markt op. Daar was de kerk. Even kijken naar 't kribje en vragen of Jezuke j hem wilde helpen. j Na een minuut of tien kwam hij weer uit I de kerk. I „Een kleinigheid alsjeblieft", vroeg bij aan een voorbijganger, denkend aan vaders belofte. „Maak dat je wegkomt, schooier". Weer ging hij de markt over. Daar zag hij aan een groot huis verlichte ramen en binnen fijn aangeldeede men- 'schen; zingen hoorde hij en op de piano spelen „de herdertjes lagen bij nachte". Sjefke druktè zijn koude neusje plat te gen de ramen en keek en keek. O wat za- lig om daar mee te kunnen zingen en te i genieten van al dat heerlijke aan de groote j kerstboom. „Maar nee, Sjefke, jongen", zei hij tot zich zelf, „dat is niets voor jou. Jij moet zorgen dat je geld mee thuis brengt. Hij drentelde toen verder tot hij aan de kerstboomen-verkoopplaats was, en vroeg de verkoopers om de hoornen thuis te mo- gen brengen. Van sommigen mocht hij en hij telde vijf-en-zeventig cent. Nu nog maar een kwartje. Wat deden hem zijn voetjes pijn en hij voelde zich moe, koud en honge- i rig. Eventjes zitten gaan. Daar in die por tiek van dat groote huis, denkt Sjefke en nog even kijkt hij door de verlichte ramen en zet zich neer bij de deur en valt in slaap. Hij droomt dat hij er binnen wordt gehaald en meezingt en heerlijke warme chocolade melk drinkt. Meespeelt met de spoortrein en nog heel veel andere dingen. „Hèwat is dat, wat ligt hier? Breng die stumperd binnen", dat is het wat Sjefke nu werkelijk hoort, want' hij ont waakt droomerig doordat, de deur open ging en menschen weg wilden gaan. Een deftig gekleed bediende brengt hem in een kamer, legt hem op een divan en verdwijnt om onmiddellijk terug te keeren met een heel oude dame, die Sjefke vriendelijk vraagt hoe hij daar in slaap is gevallen. En Sjefke, niet bang, vertelt van de vreeselijke armoede thuis, waarbij dikke tranen over zijn magere wangetjes rollen. Mevrouw spreekt zacht met de bedien de, die weggaat en aanstonds terugkomt met een blad vol heerlijke versnaperingen en een kop warme chocolademelk. Kom jon gen, dee je hier maar flink aan tegoed en wordt eens lekker warm. Intusschen zal de bediende naar je buis gaan om je vader te halen. Mevrouw verdween ook en Sjefke hoorde haar in de gang met de vertrekken de gasten spreken. Daar ging de bel en Sjefke's vader werd binnen gelaten. Mevrouw vertelde hem hoe men zijn jongen had gevonden en *vat hij verteld had. Diep beschaamd over de hard heid tegenover z'n arme kereltje beloofde de man aan de oude dame, dat bij een an der leven zou beginnen. Toen gingen ze weg met een groote mand met brood, vet, worst en eieren vo-.>r de zieke moeder en niet te vergeten ook wat speelgoed voor Sjefke, dat hij mee mocht nemen van dp groote kerstboom, die hij toen nog even mocht zien branden. Stil wandelden vader en zoon over de markt en bij de kerk gekomen zegt Sjefke: „Vader, kom, laat ons Onze Lieve Heer be danken voor de groote weldaad die Hij ons heeft bewezen". De vader zwijgt, maar tegen de smeeken- de oogkens van zijn jongen is hij niet be stand en zij gaan binnen en knielen neer bij 't kruisbeeld ieder in stil gebed. Wat blij was Sjefke toen ze thuis kwa men en bij moeder al dat heerlijke kon uit pakken, en toen hij zachtjes aan moeder vertelde, dat hij en ook vader bij het kruis beeld Unze Lieve Heer hadden bedankt, toen rolden dikek tranen over Sjefke's wan getjes, tranen van een gelukkige moeder eu van een blijde vader. Zoo was ook in dit gezin met 't begin van 't Kerstfeest de vrede gekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8