v
0^
.t
OOR
■flRPEREW
DE LEIDSCHE COURANT
aiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiimiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiimimiimiimiiuiiiiimiiiiiiii;
ONZE RAADSELWEDSTRIJD.
Ziezoo, mijn lieve Nichtjes en beste
Neefjes, daar zijn we met onze prijsraad
sels.
Ik zei het verleden week, dat de wed
strijd den 2d en Januari zou worden begon
nen.
Ik ben overtuigd, dat honderden van
avond in haastige spoed de krant uit de
bus zullen halen en pen en papier reeds
klaar hebben om te beginnen.
Te beginnen aan de raadsels, die mee zul
len vallen, al zijn ze dan ook voor de groo-
ten nu juist niet zoo, dat ze op 't eerste
gezicht te raden zijn.
Voor de kleintje zijn ze als heel gemak
kelijk. Dat lange lesje lijkt moeilijk, maar
is ten slotte heel eenvoudig. Ik bedoel
raadsel IV.
Wil ik een handje helpen?
Wel ja, laat ik het doen, voor de velen,
die voor het eerst van de partij zijn en het
klappen van de zweep nog niet kennen.
Als ik zeg: Jan leest en schrijft, dan
schreef ik nu op z'n Ohineesch wel de let
ters in dezelfde volgorde, maar ik voeg ze
niet in de gewone orde bij elkaar. Ik
schrijf dan bijvoorbeeld.
Ja nlee ste nsch rij ft.
Begrepen
No. II kan ook geen moeilijkheid geven.
Dat is een versje. Het moet rijmen en moet
ingevuld worden zbo, dat iedereen het ver
staan kan. De grooten willen de kleintjes
wel hier of daar een hanjde helpen? Willen
jullie? Zoo ook bij III.
Bij No. III voor de Grooten verwacht ik
geen nadere verklaring van een paar re
gels, en meer. Neen, alleen de typeerende
beteekenis gezegd in een paar woorden
b.v. Geen sikkepit te vertellen hebben
totaal niets te vertellen hebben.
No. V vordert een beetje nadenken.
Zoek bet juiste woord. Je hoort zelf wel,
of bet 't rechte woord is of niet.
En nu wil ik jullie even de artikelen
voorlezen, waaraan iedereen zich te houden
heeft, die mee wil doen.
Lees deze voorwaarden goed na en
handel er naar, want weet wel, ik neem
er nota van en blijkt me, dat onze „wej>"
niet is nageleefd, wel, dan leg ik het schrij
ven nebjes of zij enis de kans verke
ken.
Welnu hier zijn ze:
Art. I. Schrijf ordelijk en netjes.
Art. II. Kom niet te laat.
Aït. III. Gebruik een net vel papier
en enveloppe.
Art. IV. Wie aan C meedoet, beschrijve
het paiper slechts aan één kant.
Art. V. Frankeer den brief voldoende.
(Ben brief van buiten de stad kost 6 cent,
geen 5).
Art. VI. Wie geen abonné is op ons
blad, krijgt geen prijs, al zou bij loting hem
een prijs zijn ten deel gevallen.
Art. VII. Wie één, zelfs twee der raad
sels niet kent, sture de gemaakte toch op.
Art. VIII. Schrijf je naam en voornaam
voluit, straat, nummer en plaats met duide
lijke letters.
Art. IX. Een schuilnaam is geoorloofd
voor C, mits de gewone naam er bij ver
meld wordt.
Art. X. De kleintjes uit de eerste klas
mogen onder de raadsels van een broertje
of zusje uit een hoogere klas (tot en met-
de derde klasse) ook hun naam zetten.
Art. XI. Wie met A en C of met B cn C
meedoet, heeft twee kansen.
Art. XII. Ingestuurt mag worden tot en
met 12 Januari.
Art. XIII. Stuurt alles op aan dit adres:
(Vergeet niet prijsraadsels in den linker
bovenhoek te zetten).
Prijsraadsels.
Eed. „eidscke Courant",
Papengracht
Leiden.
Art. XIV. Wie een briefje apart vo->r mij
schrijft, krijgt een antwoord onder corres
pondentie terug.
DE RAADSELS.
A. Raadsel voor de kleinen tot 10 jaar.
Baadsel I: Zoek zooveel mogelijk woor
den van vier of meer letters, die niet ver
anderen. als je ze van achter naar voren
leest, b.v. Otto.
