HET LEIDSCH CRISIS-COMITE
Firma G. H. MAAT - WIJNKOOPERIJ
UIT DE RIJNSTREEK
Zaterdag 5 december 1931
de leidsche courant
derde blad pag. 11
installatie door den burgemeester.
Gevestigd sedert 1833 ',m2 LEIDEN
Gietermiddag te 4 uur werd in een der
receptiekamers van de Stadsgehoorzaal
het Leidsch Crisis-Comité door den burge
meester, mr. A. van de Sande Bakhuyzen,
geïnstalleerd.
Behalve de burgemeester hadden aaji de
groene tafel plaats genomen, de wethouder
voor Sociale Zaken, mr. A. J. Romijn en
de heer F. G. Rosier, referendaris, chef ter
Gemeente-secretarie.
Om zitting te nemen in dit comité wa
ren uitgenoodigd de volgende vereenigin-
gen of instellingen:
Armenraad, Gem. Comm. Maatsch. Hulp
betoon, Diaconie Ned. Herv. Gemeente,
R-K. Par. Armbestuur, Diaconie der
Waalsch Herv. Gemeente, Diaconie der
Doopsgezinde Gemeente, Diaconie der
Oud-Katholieke Gemeente. Diaconie van
de Gereformeerde Kerk, Ned. Israëlitische
Gemeente, Rem. Geref. Gemeente. Ver.
v. d. H. Vincentius a Paulo, Vereeniging
Armenzorg, Ver. Schoolkinderkleeding en
-voeding, Leger des Heils, Directeur Gem.
Dienst v. Soc. Zaken, Directeur Gem. Bank
v. Leening, Stichtine „Jeruel", Nederl. Mij.
voor Nijverheid en Handel. Afd. Leiden R.-
K. Volksbond, Leidsche Chr. Bestuurders-
bond, Ver. v. d. Handeldrijvenden en In-
dustrieelen Middenstand, R.-K. Ver. v. d.
Handeldrijvenden en Industrieelen Midden
stand „De Hanze", Ver. v. d. Chr. Han
deldrijvenden en Industrieelen Midden
stand. Leidsche Bestuurdersbond, Afd. Lei
den Ned. Werkl. Verbond Patrimonium,
'Ned. Ver. v. Huisvrouwen, Bestuurders-
bond Leiden v. d. Ned. Vakcentrale, Stich
ting ..Het Leidsche Brokkenhuis", R.K. Com
missie voor Werkloozenzorg. St. Josephs-
Gez.-Vereeniging, Leidsche Mij. van Welda
digheid, de Vereeniging van Leidsche In
dustrieelen en ten slotte de heer J. W.
Henny lid van het Nationaal Crisis-
comité.
Van nagenoeg elke vereeniging of instel
ling was op deze vergadering een verte
genwoordiger, in totaal ruim dertig perso
nen, aanwezig.
De burgemeester opende de bijeenkomst
met de volgende rede:
REDE BURGEMEESTER.
Dames en Heeren.
Ik zou graag willen aanvangen met u
mijn hartelijken dank te betuigen voor uwe
bereidwilligheid zitting te nemen in het
Leidsche Crisis-Comité, tot de oprichting
waarvan ik gemeend heb Let initiatief te
moeten nemen.
De meesten uwer werdert door mij uitge
noodigd juist omdat zij zich reeds veel be
zighouden met en aangetrokken gevoelen
tot het helpen van hen, die hulp van noode
hebben. Naast dat werk wilt gij, die in on
derscheiden organisaties toch eenzelfde
goed doel nastreeft, door gelijke edele mo
tieven gedreven wordt, nu ook nog, maar
thans saamgebraoht in één organisatie, uw
beste krachten geven om het leed, dat on
volmaakt menschenwerk al te velen onzer
medemenschen mocht gaan bescheren, te
helpen dragen en te yerzachten.
