STADSNIEUWS WOENSDAG 25 NOVEMBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 GEMEENTERAAD. Salaris Lakenhal-suppoosten. Bij dc behandeling van de begrooting voor 1931 werd om pra ©advies in handen van B. en W. gevleid het volgend voorstel van den heer Verwey: „UndergctecKendc stelt voor volgnum mer 606 uor uitgaven van de begroeting voor don dienst van het jaar 1931 te vei- hoogon niet 1505.teneinde het we.ea- loon der 4 suppoosten van hot Stedelijk Museum „De Lakcnlial" te verhoogen en nauer vast te stellen overeenkomstig het mininiurn-uunoon uoor de gemeente aan vngoschoolüe werklieden bcuaald". Uver dit voorstel heelt het College van B. en \V. advies ingewonnen van de Com missie voor het Stedelijk Museum „Dc La- konhal". Blijkens haar rapport van 24 ticpieuibex 1931 waarschuwt do Commissie tegen liet in dit voorstel uitgedrukt pogen on. de po sitie van de bewakers te regelen op den g.onuslag van het minimum-uurloon, door <ie gemeente aan ongeschoolde arbeiders betaalu, aangezien beuie categorieën naar haar meening niet voor vergelijking vat baar ziju. in hot onderhavige geval heeft men toch met te doen met personen, die geduren de den geheeien werktijd meer oi uunclei z waren ol inspannend©» arbeid hebben ie verrichten en ook niet met personen, wien hei aan anüere inkomsten ontbreekt. Dc vier bewakers verrichten slechts ge durende een uur 111 den morgen lichten ar- beiu, beslaande in schoonmaakwerk (af- sloiicn vitrines, cuz.) en hot dweilen van vloeren, terwijl zij verder slechts controle op het bezoekend publiek onder toezicht van oen der tioofd be wakers behoeven uit te uelcncu. Het aantal werkuren bedraagt, met af trek van een schaftuur, gedurende hetwelk de bewakers zich niet buiten het Museum mogen begeven, 36 per week. Bij zeer druk bezoek wordt bet schaft uur soms ingekort. Verder moet m elke 4 maanden op Zondagmiddagen 28 uren (8 bondagen van 3^ uur) dienst worden gedaan; neemt men nu het schaftuur, hoe zuluen dit ook wordt bekort, mede in aan merking, dan komt men op een gemiddel- don arbeidsduur per week van 43,6 uur. Laat men het schaftuur buiten beschou wing de Commissie overweegt om het schaftuur voortaan geheel ter vrije be schikking van de bewakers te geven dan is de gemiddelde arbeidsduur 37.6 uur per week. Een loon van 16.— per week voor de door dc bewakers bewezen diensten kun naar het oordcel van de Commissie vol doende worden geacht. Het is te begrijpen, dat met het oog op don aard van het werk, de bewakers meestal onder gepensionneerden en derge lijke over neveninkomsten beschikkende personen worden gezocht. Ook Jiet Hijk doet dit. Het betreft hier betrekkingen die, zouals B. en VV. meermalen verklaarden, iü bet bijzonder aangewezen zijn, om door dergelijke personen te worden bekleed, ver mits zij niet-de werkkracht van den vollen monsch vorderen en de indienstneming van eon volslagen kracht geen zin zou hebben ol te kostbaar zou ziju. Dit zou toch al te zeer in stryd zijn met een economisch be heer. intusschcn is dc Commissie met het oog op ue omstandigheid, dat de neveninkom sten van do bedoelde 4 bewakers in den laats ten tijd zijn verminderd niet dus op giond vau een andere waardeering van den <ioor hen verrichten arbeid bereid het loon to verhoogen met J 2.