DONDERDAG 17 DECEMBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 7 DE STEUNREGELING VOOR WERKLOOZEN. AANVAARDING RIJKSREGELING. B. en W. stellen den Raad voor, de reeds veel besproken rijksregeling voor de steun- verleening voor werkloozen te aanvaarden, omdat, indien deze niet wordt aanvaard, de gemeente vele geldelijke bijdragen van van het Rijk zou moeten ontberen, welke zij niet kan missen. Wij laten hier het uitvoerige praeadvies van B. en W., dat velen interesseeren zal, voor het grootste deel volgen: „Wij hebben ons afgevraagd, of de Rijkssubsidie van 50 pet. in de kosten van steunverleening, werkverschaffing enz., welke subsidie de Minister voor deze ge meente voor de werklozen in die bedrij ven, welke hij als crisisbedrijven beschouwt in uitzicht stelt, en gelet op het werkloo- zeneijfer in die bedrijven wel opweegt te gen het min of meer Drijsgeven van de gemeentelijke ze'fstandigheid inzake de wcrkloozenzorg. En tevens hebben wij daarbij onder de oogen gezien of de rege ling, zooals de Minister die wenscht, voor de betrokken werkloozen een zoodanige verslechtering zou kunnen beteekenen, dat reeds uit dezen hoofde de Rijkssubsidie zou behooren te worden afgewezen. Wij zijn echter overtuigd, dat de wijzi gingen, welke in de steunregeling door eventueele aanvaarding van de Rijkssub sidie moeten worden gebracht, niet van zulk een ingrijpenden aard zijn, dat ons College Uwe Vergadeirng zou moeten voor stellen, de Rijksregeling niet te aanvaar den. De belangrijkste reden, om de Rijksre geling te aanvaarden, bestaat o.i. niet uit sluitend in de onmiddellijke financieele tegemoetkoming door het Rijk in de steun- verlceninv. doch ook en vooral in de nog door bet Rijk te verleenen geldelijke tege moetkomingen bij uitvoering van plannen inzake werkverschaffing, vakopleiding, ontwikkeling van werkloozen ezn. en niet in het minst in het beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van hen, die door de crisis zoo getroffen zijn, dat hun het hoogst noodzakelijke, als kleeding, schoei sel, beddegoed, e.d. ontbreekt. Immers de steeds voortschrijdende crisis met als ge volg daarvan de nog steeds toenemende werkloosheid zal in de naaste toekomst op het gebied van de werkloozenzorg nog zulke groote financieele offers van de ge meente vergen, dat het onverantwoord zou zijn, om een belangrijk deel van de hiervo- ren genoemde kosten prijs te geven door dc Ri:kss^eu'nregeling niet "te aanvaarden. Een' be?i:fering gelieve U hierachter aan te treffen I Tarief voor steunverleening. Yoor uitgetrokkenen. Gemeenteregeling)l) Rijksregeling 2) Zonder kinderen 13.50 13.— 1 kind 14 75 14.50 2 kinderen 16.16. 3 kinderen 16.25 16.05 4 kinderen IS 50 19. 5 kinderen 19.T5 „20.50 6 kinderen „20.„20.01 7 kinderen 22.25 23.50 Voor dubbel uitgetrokkenen. na 20 weken na 24 weken zonder kinderen ƒ12.50 ƒ12. 1 kind 13.75 13.35 2 kinderen „15.„14.70 3 kindere 16.25 16.05 4 kinderen 17.50 17.40 5 kinderen 18.75 18.75 6 kinderen 20.2010 7 kinderen 21.25 21.45 enz. Uit dit overzicht blijkt dus, dat voor uitcelrohkeneii na het tweede kind bij de Rijksregeling een verbetering intreedt, terwijl uitgetrokkenen bovendien volgens de Rijksregeling vier weken langer naar de eerste norm worden gesteund. Voor de dubbel uit?etrokenen treedt na het vijfde kind bij de Rijksregeling een ver betering in. Voor uitgetrokken kostgangers. Cemeenteregeling Rijksregeling. ƒ0.- 9. Voor dubbel uitgetrokken kostgangers, na 15 weken na 18 weken. 8.— 8.— Wij merken hierbij op, dat in de norm 13.geon wijziging kan worden ge bracht, aangezien de Minister heeft be paald, dat uitsluitend voor de 4 grootsto gemeenten t.w. Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag de norm 13.50 geldt. Leiden behoort tot de volgende (eerste) klasse, voor welke klasse de norm is vast gesteld op 13. II. Aftrek gezinsinkomsten. De berekening van den aftrek van ge zinsinkomsten is in de Rijksregeling min der gunstig, dan in de gemeenteregeling. In de gemeenteregeling worden bij de be rekening van den steun de eerste ƒ5.van de inkomsten van vrouw en-of kinderen buiten beschouwing gelaten. Bij de Rijks regeling worden bij de berekening van den steun de eerste 4.van de inkomsten van de vrouw van een gesteunde met kin deren buiten beschouwing gelaten. Dit verschil laat zich door eenige voor beelden het duidelijkst illustreeren. 1. Gezin: man en vrouw zonder kinde ren. De vrouw verdient per week 7.— a. Gemeenteregeling: Steun man en vrouw: ƒ13.50. Van de verdiensten der vrouw is ƒ5.— vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in min dering gebracht op den steun, dus 2/3 X ƒ2.- ƒ1.35. Inkomsten zijn derhalve 13.501.35 12.15 -f ƒ7.— 19.15. b. Rijksregeling. Steun man en vrouw: 13. 1) Bij de gemeentelijke regeling is het aantal kinderen beperkt tot 7 2) Bij de Rijksregeling is het aantal kinde ren onbeperkt. Omdat het gezin zonder Liniëren is wordt 2/3 van 7.4.65 in mindering gebracht op den steun van 13. Inkomsten zijn derhalve 13.4.65 -f 1.— f 15.35. 2. Gezin: man, vrouw en 2 niet verdie nende kinderen. De vrouw verdient per week 7. a. Gemeenteregeling. Steun man, vrouw en 2 kinderen: ƒ16. Van de verdiensten der vrouw is 5. vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in mindering gebracht op don steune dus 2/3 X X 2.- 1.35. Inkomsten zijn derhalve 16.1,35 -{- 7.- 21.65. b. Rijksregeling: Steun man, vrouw en 2 kinderen: ƒ16. Van de verdiensten der vroiw is 4. vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in mindering gbracht op den steun, dus 2/3 X ƒ3.- ƒ2.-. Inkomsten zijn derhalve 18.2. f— f 21— 3. Gezin: man, vrouw, 3 kinderen waar van 1 kind 8.verdient. a. Gemeenteregeling: Steun man, vrouw en 2 niet werkende kinderen 16. Van de verdiensten van het werkende kind is 5.vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in mindering gebracht op den steun of 2/3 van ƒ3.f2. Inkomsten zijn derhalve f 15.2.— ƒ8- 22- b. Rijksregeling: Steun man, vrouw en 3 kinderen 17 50. Van de verdiensten van het werkende kind wordt 2/3 in mindering gebracht op den steun of 2/3 van f 8 5.35. Inkomsten zijn derha vc 17.50 /o.35 -f S.— 20.15. 4. Gezin: man, vrouw en 3 kinderen. De vrouw verdient per week 5.en i kind 6. Steun man, vrouw en 2 niet werkende kinderen 16. Van de verdienste i van vrouw en wer kend kind is ƒ5.vrij, van het overblij vende wordt 2/3 in mindering gebracht op don steun of 2/3 X 6.4. Inkomsten zijn derhalve 16..4— 4- ƒ11— 23— b. Rijksregeling: Steun man, vrouw en 3 kinderen 17.50. Van de verdiensten der vrouw is 4.* vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in mindering gebracht op den steun of 2/3 vau 7.— 4.05. Inkomsten zijn dus 17.50 4.65 4" ƒ11— ƒ23.85. 5.Gezin: man, vrouw en 5 kinderen. De vrouw verdient ƒ4.2 kinderen ver dienen te zamen 12. a. Gemeenteregeling: Steun man, vrouw en 3 niet werkende kinderen 17.25. Van de verdiensten van vrouw en wer kende kinderen is 5 brij, van het over blijvende wordt 2/3 in mindering gebracht op den steun of 2/3 X 11-7.35. Inkomsten zijn derhalve 17.2517.35 4- 16— 25.90. b. Rijksregeling. Steun man, vrouw en 5 inderen 20.50. De verdiensten der vrouw 4.blijft buiten beschouwing, of 2/3 X 12— 8— Van de verdiensten der kinderen wordt 2/3 in mindering gebracht op den steun 28.50. III. Loonpercentages. Gemeenteregeling: De steun mag voor gehuwden en kostwin ners niet meer bedragen dan 70 pet. en voor kostgangers niet meer dan 60 