Gij verdient daarvoor den dank der ge
meenschap en ik zie deze bereidvaardig
heid ook als een goed voorbeeld, dat vele
andere nog sluimerende krachten in onze
Gemeente moge wakker roepen tot nuttig
en voldoenend werk.
Ik behoef u niet te spreken van de aan
leiding, die er bestaat tot het nemen van-
dit initiatief. Dat er meer gedaan moet
worden dan in gewone omstandigheden
reeds noodig is, is overduidelijk; dat er zeer
velen zijn, die meer willen doen dan in tij
den van welvaart, wordt mij dagelijks be
wezen door talrijke 'aanbiedingen van me
dewerking, vele suggesties en vele bereid
verklaringen, die alle tezamen bewijzen,
dat in de Leidsche burgerij de behoefte
leeft zich in te spannen en zich te geven
aan en voor zijn medemensoh.
Toen eenmaal de noodzakelijkheid van
de oprichting van een Leidsch Crisis-Co
mité bij mij vaststond, heb ik gewacht uit
voering aan die gedachte te geven totdat
het Nationaal Juhana-Comité zou zijn ge
vormd, ten einde de gelegenheid tot samen
werking daarmede open te houden.
Waar dit Comité uitgaat van nagenoeg
dezelfde gedachten, die mij bezielden, bood
de vraag, hoe de Leidsche organisatie te
vormen, weinig moeilijkheid.
Ik het mij leiden door deze beginselen.
Vooreerst erken ik en dat met waar
deering het bestaan en het werk van tal
van vereenigingen of organisaties van phi-
lanthropischen aard. Ik erken hun betee-
kenis en hun gezag op dit terrein. Ik meen,
dat de gemeenschap zich voor het verstrek
ken van steun en hulp aan hen, die daar
aan behoefte hebben, aan geen betere or
ganen kan toevertrouwen.
Al die organisaties en vereenigingen zul
len behoefte hebben aan meer steun van
niateneelen en niet minder van moreelen
aard. Al zou ik dus vooral het aan'de reeds
werkzame organen willen mogelijk maken
op krachtiger wijze en op ruimer voet hun
werk voort te zetten en daaraan de noo-
dige uitbreiding te geven, wij moeten ver
der gaan, want ik besef, dat de ongunst
der tijden wellicht andere vormen van
hulpverleening in het leven zal moeten roe
pen dan in normale tijden noodig blijken
en dat die vormen het best door u in sa
menwerking kunnen worden gevonden en
tot uitvoering gebracht. Niet het minst
acht ik thans meer dan ooit onmisbaar, dat
een gelegenheid, geschapen wordt voor u
om uwe schatten van gegevens en ervarin
gen, uwe kennis van personen en toestan
den onderling uit te wisselen en daarmede
wederzijds uw voordeel te doen. Ziet daar
de beginselen waarvan ik uitging.
Er was mij dus niet aan gelegen, ditmaal
te komen met een Comité, saamgesteld uit
de nota-beien der Gemeente, maar wel uit
werkers en kenners op dit terrein in het
bijzonder en ik gevoelde sterk, dat thans
op den voorgrond moeten treden de ver
tegenwoordigers van verschillende philan-
tropisohe instellingen hier ter stede werk
zaam en van eenige andere organisaties of
instellingen, die in aanraking komen met
problemen, geschapen door werkloosheid
of die in ander opzicht worden geacht
waardeyolle medewerking te kunnen ver-
leenen.
Heb ik, niettegenstaande mijn ernstig
streven toch vooral geen bestaande of in
aanmerking komende organen over het
hoofd te zien, daarin nog gefaald, zoo mag
ik de verzekering bieden, dat ik iedere be
gane fout gaarne zal herstellen en iederen
wenschen dienaangaande zeer zeker en
ernstig zal overwegen.
En in dit verband zou ik willen verkla
ren, dat ik met groot genoegen zal zien,
dat gij, wanneer u personen bekend zijn, op
wier medewerking gij prijs stelt, die wilt
uit-noodigen alsnog tot het Comité toe te
treden.
