HET LEIDSCH CRISIS-COMITE Firma G. H. MAAT - WIJNKOOPERIJ UIT DE RIJNSTREEK Zaterdag 5 december 1931 de leidsche courant derde blad pag. 11 installatie door den burgemeester. Gevestigd sedert 1833 ',m2 LEIDEN Gietermiddag te 4 uur werd in een der receptiekamers van de Stadsgehoorzaal het Leidsch Crisis-Comité door den burge meester, mr. A. van de Sande Bakhuyzen, geïnstalleerd. Behalve de burgemeester hadden aaji de groene tafel plaats genomen, de wethouder voor Sociale Zaken, mr. A. J. Romijn en de heer F. G. Rosier, referendaris, chef ter Gemeente-secretarie. Om zitting te nemen in dit comité wa ren uitgenoodigd de volgende vereenigin- gen of instellingen: Armenraad, Gem. Comm. Maatsch. Hulp betoon, Diaconie Ned. Herv. Gemeente, R-K. Par. Armbestuur, Diaconie der Waalsch Herv. Gemeente, Diaconie der Doopsgezinde Gemeente, Diaconie der Oud-Katholieke Gemeente. Diaconie van de Gereformeerde Kerk, Ned. Israëlitische Gemeente, Rem. Geref. Gemeente. Ver. v. d. H. Vincentius a Paulo, Vereeniging Armenzorg, Ver. Schoolkinderkleeding en -voeding, Leger des Heils, Directeur Gem. Dienst v. Soc. Zaken, Directeur Gem. Bank v. Leening, Stichtine „Jeruel", Nederl. Mij. voor Nijverheid en Handel. Afd. Leiden R.- K. Volksbond, Leidsche Chr. Bestuurders- bond, Ver. v. d. Handeldrijvenden en In- dustrieelen Middenstand, R.-K. Ver. v. d. Handeldrijvenden en Industrieelen Midden stand „De Hanze", Ver. v. d. Chr. Han deldrijvenden en Industrieelen Midden stand. Leidsche Bestuurdersbond, Afd. Lei den Ned. Werkl. Verbond Patrimonium, 'Ned. Ver. v. Huisvrouwen, Bestuurders- bond Leiden v. d. Ned. Vakcentrale, Stich ting ..Het Leidsche Brokkenhuis", R.K. Com missie voor Werkloozenzorg. St. Josephs- Gez.-Vereeniging, Leidsche Mij. van Welda digheid, de Vereeniging van Leidsche In dustrieelen en ten slotte de heer J. W. Henny lid van het Nationaal Crisis- comité. Van nagenoeg elke vereeniging of instel ling was op deze vergadering een verte genwoordiger, in totaal ruim dertig perso nen, aanwezig. De burgemeester opende de bijeenkomst met de volgende rede: REDE BURGEMEESTER. Dames en Heeren. Ik zou graag willen aanvangen met u mijn hartelijken dank te betuigen voor uwe bereidwilligheid zitting te nemen in het Leidsche Crisis-Comité, tot de oprichting waarvan ik gemeend heb Let initiatief te moeten nemen. De meesten uwer werdert door mij uitge noodigd juist omdat zij zich reeds veel be zighouden met en aangetrokken gevoelen tot het helpen van hen, die hulp van noode hebben. Naast dat werk wilt gij, die in on derscheiden organisaties toch eenzelfde goed doel nastreeft, door gelijke edele mo tieven gedreven wordt, nu ook nog, maar thans saamgebraoht in één organisatie, uw beste krachten geven om het leed, dat on volmaakt menschenwerk al te velen onzer medemenschen mocht gaan bescheren, te helpen dragen en te yerzachten. Gij verdient daarvoor den dank der ge meenschap en ik zie deze bereidvaardig heid ook als een goed voorbeeld, dat vele andere nog sluimerende krachten in onze Gemeente moge wakker roepen tot nuttig en voldoenend werk. Ik behoef u niet te spreken van de aan leiding, die er bestaat tot het nemen van- dit initiatief. Dat er meer gedaan moet worden dan in gewone omstandigheden reeds noodig is, is overduidelijk; dat er zeer velen zijn, die meer willen doen dan in tij den van welvaart, wordt mij dagelijks be wezen door talrijke 'aanbiedingen van me dewerking, vele suggesties en vele bereid verklaringen, die alle tezamen bewijzen, dat in de Leidsche burgerij de behoefte leeft zich in te spannen en zich te geven aan en voor zijn medemensoh. Toen eenmaal de noodzakelijkheid van de oprichting van een Leidsch Crisis-Co mité bij mij vaststond, heb ik gewacht uit voering aan die gedachte te geven totdat het Nationaal Juhana-Comité zou zijn ge vormd, ten einde