pet. van het loon, dat zij bij 48-urige arbeidsweek in het bedrijf, waartoe zij behooren, zouden bunnen verdienen. Voor dubbel uitgetrokkenen geldt het zelfde peroenta.ge. Rijksregeling: Voor uitgetrokkenen: De steun mag voor gehuwden en kost winners niet meer bedragen dan 65 pet. van het loon, dat zij bij 48-urige aibeids- week in het bedrijf, waartoe zij behooren, zouden bunnen verdienen. Voor kostgan gers is dit percentage 55 pet. Voor dubbel uitgetrokkenen zijn deze percentages 60 pet. en 50 pet. Voor gezinnen van 6 en meer personen wordt de steun van gehuwden en ongehuw de kostwinners verhoogd tot resp. 70 pet. en 65 pet. Eenige voorbeelden ter illustratie: Een werklooze heeft, normaal verdiend 25—. Zijn steun kan volgens de gemeenterege ling ten hoogste bedragen 17.50, volgens de rijksregeling 16.50 of voor dubbel uit getrokkenen 15—, tenzij het gezin uit 6 of meer personen beslaat. üp kostgangers heeft het loonperoent-age zoo goed als geen invloed. IV. Leeftijdsgrens. De gemeenteregeling beperkt den steun tot den G5-jarigen-, de Rijksregeling tot den 60-jarigen leeftijd. Dit is een nadeelig ver schil, waardoor tc Leiden vooral de valide textielarbeideis getroffen zouden worden. De Minister heeft zich echter nader bereid verklaard met toestanden in deze gemeente rekening te zullen houden. Verwacht mag dus worden, dat na een verklaring dezerzijds, dat de arbeider, ouder dan 60 jaren, nog valide is en bij op leving in den bedrijfstak, waarin hij gere geld gewerkt heeft, herplaatst, zal worden, het verschil tusschcn beide regelingen niet tot Bezwaar aanleiding zal geven. V. Kostgangers. De gemeenteregeling noemt kostgangers personen, die buiten hun wil alleenstaand persoon zijn geworden. De Rijksregeling luidt: Onder kostgangers zijn van ondersteu ning uitgesloten: lo. zij, die jonger zijn dan 21 jaar, met uitzondering van diegenen, wier ouders overleden zijn; 2o. zij, die ouder zijn dan 20 jaar, doch jonger dan 30 jaar, en wier ouders in de zelfde of in aangrenzend^ gemeenten woon achtig zijn, tenzij de betrokkene reeds lan ger dan één jaar niet bij zijn ouders in woont; 3o. zij, die zich tijdens hun werkloosheid in de gemeente hebben gevestigd of in dien tijd kostganger geworden zijn, tenzij dit een gevolg mocilt zijn van het overlijden van de ouders vau den betrokkene. Opgemerkt wordt, dat de Rijksregeling een juistere omsohrijviug geeft van de ge vallen, waarin een kostganger al dan niet gesteund wordt. VI. Afvoering steun. In de gemeenteregeling is bepaald, dat geen uitkeenng wor^t verstrekt aan diege nen, die in een tijdvak van een jaar uit een werkloozenkas en/ol' steunregeling u:f- keering hebben genoten, zonder in dat tijd vak ten minste twee maanden te hebben gewerkt. De Rijksregeling is in dezen gunstiger en bepaalt dien tijd slechts op één maaad, waarmede ons College zich in de tegen woordige buitengewone tijdsomstandighe den kan vereenigen. VIL Stoun aan vrouwen. Volgens de Rijksregeling mogen de vrou wen m het geheel niet worden gesteund; dit echter maakt geen beteekenend ver schil met de gemeenteregeling, omdat steunverleening aan vrouwen zeer spora disch voorkomt en de Minister bovendien duor het verieenen van dispensatie heeft mogelijk gemaakt in geval van kostwinner schap vrouwen toch te steunen. De overige punten van de Rijksregeling wijken öi in het geheel niet of in zulk ecu geringe mate van de gemeentelijke rege ling af, dat zij tot geen verdere bespreking aauieiaing geven. Thans geven wij uwe Vergadering nog een overzicht van de financieele gevolgen, welke de toekenning van de Rijkssubsidie voor deze gemeente met zich brengt. Van Maandag 10 Augustus 1931 t/m Za terdag 12 December PJ31 is door de