Dieren, die een winterslaap houden
Zij redden zich.
Als de winter komt dan hebber de men-
schen daarvoor hun bijzondere maatere-
gelen getroffen. Men kleedt zich warmer,
de won1"" wordt verwarmd en ook t'e voe
ding past zich wel eenigszins aan bij het
jaargetijde.
Maar niet alleen de mensch, ook het dier
doet in den winter anders dan in het war
me jaargetijde. Neen. het dier kan zich zelf
geen jasje aantrekken, doch de wijze
Schepper heeft alles zoo ingericht dat vele
dieren in het koude seizoen een dikkere
pels dragen en ook nog op andere w!?ze
gewanend ziin tegen de moeilijkheden, die
de winter meebrengt.
We we*en allemaal dat er heel veel vo
gels ziin d<e eer den winter gekomen is zich
in veili^bpid stellen door naar andere stre
ken te trekken waar een milder klimaat hen
uitnoodigt te overwinteren. Dat is dikwijls
mper nog noodig met het oog on het voed
sel dan wel om de koude, die zij hier zou
de*1 moeten doorstaan.
Neem biivoorbeeld de zwaluwen, ook In
een zeer zachten winter zouden zij hier
omkomen van gebrek. Immers waar zou
den zii zich mee voeden als niet de insecten
die hun gewone menu uitmaken dansen in
de luchten als 't ware hen uitnoodigend ge
vangen te worden. En koude en gebrek
aan voedsel noodzaken hen dus heen te
gaan om pas terug te keeren als de zoele
lente weer ziin intrede doet. Zooals hier
vogels heengaan naar warmere gewesten
zon ontvangen wii hier 's-winters ook wel
gasten uit nog Noordelijker streken, die
onze winter zacht genoeg vinden om h'er
zoolang hun winterkwartier op te slaan.
We denken biivoorbeeld aan de bonte
kraaien die des zomers liefst noordelijker
vertoeven, maar 's-winters wel hier willen
zil'n.
Maar we willen het vandaag hebben over
onze vrienden, de vogels, die wegtrekken
om terug te keeren als de winter voorbij
is. we willen onze aandacht vestigen op
eer aantal dieren, die nog een heel andere
methode hebben om de moeilijkheden van
den winter door te komen, de dieren, die
een winterslaap houden.
Slapers.
Dat is al een heele makkelijke manier zal
men zeggen om een moeilijke tijd door te
komen, men gaat slapen en wordt wakker
als de misere voorbij is. Men begrijpt echter
wel, dat het zoo eenvoudig niet is. de na
tuur moet er het dier voor voorbestemd
hebben om den winter slapend te kunnen
doorbrengen, anders zou het natuurlijk van
honger sterven en de winterslaap zou een
doodsslaap worden.
Er zijn vrij vele en zeer verschillende
dieren, die den winter slapend doorbren
gen. kleine en ook groote dieren, maar
voor alle is die winterslaap niet van dezelf
de intensiviteit
Om maar eens eenige op te noemen: er
zijn vlinders, die slapend overwinteren, er
ziin rupsen, die dat doen, er zijn visschen
en reptielen, die op zoo'n manier den win
ter doorkomen; er zijn ook kleine en groo
te zoogdieren, die zich op die manier door
den kwaden tijd heen slaan, bijvoorbeeld de
DE BERGRAT OF ZEVENSLAPER.
ege' de hamster, de das, de beer.
Maar van niet alle is de winterslaap even
dico en onafgeuroken gelijk nog nader blij
ken zal.
De egel.
Kort geleden ontmoette ik in de tuin
mijn vriend de egel, met wie ik van de a-
mer menig hapje gedeeld heb en die daar
voor mijn terrein heeft vrij gehouden
van veldmuizen, insecten en wormen.
Dit keer nam hij geen notitie van me,
want hij had het veel te druk. Ijverig
sleepte hij verdorde bladeren in 'n hol on
der het tuinprieel.