de gelegenheid tot samen werking daarmede open te houden. Waar dit Comité uitgaat van nagenoeg dezelfde gedachten, die mij bezielden, bood de vraag, hoe de Leidsche organisatie te vormen, weinig moeilijkheid. Ik het mij leiden door deze beginselen. Vooreerst erken ik en dat met waar deering het bestaan en het werk van tal van vereenigingen of organisaties van phi- lanthropischen aard. Ik erken hun betee- kenis en hun gezag op dit terrein. Ik meen, dat de gemeenschap zich voor het verstrek ken van steun en hulp aan hen, die daar aan behoefte hebben, aan geen betere or ganen kan toevertrouwen. Al die organisaties en vereenigingen zul len behoefte hebben aan meer steun van niateneelen en niet minder van moreelen aard. Al zou ik dus vooral het aan'de reeds werkzame organen willen mogelijk maken op krachtiger wijze en op ruimer voet hun werk voort te zetten en daaraan de noo- dige uitbreiding te geven, wij moeten ver der gaan, want ik besef, dat de ongunst der tijden wellicht andere vormen van hulpverleening in het leven zal moeten roe pen dan in normale tijden noodig blijken en dat die vormen het best door u in sa menwerking kunnen worden gevonden en tot uitvoering gebracht. Niet het minst acht ik thans meer dan ooit onmisbaar, dat een gelegenheid, geschapen wordt voor u om uwe schatten van gegevens en ervarin gen, uwe kennis van personen en toestan den onderling uit te wisselen en daarmede wederzijds uw voordeel te doen. Ziet daar de beginselen waarvan ik uitging. Er was mij dus niet aan gelegen, ditmaal te komen met een Comité, saamgesteld uit de nota-beien der Gemeente, maar wel uit werkers en kenners op dit terrein in het bijzonder en ik gevoelde sterk, dat thans op den voorgrond moeten treden de ver tegenwoordigers van verschillende philan- tropisohe instellingen hier ter stede werk zaam en van eenige andere organisaties of instellingen, die in aanraking komen met problemen, geschapen door werkloosheid of die in ander opzicht worden geacht waardeyolle medewerking te kunnen ver- leenen. Heb ik, niettegenstaande mijn ernstig streven toch vooral geen bestaande of in aanmerking komende organen over het hoofd te zien, daarin nog gefaald, zoo mag ik de verzekering bieden, dat ik iedere be gane fout gaarne zal herstellen en iederen wenschen dienaangaande zeer zeker en ernstig zal overwegen. En in dit verband zou ik willen verkla ren, dat ik met groot genoegen zal zien, dat gij, wanneer u personen bekend zijn, op wier medewerking gij prijs stelt, die wilt uit-noodigen alsnog tot het Comité toe te treden. Dit Leidsche Comité is en blijve een on afhankelijke samenwerking van Leidsche krachten ten bate van de Leidsche Ge meente; dit sluit echter geenszins uit, dat nauwe samenwerking gezocht en gewaar deerd zal worden met het Juliana-Comité. Het doet mij groot genoegen, dat oen der leden van het Hoofdbestuur van het Na tionale Crisis-Comité bereid is gevonden zitting te nemen in ons Comité, zoodat daardoor de samenwerking nog gemakkelij ker kan worden. Het doel nu van het Nationale Crisis- Comité is tweeledig: a. Aanvullende en opheffende steun, aan hen, die ten gevolge van crisis-verschijnse len in moeilijkheden verkeeren en in wier nood door instellingen van Weldadigheid of andere organisaties niet of niet in vol doende mate kan worden voorzien. b. Aanvullende steun, vooral in natura, aan ondersteunde werkloozen, in wier ge zinnen ernstige behoefte aan kleeding, schoeisel, beddegoeü, e.d. bestaat. Ik meen, dat daarmede ook het doel van ons plaatselijk Comité voldoende omschre ven wordt. En toch zou ik nog eenigszins dieper willen ingaan op de perspectieven, die vooral het eerst gestelde doel opent. Vooreerst toch kunt u zich voorbereiden op het bestrijden vau de gevolgen, die een koude, felle winter voor weerstandloozo gezinnen kan hebben. Voorziening