ge meente aan steun uitgekeerd: aan metaalbewerkers ruim 12.000— aan textielarbeiders bijna 9.000— Totaal pl.m. 21.000— De Minister heelt de steunregeling van 10 Augustus 1931 al geldig verklaard voor werkloozen, aikomstig van de metaal- en textielbedrijven. Aan subsidie zal dus genofcgn worden 50 pet. pl.m. 10.500—. Bovendien zal de Minister verleenen 50 pet. in de kosten van cursussen voor jeug dige werkloozen, welke geraamd zijn op li800— ƒ3.400—, Voorts zal in de kosten van uitvoering van een 2-tal plannen inzake werkverschaf fing, waarin bereids subsidie is gevraagd, 50 pet. worden verleend of .pl.m. 18.500.—. Als bijdrage -in de kosten van het crisis- comité, voor zoover het ondersleuning in natura voor werkloozen betreft, is toege zegd: pl.m. ƒ7.000. Ten slotte mag niet over het hoofd wor den gezien dat, indien tot uitbreiding van werkverschaffing worclt overgegaan, of ar beiders uit meeidere bedrijven m de crisis- regeling door den Minister zullen worden opgenomen, de rijksuitkeeringen aanmer kelijk zullen stijgen". BODEGRAVEN, HET LAND VAN DE KAAS. Wanneer men spreekt over den handel in Bodegraven, dan is het bijna vanzelf sprekend, dat men daarmede bedoelt: den Kaashandel. Bodegraven toch is wel het grootste en meest be'ar.grijke centrum van den handel in volvette Goudakaas, zoodat de kaashandel dan ook steeds een zeer gewichtige factor voor de welvaart en de bloei van ons dorp is geweest. Wat de boomkweekerij is voor Boskoop, de bollen vcior de streek tussclien Leiden en Haarlem de tuinderij voor het West- land, etc. dat is de kaashandel voor Bode graven en omgeving. De belangen van onze plaats loopen dan ook voor een groot gedeelte parallel met die van den kaashandel, want de „up and d-owns" die vooral in den naoorlogstijd in dezen handel voorkwamen, waren merk baar van invloed op den groei en bloei van onze plaats zelf. Er zijn hier gevestigd ca. 60 kaashande laren, die over een totale opslagruimte be schikken voor ongeveer 6.000.000 kg. kaas. Wanneer we aannemen, dat de gemiddelde aanveer van de Bodegraafsche kaasmarkt ca. 120.000 kg. per week bedraagt, dan zou men dus in Bodegraven do aanvoer van een geheel jaar kunnen opslaan. Dit geeft wel eenigszins een denkbeeld van do be langrijkheid van den Bodegr. kaashandel. Zooals het echter vandaag aan den dag met alles, is, hoerscht er ook in den kaas handel en in niet geringe mate, malaise. Niettegenstaande de prijzen der kaas de laatste jaren 6teeds lager zijn geworden, werd en wordt het immer moeilijker om voldoende buitenlandsche afnemers voor de volvette kaas te vinden, zoodat dan ook de uitvoer regelmatig terugloopt. Enkele cijfers moge U dit aantoonen. Be droeg- de totale uitvoer over de eerste 10 maanden van 1930 80.300.000 kg. met een waarde van ca. 57.CCO.OOO over dezelfde periode in 1931 was dit 73.600.000 kg. mot een waarde van ca 47.000.000, dus een belangrijke vermindering in het aantal kilo's en nog veel belangrijker in het geld bedrag. De grootste moeilijkheden in den export daleeren echter van de laatste maanden en komen dus in deze cijfers niet voldoen de tot uitdrukikng. De economische toe stand in de verschillende landen wordt nog steeds slechter, waardoor dus de koopkracht daalt, terwijl in andere landen óf de tolmuren hooger worden opgetrokken óf de invoer wordt gecontigenteerd, óf de waarde van het betaalmiddel is gedaald, welke oorzaken alle in hcoge mate be lemmerend werden voor den export. En op den export, is de kaashandel voor het grootste gedeelte aangewezen, daar deze veel grooter is als de binnenlandsche con sumptie. Duilsohland is altijd een zeer belang rijke afnemer voor de Hollandsche kaas geweest, zoodat ca. 70 pet. van de totale