(Denk er om dat oe, ei, ie, ui niet als één
stuk gelden. Dus is piep niet goed. Omge
keerd zou dat peip worden).
Raadsel II Vul in:
Een liedje van verlangen.
door F. de Clercq Zubli.
Op een trok kleine Jan,
Z'n opa's jas en een3
Toen ging hij voor den otaan.
Keek trotsch z'n eigen beelt'nis
Zoo deftig staarde hij in het glas
Alsof hij minstens tachtig
Hoog op zijn teeaen ging hij staan,
En eind'lijk zei hij, er
„Ik ben al groot en oudWel ja
Ik lijk precies op
Vlug liep hij naar z'n Moeder
En riep: „Kijk Jaitje nu eens,
Ik ben nu al eenheer
En hoef zoo vroeg naar niet
Maar moeder haar jongen uit,
En zegt: „jou lieve, kleine
Al denk je dat je Opa
Je blijft toch steeds: mijn kleine......!"
Maar 's avonds toen het zeven
En Moeder hem naar bed toe
Toen bromde Jantje, vrees'lijk
„Maar Moesje 't is toch nog niet
Doch 't. lieve kleine mondje gaapt,
Terwijl hij op Moes arm half 1
En ligt hij eind'lijk warm en
En kust z'n Moeder hem goê
Dan fluistert zacht de kleine
,,'k Wou, dat ik oud enwas
Ging 'k nooit naar...Hoewel ik gaap
Heb iknoghëelemaal
geen
Raadsel III. Wie ben ik?
Ik ben soms grootik ben soms klein,
Ik volg u, waar gij gaat of staat.
Allen bij zon en maneschijn,
Kunt gij mij zien, mijn beste maat
Raadsel IV.
Maak van het onderstaande goede zin
nen:
Li gg eng eena ppel tje sme ero-pde ngro
nd he bje zea lin jem andje?
Da- nga anw ewe ero pee ndra fjen aarh
uis. Ni etla- tenv alle nho orja ntje
Ik he bzo o'nm ooien- ke rstb oomg ezi
en, me tall erna alw itte ka ars jes.
We etj anda tik eens. poor tre in ene en
me can odo osge kre genh eb Da ag 1
Raadsel V.
Vul in (met den naam van het geluid):
De krekel en het- vliegje
Het bijtje en het beertje
De ooievaar en de merel
En nu zijn de raadsels allemaal
B Raadsels voor de Grooten boven
de 10 jaar.
Raadsel I:
Het gehel bestaat uit vijf woorden, te
zamen 2S letters.
Jan wilde het graag hebben. Hij smeekte
en 5—4—28 om.
„8—911—12", zei Vader, „zoo gemakke
lijk krijgt je het 316113. Je moet het
eerst verdienen. Als 2425 alle raadsels
2762IS oplost, zal ik het je 101920
—21—22—19—17 geven.
Jan loste ze allemaal 1415.
„Dat is knap", zei Vader, „726 zal ik
er voor zorgen"
En Jan in zijn schik.
Raadsel II. Kruisraadsel.
X
XXX
xxxxx
xxxxxxx
xxxxxxxxx
X X X X x.x x
xxxxx
XXX
X
Het geheel is een plaats aan de Zuider
zee.
1. is een medeklinker.
2. maken de bijen.
3. is de planeet waar wij op wonen.
4. draagt een zindelijk kind altijd bij
zich.
5. het gevraagde woord.
6. een bekende plaats in Noord-Hol
land.
7. is iets, wat men maakt, als men niet
den rechten weg neemt.
8. vindt men langs een rivier.
9. is een medeklinker.
Raadsel III. Wat beteekent:
den voet dwarszetten
dat is geen katje om zonder handschoe
nen aan te pakken
een niksnutter
de plaat poetsen r=
zich uitsloven m
zijn sprekend evenbeeld zijn
een boetpredikatie houden
dol op iemand zijn
dat is een eenvoudige ziel
Raadsel IV.
Wat staat hier? Het is één woord,
tmsreiks.
Raadsel V
Zet tusschen onderstaande woorden een
woord, dat zoowel met het erste als met
het tweede een geheel vormt.
Suiker dag.
Lucht looper.
Vries ham.
Straat band.