— per week. is do Commissie wei lugeiicht, dan zal het be wakingspersoneel, dat naast dc vaste dej- kunuige suppoosten door het Rijk in dienst wordt genomen, voortaan op arbeidscon tract worden aangesteld tegen een loon vau nog geen 18.per week. B. en W. geven den raad mitsdien in overweging: a. ten behoeve van een verhooging van het weekloon van de 4 suppoosten op ar beidsovereenkomst bij het fcitedelijk Mu seum „de Lakenhal" ingaande 1 Novem ber 1931, vaat te stellen den overgelegden begruoUngsstaat dienst 1931, groot 72. en het voorstel-Verweij niet aan te nemen. Op den post voor „Onvoorziene Uitgaven' is nog 14.603.87 beschikbaar. De Belasting op Biljarten. In de vergadering van 1 September j.l. werd een verzoek vau deu Neder landscheu Boud van Hotel-, Caie- en Restauranthou ders in het Verlofbedrijf „Hocares om bij de vaststelling van de Bersoneele belas ting voor het jaar 1932 den grondslag bil jarten te doen vervallen, in handen van het College van B. en W. gesteld ten fine van prae-advies. Bij hun voorstel van 31 Juli 1930 tot wy ziging vau het gemeentelijk belastingstel sel, is in eene uitvoerige toelichting de be voegdheid vau deu gemeentelijken wetge ver in zake de heffing van do Person, be lasting uiteengezet. O.m. is de gemeente bevoegd bij verordening te bepulen, dat van hen, die belastingplichtig zijn naar den grondslag biljarten, de belasting naar «iteu grondslag uiet zal worden gelieven en dat de in üc wet opgenomen belastingbedra gen door andere worden vervangen, inge volge het bepaalde bij 4 van artikel 31 duouecies van de Wet op de Personoole belasting 1896, zyn dergelijke verordenin gen evenwel eerst van kracht met ingang van het belastingjaar, dat aanvangt, na dat sedert de vaststelling van de verorde ning vier maanden zyn verloopen. Eene vei ordening, waarbij wordt bepaald, dat de belasting naar den grondslag biljarten voor het ja^r 1932 niet zal worden geheven, had alzoo moeten zijn vastgesteld vóór 1 Sep tember 1931. Vermits slechts wordt gevraagd de be lasting naar' den grondslag biljarten voor het jaar 1932 niet te beffen, moet op het verzoek dus reeds om deze reden afwij zend worden beschikt. De bedoeling van adressant zal echter wel zijn, dat niet al leen voor 1932, doch ook voor volgende ja ren de heffing achterwege wordt gelaten. B. e\ W. meoricn, dat ook hiertegen een afwijzende houding moet worden aangeno men. Bij hun bovenbedoeld voorstel tot wij ziging van het gemeentelijk belastingstel sel, wezen B. en W. er reeds op, dat de be slaande grondslagen van de Person, belas ting moeten blijven gehandhaafd; zij pas sen alle in het stelsel van deze verterings belasting. Biljarten zyn ook in koffiehui zen ongetwijfeld wcelde-objeeten, welke zeer zeker niet eerst in de laatste plaats in eene verteringsbelasting behooren te worden opgenomen, omdat door deze hef fing indirect ook velen in de belasting wor- deu betrokken, die anders niet kunnen wor den getroffen, n.l. de ongehuwdeo. Tegen over de bewering van adressant, dat biljar ten in koffiehuizen geen luxe voorwerpen ziju, doch moeten wordon beschouwd als een noodzakelijk middel van broodwinniug en beuoor en tot het gereedschap van den koffieuuiadouder, moeien B. en W. opmer- merken, dat in vrijwel alle koffiehuizen voor het bespelen van biljarten moet wor den betaald, zoodat deze veelal een niet onbelangrijke afzonderlijke bron van in komsten voor de kotfiehuisuouuers zijn. Een helling van J 40.— per biljart, (hoofdsom plus 100 opcenten) legt li.i. dan ook niet een te zwaren last op het koffiehuishoudersbe- drijf. L.r moge voorts nog op gewezen worden, dat de Person, belasting met ingang van 1 Januari j.l. reeds een belangt yae veria- ging onderging door het vervallen van de rijks- en provinciale opcenten. Bij inwilli ging yan het verzoek zou de opbrengst (hoofdsom en opcenten) verminderen met pl.m. 5000.Met het oog op den aard van het belasting-object bestaat er h.i. geen enkele reden, uezo inkomst prys te geven en zeker kan daarvan geen sprake zyn onder de tegenwoordige omstandighe den. Zij stellen den raad mitsdien voor op het verzoek afwijzend te beschikken. Werksters en