ZATERDAG 5 DECEMBER 1931
riiiimiiiiiimmiiiiiiiiiiiimiimmmiiiiiiiiiiiiiimiiimiiimiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiuiiiiiiiimiiiiR
TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Wim Simons, Gy mnasium Ven-
ray, De laatste hoofdstukken en ook
't andere ontvangen. Zie vandaag eens!
Prettige SinterklaasTot Kertsmis. Dag
Wim! Groeten van Tante.
Cadier, Leiden. Dank voor de-
zebijdrage! Hou mij aanbevolen! Kun je
die werken gebruiken? Zaterdag ben ik
thuis. Na acht! Dag Cadier! Met hand
en groet.
Marietje Heemskerk, R.'veen.
Je hebt goed geluisterd Marietje. De
blaadjes genummerd en aan één kant vol
geschreven. Zoo hoort het! Misschien laat
ik dit ook plaatsen. Dag Marietje! Dag
Nico!
Annie Rom ij n, Noordwijker-
h o u t. Zoodra de St. Nioolaasbijdra-
gen geplaatst zijn, kom jij aan de beurt,
Let maar eens op! Welkom in ons midden
Annie!
Alie Zevenhoven, Boskoop.
Wel Alie, dat is een mooi versje! Maar..?
Is dit eigen werk? Schrijf mij dat eens!
Beterschap met zusje! Jullie moet ook
meedoen aan den aanstaanden wedstrijd!
Dag Alie! Groet Pa en Moe van me! Ook
Johanna bedankt! De opstellen zijn wel
kort. Daag!
Lucie Wijtenburg, Leiden.
Hoe gaat het Lukkie? Heb je de boekjes
al uit enben je al begonnen aan iets
moois en goeds voor ons! Denk aan den
wedstrijd! Meedoen! Veel groeten aan
Vader en Moeder, de zusjes en broertjes!
Voor jou de vijf en beterschap gewenscht!
Marietje v. Immerseel, War
mond. Jammer van die kleine hond
jes he! Hoe is het met broertje? Je op
stel wordt misschien in ons tweede nummer
opgenomen! Er ligt nog heel wat te
wachten. Dag Marietje! Groetjes aan Pa,
Moe en Jan!
Nelly en Rie Zwetsloot, War
mond. Jouw versje wordt vast ge
plaatst! Maar nog even waohten. Het ver
haal van Rie wil ik nog eens bewaren. Dag
jongens! Meedoen aan den grooten wed
strijd!
Marie Hoogeveen, Noordwijk
Jouw opstellen worden geplaatst. Jij
werkt ordelijk en met zorg. Met Kerstmis
komt het verhaal. De schoolgaande broer
tjes en zusjes moeten ook meedoen aan
den aanstaanden wedstrijd. Dag Marietje!
Veel groeten aan Pa en Moe, de broertjes
en zusjes. Voor jou de vijf!
Nellie v. d. Hoorn, Langeraar.
Ik zal zien de volgende keer een ver
haaltje of versje te plaatsen. Dag Nellie!
Groeten thuis!
De volgende week beantwoord ik de an
dere brieven. Tot Zaterdag!
En nu wensch ik jullie allen een pret
tige en voordeelige Sinterklaas!
Jullie liefhebbende,
Oom Wim.
ST. NICOLAASFEEST!
door Tullius.
Het was feest in de steden, 5 December.
Er straalde géén uitbundigheid van de
straten, want deze lagen stil en verlaten
langs de verlichte vensters, waarachter de
gulle lach van kinderen weerklonk. Slechts
een enkel mensch stapte haastig voort
over de donkere trottoirs, met hoog-opge-
slagen kraag en diep in de zakken wegge
moffelde handen. Sommigen hadden een
pakje onder den arm, wellicht om straks
hun verlangende, weinig eisc-hende kinde
ren te vei-blijden. Hun voetstappen echo
den terug uit de donkere winkelportieken,
waar reeds lang de klank van de deur
schel was uitgestorven in zacht-zuivere
tonen, wegvloeiend in de drukte van de
namiddag-schemering. De breede lichtbun
dels werden deze keer niet, als uit de
etalagekasten geworpen; de winkelier
had vroeg gesloten en de lichten uitge
draaid, om zoo gauw mogelijk bij vrouw
en kinderen te kunnen zijn en met hen het
huiselijk feestje mee te vieren. In de hui
zen klonk de vroolijk-uitgelaten kinder
lach in scherp contrast met de bezadigde
lach van de grooteren, die vergenoegd
naar het leuk-prettig gedoe van de klei
nen keken. Ieder werd rijkelijk bedeeld,
ieder was dan ook tevreden!