van kleeding en brandstoffen dus en mogelijk wordt het zelfs noodig ook warm voedsel te verstrekken. In de tweede plaats wil ik de aandacht vestigen op een ervaring van s>ociale wer kers n.l. deze, dat er zeer velen zijn die, zonder dat zij zich hiervan voldoende be wust zijn, beschikken over een soort hulp beter dan eenige hulp, die hun geboden zou kunnen worden, n.l. eigen hulp. Het is echter dikwijls noodig, dat zij er op ge wezen worden, dat er bronnen, waaruit zij zich zelf kunnen helpen, voor hen klaar staan, terwijl zij slechts een aanduiding of kleine Bteun behoeven om den weg daar heen te vinden. Om dezulken te helpen zal het noodig zijn, dat gij over een bu reau beschikt, dat zeer goed op de hoogte is van de plaatselijke toestanden en dat beschikt over veel menschcnkennis. Vervolgens is er een groep van personen, die schromen zich te wenden tot steunver- leenende lichamen, die liever gebrek lijden dan gebrek belijden. Ook hun aantal zal door den ongunst der tijden vergroot zijn en zij zullen moeten worden opgezocht. Dat op zichzelf is moeilijk en vereischt overleg, doch zij zullen niet gevonden noch gehol pen kunnen worden, tenzij gij de beschik king krijgt over een corps van vrijwillige, daarvoor geschikte en daarin ervaren be zoekers, die met tact en discretie weten te raden, te steunen -en vertrouwen te win nen. Enkele der hier vertegenwoordigde vereenigingen hebben hun sporen op dit terrein roed-s verdiend, maar er zullen ve len noodig zijn en ik weet dat zich reeds zeer bekwame en ervaren mannen en vrou wen in deze stad tot dit werk aangetrok ken gevoelen; op hen zal niet vergeefs een beroep kunnen worden gedaan. Het orga- niseeren van dit werk is zeker uw aandacht ten volle waard. En eindelijk zal nog een andere soort moreele steun bemoeiing uwerzijds noodig kunnen maken. Wat is drukkender dan te willen werken, doch daartoe geen gelegen heid te hebben? Wat ia bitterder dan voor zijn gezin te willen zorgen, doch dat uiet te kunnen, wat is gevaarlijker dan op jeug digen leeftijd een teveel aan vrijen tijd te hebben? Men leert zich in het onvermijde lijke schikken, doch vermag geestelijke steun, afleiding van gedachten, ontspan ning, zeker het dragen van dezen la-st te verlichten. Verbittering kan daardoor wor den voorkomen. Ten einde nu dit veelomvattende werk naar behooren te kunnen volvoeren, zullen de middelen ter beschikking moeten wor den gesteld. Gij weet, dat men in allerlei kringen reeds bezig is, dat methoden wor den aanbevolen en in practijk gebracht om geld bijeen te brengen. Gij weet, dat gij zeker niet vergeefs een beroep om bijdra gen zult doen, maar het staat aan u om de goedgeefschheid te prikkelen en die te ma ken tot een gewoonte, tot een passie. Het staat aan u om ook daarin vindingrijk te zijn en zooveel mogelijk geregeld vloeiende bronnen aan te boren. Ik geloof, dat gij goed zult doen er naar te streven in plaats van groote giften in eens liever toezeggingen, van wekelijksche of maandelijksche bijdragen te verkrijgen. Reeds dadelijk doet zich op dit gebied een moeilijkheid voor, die ge spoedig tot een bevredigende oplossing zult moeten brengen, omdat het succes van uw werk er voor een groot deel van afhangt. Gij weet, dat het Nationaal Criais-Comi- té reeds eenige dagen geleden een oproep richtte tot het goheele Nederl&ndsohe volk om geldelijken steun. Dat Comité verdient dien steun ten volle, en ook ons Comité maakt daarop met niet minder recht aan spraak en zal zich zijnerzijds met spoed als gegadigde voor bijdragen van onze Stad- genooten aanmelden. Een uwer eerste ver plichtingen is te zorgen, dat geen versnip pering van krachten ontsta, door dit dub bele beroep op den weldadigheidszin. Het komt mij voor, dat een oplossing kan worden gevonden en dat het Nationaal Cri sis-Comité en het