schoolschoonmaaksters. In de zitting van den raad van 23 Januari 1931 werd in verband met een voorstel van den heer Schiiiler, toegezegd, dat een noui zou worden overgelegd in zake de positie van do werksters en schoolschoonmaak sters in directen of indirecte» dienst der gemeente. Gevolg gevende aan die toezeg ging, wordt het volgende medegedeeld: Er ziju weikzaam in verscuiilende get- meentegebouwe» pl.m. 80 werksters en schoolsonoonmaaksters. Behoudens 1 werk ster bij het openbaar be waar schoolonder wijs, die in vasten dienst is en 1 bij het- zeüde onderwijs ui tydelyken dienst, zyn zij allen in lossen dienst. Van deze lossen zijn die by de Lichtfabrieken krachtens de op 1 Juli 1922 ingevoerde Pensioenwet pen sioengerechtigd, uaar deze wet, een (seuert 1 Juli 1925 vervallen) bepaling bevatte, wel ke personen in lessen uienst, die ten min ste 3 maanden in dienst waren, pensioen gerechtigd verklaarde. De overige lossen zijn op arbeidsovereenkomst aangesteld, en derhalve niet pensioengerechtigd. Het uurloon van de werksters bedraagt iu het algemeen 0.40, met uitzondering van de bewaarscnoleu en licntfabriekcn, waar het resp. 0.35 en 0.37 y, bedraagi. Deze alwijking vindt baar ontstaan en ver klaring menu, dat deze werksters daai een volledige oi vrijwel volledige dagtaak hebben en dus niet als bij de meeste an dere diensten slecht-s voor enkele uren per dag iu dienst genomen zijn. Hot is ongetwijfeld "goed gezien geweest van vorige Colleges van B. en W., dat zy dit personeel met Tn dc Pensioenwet heo- ben doen opnemen. De Pensioenwet tocu voronueistelt voor de toepasselijkheid van de uaarin vervatte gunstige pensioen bepa lingen een langdurig, aaneengesloten dienst verband. Waar het verloop under dit per soneel welks verdiensten voor het mceren- deel onder de IU.per week blijven (en- keie gaan daar boven uit) vrij groot is, daar zou opname in bet pensioenfonds zeer veel geld gekost hebben, en in den vorm van korting aan de werksters zelve èn in den vorm van de peusioeus lor tuig (15 ya pet. van ue pensioensgronuslagen minus de verhaalde korting) door de gemeente, zon der uai daar voordeelen van eemge betee ken is tegenover stonden. Er zyn toch zóó weinig werksters, die ouaigebroken tot hun ouden dag in dienst der gemeente blijven, dat het aantal, dat van het opnemen in het rykspensioenlunds zou hebben geprofiteerd, uitermate gering zou zijn tegenover de hooge daaraan verbonden kosten. De inva liditeitswet, die op 3 December 1919 weid ingevoerd heelt hier uitkomst gebraoüt. Beoert dien datum toch wordt er voor dc werksters en sohooninaaksters geplakt, waardoor aan allen, die den leeityu van 65 jaar bereiken oi voor dien leeftyd inva lide worden, ten minste 3.per week pensioen verzekerd is. oor degeuen die op 3 December 1919 den loetlijd van 36 jaar nog mot hadden bereikt, kan het oploopen tot ƒ5.— per week, al naar gelang ran den le el tijd van betrokkenen op 3 December 1919. Om na te gaan wat deze cyfers be teeke nen in vergelijking met de Pensioenwet, zy vermeld, dat, om op grond van deze wet 3.per week of 156.— per jaar inva- liditeitfi- of ouderdomspensioen te kunnen krijgen, men gedurende 30 jaar in dienst der gemeente moet zyn geweest en een pensioensgrondslag moet hebben gehad vau ten minste J 300.— ten tijde van de pen- sionncenng. (Het pensioen toch bedraagt 1 pet. van den pensioensgrondslag voor elk dienstjaar (30 X Ui pet. van 300.— is 157.50). Um resp. 4.— en J 5.— per week rijkspensioen to ontvangen, zou men een pensioensgrondslag van ƒ400.— it 500.