Dit Leidsche Comité is en blijve een on
afhankelijke samenwerking van Leidsche
krachten ten bate van de Leidsche Ge
meente; dit sluit echter geenszins uit, dat
nauwe samenwerking gezocht en gewaar
deerd zal worden met het Juliana-Comité.
Het doet mij groot genoegen, dat oen der
leden van het Hoofdbestuur van het Na
tionale Crisis-Comité bereid is gevonden
zitting te nemen in ons Comité, zoodat
daardoor de samenwerking nog gemakkelij
ker kan worden.
Het doel nu van het Nationale Crisis-
Comité is tweeledig:
a. Aanvullende en opheffende steun, aan
hen, die ten gevolge van crisis-verschijnse
len in moeilijkheden verkeeren en in wier
nood door instellingen van Weldadigheid
of andere organisaties niet of niet in vol
doende mate kan worden voorzien.
b. Aanvullende steun, vooral in natura,
aan ondersteunde werkloozen, in wier ge
zinnen ernstige behoefte aan kleeding,
schoeisel, beddegoeü, e.d. bestaat.
Ik meen, dat daarmede ook het doel van
ons plaatselijk Comité voldoende omschre
ven wordt. En toch zou ik nog eenigszins
dieper willen ingaan op de perspectieven,
die vooral het eerst gestelde doel opent.
Vooreerst toch kunt u zich voorbereiden
op het bestrijden vau de gevolgen, die een
koude, felle winter voor weerstandloozo
gezinnen kan hebben. Voorziening van
kleeding en brandstoffen dus en mogelijk
wordt het zelfs noodig ook warm voedsel
te verstrekken.
In de tweede plaats wil ik de aandacht
vestigen op een ervaring van s>ociale wer
kers n.l. deze, dat er zeer velen zijn die,
zonder dat zij zich hiervan voldoende be
wust zijn, beschikken over een soort hulp
beter dan eenige hulp, die hun geboden
zou kunnen worden, n.l. eigen hulp. Het is
echter dikwijls noodig, dat zij er op ge
wezen worden, dat er bronnen, waaruit zij
zich zelf kunnen helpen, voor hen klaar
staan, terwijl zij slechts een aanduiding of
kleine Bteun behoeven om den weg daar
heen te vinden. Om dezulken te helpen
zal het noodig zijn, dat gij over een bu
reau beschikt, dat zeer goed op de hoogte
is van de plaatselijke toestanden en dat
beschikt over veel menschcnkennis.
Vervolgens is er een groep van personen,
die schromen zich te wenden tot steunver-
leenende lichamen, die liever gebrek lijden
dan gebrek belijden. Ook hun aantal zal
door den ongunst der tijden vergroot zijn
en zij zullen moeten worden opgezocht. Dat
op zichzelf is moeilijk en vereischt overleg,
doch zij zullen niet gevonden noch gehol
pen kunnen worden, tenzij gij de beschik
king krijgt over een corps van vrijwillige,
daarvoor geschikte en daarin ervaren be
zoekers, die met tact en discretie weten te
raden, te steunen -en vertrouwen te win
nen. Enkele der hier vertegenwoordigde
vereenigingen hebben hun sporen op dit
terrein roed-s verdiend, maar er zullen ve
len noodig zijn en ik weet dat zich reeds
zeer bekwame en ervaren mannen en vrou
wen in deze stad tot dit werk aangetrok
ken gevoelen; op hen zal niet vergeefs een
beroep kunnen worden gedaan. Het orga-
niseeren van dit werk is zeker uw aandacht
ten volle waard.