Een schooiertje slenterde over straat,
met de verkleumde handjes in de losge
scheurde broekzakken gestoken. De wind
blies fel en meedoogenloos door het ka
potte jasje. Het v ntje beefde over z'n
geheele lichaam. Het was bedroefd. De
rijken vierden feest en hij, o God! hij was
door z'n moeder de straat op gestuurd als
„nietsnutter en luiwammes" om van de
menschen, zooals het heet, wat centen los
te krijgen.
Bij een verlicht raam bleef hij staan;
stil keek hij naar binnen, een traan glom
in z'n doffe oogen.
Hij benijdde de vroolijke kinderen daar
binnen, die het goed en prettig hadden,
terwijl hij misdeeld van elk genot als een
arme verschoppeling rondzwierf.
Hij liep langzaam door en schreide in
een donker, stil hoekje z'n ondragelijk leed
uit.
In de donkerte van een groote, groote
kerk knielde een brave priester voor het
vergulde hoogaltaar. Hij keek naar het
flakkerend Godslampje en dacht na. Hij
vroeg God vergiffenis voor de vele zonden,
die op deze dag door de wereld bedreven
worden. Met tranen in zijn heldere oogen
bekende hij z'n Goddelijke Meester, dat
de eigenlijke, christelijke St. Nicolaas-
vreugde in vele gevallen in een goddeloos
feest veranderd is.
BRIEF AAN DEN GOEDEN SINT
door Cadier.
'k Ben nieuwsgierig om te weten
Hoe U naar ons land zal gaan;
Tempo, tempo: de Graf Zepp of
'n Non-stopje per aëroplaan.
Is Uw gezondheid nog steeds eender
En groeit immer nog Uw baard?
Heeft zwarte Piet bij U nog werk en
Hoe gaat het Schimmel, Uw trouw paard
Ook ben 'k eenigszins nieuwsgierig
Of malaise ook U trof;
Want dan eindigt zes December
Voor mij in een reuze „sof".
'k Zal U daarom thans niet overvragen:
't Wedstrijd-boek slechts van de
krant
En bij voorbaat daarvoor dankend,
Tot weerziens in Nederland.
EEN SINT NICOLAAS-AVOND
door Nico Heemskerk.
't Was de vijfde December van verleden
jaar. De kinderen zaten om de tafol ge
zellig te praten. Ze hadden het druk over
den Goeden Sint en Pieterbaas. „Zou hij
bij ons ook nog komen?" zei Jan, die al
tien jaar was. ,(Waarom niet, we zijn toch
allen braaf geweest", zei Annie.
Maar pas had zij dit gezegd of er werd
aan de deur geklopt. Gauw deed Jan open,
maar vader was het. Dat was jammer.
Toen begonnen zij maar een Sinterklaas
liedje te zingen. En ja hoor! even later
werd er al op de deur geklopt. Gauw
deed Jan open, en daar trad de Heilige
man binnen, met zwarte Piet achter zich
aan. Kleine Rina hield zich angstig aan
moeders schort vast, het eerst ging Jan
naar Sint Nicolaas. Hij gaf hem de hand
en zei: „Dag Sint Nicolaas, dag goede
heilige man".
Nu was het de beurt voor Annie. Sint
Nicolaas zei: „Ben jij nog al braaf in
school Annie". Ze zei: ,,Ja Sint Nicolaas",
en gaf hem de hand. Toen was Oorrie aan
de beurt. Corrie zei: „Dag Sint Nicolaas,
dag goede heilige man". Toen kwam klei
ne Rina, die moest een weesgegroetje bid
den; en daar begon ze „Weesgegroet Ma
ria", enz. Toen ze klaar was zei Sint Nico
laas: „En kom nou eens hier Rina". Sin
terklaas knipoogde even tegen Pieter
baas. Deze haalde uit een groote doos een
mooie blokkendoos, en die kreeg Rina. Ze
bedankte Sint Nicolaas en begon dadelijk
met haar blokken te spelen. „En nou Jan,
kom jij eens hier.", sprak de goede Sint.