Leidsche elkaar hier kunnen helpen. Jhr. van .Citters toch stelt mij de vraag op welke wijze de geldinza meling hier bet best kan worden bevor derd en of hij daarbij op mijn steun mag rekenen. Ik zou aanvankelijk meenen, dat het antwoord daarop zou kunnen zijn, dat ons Comité zich wil belasten met de inza meling van bijdragen van Leidsche ingeze tenen voor het gemeenschappelijk doel en dat wij bereid zijn een nader over een te komen deel daarvan af te staan aan het Nationaal Comité, waarbij niet vergeten dient te' worden, dat dit Comité zoo noodig ook bereid zal worden gevonden ons met zijne fondsen ter zijde te staan, want óók wordt mij gevraagd op te geven of ons Comité meent dergelijke hulp noodig te hebben. Inmiddels meen ik niet vooruit te moeten loopen op uw advies dienaangaan de en wil dus met de beantwoording van deze en andere vragen wachten tot ik uw goeddunken ken. Nog op een ander punt vestig ik uwe aandacht. Ik noemde u als doel van het Nationaal Crisis-Comité ook het verlee- ncr. van steun, vooral in natura aan onder steunde werkloozen in wier gezinnen ern stige behoefte aan kleeding, schoeisel, bed- degoed, e.d. bestaat. De Regeering stelde aan het Nationaal Comité een aanzienlijk bedrag daarvoor beschikbaar en wenscht de verleening van dezen extra steun te leggen in de han den van genoemd Comité. Onder zekere voorwaarden kan ook de Gemeente Leiden een deel van dit bedrag tot een maximum van ruim 7000.— krijgen, door n.l. een evengroot bedrag voor hetzelfde doel be schikbaar te stellen. De besteding daarvan moet dan in samenwerking met de vak ver eenigingen geschieden door een sub-comité van onze Leidsche crisisorganisctie be staande uit een lid van het College van Burgemeester en Wethouders als Voorziter en van de voornaamste plaatselijke vakeen- tralen van werkgevers en werknemers als leden-vertegenwoordigers. Zie hier dus een deel van het werk dat gij op u wilt nemen, reeds georganiseerd en, als de Gemeente medewerkt ook finan cieel mogelijk gemaakt. Dames en Heeren, wat ik u te zeggen had behoeft weinig aanvulling. Ik weet, dat dit Comité in zich omvat uitnemende werkkrachten, dat daarin zoo veel mogelijk saamgebracht is het beste wat Leiden op gebied van sociaal philau- thropisch werk oplevert. Toch zal het prac- tisoh zijn, om uit uw midden een kleiner uitvoerend lichaam te kiezen, maar het zou jammer zijn indien uw samenkomen zich alleen beperkte 'tot het aanwijzen daar van. Ik hoop, dat gij geregeld zult willen vergaderen opdat geregeld uw inzichten, uwe ervaring, uwe ideeën bevruchtend mo gen werken op degenen, die met de dage- lijksohe leiding en uitvoering zullen wor den belast, en dat gij omgekeerd ook in dit Comité zult vinden een sieun voor het werk uwer eigen vereenigingen voor zoo ver uwe krachten te kort mochten schie ten. En hiermede wepsch ik u Gods zegen toe op het schoone werk, dat gij gaat be ginnen. Na deze rede wendde de burgemeester zich tot mr. Romijn, wien hij de taak nad toebedacht het voorzitterschap van bet comité op zich te nemen, fcipr. was over tuigd, dat mr. Romijn zich met jeugdige kracht aan zijn taak zou wijden. Dit voorstel werd door de aanwezigen met applaus begroet. Mr. Romijn, vervolgens het woord ne mend, zeide gaarne do hem opgelegde taak te aanvaarden, omdat hot voorstel met zulk een instemming is ontvangen, maar tevens omdat hij als wethouder van Sociale Za ken met vele leden van het oomitó in voort durend contaet staat. Persoonlijk gevoelde spr. wel eenige aar zeling, doch hij wilde daarover niet uitwei den, wijl het de werkzaamheden slechts zou ophouden. Dank brengt mr. Romijn vervolgens aan den burgemeester voor het genomen initia tief in de eerste plaats namens de zeer ve len, die thans meer dan nooit in moeilijk heden verkeeren en diè uitzien naar elke hulp die geboden