En eindelijk zal nog een andere soort
moreele steun bemoeiing uwerzijds noodig
kunnen maken. Wat is drukkender dan te
willen werken, doch daartoe geen gelegen
heid te hebben? Wat ia bitterder dan voor
zijn gezin te willen zorgen, doch dat uiet
te kunnen, wat is gevaarlijker dan op jeug
digen leeftijd een teveel aan vrijen tijd te
hebben? Men leert zich in het onvermijde
lijke schikken, doch vermag geestelijke
steun, afleiding van gedachten, ontspan
ning, zeker het dragen van dezen la-st te
verlichten. Verbittering kan daardoor wor
den voorkomen.
Ten einde nu dit veelomvattende werk
naar behooren te kunnen volvoeren, zullen
de middelen ter beschikking moeten wor
den gesteld. Gij weet, dat men in allerlei
kringen reeds bezig is, dat methoden wor
den aanbevolen en in practijk gebracht om
geld bijeen te brengen. Gij weet, dat gij
zeker niet vergeefs een beroep om bijdra
gen zult doen, maar het staat aan u om de
goedgeefschheid te prikkelen en die te ma
ken tot een gewoonte, tot een passie. Het
staat aan u om ook daarin vindingrijk te
zijn en zooveel mogelijk geregeld vloeiende
bronnen aan te boren.
Ik geloof, dat gij goed zult doen er naar
te streven in plaats van groote giften in
eens liever toezeggingen, van wekelijksche
of maandelijksche bijdragen te verkrijgen.
Reeds dadelijk doet zich op dit gebied
een moeilijkheid voor, die ge spoedig tot
een bevredigende oplossing zult moeten
brengen, omdat het succes van uw werk er
voor een groot deel van afhangt.
Gij weet, dat het Nationaal Criais-Comi-
té reeds eenige dagen geleden een oproep
richtte tot het goheele Nederl&ndsohe volk
om geldelijken steun. Dat Comité verdient
dien steun ten volle, en ook ons Comité
maakt daarop met niet minder recht aan
spraak en zal zich zijnerzijds met spoed als
gegadigde voor bijdragen van onze Stad-
genooten aanmelden. Een uwer eerste ver
plichtingen is te zorgen, dat geen versnip
pering van krachten ontsta, door dit dub
bele beroep op den weldadigheidszin.
Het komt mij voor, dat een oplossing kan
worden gevonden en dat het Nationaal Cri
sis-Comité en het Leidsche elkaar hier
kunnen helpen. Jhr. van .Citters toch stelt
mij de vraag op welke wijze de geldinza
meling hier bet best kan worden bevor
derd en of hij daarbij op mijn steun mag
rekenen. Ik zou aanvankelijk meenen, dat
het antwoord daarop zou kunnen zijn, dat
ons Comité zich wil belasten met de inza
meling van bijdragen van Leidsche ingeze
tenen voor het gemeenschappelijk doel en
dat wij bereid zijn een nader over een te
komen deel daarvan af te staan aan het
Nationaal Comité, waarbij niet vergeten
dient te' worden, dat dit Comité zoo noodig
ook bereid zal worden gevonden ons met
zijne fondsen ter zijde te staan, want óók
wordt mij gevraagd op te geven of ons
Comité meent dergelijke hulp noodig te
hebben. Inmiddels meen ik niet vooruit te
moeten loopen op uw advies dienaangaan
de en wil dus met de beantwoording van
deze en andere vragen wachten tot ik uw
goeddunken ken.
Nog op een ander punt vestig ik uwe
aandacht. Ik noemde u als doel van het
Nationaal Crisis-Comité ook het verlee-
ncr. van steun, vooral in natura aan onder
steunde werkloozen in wier gezinnen ern
stige behoefte aan kleeding, schoeisel, bed-
degoed, e.d. bestaat.