Jan kreeg een mooi teekenboek, een verf
doos, en een mooie bromtol. Nu kon Jan
teekenen naar hartelust, Annie kreeg van
Sint Nicolaas een kaatsbal en een school
bord. Wat was ze in haar schik. Corrie
kreeg van Sint Nicolaas een kookfornuisje
en een vlechtdoos. Toen gooide Pieter
baas een heele handvol pepernoten over
dc vloer en alle kinderen gingen grabbe
len. Toen ze allemaal van de vloer waren
verdwenen, kregen ze allemaal een heele
handvol suikergoed. Daarna gaf hij allen
een hand en vertrok. Toen hij weg was,
gingen de kinderen een Sinterklaasliedje
zingen. Toen het uit was moesten de kin
doren naar bed. Want 's morgens moesten
ze naar de vroegmis. Die nacht droomden
ze allemaal van den Goeden Sint en Pie
terbaas. Dit is het einde van den gezelli-
gen avond van verleden jaar.
DE LEIDSCHE COURANT
EEN BLIJ ST. NICOLAASFEEST
door Marie Hoogeveen.
't Was nog twee dagen voor St. Nicolaas
„Moe komt St. Nicolaas ook nog bij ons',
vroeg Marietje van Steendonk. „Ik zou 't
niet denken kind", was 't treurige ant
woord. Want, o, zoo graag had ze haar kin
deren wat willen geven. „Waarom niet
moe?" „Ja kind, St. Nicolaas heeft zulke
mooie kleeren aan en anders worden die
hier zoo smerig in ons vies achterstraat
je". Marietje kroop stil in een hoekje, ze
had zoo graag gewild, dat St. Nicolaas
hun ook eens met 'n bezoek zou vereeren.
's Naohts droomde zij van St. Nicolaas.
's Morgens werd zij de straat opgestuurd.
Ze keek vooral naar de mooie versierde
etalages. Ze keek met haar neusje plat te
gen de ramen gedrukt naar al dat mooie
speelgoed. O, wat zou ze graag zoo'n
mooie pop gehad hebben. Ze liep nog een
paar straten verder. Maar wat zag ze
daar? 'n Mooie bruine portefeuille. Wat
was hij zwaar. Gauw raapte zij hem op. Ze
liep er gauw mede naar huis. Haar moeder
keek verbaasd op, toen ze kwam binnen
stormen. Ze vertelde haar alles. Gelukkig
waren wel arm, maar niet oneerlijk. Ze
ging dadelijk naar het politiebureau om t
aan te geven. Nog denzelfden dag klopte
iemand aan de deur. De deur werd open
gemaakt en daar trad een deftige heer bin
nen. Hij vroeg of men 'n portefeuille ge
vonden had. Ja, hij was van hem. Hij stop
te moeder een briefje van tien in de hand
en bedankte haar voor haar eerlijkheid.
Toen vroeg hij aan Marietje en haar
broertjes wat zij graag hadden en ieder
kwam het hem afzonderlijk vertellen. Ma
rietje die nu niets bang was van die mijn
heer vertelde openhartig, dat ze zoo graag
een pop zou willen hebben en ook of St.
Nicolaas eens bij hun aan huis wou ko
men. De heer had schik in dat meisje. Hij
beloofde haar de St. Nicolaas te zenden,
's Avonds op St. Nicolaasdag zaten allen
vol spanning te wachten op den goeden
Sint en z'n knecht Piet. Opeens een ge
klop op de deur: de een kroop achter
moeders rokken, de andere onder de ta
fel. Marietje daarentegen was niets bang.
Ze ging gauw de deur opendoen. Lang
zaam en plechtig stapte St. Nicolaas de
kamer binnen. Daarachter kwam zwarte
Piet. Z'n oogen keken vurig rond. Maar
toen St. Nicolaas hen zoo vriendschappe
lijk toesprak week hun angst al spoedig.
Toen St. Nicolaas hen bij hem riep kwamen
er twee, die het stoutste geweest waren
schoorvoetend nader. Op de vraag van
St. Nicolaas of ze altijd braaf waren,
kniktën zij verlegen van neen. Piet, die
dat zag, greep z'n zak al en wou ze er in
stoppen. Toen de jongeös dat zagen vroe
gen ze schreiend St. Nicolaas om vergiffe
nis. Zoo kreeg ieder z'n beurt. „Piet geef
dat pak eens aan". Piet gaf een groot en
zwaar pak. Nu kwamen ze allemaal om
St. Nicolaas staan. Hij knoopte het touw
los. En daar kwam 'n pakje voor Marietje
uit. „Asjeblieft Marietje", „Dank u wel,
St. Nicolaas", antwoordde ze. Ze deed
gauw het papiertje eraf.