wordt; ook namens de aangezochte vereenigingen en instellingen dankt spr. den burgemeester en tenslotte namens de vertegenwoordigers daarvan. Üm den band tusschon comité en burge meester echter niet te verliezen, verzocht spr. mr. van de Sande Aakhuyzen het cere- voorzitterschap van hot comité to willen aanvaarden, waaraan deze gaarne vol deed. Hierna ging het comité in huishoudelijke vergadering. NOORDEN. Oprichting Landbouwersbond. Woens dag werd op initiatief' van Roomsch Noor den een ledenvergadering gehouden van alle R. K. veehouders uit de Parochie niet het doel tot een organisatie van alle R. K. veehouders ter plaatse te komen. Na opening door den voorzitter van „Roomsch Noorden" was het woord aan den spreker, den heer B. J. Bles, afgevaar- digde van heb hoofdbestuur van den L. T. B. Op klare en duidelijke wijze zetie spr. uiteen waarvoor organisatio vooral nu zoo dringend noodig is. Naast de groot o godsdienstige belangen, wees hij ook op do stoffelijke belangen, die door den L. T. B. worden behartigd. Gememoreerd werden de bemoeiingen van den L. T. B. bij Re geering en Kamer voor het tot stand ko men van de wet tot beperking van len invoer van Deensch vleesch, de pachtwet, tie tarwewet enz. Na een zeer geanimeerde discussie werd besloten tot suohting eener nieuwe afdee- ling van den L. T. B. over te gaan. Slaande de vergadering gaven zich 7 leden op. Be sloten werd om zoo spoedig mogolijk een sterke actie te ontplooien om alle veehou ders te doen toetreden. Over veertien da gen zal een bestuur worden gekozen. Moge de nieuwe vereeniging een duur zaam en sterk leven beschoren zijn. BOSKOOP BIJDRAGE VOOR HET TENTOONSTELLINGSGEBOUW Reeds geruimen lijd geleden is in den raad dezer gemeente de vraag ter sprake gekomen of de gemeente e«n bijdrage zou geven in de kosten van den bouw van een permanent ten toonstellingsgebouw, De raad gaf er toen de voorkeur aan geen beslissing te nemen over de bestemming van het bedrag ad 10.000 op het ontwerp der begrooting 1931 geplaatst. B. en W. zijn van oordeel, dat de vraag of het stichten van een dergelijk gebouw voor de gemeente van groote beteekenis is, toestem mend kan worden beantwoord, ziende de groote offervaardigheid, welke zich in de kringen van het bedrijf heeft geopenbaard en mede in verband roet het feit, dat door hoo- gere autoriteiten een bedrag van ƒ80.000 voor dit doel wordt beschikbaar gesteld. Het is gewensebt en noodzakelijk, dat de raad zich, met het oog op de in het komend voor jaar te houden aanbesteding, nu uitspreekt. Ter toelichting deelen B. en W. nog mede, dat het Rijk het gebouw zal oprichten en aan den dienst der Ned. Spoorwegen in ge bruik geven, welke op zijn beurt het gebouw weder geheel belangloos ter beschikking van de naamlooze vennootschap stelt; deze naam- looze vennootschap heeft een gedeelte der bouwsom te betalen en moet verder de ex ploitatie op zich nemen, een cn ander onder voorwaarde, dat het gebouw aan zijn werke lijke bestemming zal blijven beantwoorden, (ndien de raad zich met het voorstel ven B. en W. vereenigl, zullen de gelden, voor den bouw benoodigcj, op de volgende wijze bij een worden gebracht. Departement van Waterstaat en van Bin- nenlandsche Zaken en Landbouw ƒ80.000, gemeente Boskoop 10.000. N.V. tenminste I 30.000. Het aandeel der gemeente is dus te beschouwen als een bijdrage in ééns in de stichtingskosten van het gebouw, zoodat uit geen enkel hoofde eenige verdere last voor de gemeente hieruit in de toekomst voort vloeit. Integendeel, waar bet gebouw zal verrijzen op een terrein tegenover het sta tion, dat deel uitmaakt van het aan de ge meente in erfpacht toegewezen perceel te gen een erfpachtcanon ad 1200 per jaar en dus dit gedeelte daaraan wordt onttrokken', zal het college pogen de erfpachtcanon ver minderd te krijgen met een evenredig