— eveneens bij een onafgebroken diensttijd van 30 jaar moeten hebben gehad. Voor hel overgrootc deel dor betrokken personen is dit nu geheel uitgesloten, zoodat de ver zekering van de Invaliditeitswet, waaraan zij zelve niets betalen (immers de premie komt geheel voor rekening van de gemeen te) voor hen doeltreffender en beter is dan dc pensionneering via de rijkspensioenwet. Zij zouden, gesohiedde dit laatste, in vele gevallen op geen enkel bedrag aanspraak kunnen maken, terwijl al hun betaalde bij dragen als door hen verloren zouden moe ten worden beschouwd. De rykswetgever heeft dit al sedert en kele jaren ingezien, hetgeen blijkt uit de bepaling, opgenomen in de wijzigingswet van de Pensioenwet, ingevoerd 1 Juli 1925, waarbij personen met^ een pensioensgrond slag van niet meer dan J 400.— niet a's ambtenaar in den zin dezer wet worden beschouwd en dus niet pensioengerechtigd zijn. Volgens de Memorie van Toelichting op deze bepaling was de Begeering zan meenu.g, dat deze personen beter via de Invaliditeitswet aan een pensioen kunnen worden geholpen. Het is duidelijk dat waar opname in het rijkspensioenfonds voor de betrokkenen meer een na- dan voordeel oplevert, ver vanging van het rykspensioenfonds door een gemeentelijk pensioenfonds, dat vol gens dezelfde regelen als de Pensioenwet uitkeeringen zou doen, evenmin voordeeiig voor de betrokkenen zou zijn. Een overwegend bezwaar voor de instel ling van een pensioenfonds in onze ge meente is ook hierin gelegen, dat het aan tal dergeueu die daarin zouden kunnen wor den opgenomen, veel te gering ia. Onuanks het algeuieene standpunt van het College, dat verzekering van dit per soneel via de invaliditeitswet beter is dan via de Pensioenwet, kan het niettemin voorkomen, dat in enkele gevallen van lang durig dienstverband de by het verlaten van den dienst toegekende rente in geen goeue verhouding staat tot de aan de ge meente bewezen diensten en het bedrag van noodzakelijk levensonderhoud. Het College neeft dit enkele jaren ge.e- den ïeeus beseft, netgoen blijkt uit de i.d. 5 October 1922 aan de Hooiden van Takken van Dienst gerichte circulaire. Op grond van deze circulaire zyn door het Burger lijk Armbestuur, later de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbe toon, toelagen toegekend. Deze toelagen staan niet op een lyn met ue gewone onuer- steuningen van dezen dienst. Zy moeten min of meer als oflicieuse pensioenen wor den aangemerkt. Het gering aantal van 10 gevallen bewijst wel, dat in t algemeen de in onze gemeente geldende regeien tot te- vredenneid werken en dat het, indien dit practisch al mogelijk wate, allerminst de moeite zou looneu ten koste van veel ad ministratie een gemeentelijk pensioenfonas te stichieii. Zulks zou niet voordeeiig zyn voor ue betrokkenen, doen de gemeente en i de betrokkenen zelfs geld kosten en boven dien verhinderen in die gevallen, waarin van recht niet kan worden gespioken, maar waarin de billijkheid sterk uaar voren komt, nog eens iets te doen op een manier, die noen strijdig is met de wetten en verorde ningen, noen vernederend voor de betrok ken personen. Verpachting van baggerwerk. In de vergadering van 2 Maart 1931 deel de B. en W. den raad mede, dat het paoiit- oonLract in zake net baggerwerk c.a., in verband met net taihissemeut van deu paenter, met ingang van 1 Maart te voren was beëindigd en dat voorloopig het he- dryi in e*gon beneer zou worden voortge zet, totuat ue nieuwe Directeur oer Ge meente-Reiniging zien een oorueei over de te volgen derinitieve gedragslijn zou heb ben kunnen vormen. Op grond van gemaakte berekeningen veruieni net naar net oorueel van den Di recteur en van de meerderheid van de Commissie van rabricage aauoeveiiug, om ook voor bet vervolg een verpachting te Houden. Met uazouueiing van bedryisat- val en puin, dat niet meer naai de tegeu- wooruige alvoergelegenheid kan