De Regeering stelde aan het Nationaal
Comité een aanzienlijk bedrag daarvoor
beschikbaar en wenscht de verleening van
dezen extra steun te leggen in de han
den van genoemd Comité. Onder zekere
voorwaarden kan ook de Gemeente Leiden
een deel van dit bedrag tot een maximum
van ruim 7000.— krijgen, door n.l. een
evengroot bedrag voor hetzelfde doel be
schikbaar te stellen. De besteding daarvan
moet dan in samenwerking met de vak ver
eenigingen geschieden door een sub-comité
van onze Leidsche crisisorganisctie be
staande uit een lid van het College van
Burgemeester en Wethouders als Voorziter
en van de voornaamste plaatselijke vakeen-
tralen van werkgevers en werknemers als
leden-vertegenwoordigers.
Zie hier dus een deel van het werk dat
gij op u wilt nemen, reeds georganiseerd
en, als de Gemeente medewerkt ook finan
cieel mogelijk gemaakt.
Dames en Heeren, wat ik u te zeggen
had behoeft weinig aanvulling.
Ik weet, dat dit Comité in zich omvat
uitnemende werkkrachten, dat daarin zoo
veel mogelijk saamgebracht is het beste
wat Leiden op gebied van sociaal philau-
thropisch werk oplevert. Toch zal het prac-
tisoh zijn, om uit uw midden een kleiner
uitvoerend lichaam te kiezen, maar het zou
jammer zijn indien uw samenkomen zich
alleen beperkte 'tot het aanwijzen daar
van. Ik hoop, dat gij geregeld zult willen
vergaderen opdat geregeld uw inzichten,
uwe ervaring, uwe ideeën bevruchtend mo
gen werken op degenen, die met de dage-
lijksohe leiding en uitvoering zullen wor
den belast, en dat gij omgekeerd ook in
dit Comité zult vinden een sieun voor het
werk uwer eigen vereenigingen voor zoo
ver uwe krachten te kort mochten schie
ten.
En hiermede wepsch ik u Gods zegen
toe op het schoone werk, dat gij gaat be
ginnen.
Na deze rede wendde de burgemeester
zich tot mr. Romijn, wien hij de taak nad
toebedacht het voorzitterschap van bet
comité op zich te nemen, fcipr. was over
tuigd, dat mr. Romijn zich met jeugdige
kracht aan zijn taak zou wijden.
Dit voorstel werd door de aanwezigen
met applaus begroet.
Mr. Romijn, vervolgens het woord ne
mend, zeide gaarne do hem opgelegde taak
te aanvaarden, omdat hot voorstel met zulk
een instemming is ontvangen, maar tevens
omdat hij als wethouder van Sociale Za
ken met vele leden van het oomitó in voort
durend contaet staat.
Persoonlijk gevoelde spr. wel eenige aar
zeling, doch hij wilde daarover niet uitwei
den, wijl het de werkzaamheden slechts
zou ophouden.
Dank brengt mr. Romijn vervolgens aan
den burgemeester voor het genomen initia
tief in de eerste plaats namens de zeer ve
len, die thans meer dan nooit in moeilijk
heden verkeeren en diè uitzien naar elke
hulp die geboden wordt; ook namens de
aangezochte vereenigingen en instellingen
dankt spr. den burgemeester en tenslotte
namens de vertegenwoordigers daarvan.
Üm den band tusschon comité en burge
meester echter niet te verliezen, verzocht
spr. mr. van de Sande Aakhuyzen het cere-
voorzitterschap van hot comité to willen
aanvaarden, waaraan deze gaarne vol
deed.
Hierna ging het comité in huishoudelijke
vergadering.
NOORDEN.
Oprichting Landbouwersbond. Woens
dag werd op initiatief' van Roomsch Noor
den een ledenvergadering gehouden van
alle R. K. veehouders uit de Parochie niet
het doel tot een organisatie van alle R. K.
veehouders ter plaatse te komen.
Na opening door den voorzitter van
„Roomsch Noorden" was het woord aan
den spreker, den heer B. J. Bles, afgevaar-
digde van heb hoofdbestuur van den L.