„O, moe, kijk eens wat *n mooie pop.
Een met echt haar en 'n echte jurk aan".
Nu kwamen de jongens aan de beurt. „O,
moe, kijk eens een blokkendoos en ik een
bromtol. Kijk eens Moe ik 'n paard", zoo
riepen ze allemaal door elkaar. En moeder
moest overal naar komen kijken. Toen
kreeg ieder nog 'n schrift en een potlood.
Ze waren de Prins te ryk. Toen moest
Piet nog een groot pak aangeven. ,,Wat
zou daar in zitten," vreegen ze nieuwsgie
rig. „Voor moeder", stond er op. St. Ni
colaas gaf het aan moeder. Moeder nieuws
gierig wat daar in zou zitten knoopte het
touw gauw los. Daar kwamen broekjes,
hemdjes, kousen, blouses, jurkjes en schort
jes uit. Moeder bedankte St. Nicolaas
hartelijk voor alles wat ze gekregen had.
De kinderen zongen 'n mooi liedje. Ineens
hielden ze stil want de pepernoot en rol
den over den grond. Ze lagen over den
grond te rollen. Piet gooide nog 'n paar
handen en daarna vertrok hij zacht met
St. Nicolaas. Zoo zachtjes, dat zelfs moe
der er niets van bemerkt had. Toen ze al
de pepernoten opgeraapt hadden, toen be
merkten ze 't pas. Toen ze 's avonds in
hun ledikantjes lagen, dachten ze vol
pleizier terug aan die heerlijke avond.
Ook 's nachts kregen ze nog wat speelgoed
en suikerbeestjes. Nog nooit hadden ze
zoo'n prettigen St. Nicolaasavond gehad.
NAAR ST. NICOLAAS
door Marietje van Tol.
Kabouter Knollenboertje,
Die reed eens met een vaartje
Met Big, z'n wakker paardje,
Naar Sinterklaasje.
Zoo kwam ie na een dagje,
In 't mooie land van Spanje
Met d'appeltjes van Oranje.
En Sinterklaasje.
De Sint schoot in een lachje,
En zei tot Pieterbaasje,
Wat dunkt u van zoo'n baasje,
Zoo'n knollenboertje?
Hij knikte naar den kabouter,
En zei toen met een lachje,
Breng gauw dat lekker vrachtje
Naar Blank, m'n paardje.
Toen haalde Sinterklaasje
De mooiste van z'n schatjes
Wat ditjes en wat datjes
Voor 't knollenboertje.
Toen is ie met zijn vrachtje
Gereden naar zijn kluisje,
't Gaf in 't kabouterhuisje
Een heerlijk feestje.
Ze dankte Sinterklaasje
En dansten menig toertje,
Om 't wakker 'Knollenboertje
En Big. het paardje.
LET OP KINDEREN! SINT
NICOLAAS SPREEKT,
door Kees van Tol.
Ja kinderen, daar ben ik weer,
Uit 't verre Spanje-land,
Met kisten, koffers, pakken, die
Gevuld zijn tot den rand.
Van alles bracht ik voor je mee,
Veel meer dan 't vorig jaar;
Dus zoek maar wat je vragen zult
En zet je klomp maar klaar.
Maar heb je steeds je les geleerd?
Ook als ze moeilijk was?
En heb je steeds goed opgepast
Bij Moe en in de klas?
Heb jij dit jaar met heel veel vlijt
Je best in school gedaan?
En moest je nooit voor straf een uur
In gang of hoek gaan staan?
Is er bij jullie soms één bij
Die kleine kindjes plaagt?
En niet voor Moe een boodschap doet,
Wanneer zij er om vraagt?
Want enkel flinke kinderen,
Die maak ik heel graag blij,
En slechts die braaf en vlijtig zijn
Die krijgen veel van mij.
Voor stouterds heb ik slechts een roe
Daar zorgt mijn Pieter voor.
En als die je te pakken krijgt,
Dan zal je 't weten hoor!
Ik hoop dat g' allen nu dit jaar,
Tevreden wezen zult,
Wanneer jij op St. Nicolaasdag
Je klompje vindt gevuld.
En nu het volgend jaar
Maar goed weer opgepast,
Dan wordt je weer door Sinterklaas
Met heel veel moois verrast.