worden gebraent en in welks vervoer daarom be ter door de gemeente in eigen beheer kan worden voorzien, zal de verpachting even als voorheen, omvatten: le. het uitbaggeren van de aan de ge meente toebeuoorende waren; 2e. het leveren en weghalen van stroo of zaagsel voor de veemarkten; 3e. het vervoeren en lossen van het straatveeg vuil, de riool- en koikspecie en de faecale stoffen. KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN VOOR RIJNLAND. Wettelijke bepalingen omtrent de rechts verhoudingen van agenten en reizigers. Ter behandeling in de morgenmiddag te houden vergadering der K. v. K. van Rijn land komt in behandeling een concept adres van de Tweede Kamer der Sta ten- Generaal over bovengenoemd onderwerp: Daarin wordt .o.m. het volgende onder werp gezegd: Allereerst heeft het de Kamer getrof fen, dat in dit eene wetsontwerp is sa mengedrongen zoowel een regeling voor den zelfstandigen handelsagent als voor den onzelfstandigen handelsreiziger. De agent toch treedt als zelfstandig koopman op, heeft eigen kantoor, eigen personeel en is als koopman onder zijn eigen naam, in het Handelsregister inge schreven. De reiziger is in dienstbetrekking van een ander. Er bestaat hier een verhouding van ondergeschiktheid. Hij treedt niet op als zelfstandig tusschenpersoon, maar stelt als vertegenwoordiger van de onder neming, aan welke hij zich heeft verbon den, zijn persoon ter beschikking. Dit brengt voor iiet tegenwoordige o.a. mede, dat op den agent m zijn principaal niet van toepassing zijn de verschillende bepalingen van de wet op het aibeiderseon- tract, welke eohter wel gelden voor den reiziger. Naar de meening van de Kamer zou het aanbeveling verdienen de regeling dezer beide zoo geheel verschillende categorieën van tusschenpersonen niet in één alge- meene regeling samen te vatten, maar ieder van beide in een afzonderlijke afdee- ling van het Wetboek van Koophandel op te nemen, evenals zulks het geval is voor makelaars, kassiers, commissionairs, enz. Zou deze materie in twee afdeelingen zijn geregeld, dan zou ook duidelijker blijken wat de juiste strekking der verschillende bepalingen is en ook zou beter kunnen worden beoordeeld of voor één of voor beide categorieën wel een zoo ver strek kende wettelijke regeling noodzakelijk is, als thans wordt voorgesteld. De Kamer mooe in dit verband wijzen op art. 5 van het Ontwerp waarin wordt bevolen, dat zoowel de agent als de han delsreiziger als vertegenwoordiger resp. handelsreiziger van den principaal, in het Handelsregister moet worden ingeschre ven. Aangezien de voorgestelde regeling te gen tal van handelsusances ingaat, is deze regeling door middel van het Handelsre gister, niet zonder ernstige bedenking. Dit geldt niet alleen voor den agent maar ook voor den reiziger. Deze laatste sluit overeenkomsten onder voorbehoud van de goedkeuring van zijn patroon. Niet mededeeling aan de wederpartij van de af keuring der overeenkomst binnen redelij ken tijd. wordt beschouwd als goedkeuring. Ook hiermede wordt een last op den pa troon gelegd, welke bij niet nakoming zeer ernstige gevolgen na zich kan sleepen. Vooral als de reiziger de orders niet tij dig doorgeeft kunnen zich zeer oneanire- name verwikkelingen voordoen. Welke scherpe selectie een patroon bij het uitkie zen van zijn reizigers ook moge toepaseen, hij zal in de 'praetiik niet kunnen voorko men, dat hij op listige wijze, bijv. bij sterk schommelende marktorijzen. de dii"e wordt van samenspanning tusschen de reizigers en cliënt, terwijl hij van den willekeur van een vertegenwoordiger afhangt. Als ondanks de gememoreerde bezwaren toch inschrijving in het Handelsregister verplicht dient te blijven, zal het naar de meening