Wandel doof.
Kriel ren.
Raadsel VI.
Zet op de eerste rij een jonge.ïsnaam.
X
X
X
Op de tweede een windstreek.
Op de derde- het verkleinwoord van uur.
Op de vierde lekkere vruchten.
Op de vijfde een kleine plaats in Gel
derland.
Op de zesde iets, dat icderen dag in de
krant staat.
Op. de zevende he*1 tegenovergestelde
van links.
Op de achtste peulvruchten.
Op de negnde een soort water.
Op de tiende wezentjes, die in de sprook
jes voorkomen.
Op de elfde een klein huisje van een
vogeltje.
De woorden bestaan zooale je ziet, alle
uit zes letters.
Op de kruisjeslijn komt <Ie naam van
een mooie bloem.
C. (Voor allen).
Maak een opstel, een verhaal, een
sprookje, een vers, over een onderwerp
nar keuze. Maar pas op: het moet eigen
werk zijn.
Wat goed is, wordt geplaatst.
Denk hier aan art. IV van ons reglement,
Ik verwacht veel mooie stukjes en vers
jes.
Vooruit dan! Laat eens zien, wat je kent
en kunt.
Dat zijn ze Zijn ze moeilijkIk kan het
niet gelooven. Begin en probeerBegin
dadelijk en rust niet, vóór jé ze gevonden
hebt. Heb je ze, stuur ze dan dadelijk aan
het bekende adres. Wacht niet tot op het
nippertje, dan zou je ze kunnen vergeten
in te sturen en dan was alle kans ver
keken. Vooruit! De prijzen liggen klaar
Hier zijn ze.
De prijzen.
Prijs No. 1 Een klokje.
No. 2. Een vulpen.
No. 3. Een inktstel.
No. 4. Een vulpen.
No. 5. Een handtasch of manchetknoo-
pen.
No. 6. Een vulpen.
No. 7. Een doos luxe-postpapier.
No. 8. Een vulpen.
No. 9. Een zakmes of beursje.
No. 10. Een vulpen.
No. 11 Een boek.
No. 12. Een vulpen.
No. 13. Een boek.
No. 14. Een vaas.
No. 15 Een vulpotlood.
No. 16. Een boek.
N. 17. Een vulpotlood.
No. 18. Een boek.
No. 19. Een vulpotlood.
No. 20. Een vulpotlood.
No. 21 Een vulpotlood.
No. 22 Een vulpotlood.
No. 23. Een vulpotlood.
No. 24 Een vulpotlood, i
No. 25 Een vulpotlood.
No. 26 Een vulpotlood.
No. 27 Een vulpotlood.
No. 28 Een vulpotlood.
Komen er meer dan 500 mededingers
opdagen, dan geef ik nog een mooi boek
apart als
29ste prijs.
Aan 't werk nu
'Heb ik te veel gezegd Zijn deze prijzen
waard om zich een beetje moeite te ge
troosten Ik zeg van wel
Vooruit dan allen, die vroeger meede
den en de velen, die uit slofferigheid en
onverschilligheid of domheid achterble
ven; vooruit gij allen, die Zaterdags ons
Hoekje lezen en mooi vinden. Komt allen
op! De kansen staan gelijk.
Voor ik een punt zet, wil ik nog even U
allen, èn uwe ouders en uwe verdere fa
milie van harte een „Zalig Nieuwjaar" wen-
schen. Dan bedank ik mijn lieve ^Nichtjes
en beste Neefjes, die met mij aan de re-
dactioneele tafel zitten en ik hoop, ook
weer in het jaar, dat voor ons ligt, te mo
gen rekenen op uw aller steun en medewei-
king ten einde ons Hoekje te doen blijven
wat het tot hiertoe was: een stuk van onze
mooie Leidsche Courant, dat aller sympa
thie wegdroeg. Dat het zoo zij
Met hand en groet en dank,
Uw liefhebbende
OOM WIM.
NIEUWJAARSGROET.
Aan Oom Wim en de Directie.
door Gerard Keizer.
Waarde Oom Wim
liet nieuwe jaar is ingetreên
Met al z'n onbekende zorgen
Het oude jaar ging van ons heen
Wij groeten blij den Nieuwjaarsmorgen.
Ik breng U de oprechte dank
Van al Uw Nichten en Uw Neven
Voorhal, wat U in 't oude jaar
Ons én mij steeds hebt gegeten.