HET WONDER VAN ST. NICOLAAS.
Naar een legende door Cadier.
Dramatis personae: 'n Waard, zijn
vrouw, drie reizende scholieren en Sint
Nicolaas.
Tooneel: 'n Bosch met in de verte een
herberg.
Eerste scholier:
Het duister heeft ons 't oog verblind;
O, 'n rustoord vóór de nacht begint.
Tweede scholier:
De zon ging onder reeds in zee,
Ach, wie wijst ons een legerstee'.
Derde scholier:
'k Zie ginds 'n herberg en 'n oude vrouw.
Kom mee, we gaan ons lot vertellen
En hebben de eer haar voor te stellen:
Te biên ons 'n vhichtplaats tegen de
avondkou'.
Samen (tot vrouw):
De studie lokte ons van huis,
We gaan van dorp tot dorp, van stad
tot stad
Maar misten thans het goede pad.
Ach, geef ons een warm nachtverblijf
De kou maakt onze leden stijf.
Wij maken niet in 't minst gedruisch.
Vrouw (tot Waard):
Zeg man, heb je hun wensch gehoord:
Ons huis zij hun een toevluchtsoord?
Waard:
Al goed, biedt hun gastvrijheid aan
En wijst ze waar de bedden staan.
W aard (tot z'n vrouw, als de scholieren
slapen):
Ga vlug hun zakken nu doorzoeken
En goed! opdat ik niet moet vloeken;
'k Wil geld zien, geld!
Vrouw
Ik ben ontsteld:
I Wat zijn ze rijk.. Ze slapen., droomen..
Ik heb ze alvast al 't geld ontnomen.
Waard
Ik ga de jongens worgen.
Als pekelvleesch doen we ze in vaten
En 't geld houden we 'n tijd verborgen.
Hoera, de armoede heeft ons verlaten.
Alle leed is thans voor goed vergeten
En hoe wij rijk werden zal niemand
weten.
St. Nicolaas (met zangerigen stem):
Uit mijn oude en moeizame beenen
Is schier.alle kracht thans verdwenen.
Verhoor toch de wensch
Van een edel mensch:
Wil verblijf voor deez' nacht mij
verleenen.
Vrouw
'n Voornam gekleed persoon zie
'k Door de ruiten.
Waard
Laat binnen, vlug toch wat, want die
Seigneur heeft wellicht zeer veel duiten.
Vrouw:
Treedt binnen, vreemdeling, treedt
binnen.
Waard
Wil maar meteen aan 't avondmaal
beginnen.
St. Nicolaas:
'k Wil enkel vleesch, versch vleesoh;
Wat gij mij bhans geeft neem ik niet.
Waard
Ik zal 't U geven, maar ik vrees
Dat het niet versch is wat ik bied.
St. Nicolaas:
Dat lieg je man, je liegt.
Je hebt versch vleesch in kuipen staan,
Doordat je 'n misdaad hebt begaan,
Uit gelddorst. Wee, dien mij bedriegt.
W a a rd en z'n Vrouw (knielend)
Wij zien in U een heil'ge van den Heer.
Ach wil dien snooden daad vergeven,
't Berouwt ons heel het leven.
Vergeef het ons, wij zondigen nooit meer
St. Nicolaas:
Breng mij waar de daad is bedreven,
Dan za-1 ik de knapen weer doen leven!
Ze gaan er heen en allen knielen.
St. Nicolaas:
Mijn God, Die het heelal geschapen heeft:
Geve U dat ied're knaap herleeft;
Zij zullen loven U ten alle tijden.
De Scholieren (levend wordend) en
de overigen in koor:
Te Deum Laudamus, U willen wij
belijden
SINT NICOLAAS
door Annie v. d. Hulst.
De stoomboot kwam van Spanjes kust
Behouden aan de ree,
En met dat groote stoomschip, kwam
Sint Nicolaas weer mee.
Hoezee, ik groet U goede Heer,
Wees welkom lieve Sint,
Met blij verlangen wordt gij weer
Verwacht door ieder kind.
Wat legt gij lieve Sinterklaas
Weer in mijn schoen vannacht?
Hebt U uit Spanje ook voor mij
Weer speelgoed meegebracht?
Ik denk het wel van Sinterklaas,
Die veel van kinderen houdt,
Vergeeft het vast, al was ik
Ook 'n enkele keer wat stout!