kaasimport in Duitschland door Holland ge'everd werd. Het is echter begrijpelijk, dat, waar kaas in hoofdzaak door de groote volksmassa wordt geconsumeerd de uitvoer naar Duitschland, waar thans meer dan 5.000.000 werkloozen zijn, steeds afneemt. Volgens de laatste bekende cij fers van het Bureau voor de statistiek werd van Jan. tot en met October van dit jaar naar Duitschland uitgevoerd 30.000.000 kg. kaas. Over de eerste 10 maanden van 1930 bedroeg dit 35.000.000 kg. En de vooruit zichten zijn: steeds verdere daling der uitvoer naar Duitschland. Dezer dagen lazen we nog in de bladen, dat de Duitsohe Regeering volmachten gegeven waren inzake de invoerrechten. Het is dus niet uitgesloten, dat de Regee- nng in Duitschland er toe zal overgaan, om het invoerreoht op kaas, dat thans R.M. 20 per 100 kg. bedraagt, wanneer haar dat gewenscht voorkomt, te verhoogen. In Frankrijk staat de zaak voor dsn kaasexport er al niet beter voor. Daar heeft men, om den kaa-sinvoer te beperken, zijn toevlucht genomen tot het contigcn- leeren van den invoer, d. w. z. het vast stellen van den totalen invoer op een be paald kwantum. Dit zou op zich niet zoo erg zijn, wan neer dit kwantum maar hoog genoeg werd vastgesteld, doch dit is in geenen deele het geval. Voor het tijdvak van 1 Jan. tot cn met 31 Maart 1932 mag er in Frankrijk worden ingevoerd door alle landen, behalve Italië, 3.000.000 kg. Voor Italië alleen be draagt dit 2.200.000 kg. Hoe dit te rijmen is met het handelsverdrag, dat door onze Regeering met Frankrijk werd afgesloten en waarin do meestbegunstigings-clausulo is opgenomen, is werkelijk een raadsel, want Holland komt er met deze regeling heel wat slechter af dan Italië, daar liet. vastgestelde kwantum van 3.000.000 kg veel te laag is. Volgens de laatste bekende cijfers voer den wij naar Frankrijk uit de eerste 10 maanden van 1931 ca. 12.200.000 kg., wat dus voor het geheele jaar oj) ongeveer 15.000.000 kg. komt. Voor 3 maanden geeft dit een gemiddelde van 3.750 000 kg. alleen voor Holland, zoodat dus de uitvoer naar Frankrijk door deze contigeilteering ten zeerste wordt gefnuikt. De invloed biervan is dan ook duidelijk merkbaar, vooral op do Noord-Holl. markten, die bij Frankrijk veel meer belang hebben als Zuid-Holland. Ook do Engelsche markt hoewel van veel minder belang voor den kaasexport als Duitschland en Frankrijk is door de ontwaarding van het betaalmiddel voor een groot godeelte voor den kaashandel laat ons hopen tijdelijk, verloren gegaan. In België, wat eveneens een groote afne mer is van onze kaas, zijn de omstandig heden voor den kaasexport nog tamelijk gunstig. Er wordt daar echter door de groote en machtige Belg. Boerenbond op een belangrijko verhooging der invoerrech ten op de zuivelproducten aangedrongen, laat ons hopen, zonder succes. Het eenigo kleine lichtpunt in al deze misère is, dat Tsjecho-Slowakije de invoer rechten op kaas aanmerkelijk hoeft ver laagd. Hier wordt nog weinig Hollandsche kaas gebruikt, zoodat nog een groot en nieuw arbeidsveld voor den kaasexport braak ligt. In dit voorjaar werd op de groote tentoonstelling in Praag een stand van Holl. kaas geëxposeerd, welke zeer de aandacht heeft getrokken. Wat, yoor Bode-graven en den gcheelon handel in volvette boerenkaas nog als een nadeelige factor geldt is, dat het vol vette product steeds meer verdrongen wordt door de fabriekskaai en hoofdzake lijk door de 40 pet. kaas. De uitvoer van de volvette kaas over de eerste 10 maan den van 1931, vergeleken bij dezelfde pe riode van 1930, liep terug van ruim 14.000.000 kg. tot 12.000.000 kg,, nadeelig verschil ruim 2.000.000 kg of circa 15 pet. Bij de niet-volvette kaas waren deze cij fers voor 1930 