De Directie van ons mooie blad
Moet 'k ook mijn dank betoonen,
Die voor den wedstrijd prijzen.had
Om ons daarmee te beloonen.
Geachte Directie, aanvaard de dank,
Van Oom Wim's Neven en ook Nichten
Die prijzen hebben 'n goede klank,
Toov'ren glimlachjes op de gezichten.
Welaan Oom Wim en Djiecteur
De kind'ren komen samen met een keur
Van wenschen voor U aan:
God sckenke U Zijn zegen ook voortaan
KONINGINNETJE EN
KONINGSBRUID.
door Lucie Wijtenburg.
Vader en Moeder Martin te Alen<jon wa
ren in het rijke bezit van vijf dochtertjes.
De oudste was Marie, dan Pauline, Léonie,
Céline en Thérese. De jongste was een klein
blondje, met blauwe oogen, waaruit al de
reinheid van haar zieltje straalde. Vader
en Moeder Martin waren dan ook maar wat
trotsch op Thérese evenals de andere zus
jes.
Thérese bleek van jongsaf een klein
trotsch ding te zijn. Dat merkte Moeder
zeer goed.
Eens liet ze Thérese een stuivertje zien,
wat voor deze al een heelen schat was. Moe
der sprak: „Treesje, die stuiver zal ik je
geven als je den grond kust". Maar Thé
rese rekte zich uit, alsof ze zich grooter
wilde maken, en antwoordde: „Dan heb ik
maar liever geen stuiver".
Reeds op vier en een half jarige leeftijd
moest Thérese haar moedertje verliezen. Al
was ze nog maar jong, toch begreep ze wel
wat ze aan haar moeder verloren hda.
Thérese koos nu Pauline als haar Mamaa
tje, terwijl Céline Marie koos.
Papa verhuisde naar Lisieux öp „Les
Buisonnets". Daar begon Thérese haar va
der „beste koning" te noemen en deze
noemde haar wederzijdsch „koninginnetje".
Thérese had in Lisieux ook een tante en
oom wonen. Daar bracht ze soms heele da
gen door en mocht dan altijd op oom's knie
zitten.
Dat was een feest, 's Avonds werd ze ge
haald door een van de huisgenooten. Maar
meestal kwam haar „beste koning" haar ha
len.
Eens op een avond liep ze weer aan de
hand van vader naar huis, toen Thérese in
eens uitriep: „Kijk eens beste koning daar
staat mijn naam aan de hemel geschreven".
En werkelijk was tusschen al de sterren een
grooten T te onderscheiden. „Dat beteekent
zeker, dat ik vast in de hemel kom".
„Natuurlijk koninginnetje da's vast", gaf
vader als antwoord.
Thérese werd thuis onderwezen door
Mama-Pa uline. Op negen-jarige leeftijd
ging ze met Céline naar.de abdij bij de
zusters. O. L. Heer weet alleen hoeveel of
fertjes Thérese daar gebracht heeft.
Niet lang was ze daar of ze moest Mama-
Pauline ook verliezen. Deze ging naar de
religieuzen van de Carmel. Door dit ver
lies werd Thérese zwaar ziek. 't Was in de
crisis, dat de H. Maagd aan haar verscheen.
Dadelijk daarop was ze genezen.
Al gauw deed Thérese haar Eerste H.
Communie. Dezelfde dag deed Mama-Pau-
line haar Professie.
Reeds op vijftien jarige leeftijd kreeg
Thérese ook haar roeping om religeuse te
worden en naar de Carmel te gaan. Ze ver
telde het aan haar „beste koning" en deze
ging met haar naar den rector. Deze gaf
haar geen verlof, omdat ze te jong was en
wilde haar niet eerder toelaten, dan dat de
Bisschop haar 't verlof had gegeven.
Thérese ging dan met haar vader naar
den Bisschop, maar ook die gaf haar geen
toestemming. Kort daarna maakte Vader,
Céline en zij een pelgrimstocht naar Rome.
Daar vroeg Thérese toestemming aan den
H. Vader, en deze zei haar, te doen wat de
overheid zou beslissen.
Treurig gestemd ging Thérese naar hps.
Toch deed zij haar intrede in 1888, den
negende April, en koos den naam van Zr.