Toen ik wat nauwkeuriger keek, zag ik
dat hij 'n zachte behaaglijke legerstede had
klaargemaakt. Die heeft het goed, dacht ik
jaloersch. Eerst zal hij nog een flinke maal
tijd nemen en dan zal hij zich in z'n warm
kamertje lekker in elkaar rollen en de heele
DE BEER
winter slapen. Voor hem bestaat geen wo-|
ningnood, hij hoeft niet voor voedsel en j
verwarming te zorgen. Wcrdt hii door de
Lentezon gewekt, dan warrelt hii. wel wat
vermagerd uit z'n hok, kijkt rond en ziet
overal de tafel weer. gedekt. Muizen, vis
schen en padden zijn er ook weer en het
lieve leventje kan weer beginnen.
De hamster.
De hamster is niet zoo nederig. Hii heeft
tegelijkertijd twee kamers klaar gemaakt,
slaapkamer en eetkamer, want hij denkt
er heelemaal niet aan om gedurende ziin
winterslaap te vasten zooals de egel. Hij
heeft de heele zomer voor z'n wintervoor
raad gezorgd en nu heeft hij het gemak
kelijk.
Als hij van tijd tot tijd uit z'n winterslaap
ontwaakt hoeft hij maar zn' poot op te beu
ren en hij zit voor 'n rijkelijk voorziene ta
fel. Heelemaal vast en ononderbroken is de
winterslaap van zoogdieren meestal niet.
Alleen de marmot maakt hier misschien
'n uitzondering op. Die alpenbewoners die
iets grooter dan onze konijntjes zijn. graven
zich voor den winter 'n apart, ver van de
zomerwoning gelegen hol. Daar kruipt in
den winter de heele familie dicht op elkaar,
De vlieghuid is de mantel, waarin de
vleermuis zich hult gedurende haar winter-
te verorberen.
Dat de das gedurende den langen winter
op z'n poot zuigt is natuurlijk 'n sprookje.
Evenzoo als dat van de bergrat, van wie
men vertelt, dat hij zeven maanden in het
jaar slaapt. Daar denkt hij nog niet aan.
Schijnt de warme zon 'ns op z'n huisje, dan
komt hij uit z'n hol om wat frissche lucht te
slaap in muurholten, holle boomstammen,
van den kop wordt een olieachtige vloeistof
afgescheiden; hiermede vet het dier de
vlieghuid in, die daardoor lenig blijft en 'n
volkomen beschutting tegen den regen
biedt. Het lichaam is met korte, grijsbruine
haren bezet. Dit haarkleed is volstrekt noo
dig, zonder dat verwarmend kleed zouden
de vleermuizen gedurende den winterslaap
van koude bezwijken. De winterslaap ken
merkt zich door sterke daling der lichaams
warmte; tot 8 gr., ja zelfs tot 1 gr. C. (de
hazelworm zelfs tot 21 gr. C.
Verminderde werking van het hart: aan
tal polsslagen per minuut slechts 810.
Geringe opname van zuurstof en een
kleine afgifte van koolzuur: soms slechts
1/100 van de normale.
Het ophouden van de voedselopname en
de spierbeweging: op het reservevoedsel,
vooral vet, wordt geteerd.
De winterslaap der dieren is gewoonlijk
geen gewone slaap, zooals wii die bedoelen,
maar 'n toestand van verstijving, waardoor
men zou denken dat het dier dood is, waar
bij de werking der innerlijke organen bijna
geheel tot stilstand komt. De ademhaling is
zeer langzaam en zwak, het bloed ioopt heel
traag door hart en aderen. Het neemt de
temperatuur aan van de omgeving.
Als het lichaam nu zijn arbeid tot zulk 'n
nietigheid beperkt, kan de voedselopname
ook veel geringer zijn dan anders en we
hoeven geen zorg te hebben dat die dieren
verhongeren.
DE HAMSTER
DE DAS
Koudbloedige dieren.
Hoe is het nu echter bij de koudbloedige
dieren, de slangen, salemanders. kikvor-
schen en padden, die we toch 's winters ook
niet zien? Ze slapen allen in aardholen of
in de modder.
Velen trekken zich al in September terug
en komen niet meer voor April te voor
schijn. Wie een terrarium heeft en z'n dieren
volgens de voorschriften behandelt, weet,
dat men de hagedissen in den herfst in een
met zand, steenen en mos gevulde kist, in
een onverwarmd vertrek moet zetten, opdat
ze daar rustig 'n half jaar kunnen slapen.
De regenwormen trekken in den herfst
naar de diepere aardlagen en wachten daar
met dozijrten bij elkaar bewegingloos de
lente af.