T. B. Op klare en duidelijke wijze zetie
spr. uiteen waarvoor organisatio vooral nu
zoo dringend noodig is. Naast de groot o
godsdienstige belangen, wees hij ook op do
stoffelijke belangen, die door den L. T. B.
worden behartigd. Gememoreerd werden
de bemoeiingen van den L. T. B. bij Re
geering en Kamer voor het tot stand ko
men van de wet tot beperking van len
invoer van Deensch vleesch, de pachtwet,
tie tarwewet enz.
Na een zeer geanimeerde discussie werd
besloten tot suohting eener nieuwe afdee-
ling van den L. T. B. over te gaan. Slaande
de vergadering gaven zich 7 leden op. Be
sloten werd om zoo spoedig mogolijk een
sterke actie te ontplooien om alle veehou
ders te doen toetreden. Over veertien da
gen zal een bestuur worden gekozen.
Moge de nieuwe vereeniging een duur
zaam en sterk leven beschoren zijn.
BOSKOOP
BIJDRAGE VOOR HET
TENTOONSTELLINGSGEBOUW
Reeds geruimen lijd geleden is in den raad
dezer gemeente de vraag ter sprake gekomen
of de gemeente e«n bijdrage zou geven in de
kosten van den bouw van een permanent ten
toonstellingsgebouw, De raad gaf er toen de
voorkeur aan geen beslissing te nemen over
de bestemming van het bedrag ad 10.000 op
het ontwerp der begrooting 1931 geplaatst.
B. en W. zijn van oordeel, dat de vraag of het
stichten van een dergelijk gebouw voor de
gemeente van groote beteekenis is, toestem
mend kan worden beantwoord, ziende de
groote offervaardigheid, welke zich in de
kringen van het bedrijf heeft geopenbaard en
mede in verband roet het feit, dat door hoo-
gere autoriteiten een bedrag van ƒ80.000
voor dit doel wordt beschikbaar gesteld. Het
is gewensebt en noodzakelijk, dat de raad
zich, met het oog op de in het komend voor
jaar te houden aanbesteding, nu uitspreekt.
Ter toelichting deelen B. en W. nog mede,
dat het Rijk het gebouw zal oprichten en
aan den dienst der Ned. Spoorwegen in ge
bruik geven, welke op zijn beurt het gebouw
weder geheel belangloos ter beschikking van
de naamlooze vennootschap stelt; deze naam-
looze vennootschap heeft een gedeelte der
bouwsom te betalen en moet verder de ex
ploitatie op zich nemen, een cn ander onder
voorwaarde, dat het gebouw aan zijn werke
lijke bestemming zal blijven beantwoorden,
(ndien de raad zich met het voorstel ven B.
en W. vereenigl, zullen de gelden, voor den
bouw benoodigcj, op de volgende wijze bij
een worden gebracht.
Departement van Waterstaat en van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw ƒ80.000,
gemeente Boskoop 10.000. N.V. tenminste
I 30.000. Het aandeel der gemeente is dus te
beschouwen als een bijdrage in ééns in de
stichtingskosten van het gebouw, zoodat uit
geen enkel hoofde eenige verdere last voor
de gemeente hieruit in de toekomst voort
vloeit. Integendeel, waar bet gebouw zal
verrijzen op een terrein tegenover het sta
tion, dat deel uitmaakt van het aan de ge
meente in erfpacht toegewezen perceel te
gen een erfpachtcanon ad 1200 per jaar en
dus dit gedeelte daaraan wordt onttrokken',
zal het college pogen de erfpachtcanon ver
minderd te krijgen met een evenredig bedrag.
Na de vraag of hel tot stand komen van een
dergelijk gebouw voor deze gemeente van
beteekenis is, op spontane wijze door het
bedrijf bevestigend is beantwoord en ook de
rijksoverheid een zoo groote steun heeft toe
gezegd, meent het college, dat ook de ge
meente haar medewerking en hulp niet mag
onthouden. Mitsdien stellen zij den raad voor
te besluiten een bijdrage van ƒ10.000 te ge
ven in de kosten van de stichting van een
permanent tentoonstellingsgebouw.