66.200,000 kg. en voor 1931 61.700.000 kg., nadeelig verschil 4.500.090 kg. of circa 7 pet.; voor de 40 plus kaas bleef het kwantum tamelijk gelijk. Voor den handel in de volvette boeren kaas geldt dus ten volle het parool: Let op Uw Saeck, opdat men nog niet meer terrein verlieze aan de fahriekskaas. Ook de boeren, die volvette kaas maken, kunnen hierin belangrijk medewerken, door een product af te leveren, dat, wat smaak en kwaliteit en houdbaarheid betreft, aan de spits slaat. Hoe groot nu het aandeel van den Bode- graafschen kaashandel in den uitvoer en den binnenlandsehen handel is, dat is moeilijk na te gaan, daar hieromtrent geen statistieken bekend zijn. Doch uit het feit, dat Bodegraven het centrum is van den volvette-kaashandel en dat de Bndegr. kaasmarkt nog altijd de toonaangevende markt is, mag veilig worden geconcludeerd, dat dit aandeel zeer belangrijk is. Wanneer echter door verschillende oor zaken de export steeds meer terugloopt, zal men er toe moeten overgaan de bin- nen'andsche markt, meer intensief te be werken. De binnenlandsche consumptie kan nog aanmerkelijk worden opgevoerd, wani over het algemeen wordt er in ons land nog veel te weinig kaas gegeten. Dit komt weer vóór een groot gedeelte ook hieruit voort, dat men niet voldoende op de hoogte is van de hooge voedingswaar de van kaas. En toch is kaas een van de meest voedzame producten. In kaas heeft men: vet, eiwit, vitaminen, mineralen etc. in één voedingsmiddel vereenigd. Wat kan men beters wenschen We lezen reeds bij de geschiedschrijvers der grijze oudheid, dat er sprake is van kaas, al zal dit dan niet de kaas geweest zijn in de vorm en samenstelling, zooals wij die thans kennen. Heriodes en Aristo- teles maken er reeds met eerbied melding van, want de Grieken zagen in de kaas een gave der Goden. Ook de oude Joden moe ten hun legerscharen, evenals de R<rmei- nen, kaas verstrekt hebben. Daarmpe is natuurlijk niet bewezen, dat de glorierijke veldtochten der Romeinen aan het gebruik van kaas zijn toe te schrijven geweest maar wel leert de geschiedenis, dat dc volkeren, die veel zuivelproducten go bruikten, van oudsher de gezondste en talrijkste waren Laten wij ons dus aan de historie spie gelen en besluiten, om ons verbruik van kaas, ons beroemde nationale product, min stens te verdubbelen. Door de Bodegr. Vereeniging van Kaas- bandelaren, die den laatsten tijd zeer actief is, werden onlangs plannen beraamd tot een grootsch-npzette collectieve reclame campagne in binnen- en buitenland, ten einde het verbruik van de volvette boeren kaas te bevorderen. Jammer genoeg leden deze plannen door onvoldoende medewer king van andere Ver. vau Kaashandelaren en van de producenten schipbreuk, 't Is echter een verheugend feit, dat de geor ganiseerde Bodegr. Kaashandel niet bij de pakken blijft neerzitten, doch alle krach ten inspant om door deze crisis heen te worstelen. Dat daarbij succes niet uitblijve, ten voordeele van den kaashandel in het bij zonder en van Bodegraven in het alge meen DE AVONTUREN VAN EEN VERICEERSAGENTJE. De uil schoof de knip op de deur van de cel en ging zelf als gewoonlijk op het bankje voor het venster zitten. De heks keek door het luikje of hij er nog za't en ze was tevreden toen ze hem ontdekte. „Er is hier geen vuiltje aan de lucht", dacht ze en ging verder den boel inspec- teeren. Zo kwam ook in de cel van den kabouter met den be zem in do hand. De andere ka Louter, de slotenmaker, was onder de brits gekrojïen en gelukkig zag de booze vrouw hem niet. Toen ging zc weer heen. „Wat heb ik een angst uitgestaan", zeide de slotenmaker, nadab ze vertrokken was. „Ik kreeg er kippenvel van".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 7