der Kamer noodzakelijk zijn, om de agenten en reizigers te verplichten steeds een afschrift uit het Handelsregis ter, waaruit hunne bevoegdheid blijkt, op aanvrage te vertoonen. Het bezwaar dat een afschrift van een reeds gewijzigde op gave wordt vertoond zou in dat geval kun nen worden ondervangen door dit af schrift te laten afteekenen door den prin cipaal en den agent of reiziger wettelijk voor te schrijven dit afgeteekende stuk op eerste aanvrage van den principaal, terug te geven. Ook is nog mogelijk dat niet de princi paal voor de inschrijving van agenten en reizigers zorg draagt, maar dat de reizi gers nipt worden ingeschreven en de agen ten, welke zich toch reeds moeten laten inschrijven, daarbij, zooals reeds is ge zegd, tevens opgeven voor wien zij agent zijn en in hoeverre voor elk dier principa len de algemeen© regel van art. 75a of spe ciaal daarvoor afwijkende bepalingen gel den. Ernstig bezwaar moet de Kamer voorts maken tegen het feit dat art. 75d, welk ar tikel bepaalt dat de agent en reiziger recht op bedongen loon heeft, ook wanneer de overeenkomsten zonder hun bemiddeling zijn gesloten, tot dwingend recht gemaakt wordt en het derhalve niet meer zal vrij staan te bepalen, dat de provincie slechts zal gelden voor de overeenkomsten door den reiziger zelf tot stand gebracht. Toch is zulks in vele gevallen volkomen redelijk. De Kamer acht het daarom zoowel in het belang van den principaal als van den reiziger, om partijen de bevoegdheid te geven van den regel van art. 75d af te wij ken. Voorts betwijfelt de Kamer of er in de artikelen 75f en 75g wel voldoer.de mede is gerekend, dat de agent de vrije beschik king heeft over zijn tijd en arbeidskracht en gewoonlijk ook voor anderen werkt. Rapport inzake ventverboden. Op grond van het feit, dat bij de Kamer eenige klachten zijn ingekomen over be lemmering van den vrijen handel, veroor zaakt door toepassing van de in vele ge meenten besH-nde verordeningen op het venten en voorts in aanmerking nemende dat in de laatste tijden in eenige gemeen ten dit onderwerp in behandeling is ge weest, heeft het Bureau der Kamer ge meend dat dit onderwerp thans van zoo groot belang was geworden, dat daarom trent de meening der Kamer diende te worden ingewonnen. Inzonderheid zal hier naar voren komen de vraag: lo. of het ventverbod als bestrijdingsmid del van verkapte bedelarij behouden moet blijven en 2o. of, bedoeld of onbedoeld, door vent verboden ook de reëele concurrentie uit andere gemeenten mag worden geweerd of belemmerd. Een in dit verband ingesteld onderzoek naar de regelingen voorkomende in het district der Kamer, heeft aangetoond dat sommige verordeningen soms heel ver gaan met de verboden, maar tevens werd de indruk verkregen, dat meestentijds door een soepele toepassing moeilijkheden wer den voorkomen. Geen ventverboden bestaan in de ge meenten: 'Leiden, Alphen aan den Rijn, Rijnsburg en Zevenhoven, In de andore gemeei en bestaan veel- uldig verordeningen met bepalingen onge ler a!s volgt Het is verboden, voorwerpen van w.elken -ard ook, (meestal beperkt tot kleine koopwaar, als krameryen, consumptie-arti kelen enz.) met uitzondering van gedrukte stukken, hetzij op of aan een weg, hetzij aan huizen, te verkoopen pf te koop aan te bieden of daarmede te venten. Er worden dan echter steeds uitzonde ringen gegeven van welke de voornaam ste is, dat een ontheffing kan worden ver leend door den Burgemeester. Minder vaak komt voor de bepaling, dat het verbod niet geldt voor hen, die kunnen overleggen een bewijs, gegeven door den Burgemeester hunner woonplaats, dat zij aldaar een gevestigde winkelnering heb ben. In verschillende gevallen worden de handelsreizigers en althans