Daar ook de engerlingen en een dergelijk
gedierte dieper in de aarde kruipen, als de
vorst de bovenste lagen verhardt, moet ook
de mol zijn jachtgebied naar diepere regio
nen verplaatsen, want hij moet blijven eten.
HIJ LEGT ZICH TE SLAPEN NEER.
houdt elkaar goed warm en slaapt als een
marmot.
De das en de beer daarentegen slapen
heelemaal niet ononderbroken in hun holen.
De beer.
Bij het begin van het ruwe jaargetijde
maakt bruintje beer zich met mos en loof
in holen en rotsspleten een zacht leger en
brengt den winter slapende door.
Gedurende den winter teert hij op 't in 't
lichaam opgehoopte vet.
Wordt het weer midden in den winter
eens zacht, of is er 'ns een nacht zonder
vorst, dan 'verlaat de beer zijn hol en gaat
op roof uit.
De das.
De das, die in ons land niet veelvuldig
meer voorkomt is zoo groot als een mid
densoort hond. Hij is plomp van vorm met
lange stijve haren, grijsachtig wit op kop en
rug, maar zwart aan de onderzijde en de
pooten. De das is een alleseter, hij graaft
z'n voedsel met snuit en pooten uit oen
grond op. Dit wijst al uit, dat het 's win
ters voor hem niet gemakkelijk is, en hij
brengt dan ook den winter slapende door.
Maar ook de das gaat wel 'ns een keer naar
'n beek om te drinken en onderweg 'n muis
happen. Dan vergeet hij ook niet zijn schat
ten na te kijken, eikels en hazelnoten, die
hij in de buurt van z'n slaapkamer, in holle
boomen of gaten verstopt heeft. Deze ge
bruikt hij dan, 'n flinke maaltijd.
De vleermuis.
Een veel kleiner dier,-de vleermuis houdt
eveneens een winterslaap. Aan de van
klauwtjes voorziene achterbeenen fv -f het
lichaam gedurende den winterslaap.
DE KARPER
verlaten nestkastjes enz. en die haar dan
uitmuntend te pas komt. Daar de vlieghuid
voor de vleermuis van zoo'n groot gewicht
is, heeft de Schepper er voor gezorgd, oat
ze duurzaam is. Op verschillende plaatsen
DE VLEERMUIS
Slapende karpers.
Ook de visschen hebben hun wintersla
pers. De karper b.v. graaft 't voorste ge
deelte van z'n lichaam in de modder van
den bodem en verblijft den heelen winter
in dezen toestand als de visscher er htm
met Kerstmis tenminste niet uithaalt. Heel
netjes als een goede huisvrouw gedraagt
zich de wijngaardslak. Ze kruipt tegen den
winter onder loof en hout en verspert den
ingang van haar kunstig huisje met een
kalkachtige laag, als met 'n deur waarach
ter ze vier maanden lang ongestoord slaapt.
De insecten, voor zoover ze niet reeds
in den herfst ten gronde zijn gegaan slapen
natuurlijk ook den slaap der rechtvaardi
gen.
Van de welpen en hommels overleven na
de volledige opheffing van de zomerwoning
alleen maar enkele krachtige wijfjes den
winter, die zich in 'n veilige schuilplaats te
rugtrekken en in 't voor; lar weer 'n nieu
we familie stichten.
De mierenstaat blijft ook gedurende den
winter bestaan. Alle toegangen zijn zorg
vuldig afgesloten, de burchtbewoners sla
pen allen 'n diepen slaap en hebben daar
om geen voedsel noodig, terwijl de bijen
die in den winter monter blijven door den
imker met suikerwater gevoed worden, om
dat hij hun hun eigenlijk wintervoedsel de
honing heeft afgenomen.
Vlinders.
De overwintering der vlinders gebeurt in
verschillende toestanden, zonder dat bij de
DE HAGEDIS
afzonderlijke families hierin een overeen
stemming kan aangetoond worden. Bij een
groot aantal wordt de winter in het stadium
van ei doorgebracht en het Hikt ons ook
dat de overwintering in het eistadium de
beste waarborgen voor een goede overwin
tering geeft. De kleine eieren kunnen het
gemakkeliikst in schuilhoeken van' allerlei
vormen, bijzonder in spleten van boom
schors, daar, waar takken samenkomen en
op dergeliike plaatsen afgezet worden en
de harde eischaal biedt den zachten inhoud
in het algemeen reeds een goede bescher
ming. Evenwel maakt de geringe grootte
der eieren, dat wij over de wijze van over
winteren der eieren minder weten dan van
overwinterde rupsen en poppen, die wij
toch wel eens op een wandeling in den
herfst of in den winter opmerkten.