Terrein voor Boskoopsche cul'urcn. Eeni-
gen tijd geleden is In den raad ter sprake ge
bracht het beschikbaarstellen van een terrein
voor de vereeniging van Boskoopsche cultu
ren om daarom een proeftuin aan te leggen.
Het overleg met de vereeniging heeft geleld
tot het resultaat, dat het college van B. en
W. zich bereid verklaard heeft den raad voor
te stellen een gedeelte van het z.g. tent^on-
stelingsterrein, ter grootte van plm. 300 R R.
gratis voor den tijd van 20 jaren, ter beschik
king van.de vereeniging te stellen om dit als
proeftuin te exDloitceren. B. en W. zouden
de ingebruik''eving willen doen onder de vol
gende voorwaarden!
1. de vereeniging betaalt jpaarlijks, uiterlijk
op 31 December als erkenning van het recht
der gemeente, één gulden;
2. de kosten van afrastering van het ter
rein worden door de vereeniging gedragen;
3. alle belastingen, drukkende op hel afge
stane terrein, worden door de vereeniging
aan de gemeente terugbetaald;
4. de vereeniging draagt zorg, dat het ter
rein steeds overeenkomstig zijn bestemming
als proeftuin wordt geëxploiteerd en onder
houden ten genoege van B. en W.
5. bij niet-nakoming van één of meer der bo
vengenoemde voorwaarden vervalt de inge
bruikneming met ingang van den eersten dag
van de maand, volgende op die, waarin B.
en W. aan de vereeniging mededeeling hier
van hebben gedaan.
B. en W. stelen den raad voor lot beschik
baarstelling van het terrein.
AARLANDERVEEN.
St. Nicolaasfeest. Donderdagmiddag
arriveerde in ons dorp St. Nicolaas cn zijn
Zwarte Piet, om een bezoek te brengen aan
de kinderen van leden en donateurs van
den Volksbond aibier. De Sint, die op zijn
paard dit bezoek bracht, werd aan de zaal
van den heer W. v. d. Berg, welkom geheel-
ten door de jeugd. Jammer was, dat St. Ni
colaas de regenbuien van dien middag had
te trotseeren. In de. zaal werden de kinde
ren op chocolademelk, moppen, peperno
ten enz. vergast. Zoodat door hen tevreden
voor een goede reis naar Spanje voor St.
Nicolaas en Piot werd gebeden.
Pluimvee-tentoonstelling. Aan het
café „Het oude Rechthuis" is een keurig
verzorgde electrisohe lichtbak aangebracht,
waarop de dagen der alhier to houden
pluimveetentoonstelling zijn vermeld.
Naar tijdsomstandigheden gerekend, ia 't
I bestuur volkomen tevreden over de mede
werking. Het aantal inzendingen bedraagt
ruim 160. Voor de tentoonatellingsuren
verwijzen wij naar do advertentie, voorko
mende in het nummer van heden.
de avonturen van een verkeersagentje.
En eindelijk wae het brouwsel gereed. Eerst dronk de
muis er van en eensklaps verscheen de prinses en de uil
werd in-een professor omgetooverd. "Wat was men ver
heugd en do kabouter kon niet nalaten den professor te
zeggen, dat hij het heel knap vond, wat hij had gedaan.
„Dat is niet anders dan een staaltje van mijn plicht. Ik
ben geen opsnijder", antwoordde de professor en „belofte
maakt schuld".
Doch ook de bok werd niet vergeten. De professor
haalde hem uit den stal om hem ook te laten genieten
van den tooverdrank, door den professor gebrouwen. De
bok stond verwonderd te kijken toen hij den professor
zag, terwijl hij de uil niet meer zag. „Wat gebeurt er nu",
dacht hij bij zichzelf, terwijl hij zich gewillig uit den stal
liet brengen. Enfin, maar afwachten, slechter dan nou kan
het al niet".