zij,, die alleen aan winkeliers verkoopen, van dit verbod uitgeschakeld. Hoofdmotief is steeds het tegengaan van verkapte bedelarij en als zoodanig werkt het ventverbod blijkbaar tot goede bevrediging. Het komt het Bu reau der Kamer echter voor, dat er ook hier en daar een, zij het liente tendenz bestaat, om het aantal in de gemeente ven tende personen te beperken ten gunste van de venters in de eigen gemeente, of zelfs ter bescherming van de in die gemeente bestaande winkels. Dit nu komt het Bureau der Kamer niet alleen zeer ongewenscht maar ook onge oorloofd voor. Zeer juist handelden dan ook de gemeentebesturen die aan den aandrang, om de bestaande winkelzaken door middel van een ventverbod te be schermen, niet toegeven. Toch bestaat thans de mogelijkheid om met behulp der bestaande bepalingen de concurrentie van niet-ingeze'enen togen te gaan. De toepassing van de moeste ver ordeningen kan daarom tot veel willekeur aanleiding geven en het Bureau is det overtuigd, dat de ventverboden nimmer worden misbruikt. Ook is van belang, dat de leges welke geheven worden wanneer de Burgemeester, of een door dezen aan te wijzen ambtenaar, ventvergunning ver leent, niet tot een belasting worden. Het dient zoo te zijn; dat de ventvergunning geweigerd wordt als bedelarij of verkapte bedelarij wordt gevreesd en dat, als de.ver gunning wordt verleerd, de kosten tot een minimum wordt beperkt en de geldigheids duur zoo ruim moceliik wr-dt :rnna!ct. Richtsnoer dient naar de meening van het Bureau bij dit alles te zijn, dat zoowel de winkelstand als de venter er zijn. ter- wille van het publiek en dal het daarom onjuist zou zijn om het consumentsbela.ig te schaden en den vrijen handel meer dan strikt noodig is, le beperken. Het eonsumentsbplr.ng brengt echter ook mede dat het publiek niet door allerlei onnoódig gevent, huis aan huis wordt las tig gevallen. Waar het venten op bedelarij gaat gelij ken of op andere wijze de consumenten op ernstige wijze hindert en niet baat, dienen de noodige maatrpgelen te worden getrof fen. Het komt het Bureau daarom voor, dat het aanbeveling verdient: a. dat het verbod worde beperkt tot het venten met kramerijen; b. dat ventvergunningen regen een zoo laag mogelijk tarief en niet dag voor dag maar voor langen tijd, wo.de 'tgereikt;' c. dat bepaald worde, dat het ventver bod niet geldt voer hen, die een gevestig de nering hebben. Dit laatste z?] alsdan moeten blijken of door een officieel afschrift van de inschrij ving in het Handelsregister, of door een bewijs, afgegeven door den Burgemeester van de woonplaats van den betrokkene. Dit laatste omdat juist de kleinste zaken gewoonlijk vrij geste'd zijn van inschrijving in het Hrnde'sregister. Op deze wijze zal naar de meening van het Bureau verkapte bedelarij en ernstige hinder Vszins voldoende kunrea w~; :len tegengegaan en voorkomen worden, dat de vrije handel in Nederland aan banden zou worden gelegd. Overigens meent het Bureau er de aan dacht op te moeten vestigen, dat in een viertal ger.eenten geen ventverbod be staat en dat dit gc-n moeilijkheden ople vert. Zelfs is door den Gemeenteraad van Alphen "in den Rijn op voorstel van B. en W. nog zéér onlangs besloten, geen vent verbod in te voeren. De practijk van die gemeenten bewijst r.aar de meening van het Bureau, dat in elk geval al te ver strekkende bepalingen en rigoreuse toepassing zonder bezwaa1 gemist kunnen worden. Vercr 'eningen die niet alle gevalle regelen, welke men gaarne daarin zou ziei onderg --ht, moeten daarom minde verkeerd worden geacht dan verordeningen die te ver strekkende bepalingen bevatte- en daardoor den reëelen handel bedre'ge

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 10