Talrijk zijn ook de gevallen van over
winterde rupsen, en groot is de verschei
denheid, die wij hier aantreffen. Bii eenige
soorten overwinteren de rupsen in volwas
sen toestand en verpoppen zij in het voor
jaar. zonder in dien tijd nog eens voedsel
op te nemen, In het algemeen is dit echter
slechts zelden het geval. De meeste rupsen
overwinteren op halfvolwassen leeftijd of
zeer jong, vaak nadat zij nauwelijks het ei
verlaten hebben.
De overgroote meerderheid zoekt be
schuttende winterverbliifplaatsen op. De
dieren kruipen onder het mos, of verbergen
zich in de scheuren van boomschors, oude
steenen en in alle mogeliike schuilhoeken.
Enkele maken geheel bijzondere inrichtin
gen voor de winterrust door winternesten
te vervaardigen. Bij den sntijnvlinder mankt
zich elk rupsje een wit spinsel, waarin het
beschut is om de lente af te wachten. Ook
bij den weerschijnvlinder bouwt zich elk
rupsje een klein bruin zakie als winterver-
blijfplaats. De rups. die veelvuldig op kam
perfoelie aangetroffen wordt, maakt van
zulk een blad een schuilplaats en bevestigt
het blaadje aan een stengel; de verdorde
bladeren, die wij 's winters aan de anders'
kale plant zien hangen, verraden ons de
overwinterende rupsen. Grootcre winter-'
nesten, waarin een grooter aantal rupsen
samen overwinteren, vinden wij bij het ge
aderd witje en van ouds bekend zijn de
rupsennesten van den basterd-satijn-vlin
der en van zijne verwanten, die wij zoo
dikwijls op vruehtboomen aantreffen en
aan welker verdelging helaas veel te wei
nig aandacht geschonken wordt.
Vele rupsen zijn reeds door hare leef
wijze tegen de koude beschut, zooals de
rupsen, die onder den grond of in het bin
nenste der planten leven en vele bezitten
ook een groote ongevoeligheid. De rups
van het eikenblad b.v. brengt den winter
door zonder eenige beschutting tegen de
koude, doordat zij zich dicht tegen den
stam van den sleedoorn aandrukt. Dit is
tegelijkertijd 'n interessant voorbeeld voor
de verschillende wijzen van overwinteren
bij zeer nauw verwante soorten, want de
rups van den pijnboomvlinder verbergt zich
om te overwinteren onder het mos.
De meest gebruikelijke vorm van over
wintering is die in den poptoestand. Maar
welke verscheidenheid ontmoeten wij ook
hier? De poppen van verschillende dag
vlinders, b.v. 't peterselievlindertje, over
winteren geheel vrij. Zij zijn zonder eenige
beschutting bevestigd aan een tak, een
plank, en laten wind en weer, storm, regen
en sneeuw zonder eenige schade over zich
heen gaan. Poppen die aan plantenstengels
vastgehecht worden, krijgen tenminste een
matige bescherming, doordat de dorre sten
gels gemakkelijk geknikt worden en dan
op den grond met de pop met afgevallen
bladeren bedekt worden. Andere poppen,
die minder gehard zijn tegen de invloe
den van het weer, zijn ook beter beschut,
doordat de rupsen om te verpoppen een
goede schuilplaats opzoeken. Zorgvuldig
opgeborgen in de spleten van de boom
schors, onder mos of onder den grond, zijn
deze rupsen goed, dikwijls voortreffelijk
beschut tegen alle gevaren van den win
ter.
Bij een aantal vlinders echter zien wij de
overwintering in volwassen toestand, dus
als vlinder. Dagvlinders zijn het voorna
melijk, die ook den leek als overwinteren
de vlinders bekend zijn.
Dat insecten en dergelijke kleinere die
ren bewegenloos en zonder voedsel over
winteren, spreekt ons echter niet zoo aan,
als het feit, dat ook groote dieren een win
terslaap houden.