bedrag. Na de vraag of hel tot stand komen van een dergelijk gebouw voor deze gemeente van beteekenis is, op spontane wijze door het bedrijf bevestigend is beantwoord en ook de rijksoverheid een zoo groote steun heeft toe gezegd, meent het college, dat ook de ge meente haar medewerking en hulp niet mag onthouden. Mitsdien stellen zij den raad voor te besluiten een bijdrage van ƒ10.000 te ge ven in de kosten van de stichting van een permanent tentoonstellingsgebouw. Terrein voor Boskoopsche cul'urcn. Eeni- gen tijd geleden is In den raad ter sprake ge bracht het beschikbaarstellen van een terrein voor de vereeniging van Boskoopsche cultu ren om daarom een proeftuin aan te leggen. Het overleg met de vereeniging heeft geleld tot het resultaat, dat het college van B. en W. zich bereid verklaard heeft den raad voor te stellen een gedeelte van het z.g. tent^on- stelingsterrein, ter grootte van plm. 300 R R. gratis voor den tijd van 20 jaren, ter beschik king van.de vereeniging te stellen om dit als proeftuin te exDloitceren. B. en W. zouden de ingebruik''eving willen doen onder de vol gende voorwaarden! 1. de vereeniging betaalt jpaarlijks, uiterlijk op 31 December als erkenning van het recht der gemeente, één gulden; 2. de kosten van afrastering van het ter rein worden door de vereeniging gedragen; 3. alle belastingen, drukkende op hel afge stane terrein, worden door de vereeniging aan de gemeente terugbetaald; 4. de vereeniging draagt zorg, dat het ter rein steeds overeenkomstig zijn bestemming als proeftuin wordt geëxploiteerd en onder houden ten genoege van B. en W. 5. bij niet-nakoming van één of meer der bo vengenoemde voorwaarden vervalt de inge bruikneming met ingang van den eersten dag van de maand, volgende op die, waarin B. en W. aan de vereeniging mededeeling hier van hebben gedaan. B. en W. stelen den raad voor lot beschik baarstelling van het terrein. AARLANDERVEEN. St. Nicolaasfeest. Donderdagmiddag arriveerde in ons dorp St. Nicolaas cn zijn Zwarte Piet, om een bezoek te brengen aan de kinderen van leden en donateurs van den Volksbond aibier. De Sint, die op zijn paard dit bezoek bracht, werd aan de zaal van den heer W. v. d. Berg, welkom geheel- ten door de jeugd. Jammer was, dat St. Ni colaas de regenbuien van dien middag had te trotseeren. In de. zaal werden de kinde ren op chocolademelk, moppen, peperno ten enz. vergast. Zoodat door hen tevreden voor een goede reis naar Spanje voor St. Nicolaas en Piot werd gebeden. Pluimvee-tentoonstelling. Aan het café „Het oude Rechthuis" is een keurig verzorgde electrisohe lichtbak aangebracht, waarop de dagen der alhier to houden pluimveetentoonstelling zijn vermeld. Naar tijdsomstandigheden gerekend, ia 't I bestuur volkomen tevreden over de mede werking. Het aantal inzendingen bedraagt ruim 160. Voor de tentoonatellingsuren verwijzen wij naar do advertentie, voorko mende in het nummer van heden. de avonturen van een verkeersagentje. En eindelijk wae het brouwsel gereed. Eerst dronk de muis er van en eensklaps verscheen de prinses en de uil werd in-een professor omgetooverd. "Wat was men ver heugd en do kabouter kon niet nalaten den professor te zeggen, dat hij het heel knap vond, wat hij had gedaan. „Dat is niet anders dan een staaltje van mijn plicht. Ik ben geen opsnijder", antwoordde de professor en „belofte maakt schuld". Doch ook de bok werd niet vergeten. De professor haalde hem uit den stal om hem ook te laten genieten van den tooverdrank, door den professor gebrouwen. De bok stond verwonderd te kijken toen hij den professor zag, terwijl hij de uil niet meer zag. „Wat gebeurt er nu", dacht hij bij zichzelf, terwijl hij zich gewillig uit den stal liet brengen. Enfin, maar afwachten, slechter dan nou kan het al niet".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 11