Thérese van 't Kindje Jezus.
In 't klooster heeft ze ook 'n heilig leven
geleid. Kort daarop werd Zr. Thérese ziek
en den dertigsten September 1897 stierf ze
een heiligen dood.
Zr. Thérese van 't Kindje Jezus had voor
den tweeden keer haar intrede gedaan,
maar nu in 't paradijs van God.
Beste Oom Wim.
NIEUWJAAR 1932.
Aan Oom Wim.
door Jos. v. Maurik.
Zoo gaarne was ik gp tijd gekomen
Om te tokkelen mijn lier
Maar de snaren waren gesprongen
In mijn beursje was geen zier.
Toen ik snaren had
Kende ik geen melodie
En toen ik wou gaan zingen
Daalde reeds mijn stem bij „si".
Oom, reik me nu maar gauw de hand
Het is met mij niet pluis
Dat ik te laat nu bijna kwam
Dat was voor mij 'n kruis.
Ik wensch U en ook mevrouw
Veel geluk en voorspoed weer,
En van TJw lezers al te gaar
'n Hartelijk „Zalig Nieuwjaar"
NIEUWJAARSWENSCH.
van Greta v. Hees.
Aan Oom Wim.
Zalig Nieuwjaar, Zalig Nieuwjaar
Roepen kind'ren en groote menschen;
Ook ik wil niet achterblijven
'k Kom U Zalig Nieuwjaar wenschen.
Ik vraag uit naam van alle kinderen
Op deez' eerste dag van 't jaar
Dat God U veel zegen schenke
En U nog menig jaartje spaar'.
Dat nog heel, heel. lang mag blijven
In onzen kring van zooveel kinderen
Dat geen onlust en geen ramp
Of tegenspoed U hinderen.
Ën dat U het volgend jaar
Xog in ons midden toeven zult, niét
waar 1
En dat God U na dit aardsche leven
Deb schoonen hemel zal geven.
door Anneke Sanders.
„Goeden middag moesje ,is u al weer
een beetje beter?" „O ben je daar, Sjefke?
Ik geloof niet, dat ik wat beter ben. Ik heb
al een heelen tijd op je liggen wachten.
Geef me 'ns een beetje water, jongen".
Sjefke deed zijn klompjes uit en haalde
uit 't wandkastje een gebarsten kopje, liep
er mee naar de kraan en haalde water.
„Hier moesje!"
„Dank jongen!"
„Waar is vader, moesje?"
I „Ach jongen ,die is vanmiddag thuis ge
weest en hij vroeg me om geld en toen ik
zei, dat ik hat niet had, heeft hij me uitge
scholden en is toen weer weggegaan".
Sjefke ging voor 't raam staan en keek
in 't slobje, dat er erg vies en vuil uitzag.
Hij dacht: ,,'t is toch naar, <£at vader zoo
slec-ht is". Morgen Kerstmis! Moeder had
aan vader gevraagd of hij naar de kerk
ging'. Vader had toen geantwoord, dat hij
nooit meer gaan zou. Sjefke werd opge
schrikt door voetstappen die hij in 't
slobje hoorde. Zou 't vader zijn? Ja, vast.
I Ie deur werd geopend en een man met een
gemeene tronie kwam binnen. Sjefke ging
stil van 't raam weg, bij moeder zitten,
j „Heb je geld?" klonk 't ruw.
j „Nee, vader".
„Ingerukt dan en je komt er niet eerder
in voordat je een gulden hebt. Begrepen?
Ik zal jou leeren luilakken".
„Ik blijf bij Moeke".
i „Ga je nu vlug of ikHierbij kneep
de man den jongen in de hals.
„Ga maar Sjefke", zei moeder.
Sjefke aarzelde. „Nu goed dan, moeder,
omdat u het wilt".
„Ja jongen, ga maar vlug. Morgen is 't
1 Kerstmis en dan moet 't bedje voor 't Kind
je heel zacht' zijn, dag jongen".
„Dag moeke".
Sjefke ging de deur uit. In 't slobje keek
hij nog even door 't venstertje of zijn moeke
nog niet één keer zou kijken en zwaaien.
Maar nu niets. Hij hoorde alleen het grorn-
men en vloeken van zijn vader. Bedroefd
sloop hij weg.
j Hij liep voort, stak de straat over en
ging de markt op. Daar was de kerk. Even
kijken naar 't kribje en vragen of Jezuke
j hem wilde helpen.
j Na een minuut of tien kwam hij weer uit
I de kerk.
I „Een kleinigheid alsjeblieft", vroeg bij
aan een voorbijganger, denkend aan vaders
belofte.
„Maak dat je wegkomt, schooier".
Weer ging hij de markt over.
Daar zag hij aan een groot huis verlichte
ramen en binnen fijn aangeldeede men-
'schen; zingen hoorde hij en op de piano
spelen „de herdertjes lagen bij nachte".
Sjefke druktè zijn koude neusje plat te
gen de ramen en keek en keek. O wat za-
lig om daar mee te kunnen zingen en te
i genieten van al dat heerlijke aan de groote
j kerstboom. „Maar nee, Sjefke, jongen", zei
hij tot zich zelf, „dat is niets voor jou. Jij
moet zorgen dat je geld mee thuis brengt.
Hij drentelde toen verder tot hij aan de
kerstboomen-verkoopplaats was, en vroeg
de verkoopers om de hoornen thuis te mo-
gen brengen. Van sommigen mocht hij en
hij telde vijf-en-zeventig cent. Nu nog maar
een kwartje. Wat deden hem zijn voetjes
pijn en hij voelde zich moe, koud en honge-
i rig. Eventjes zitten gaan. Daar in die por
tiek van dat groote huis, denkt Sjefke en
nog even kijkt hij door de verlichte ramen
en zet zich neer bij de deur en valt in slaap.
Hij droomt dat hij er binnen wordt gehaald
en meezingt en heerlijke warme chocolade
melk drinkt. Meespeelt met de spoortrein
en nog heel veel andere dingen.
„Hèwat is dat, wat ligt hier? Breng
die stumperd binnen", dat is het wat
Sjefke nu werkelijk hoort, want' hij ont
waakt droomerig doordat, de deur open
ging en menschen weg wilden gaan. Een
deftig gekleed bediende brengt hem in een
kamer, legt hem op een divan en verdwijnt
om onmiddellijk terug te keeren met een
heel oude dame, die Sjefke vriendelijk
vraagt hoe hij daar in slaap is gevallen. En
Sjefke, niet bang, vertelt van de vreeselijke
armoede thuis, waarbij dikke tranen over
zijn magere wangetjes rollen.
Mevrouw spreekt zacht met de bedien
de, die weggaat en aanstonds terugkomt
met een blad vol heerlijke versnaperingen
en een kop warme chocolademelk. Kom jon
gen, dee je hier maar flink aan tegoed en
wordt eens lekker warm. Intusschen zal de
bediende naar je buis gaan om je vader te
halen. Mevrouw verdween ook en Sjefke
hoorde haar in de gang met de vertrekken
de gasten spreken.
Daar ging de bel en Sjefke's vader werd
binnen gelaten. Mevrouw vertelde hem hoe
men zijn jongen had gevonden en *vat hij
verteld had. Diep beschaamd over de hard
heid tegenover z'n arme kereltje beloofde
de man aan de oude dame, dat bij een an
der leven zou beginnen.
Toen gingen ze weg met een groote
mand met brood, vet, worst en eieren vo-.>r
de zieke moeder en niet te vergeten ook
wat speelgoed voor Sjefke, dat hij mee
mocht nemen van dp groote kerstboom, die
hij toen nog even mocht zien branden.
Stil wandelden vader en zoon over de
markt en bij de kerk gekomen zegt Sjefke:
„Vader, kom, laat ons Onze Lieve Heer be
danken voor de groote weldaad die Hij ons
heeft bewezen".
De vader zwijgt, maar tegen de smeeken-
de oogkens van zijn jongen is hij niet be
stand en zij gaan binnen en knielen neer
bij 't kruisbeeld ieder in stil gebed.
Wat blij was Sjefke toen ze thuis kwa
men en bij moeder al dat heerlijke kon uit
pakken, en toen hij zachtjes aan moeder
vertelde, dat hij en ook vader bij het kruis
beeld Unze Lieve Heer hadden bedankt,
toen rolden dikek tranen over Sjefke's wan
getjes, tranen van een gelukkige moeder eu
van een blijde vader.
Zoo was ook in dit gezin met 't begin
van 't Kerstfeest de vrede gekomen.